N°. 233,
120® Jaargang:
1877.
Vrijdag
21 September.
EEN YROOLIJKE JONGEN.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s J
.met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên i 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte'.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Lafïitk C°. te Brussel en Parijs.
BERICHT.
Zij die zich voor 1 October 1877
op deze courant abonneeren, ontvangen
de nog in dit kwartaal verschijnende
nommers gratis.
Middelburg, 20 September,
De lijdensgeschiedenis van een
wetsvoorstel.
FEUILLETON".
MIDDELBURGSCHE
Door onzen Schoutcen-Duivelandechen
medewerker).
I.
„Na vele en volhardende pogingen/' schreef
iemand in „De notarieele Nieuwsbode/' in
zonderheid van de broederschap der notarissen
in Nederland, en een uitgebreid advies van
den raad van state, werd den 5nn Januari 1860
aan de tweede kamer een wetsontwerp ter over
weging voorgelegd, betreffende de wijze van over
dracht van onroerende zaken en de daarmede
in verband staande verbeteringen van het
hypothecair stelsel,aanvangende met de ver
klaring dat het noodzakelijk was de eerste
nader te regelen en het laatste te verbeteren.
Kort daarop veranderde echter het ministerie,
bij ons, na 1848, een te gewone gebeurtenis
om er iets van te zeggen, doch als een
gevolg daarvan werd in de zitting der tweede
kamer, van 24 April 1860, de ingediende
voordrachtdie geschoeid was op de leest der
Belgische wet van 16 December 1851, inge
trokken en bij vele andere vergaderd. Dat
zij niet tot wet is verheven, beschouwde de
heer Bachiene 5) als een door velen gevoeld
groot ongerief.
Na afloop der plechtigheid bleef geheel
Nederland wel erkennen, dat herziening van
het hypothecair stelsel sedert lang eene drin
gende behoefte was, doch de stemmen, die
tot wederaanbieding van het ingetrokken ont-
1) Dl. VI, 11. 68.
2) Themis, J866, bl. 624.
5.
Noorweegsche vertelling
VAN
Bi ömstjerne Björnson.
(Uit het Hoogduitsch.)
Vervolg.
De jengd, volwassenen zoowel als de half vol
wassenen, stroomde van alle zijden samen; de
minsten volgden den straatweg, of verlieten dien
althans als ze hun doel naderden en ging dan
langs zijpaden verder; de een ging langs de
stallen, enkelen achter de wagenschuren, anderen
kropen achter de deel door en schreeuwden als
vossen, terwijl weer anderen in de verte antwoord
den als katten. Een stond er bij het bakhuis en
blafte als een oude, nijdige hond, die geen stem
meer heeft, totdat er van alle kanten jacht op
hem gemaakt werd. De meisjes kwamen bij groote
troepen, en hadden meestal een paar jongens,
liefst kleine bij zich, waarmede zij onder weg
stoeidsn. Als zulk oen zwerm op de hoeve aan
kwam en een van de volwassen jongens dien in
het oog kreeg, stoven de deerns naar alle kanten
uit elkaar, verscholen zich in den tuin en moesten
„een voor een" terug gehaald worden. Enkele
werp opgingen, schenen gelijk aan die eens
roependen in de woestijn, totdat zeven jaren
later, bij koninklijk besluit van 9 Februari 1867,
n° 58, 3) eene staatscommissie werd ingesteld
voor de herziening der wetgeving op de
eigendomsoverdracht van onroerende goederen,
het hypotheekstelsel en het notariaatmet
opdracht om tot dat einde de noodige voor
stellen te doen in den vorm van ontwerpen
van wetten en besluiten, roet de daarbij be-
hoorende memoriën van toelichting.
Deze commissie boodden 21™ April 1870,
haar arbeid den koning aan, vergezeld van een
belangrijk rapport.
De ontwerpen van wetten en besluiten,
daarbij overgelegddragenvolgens verklaring
der ministers van justitie en financiën, de
onmiskenbare blijken van de groote zorg aan
de voorbereiding en de samenstelling daarvan
besteed, van een echt wetenschappelijken zin,
maar tevens van een geopend oog voor en
eene uitgebreide kennis van de behoeften der
practijk.
De geheele arbeid werd gedrukt en voor te
veel geld algemeen verkrijgbaar gesteld, onder
den titel van „Verslag der staatscommissie
voor de herziening der wetgeving op de eigen-
doms-overdracht van onroerende goederen, het
hypotheekstelsel en het notariaat."
Toen deze arbeid behoorlijk besproken, ge
laakt en geprezen was, is hij, na een kort
verblijf bij den raad van state, in stilte begra
ven: het treurig uiteinde van veel commisso-
rialen arbeid.
Daar het wetsontwerp van 1860 met zijne
memorie van toelichting de reeks der bijlagen
van het aangehaalde verslag sluit, hebben we
nu twee lijken in éen kleed.
Met meer dan profetische juistheid heeft de
hoogleeraar van Boneyal Faure s) den loop
en het einde van het werk der staatscommis
sie voorspeld.
Dit alles ontneemt echter niets aan de gel
digheid der verklaring, dat het „verslag" een
stuk van blijvende waarde is 6).
Daarna was het andermaal eenige jaren stil,
waarin de nadeelen van het heerschende hypo-
3) Staats-courant 1867, no. 37.
4) Rapport aan den koning.
5) Gids, Augustus 1871, 11. 354.
