N°. 225, 1'iO9 Jaargang; Maandag 24 September. EEN VROOLIJKE JONGEN. Dit blad verschijnt dagelijks,1 met nitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per 3/m, franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Ad verten tién j 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,! van 1—7 regels 1,60 iedere regel meer 0,20, 'Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor Belgiëïen Frankrijk: de firma Havas, Lafvitk C°. te Brussel en Parijs. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL, BUaFLIOHT. Zij die zich vóór 1 October 1877 op deze courant abonneeren, ontvangen de nog in dit kwartaal verschijnende nommers gratis. Middelburg, 22 September, FEUILLETON. VIJFDE HOOFDSTUK. Benoemingen en besluiten. Onderwijs. MIDDELBllGSCHi COURANT. Tengevolge der benoeming van dr. W. J. A. Jonckbloet tot hoogleeraar te Leidénheeft de minister van binnenlandsche zaken bepaald dat den 16™ October a. en bij herstemming den 3Gen d. a. v. de verkiezing plaats zal hebben voor een lid der tweede kamer te Winschoten. Als liberaal candidaat zal daar waarschijnlijk weder gesteld worden de heer Fresemann Viëtor, die bij de verkiezing op den 12en Juni jl. 308 stem men (tegen 365 op dr. Jonckbloet) op zich ver- eenigde. In het district Eindhoven worden als candidaten genoemd mr. H. Barge en de heer J. H. A. Die pen te Tilburg. Tot toelating voor het examen als surnumerair der directe bekistingen enz., als hoedanig in het jaar 1878 vijftien personen kunnen geplaatst worden, moeten adressanten zich voor of op 1 Februari bij verzoekschrift wenden tot het departement van financiën. De over te Jeggen stukkende voor waarden de vereisehten enz. vermeldt de Staats courant van heden. De rede, met welke de heer Dullert gisteren het voorzitterschap der tweede kamer aanvaardde, is ons in hoofdzaak reeds per telegraaf medegedeeld. De staatkundige positie van den heer Dullert ver leent echter aan zijne woorden eene bijzondere betee" kenis en het is daarom, dat wij de belangrijkste zin sneden zijner toespraak hier woordelijk laten volgen. „De gehouden verkiezingen hebben gewichtige veranderingen in de samenstelling der kamer gebracht. Verscheidene der afgetreden leden hadden het verlangen te kennen gegeven om niet herkozen te wordenhet mandaat van enkele andere 7. Noorweegsche vertelling vajf Djörnstjerno Björnson. {Vit het Eóogduitsch.) Vervolg. „Neen, dat is waar," antwoordde hij. „Waarom niet?" „Ach, hm." „Eyvind „Nu?" „Waarom zat gij mij zoo lang aan te kijken?" „Ach, Marietje!" „Nu „Waarom kondt gij het niet velen dat ik je zoo lang aankeek?" „Er waren zooveel mensehen." „Gij hebt van avond veel met John Hatlen gedanst." «O ja.» „Hij danst goed." „Vindt ge „Vindt gij bet niet?" „O, ja wel 1" „Ik weet niet hoe het komt, maar ik kan van is niet hernieuwd. Bekwame en geachte mannen zijn ons ontvallen; maar er bestaat reden om zich te vieijen, dat wij in4e nieuw gekozene vergoeding voor dit verlies zullen vinden. Is er verandering ontstaan in de verhouding tusschen de verschil lende staatkundige richtingen, ongetwijfeld i3 geene verandering gekomen in de zucht van allen om met vereende krachten samen te werken tot bevordering van het algemeen belang. „De aanstaande zitting zal, hoe karig de troon rede ook moge zijn in de toezegging van nieuwe wetsvoordrachten, ongetwijfeld eene zijn, waarin veel van ons gevorderd zal worden. „Tal van wetten toch, waarvan zeer vele op het einde der vorige zitting werden ingediend, wachten op afdoening. Daaronder zijn er van overwegend gewicht, die op de toekomst van ons land den grootsten invloed kunnen hebben. „Laat ons onze taak met moed en ijver aanvaarden en bij de vervulling daarvan steeds de behartiging van de belangen van het vaderland in het oog houden. Bij verschil van meening, hetgeen onder zelfstandige mannen onvermijdelijk is, zal dan veel goeds en nuttigs tot stand kunnen komen eu wat schadelijk geoordeeld wordt, geweerd kunnen worden." Vergissen wij ons niet, dan straalt in deze woorden meer de wensch door om met de tegen woordige regcering te blijven samenwerken, dan het vooruitzicht eener verandering van bewinds lieden, door welke waarschijnlijk vele der wetsvoor drachten van „overwegend gewicht," die op het einde der vorige zitting ingediend zijn, zouden vervallen. Het is, gelukkig, lang geleden dat Staring's gedichten bp ons publiek moesten ingeleid wor den als eene „Nederlandsche muze", die „in hare eer hersteld" moest worden. Staring is misschien nog niet populairdat zal hij mogelijk nooit wordenmaar de volksuitgave zijner gedichten vindt aftrek en beleeft thans haar derden druk. (In 5 afleveringen bij