n°. m
120® Jaargang.
Vrijdag
28 September.
EEN YROOLIJKE JONGEN.
IO<
Dit blad versohynt d a g e 1 ij k°s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën s 20 Cent per regel.
Geboorte- Tronw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer t 0,20.
IGroote" letters worden berekend naar plaatsruimte,
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laf pits G°. te Brussel en Par ij s.
Zij die zich vóór 1 October 1877
op deze courant abonneerenontvangen
de nog in dit kwartaal verschijnende
nommers gratis.
Middelburg, 27 September,
FEXJIXiX-.ETOISr.
Noorweegsche vertelling
{Uit het Hoogduüsch.)
Vervolg.
Mr. RUDOLPH WILLEM
Graaf TAN LIJNDEN
Commissaris des Konings
in Zeeland
I8601870.
Heden middag had op plechtige wijze op de
begraafplaats alhier de onthulling plaats van het
gedenkteeken op het graf van wijlen mr. K. W,
graaf van Lijndenin leven commissaris des
konings in dit gewest. Behalve de zonen van den
waardigen overledene waren daarbij tegenwoordig
de commissie uit de provinciale staten, die zich
met de zorg voor de oprichting heeft belast; de
leden van gedeputeerde statenhet oudste lid der
prov. staten de heer mr. B. C. Cau; de gemeenteraad
met burgemeester en wethouders, alsmede de waar
nemende gemeente-secretaris. Verder merkten wij
onder de aanwezigen op onderscheidene burge
meesters van naburige gemeenten, vele ambtenaren
en de boden van het gewestelijk bestuur, benevens
verschillende belangstellenden, waaronder eenige
dames.
De heer jhr. P. D. van Citters, oudste lid van
gedeputeerde staten en voorzitter der commissie
voor de oprichting van het gedenkteeken, voerde
het eerst het woord. Hij verklaarde dat de ver
diensten en de deugden van den graaf van Lijn
den, die, hoezeer van elders gekomen, voor
Zeeland geen vreemdeling was, hem, die ge
durende zestien jaren met den overledene mocht
arbeiden, bij de officieele kennisgeving van diens
overlijden hebben gedwongen tot de verklaring:
dat graaf van Lijnden Zeeland liefhad en zich
steeds beij verde de belangen dezer provincie met
zorg te behartigen, waardoor hij zich ongetwijfeld
een gedenkteeken heeft opgericht in de harten der
Zeeuwen. Dat hij zich daarin niet heeft vergist bleek
al aanstonds uit het verlangen der Zeeuwen, om op
het graf van den overledene een blijvend gedenk
teeken te doen plaatsen. De uitvoering van dat
verlangen is de aanleiding tot de tegenwoordige
indrukwekkende plechtigheid, die voorzeker voor
de bedroefde betrekkingen en vooral voor de we
duwe van den ontslapene eene vertroosting oplevert,
daar zij den stempel drukt op de gevoelens van
hoogachting en waardeering die hij steeds genoot.
10.
van
BjSrnstjerne Björnsoni
Hij keek »u langzaam den kring rond„Gij
zijt nummer twee," zei hij tot een knaapje met
blauwe oogen, dat hem smeekend aanzag en
nn van blijdschap buiten den kring danste.
„Gij zijt nummer drie," en klopte daarbij een
flinken roodharigen jongen, die zijn rokspand ge
grepen had, op den schoudejj; „gij nummer vijf,
gij nommer acht," enz. enz. Daarop kreeg hij
Marietje in het oog en zei„Gij zijt nummer Een
van de meisjes". Zij werd vuurrood, doch deed
haar best om te lachen. „Gij zijt nummer
twaalf, gij zjjt een luie jongen geweest en een
echte deugniet; gij, nummer elf, zijt geen haar
beter, mijn jongenen gij, nummer dertien, moet
erg uw best doen, anders gaat het u slecht op de
catechisatie."
Eyvind kon het niet langer uithouden; num
mer Een was nog wel niet genoemdmaar hij
had al dien tijd zóo gestaan dat de meester hem
niet over het hoofd kon zien.
Nadat op een gegeven teeken het dekkleed
was weggenomen, vertoonde het monument zich
in zijn netten eenvoud aan aller oog.
