120® Jaargang. N°. 228, 1877. Donderdag 27 September. EEN YROOLIJKE JONGEN. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k"s met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advèrtentiên i 20 Gent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz. van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. [Groote letters worden berekend naar plaatsruimte* Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs, Zij die zich voor 1 October 1877 op deze courant abonneeren, ontvangen de nog in dit kwartaal verschijnende nommers gratis. Middelburg, 26 September, FEXJIH.IL.ETOTSr- ZESDE HOOFDSTUK. BERICHT. Als van gene zijde des grafs heeft in Frankrijk de stem weerklonken van een man, die meer dan vijftig jaren lang in het hestuur van zijn land een werkzaam aandeel heeft genomen en die nooit met grooter gezag gesproken heeft, dan toen hij, weinige dagen voor zijn dood, doch in het genot der volle helderheid van zijn grooten geest, de slotsom zijner tachtigja rige ervaring en bespiegeling zijnen medebur gers ter overweging voorhield. Tegen het einde der vorige eeuw geboren, opgegroeid terwijl het hem voorgegaan geslacht nog in volle kracht en werkzaamheid was, kende Thiers het oude régime en de revolutie als uit eigen aanschouwing. Al wat na Napo leon I in Frankrijk gebeurd is heeft hij ten deele zelf bewerkt, De geschiedenis van zijn land had voor hem geen geheimen; die der andere staten kende hij door de vergelijkende studiën, waartoe zijn beroep van geschiedschrij ver hem noopte; geen tak van wetenschap was hem geheel vreemd; in alles wat tot de staatkunde en het bestuur der volken in be trekking stond was hij, door bespiegeling en practijkeen meester. Niemand was beter dan hij in de gelegenheid geweest den geest van zijn natie te leeren kennen; geen man, zoo ver de heugenis der geschiedenis van alle vol ken reikt, heeft aan zijn vaderland grooter diensten bewezen dan Thiers, door zijne kennis van den Franschen volksgeest voorgelicht, in de jaren 1871, 1872 en 1873 aan Frankrijk heeft mogen bewijzen. Yan het manifest, door Thiers tot de Parij- sche kiezers in het 9e arrondissement gericht, heeft het grootste gedeelte rechtstreeks betrek king op den tegenwoordigen toestand van 9. Noortveegiche vertelling VAflf Bjormstjerne Björnson. {Vit het Hoogduitsch.) Vervolg. Een half jaar later, in den herfst namelijk (de aanneming was zoo lang uitgesteld), zaten de aan- nemelingen der grootste gemeente in een kamer der pastorie om uitgekozen te worden; Eyvind Pladsen en Marietje Nordistnen Heidenhoven waren er ook bij. Marietje was juist van de studeerkamer van den dominé naar beneden gekomen, waar ze een mooi boek en veel loftuitingen gekregen had. Zij lachte, praatte met haar vriendinnen en keek ook wel eens naar de jongens. Zij was nu een volwas sen meisje en gemakkelijk en vrij in den omgang, en de knapen wisten even goed als de meisjes dat de knapste man uit Bygde, John Hatlen, naar haar hand dong; ze had dus alle reden om blij tte zijn. Dicht bij de deur stonden een paar meisjes en jongens, die afgewezen waren en schreiden, ter- Wijl Marietje met hare vriendinnen lachte; onder Frankrijk. Yan overwegend belang voor de studie der hedendaagsche geschiedenis, biedt dat gedeelte geen bijzondere punten ter over weging aan voor wie in de lotgevallen der naburige volken vóór alles lessen zoekt voor zijn eigen land. Met het door ons reeds gege ven overzicht van Thiers' politiek testament, kunnen wij daarom, voor zoover onze rubriek „Buitenland" betreft, volstaan. Niet alzoo echter met het laatste gedeelte, waarin de groote