W. J. Tbieme te Zntfen). Op dat teit magals op een heugelijk verschijn sel de aandacht gevestigd worden. Worden aan onzen letterkundigen hemel in de laatste jaren geen nieuwe sterren van de eerste grootte meer ontdekt, het is althans een troost dat eene, die langen tijd bijna onopgemerkt daar heeft geschit terd de waardeering begint te vinden welke haar toekomt. Onze Haagsche correspondent schrijft ons naar aanleiding der troonrede het volgende „Terwijl het in den handel gebruikelijk is bij het openen van een nieuw hoek de nog niet afge avond niet velen dat gij met hem danst, Marietje" hij keerde zich af, als had het hem veel gekost, dit te zeggen. „Ik begrijp je niet Eyvind." „Ik begrijp mijzelven niethet is ook mal van mijdat heb ik al tot mijzelven gezegd. Nu, dag Marietje! nu ga ik heen." Hij liep een paar schreden voort, zonder om te kijken. Toen riep kind, Eyvind 1" zij hem na„Gij zijt een Toen Eyvind den anderen morgen de oogen opende, had hij een langdurigen, verkwikkenden slaap, met aangename droomen gehad. Marietje had boven op den berg gelegen en hem bladeren naar beneden toegegooid, die had hij opgevangen en haar weder toegeworpen, en dat was op en neder gegaan met duizende prachtige kleuren; want de zon ging juist onder en het was alsof de heele berg in lichtlaaie vlam stond. Toen hij ontwaakte keek hij om zich heen of dit alles waar was doch daar viel hem de vori ge avond weder in en kwam dezelfde bittere pijn in de borst terug. „Die zal mij wel nooit meer verlaten," dacht hij en voelde zich zoo uit geput en zoo krachteloos, door al zijne ledematen, als ware zijn heele toekomst verijdeld. „Gij hebt van daag lang geslapen," zei zijn moeder die naast zijn bed zat te spinnen. „Sta op en eet watvader is al naar het bosch om hout te kappen." sloten posten van het oude boek weder op te nemen, schgnt het in de politiek anders te gaan. De rekening-courant van de regeering met de stat&h-g%neraal bevatte verscheiden posten, die nog volstrekt niet afgesloten zijn en niet iu de troon rede werden vernieuwdzij schijnen dus afgeschre ven op eene winst- en verliesrekening, waarmede de kamers niet hekend zijn. „„Herziening der kieswet is noodig", ziedaar een der posten, waarmede de troonrede van 1876 de rekening der regeering debiteerdedie rekening wordt hg de troonrede van 1877 opnieuw geopend met „ter voldoening aan de grondwet zal een nader voorstel worden ingediend tot verhooging van het getal leden der tweede kamer." Al wat tusschen dit laatste minimum van wetgeving en de in 1876 aangekondigde herziening der kieswet ligt, en hetgeen, blijkens het door de regeering ingediend wetsontwerp, bestaat in: het geheel veranderen van den grondslag van indeeling der kiesdistricten, het herzien van de censuscijfers, het wijzigen van vele, waaronder zeer belangrijke, bepalingen der kieswet; dit alles wordt dus eenvoudig over boord gezet, zonder éen enkel woord van opheldering noch rekenschap. „Met opzet haal ik de troonrede van 1876 aan, die door dezelfde ministers gemaakt is, omdat bij een geheel nieuw optredend ministerie een breken met de traditie denkbaar is, en er zelfs iets voor te zeggen valt den koning geen programma van werkzaamheden voor het nieuwe zittingjaar der staten-generaal te doen afbakenen, terwijl de mi nisters toch ruimschoots in de gelegenheid zgn om, by de beraadslaging over de adressen van antwoord, op te geven welke voorstellen de vertegenwoordiging van elk hunner te verwachten heeft. ,Maar alle troonreden van deze ministers waren tot nog toe met schoone beloften opgevuld, en er bestaat niet de minste reden waarom thans op eens een ongewoon zwijgen de gebruikelyke openhartigheid (in dit opzicht althans) zou moeten vervangen. „Toch schijnt te moeten aangenomen worden, dat de troonrede niets zegt omdat de ministers niets willen zeggen. Iedereen weet dat er een voorstel is tot regeling der levende strijdkrachten, tot het aangaan van eene geldleening voor Neder- landsch Indië. Het ware toch minstens passend geweest hiervan iets bij de troonrede mede te deelen. Nu worden uitsluitend toegezegd: voor stellen betreffende werken in Oost- en werkkrachten in West-lndië, alsmede tot „verbetering van het belastingwezen", waarvan gewaagd wordt in dezelfde alinea, waarin de toestand der geldmiddelen „be vredigend" wordt genoemd. Wie de maandelijksehe belastingopbrengst staten en de balansen van de Nederlandsche bank gevolgd heeft, zal deze laatste Het was alsof die stem hem goed deed en hij stond een weinig meer welgemoed op. „Gij waart vroeg thuis," zei ze, terwijl hij zich aankleedde en ging zitten eten. „Was het prettig?" „Ja, zoo zoo!" „Gij hebt zeker veel