Het bestaat uit een liggend en een staand
gedeelte. Het heeft eene lengte van 1.60, eene
breedte van 1.14 en eene hoogte van 2.75 M.
boven den beganen grond. Het is in eenvoudigen
stijl, geheel van hardsteen en wit marmer opge
trokken.
Op de voorzijde bevindt zich een wit marmeren
plaat waarop in vergulde letters het volgende
inschrift is gebeiteld:
DE ZEEUWEN
aar
Overleden
19 April 1876.
Boven deze plaat bevindt zich het wapen van
den overledene mede in wit marmerterwijl onder
de plaat een immortellenkrans demi-bosse is uit
gehakt.
Het liggende gedeelte van het monument heeft
den vorm eener sarcophaag, springt vooruit en
draagt op een der bovenzijden in vergulde letters
de woorden „Psalm 103".
Het geheel is door een eenvoudig hek omgeven.
Voorts betuigde de heer van Citters, namen» de
commissie, dank aan den burgemeester en de leden
van den gemeenteraad niet alleen voor hunne
ondersteuning ter volvoering van het plan, maar
ook voor hunne bereidwilligheid om voortdurend
de zorg voor het gedenkteeken op zich te nemen.
Hij droeg die zorg aan het tegenwoordige ge
meentebestuur en zijn opvolgers op, opdat het
late nageslacht moge weten dat er hier een» een
commissaris des konings is geweestRudolph
Willem graaf van Lijnden, die de sympathie van
alle Zeeuwen had.
De burgemeester jhr. mr. J. W. M. Schorer
verklaarde namens den raad het gedenkteeken
over te nemen, onder verzekering van daarvoor
voortdurende zorg te zullen dragen. Ook hij
herinnerde de verdiensten van den overledene,
niet alleen jegens de provincie in het algemeen,
maar ook jegens Middelburg in het bijzonder,
zoodat die zorg een heilige plicht is. Den zonen
van den overledene gaf hij de verzekering, dat
hun vader bij zijn leven door zijn oprechtheid,
zijn eenvoud, zijn onvermoeide werkzaamheid aller
sympathie heeft mogen wegdragen, en dat, al
moge dit gedenkteeken eenvoudig zijn, zij over
meester 1" Hij hoorde niet. „Meester 1" Hij
moest hem driemaal toespreken, voordat de mees
ter het merkteeindelijk keerde deze zich
naar hem toe. „Nummer negen of tien, ik weet
het niet precies meer," zet hij en wendde zich tot
een ander.
„Wie is dan nommer Een?" vroeg Hans, de
beste vriend van Eyvind.
„Gij zijt het niet, krullebolzei de meester
en gaf hem een klap op de hand met een rol
papier.
„Wie is het dan?" vroegen verscheidenen. „Ja,
wie is het, wie is het?"
„Dat zal ik wel aan dengene zeggen, die het
nommer gekregen heeft!" zei de meester streng;
want hij wilde een einde maken aan al dat vragen.
„Gaat nu naar huis, kinderen, dankt God, en
doet uwe ouders genoegenDankt ook uw
meester, want gij hadt mooi met de handen in
het haar gezeten als hij er niet geweest was!"
Zij bedankten hem lachend en trokken jubelend
heenwant nu zij naar hunne ouders gingen waren
ze allemaal blij. Er was er maar een die zijne
boeken niet zoo dadelijk kon vinden en toen hij
ze gevonden had, ging zitten, als wilde hij op
nieuw beginnen zijne lessen te leeren.
De meester ging naar hem toe.'„Nu Eyvind;
wilt gij niet medegaan met de anderen?"
Geen antwoord.
„Waarom slaat gij uwe boeken open?"
„Ik wil nakjjken waarop ik verkeerd geantwoord
heb."
tuigd kunnen wezen dat hetgeen hun vader ge
daan heeft nimmer uit de harten der Middelburgers
zal gewischt worden.