staatsman, zich boven de belangen van zijn vaderland verheffend, het oog slaat op den gang der wereldgeschiedenis en aan geheel de beschaafde wereld zijn raad ten beste geeft. Die woorden gaan ons aan, gelijk ze ieder volk aangaan dat in den tocht der natiën naar het onbekende, doch zeker voor ons liggende ideaal, niet in de achterhoede wil geraken. Mogen de woorden van Thiers op ons land niet van toepassing zijn voor zooveel den staatsvorm betreft, omdat wij in den constitu- tioneel-monarchalen vorm alles vinden wat wij voor het tegenwoordige noodig hebben, de grondslagen der republiek van Thiers zijn ook de grondslagen van onzen eigen staatsvorm en de lessen, door hem aan de geschiedenis en het tegenwoordige ontleend, behooren door ons ter harte genomen te worden. „Welke verklaring, vraagt Thiers, na de handelingen der tegenwoordige Fransche ministers en de bedoelingen der vijanden van de republiek in het licht gesteld te hebben, welke verklaring kan men van deze dwaalbe grippen geven Alleen deze, die ik sinds meer dan eene halve eeuw hoor herhalen: men vreest dat Frankrijk zijn ondergang te gemoet gaat, men acht'zich geroepen het vader- land te redden. Die noodlottige vrees is de voorbode geweest der misslagen van alle regee ringen, die haar bezinning verloren alvorens zij te gronde gingen. „Wanneer deze vrees waarheid bevatte, hoe dikwijls zou Frankrijk dan niet ondergegaan zijn Ons land is reeds zoo dikwijls ten ondersteboven gekeerd; het is zoo vaak heftig geteisterd, maar toch heeft het nooit zijn eigen ondergang aanschouwd, wel dien van hen die beweerden het vaderland te moeten behouden. Zij hebben het land met zich in den afgrond kunnen sleepen, maar het heeft zich weder omhoog gebeurd door de hulp van eerlijke lieden, die, na te vergeefs gewaarschuwd te hen bevond zich een kleine jongen, die de schoe nen van zijn vader aan had en den halsdoek zijner moeder om den bals. „O God!" snikte hij, „ik durf zoo niet naar binnen gaan!" Dit trot al die genen die nog niet boven geweest waren en er begon diepe stilte te heerschen. De angst stond hen op het gezicht te lezen en zij konden niet meer vast cp de beenen staan. De een zat uit te rekenen wat hij wist, en ofschoon hij een paar uren te voren uitgerekend had dat bij alles wist, was hij er nu even zeker van dat hij niets wist. Een ander ging zijn zondenregister na, van den tijd toen hij nog heel klein was tot nu toe, en verwonderde zich er volstrekt niet meer over dat de lieve God hem nu afgewezen had. Een derde zat een menigte uiterlijke dingen te bedenken als voorteekensals de klok, die net zou gaan slaan, begon vóór dat hij twintig geteld had, dan kwam hij er door; als degeen, dien hij in den gang hoorde, de boerenjongen Lars was, dan ging het goed; als de groote regendroppel, die langs de ruit gleed, tot op de vensterbank kwam, dan ging het ook goed. De laatste afdoende proef zou zijn of hij den rechtervoet om den linker kon slaan, maar dat was hem onmogelijk. Een ander wist stellig en zeker dat hij er doorkwam als hij óf naar Jozef in de bijbelsche geschiedenis, óf naar den doop in de catechismus, óf naar Jezus, óf naaf de Tien Geboden gevraagd werd of hij zat nog uit te rekenen wat hij wist, toen hij geroepen werd. Een vijfde had eep bijzondere voorliefde voor de bergrede en was overtuigd hebben voor de rampen die men tegemoet ging, niettemin alles deden wat in hun ver mogen was om die rampen het hoofd te bieden. „Ik verzoek de ware manuen van het behoud, die ik niet gelijk stel met de zoogenaamde behouders die op het oogenblik aan het woord zijn, zich al de verschillende