gedanst?" „Ja." „Maar gij geeft zulke korte antwoorden; zijt ge niet vroolijk, als ge gedanst hebt „Ik be~a nog zoo moede." Dat vond moeder zeer natuurlijk, zij dacht aan den tijd, toen ze zelt nog danste en begon te neuriën. „Lieve God, was ik toch nog maar jong I" zei zij en begon op nieuw te neuriën. Hij wilde niet meer eten, ging naar het venster, legde zijn voorhoofd tegen de glasruiten en keek naar buiten. Datzelfde gevoel van loomheid en lusteloosheid kwam weder over hem, maar hij hield zich goed en wilde uitgaan. Het weer was veranderd, er was koude aan de lucht en wat gis teren als regen dreigde neder te vallen, kwam heden als sneeuw neder. Hij trok zijn sneeuwlaar- zen aan, trok een matrozenbuis aan en zette een wollen pet op. Terwijl hij den bijl, die bij den haard hing, krijgen wilde, zei moeder: „werd gij getrakteerd gisteren en zij hield op met spinnen. „Hm, er werd drinken gepresenteerd, zooals gewoonlijk," zei hg. Werdt gij niet by de oudelui binnen genoodigd?" „Ne»n mededeeling van den heer van der Heim in de hoogste mate zonderling achten. „Yan de onderwijs qnaestie zwgg ik geheel; de geschiedenis van het wetsontwerp, ia iedereen bekendmaar met verbazing missen we in da troonrede elk woord over het onderwijs zelf. Kunst, handel, nijverheid, leger en vloot, ieder vindt er zijn woord van lof, aanmoediging of waardeering in, maar van dit groot volksbelang wordt niets gezegd; zelfs van de tot stand gekomen reorga nisatie van het hooger onderwijs, die wel eene herinnering bij deze plechtige gelegenheid had ver diend, wordt gezwegen. „Is het moedeloosheid? is het nurksheid? niemand weet het te zeggen. Misschien brengt de beraadslaging over het adres van antwoord hier een weinig licht." schoolopzieners. Benoemd tot schoolopziener in het achtste schooldistrict van de provincie Gronin gen E. Huizinga te Veendam. onderscheidingen. Vergunning verleend aan J. Baekers, te 's Hertogenbosoh, tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder der orde van den H. Sylvester, hem door Z. H. den paus ge schonken, en aan den Oost Indischen ambtenaar E. Roelofs, commies bij het havendepartement te Soerabaija, tot het aannemen van eene goudeu eeremedaille, hem door den president derFransche republiek geschonken. postwezen. Eervol ontslag verleend aan C. H. van Olffen, uit zijne betrekking van directeur van het postkantoor te Vlaardingen, behoudens aan spraak op wachtgeld. leger. Bij kon. besluit is de 2' luitenant L. G. A. H. F'éber, van het 2' reg. infanterie, voor vgf jaren gedetacheerd bij de infanterie van het leger in N. I. Men schrijft ons uit Seherpenisse De heer Craaijo, die ruim 36 jaar alhier de be trekking van hoofdonderwgzer had waargenomen en deu 15™ der vorige maand op verzoek eervol ontslag verkreeg, werd Dinsdag morgen aange naam verrast, toen de burgemeester de heer J. Lugk met eenige raadsleden den waardigen man eene visite brachten en hem uitnoodigden mede te gaan naar het gemeentehuis. Daar werden hem met een hartelijk woord van den burgemees ter in naam der gemeente twee gemakkelijke leuningstoelen aangeboden, als bewijs der waar deering van de gewichtige diensten, die hij in dat lange tijdvak met nimmer verflauwden lust aan „Wat hadt gij in den sak van uw Zondagsche buis?" Hij bloosde „was daar iets in!" „Ja een klein fleschje met wgn, een paar appelen „O ja, 't is waardat gaf Marietje mg voor „Dat was lief van Marietje." Zg begon weer te spinnen en te neuriën, hij zei goeden dag en verwijderde zich met den bijl over den schouder. De sneeuw viel langzaam in groote, zware vlokken neder: Eyvind ging schuins over den sledenbcrg, teneinde links het bosch in te slaan nog nooit was hij, winter of zomer, in de buurt van dien berg gekomen zonder dat hem iets in de gedachte kwam, dat hein genoegen deed of een begeerte bij hem opwekte. Nu vond hij het een eenzamen, moeielijken weg, hij gleed uit op de vochtige sneeuw, zijne knieën waren stijf, 'tzij van het dansen van gisteren of van de loomheid van heden, hij snakte naar het einde van den tocht. Met bet sledevaren was het voor dit jaar uit en misschien wel voor altijd: Hij verlangde naar iets anders. Toen hij tusschen de stammen doorging, waar de sneeuw zoo stil neder viel, flad derde een opgeschrikte patrijs schreeuwend een eindje weg en alles zag er uit als stond het te wachten op een woord, dat nooit uitgesproken werd. Waarnaar hg eigenlijk verlangde, kon hij niet zeggen, hg wist alleen dat het bier noch in den vreemde te vinden was, het was geen uitspan ning en ook geen werk en zweefde ook niet hoog in de lucht, gelijk een lied.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1