Een der zoons van den ontslapene, de heer
W. A. baron van Lijnden, betuigde namens de
echtgenoot© en kinderen hnnne erkentelijkheid
aan allen die tot de oprichting van het gedenk
teeken hebben medegewerkt. De vervulling van
den wensch tot die oprichting, de onthulling van
het monument, geeft tot gemengde gevoelens aan
leiding; zij herinnert weder het verlies huns
vaders en ook van een geliefden schoonzoon van
den overledene, wiens oudste dochter hem zoo
onuitsprekelijk liefhad. Maar aan den anderen
kant stemt deze plechtigheid ook tot dankbare
vreugde, daar dit gedenkteeken een blijvende
herinnering zal zijn aan de liefde en gehechtheid
der Zeeuwen aan hunnen vader, wiens verdiensten
en deugden zoozeer worden gewaardeerd. Dit
gedenkteeken zal ook de betrekkingen van den
overledene nog nauwer aan Zeeland binden; het
zal tot hen spreken en hen steeds herinneren:
dat die adel het hoogst is, welke zich oplost in
een nederig streven tot bevordering der belangen
van onze medeburgers.
De heer m'. B. C. Cau bracht, als oudste lid
der provinciale staten van Zeeland, mede met een
kort woord hulde aan de nagedachtenis van den
ontslapene en noemde het een goed denkbeeld
door een blijvend gedenkteeken die nagedachtenis
in eere te willen houden. Namens de Zeeuwen
betuigde hij dank voor de verwezenlijking van
dat denkbeeld.
Hiermede was de plechtigheid geëindigd.
H.K. H. prinses Marianne is heden namiddag
te 2 uren met gevolg per spoortrein hier aange-
kom'sfi en heeft haar intrek genomen in het Hotel
de Abdij, waar zij zal overnachten.
Naar wij vernemen heeft de commissaris des
konings in Zeeland heden morgen zijne inspec
tiereis door de provincie voortgezet.
Er is een overeenkomst tot stand gekomen tus-
schen den staat en de stoombootmaatschappij
Zeeland, waarbij deze zich verbindt, twee nieuwe
stoomschepen in de vaart te brengen tusschen
Vlissingen en de Theems, van zoodanigen bouw
en stoomkracht, dat de overtocht binnen acht uren
verzekerd zij. Wanneer die dienst, gelijk ver
wacht kan worden, in het begin van het volgend
jaar zal zijn aangevangen en behoorlek wordt
voortgezet, verbindt de staat zich, voor het ver
voer van de brievenmalen jaarlijks te betalen de
som van f 151,000,
„Gij hebt niet verkeerd geantwoord."
Eyvind keek hem aan, zijne oogen vulden zich
met tranen en hij bleef den meester aankijken
terwijl de eene traan na de andere langs zijne
wangen biggelde, maar hij ze! geen woord. De
meester zette zich bij hem neder en vroeg
„Zijt ge niet tevreden dat gij er door zijt en
aangenomen wordt?"
Zijn mond beefde, maar hij antwoordde niet.
„Uw vader en moeder zullen zeer blij zijn," zei
de meester en keek hem aan.
Eyvind worstelde lang, om een woord uit te
brengen en vroeg eindelijk zacht en stotterend
„Maar is het toch waar dat ik nommer tien
krijg?" „Ja zeker," zei de meester.
„Dan helpt mij mijn ijver niets!" ze! hij met
doffe stem en zag al zijn droomen in rook ver
vlogen. Eensklaps hief hij het hoofd op, strekte
de rechterhand uit, sloeg haar met alle macht op
de tafel, wierp zich daarop met het gelaat voor
over neder en barstte in hevig snikken uit. De
meester liet hem uitweenen, goed uitweenen, en
weldra scheen hij ook berouw te voelen over het
geen hij gedaan had. Toen nam de messter zijn
hoofd tusschen zijne beide handen, hief het in de
hoogte en keek hem in de roodgeweende oogen.
„Gelooft gij dat het God was, die u zoo even
bezocht heeft vroeg hij en drukte hem vriende
lijk aan zijn hart. Eyvind snikte nog, maar min
der hevig, de tranen vloeiden langzamer, maar hij
durfde den vrager niet aanzien en evenmin ant
woorden. Eyvind, gij hebt het zoo verdie ndGjj
Alleen door dezen versnelden dienst kan de
postgemeenschap met Engeland inderdaad gebaat
worden. Het zal dan mogelijk worden1° de
Nederlandsche brieven uit de verschillende provin
ciën des namiddags laat te Vlissingen te doen
aankomen, om ze nog dien avond naar Engeland
te verzenden2° de Engelsche brievenvoor
Nederland bestemd, zóo vroeg te Vlissingen te
ontvangen, dat ze bij voorbeeld vöor of gedurende
beurstijd te Amsterdam en Rotterdam kunnen
worden uitgedeeld; 3° een gedeelte der Duitsche
mail voor Engeland en omgekeerd over Vlissingen
te leiden met beter verzekerde aansluiting te
Keulen eenerzijds en te Londen anderzijds. Dat
diezelfde versnelde gemeenschap voor de stoom
bootmaatschappij niet slechts, maar voor het zui-
dernet der staatsspoorwegen op den duur groote
voordeelen zal kunnen opleveren, behoeft geen
betoog.