gelegenheden te herinneren, waarbij men geroepen heeft „Frankrijk wordt ten ondergang gevoerdLaat ons wederstand bieden." Men heeft wederstand geboden onder Karei X, onder Lodewijk Philips, onder Napoleon III. „Wat werd van Karei X verlangd? Dat hij erkennen zou dat de koning niets doen kon zonder de kamer, dat is zonder het land. Men heeft wederstand geboden tot de beruchte ordonnantiën toe, Frankrijk is niet ten onder gegaan, maar het koningschap van Karei X is bezweken. Door de grondwet van 1830 werden alle parlementaire beginselen erkend; Frankrijk's voorspoed scheen voor langen tijd verzekerd, maar ongelukkig had men éen punt verzuimd. De kiesbevoegdheid was te zeer beperkt. 37 millioen Franschen werden door 200,000 kiezers vertegenwoordigd. Ieder zag in dat die verhouding niet goed was en men vroeg eene matige hervorming, waardoor er 30- of 40,000 nieuwe kiezers zouden toegelaten worden. Dadelijk ging er weder een geroep op Frankrijk gaat zijn ondergang tegemoet als wij geen wederstand bieden aan de revolutie. Men heeft wederstand geboden, de omwenteling van 1848 is uitgebarsten en wij hebben het algemeen stemrecht gekregenmet 8 of 9 millioen kiezers. Toch is Frankrijk niet onder gegaan. Het constitutioneel koningschap, dat ons eene verstandige vrijheid had kunnen schenken, is bezweken; Frankrijk, na veel geleden te hebben, want iedere omwenteling doet kwaad, heeft zich opgericht en drie jaren van voortdurende onrust doorleefd, die het in de armen van Napoleon III hebben gevoerd. Deze was geen man om iets te ontzien, en alle vrijheden te gelijk werden ons ontnomen. Alleen de keizer regeerde. Na eenige jaren zag hij zich genoodzaakt onze vrijheden, die hij in zijne hand gevangen hield, den teugel te vieren. Misschien had de vrijheid hem toch weer kunnen behouden; maar opnieuw weer klonk de- kreet: Frankrijk gaat ten onder! Toen zocht hij in den buitenlandschen oorlog afleiding. Ditmaal ging Frankrijk werkelijk dat hij daarover alleen gevraagd kon wordenhij zei de heele bergrede in zichzelven op, toen werd hij geroepen en over de kleine en groote profeten gevraagd. De zesde dacht aan den dominé, die zoo'n goede man was en zijn vader zoo goed kende, bij dacht ook aan den meester, die zulk een vriendelijk gezicht had, en aan God die de liefde zelf is en al zoo velen geholpen had, zoowel Jakob als Jozef en David en Job en Ste- fanus, -en dan dacht hij verder dat zijn moeder en zuster thuis voor hem zaten te bidden, en dat zou zeker helpen. De zevende dacht aan hetgeen hij bad willen worden iri de wereld en stelde zijne eischen aanmerkelijk lager. Eens had hij zelfs gedacht dat hij wel koning bon worden, dan gene raal en eindelijk dominé, maar die tijd was nu voorbij. Tot op het oogenbük waarop hij den voet over den drempel der pastorie zette had hij nog zeekapitein, of misschien zeeroover willen worden en groote rijkdommen verzamelen, nu zou hij het wel niet verder brengen dan matroos, enz. Eyvind zat aan het venster, hij was boven ge weest en had alle vragen beantwoord; maar de dominé had niets gezegd en de meester evenmin. Hij had er langer dan een half jaar over gedacht wat zij wel zouden zeggen als zij er achter kwa men hoe hij gewerkt had, en voelde zich dus te leurgesteld, ja gekrenkt. Daar zat Marietje, die voor oneindig minder ijver en minder kennis, zoo wel aanmoediging als belooning had gekregen; juist om in hare oogen groot te zijn, had hij zoo gewerkt en nu bereikte ejj al spelend het doel bijna ten onder. Het heeft echter slechts eene verminking ondergaan; het heeft den vijand een ontzaglijk deel zijner