In verband tot dit bericht, dat wij aan het
Haagsehe Dagblad ontleenen, verdient het de aan
dacht dat de Amsterdamsche handelaren dezer
dagen, in hun adres aan den minister van finan
ciën over de verbetering der postverzendingen, de
verbetering der gemeenschap met Engeland over
Vlissingen reeds erkenden door te schrijven:
„Dat wij de Engelsche post in ons adres onaan
geroerd laten, is niet omdat de bestaande verbin
dingen voor onze stad van bevredigenden aard zijn,
maar alleen omdat wij niet willen vooruitloopen
op de verbeteringen, die ook voor Amsterdam
gehoopt worden van de uitbreiding van den
Vlissingschen maildienst."
Bij de gisteren te Vlissingen gehouden schiet
wedstrijd der schutterij zijn prijzen behaald als
volgt: Sergeant C. de Wolff AHz. met 41 punten
le prijssergeant Brock, met 40 punten 2" prijs
schutter Christiaanse, met 38 punten 3e prijs;
sergeant J. J. Plaizier, met 37 punten 4e prijs;
sergeant-majoor C. de Vries, met 37 punten 5e
prijs fourier H. Loois, met 37 punten 6e prijs
sergeant J. Hakker, met 36 punten 7e prgssergeant
J. A. Riemens, met 34 punten 8e prijsschutter
T. Mommaas, met 33 punten 9e prijs sergeant
F. J. Nijenhuis, met 33 punten 10e prijs.
In den wedstrijd voor officieren werd de prijs
behaald, met 38 punten, door den 2ea luitenant
W. H. Martin.
De Goesche courant doet ons opmerken dat ook
de heer Dullert, voorzitter der tweede kamer,
voor de 9e paragraaf van het adres van antwoord
op de troonrede gestemd heeft en verwacht dat
wij nu teruggekomen zullen zijn van de veronder
stelling, in ons nommer van den 24en dezer uitge-
zijt niet ijverig geweest uit liefde voor het Chris
tendom of voor uwe oudershet was de ijdelheid,
die u dreef."
Het werd stil in de kamer, terwijl de meester
sprak; Eyvind voelde zijn blik op hem rusten
en dat maakte hem onderworpen, zacht en dee
moedig.
„Hadt gij in die stemming voor uw God kunneö
verschijnen, hadt ge dat mogen doen
„Neenstamelde hij zoo goed hij kon.
„En hadt ge het gedaan met de ijdele blijd
schap dat ge nummer Een waart, hadt ge het
dan niet met zonde in het gemoed gedaan?"
„Ja!" fluisterde hij met bevende lippen.
„Hebt gij mij nog lief, Eyvind?"
„Ja!" zei hij, en keek voor het eerst omboog.
„Dan zal ik u zeggen dat ik degeen ben ge
weest, die u het lage nummer gegeven heb;
want ik houd zooveel van je, Eyvind."
Eyvind keek hem aan, knipte een paar maal
met de oogenmaar kon er geen tranen uitdrukken.
„Hebt gij daarom toch niets tegen mij?"
„Neen!" Hij zag hem open en lang aan, of
schoon zijn stem bijna gesmoord was.
„Mijn lief kind, gij zijt net als mijn overleden
broeder, ik wil met n zijn, zoolang gij leeftt
Kom nu, ik zal u naar huis brengen, dan kHnnen
we onder weg nog meer samen praten."
Zij gingen langzaam op weg en in den beginne
was Eyvind nog stil en scheen met zichzelven
te strijden, maar van lieverlede kwam hij weder
bij, zong in het bosch een lied met den meester