verworven rijkdommen moeten afstaantoch is het behou den gebleven en na te vergeefs beproefd te hebben het koningschap te herstellenheeft het de republiek gevestigd. „Ik verzoek alle eerlijke lieden, dien het niet aan kennis, maar vaak aan doorzicht ont breekt en die zich te spoedig ongerust makenhunne aandacht op dit tafereel onzer lotgevallen te vestigen en daarna eens ernstig na te denken. „Zou dezenaar men meentverwoestende stroomdie men altijd vreest dat Frankrijk ten ondergang zal voeren en dien men daarom wil wederstaanniet de 19e eeuw zelve kunnen éijnwelke het geheele menschdom met zich voert Wie heeft die 19e eeuw gemaakt Niet wijevenmin als wij een barer voor gangsters gemaakt hebbenevenmin als wij de bewerkers zijn geweest dier Fransche wijs begeerte welke de oude monarchieën heeft omvergeworpen en die in twee werelddeelen de gelijke rechten van alle menschen heeft doen erkennen; niet de gelijkheid der standen, maar de gelijkheid der rechtenwelke tot de gelijkheid der standen voert voor zoover dat mogelijk is, welke de lijfeigenen in Rusland, de slaven in Amerika vrijgemaakt en de vrij heid van denken en gelooven aan alle men schen geschonken heeft. Zou het dan geen anachronisme zijnvoort te gaan met dien dwazen weerstand tegen een vooruitgang, welke ten bate der geheele menschheid strekt en waartóe Frankrijktot zijne eerden eerstea' stoot gegeven heeft „Frankrijk is niet ondergegaan, maai- drie monarchieën zijn bezweken. Wat er yan haar is overgebleven ligt over onzen grond verspreid hare erfgenamen twisten om de overblijfselen en zoeken gezamenlijk zich weder op te richten. Verijdelen wij hunne pogingen en laat ons hen noodzaken om, ten voordeele van allen, zich te schikken in het bestuur door allen." Tot zoover Frankrijk's grijz'3 raadsman. Bij ons in Nederland wordt om dern staatsvorm niet gestreden. Maar het geroep tegen „den geest der eeuw", de vrees voor „den onder gang", waarheen wij gevoerd dreigen te worden, klinkt in ons midden niet minder luide dan in het Frankrijk van 1830, 1848 en 1877. Ook waarnaar hij met zoo veel zelfverloochening ge streefd had. Haar lachen en schertsen hinderde hem, de vrijmoedigheid, waarmede zij zich bewoog, deed hem zeer. Sedert dien bewusten avond had hij zorgvuldig vermeden om met haar te spreken, hij vond daar moest minstens een jaar over ver- loopen; maar toen hij haar daar zoo vroolijk en als zijn meerdere zag zitten, voelde hij zich ver nederd en lagen al zijne stoute plannen omver als een omgewaaid kaartenhuis. Langzamerhand beproefde hij toch ze weder bijeen te rapen. Het eenige waar het op aan kwam was of hij van daag Nummer Een werd. De meester bleef gewoonlijk na het examen eenigen tijd hij den dominé en kwam dan beneden om den uitslag mede te deelen; dat was dan wel niet het laatste besluit, maar een voorloopig. Het gesprek in de kamer werd levendiger, naar mate er meer terugkwamen, die gelukkig geweest waren; maar nu begonnen de eerzuchtigen zich van de blijden af te zondoren; de laatsten gingen, zoodra zij iemand vonden, die met hen medeging, naar hunne ouders om hun geluk te verkondigen, of wachtten op de anderen, die nog niet klaar waren de eersten daarentegen werden al stiller en stjller en keken in groote spanning naar de deur. Eindelijk waren ze allemaal klaar, de laatsten zaten beneden en de schoolmeester zat alleen met den predikant te beraadslagen. Eyvind zag Marietje aaD, zij was vroolijk als altijd, maar bleef toch nog zittenof ze dat uit eigen bewe ging deed of ter wille van anderen, wist hij niet,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1