6) A. van Eek, Economist, 1875, bl. 645.
waren zoo verlegen dat men Marietje er bij moest
roepen, die dan kwam en haar in huis trok.
Somtijds kwam er een, die eigenlijk niet verzocht
was, en wier bedoeling het ook volstrekt niet
was om binnen te komen, zij wilde slechts uit de
verte toezien, maar dan kwam het toch zoover,
dat zij zich tot een enkelen dans liet overhalen.
Diegene waar Marietje veel van hield, vroeg zij
om binnen te komen bij haar grootouders in een
klein kamertje, waar de oude man zat te rooken
en grootmoeder heen en weder liepdaar werden
zij vriendelijk toegesproken en ingeschonken.
Eyvind hoorde niet daaronder, maar hij trok het
zich niet erg aan.
De beste speelman uit Bygde kon pas later
komen, zoodat men xich eerst met den ouden be
helpen moest. Het was een arbeider, den „Grijs
kop" genaamd, die maar vier dansen kende, nl.
twee galoppen, een polka en een zoogenaamden
Napoleons-wals; maar van lieverlede had hij uit
de polka, door het veranderen van de maat, een
Scottish moeten maken en de galop was in een
polka-mazurka veranderd. Hij speelde voor en
de dans begon. Eyvind durfde er niet dadelijk
bij gaan, „want er waren zooveel volwassenen";
maar de jongeren hadden elkaar spoedig gevonden
en drongen elkander naar voren en zoo kwam
Eyvind ook in den kring; tusschen de dansen
in dronken zij zwaar bier en daar het zeer warm
in de kamer was, ging hun dat hier weldra naar
het hoofd. Marietje danste dien avond het meest,
waarschijnlijk omdat haar grootouders de partij
theekstelsel niet alleen bleven bestaan, maar
zich met den dag sterker deden gevoelen, en
de hypothecaire boekhouding meer en meer
ongeschikt bleek om aan de eischen van spoed
en zekerheid te voldoen. In 1875 wendde
een groot aantal bewaarders van de hypothe
ken en het kadaster zich dan ook tot den
minister van justitie, met eerbiedig verzoek
om aan de wetgevende macht voorstellen te
doen, teneinde door partieele wijziging te voor
zien in het gemis der periodieke vernieuwing
van hypothecaire inschrijvingen en de onvol
doende regeling barer doorhaling: tweehoofd-
gebreken.
Dewijl nu, volgens de meening der regee
ring, zoodanige voorziening zeer wel vereenig-
baar was met het behoud van de overige
bepalingen betreffende bet hypotheekstelsel,
en daardoor ook geenszins het toen aanhangig
overleg een overleg dat nog steeds voort
gezet wordt 7) omtrent eene meer omvat
tende herziening, belemmerd werd, diende zij
den 21en Mei 1875 in, een „Ontwerp van wet
tot wijziging en verbetering van sommige arti
kelen van het burgerlijk wetboek, betreffende
het recht van hypotheek en van de wet van
30 December 1839, Staatsblad n° 58."
Het telt slechts elf artikelen en is, volgens
eene latere verklaring der regeering, in afwach
ting eener meer omvangrijke herziening, alleen
te beschouwen als een maatregel van urgentie.
Voor dit ontwerpje zijn de voorstellen der
staatscommissie even uit hun vijfjarigen dood
slaap gewekt en in den regel, ook wat den
vorm betreft, gevolgd, behoudens enkele noo
dige afwijkingen.
In de pers is het van verschillende zijden
bekeken, gewikt en gewogen, goed- en afge
keurd. Om het met éen trek te karakteriseeren
wordt het, vergeleken bij de uitgebreide ont
werpen van 1860 en 1870, een „stekje van
een knotwilg" genoemd. 8)
Toch heeft men, om die kleine voordracht
vóór 1 Juli 1876 tot wet te verheffen en op
dat tijdstip in werking te doen treden, gelijk
volgens het laatste artikel de bedoeling der
regeering was, buiten de Nederlandsche tweede
kamer gerekend.
De door haar benoemde commissie van rap-
7) Mem. van Beantw., 1.
8) Mr. ColenlraDder, Aanteekeningen, bl. 1.
gaven en het gevolg daarvan was, dat Eyvind
haar dikwijls zocht om haar te vragen maar ze
danste altijd met anderen. Hij bleef een dans
overzitten om dadelijk, als die nit was, naar haar
toe te kunnen vliegen en dit deed hij dan ook;
maar een groote man met een donkere gelaats
kleur en woeste haren was hem voor. Weg,
jongen! riep hij en gaf Eyvind een duw, waardoor
hij bijna achterover op Marietje viel. Zoo iets
was hem nog nooit overkomen, nog nooit was hij
anders dan beleefd bejegend, hij werd vuurrood,
zij echter niet, maar ging terug naar de plaats
van den jongen muzikant, die juist binnengekomen
was en zijn viool stemde; nu zou het eigenlijk
pas goed beginnen. Het was stil geworden in de
danszaal, men wachtte op de eerste flinke tonen
van „hem zelf", hij probeerde en stemde nog eens,
het duurde lang, maar eindelijk begon hij met een
galop, zoodat de jongelieden als geëlectriseerd
opsprongen en de paren een voor een juichend
in den kring traden. Eyvind keek uit naar Ma
rietje, zij danste met dien „kerel met het woeste
haar"; zij lachte over zijn schouder heen, zoodat
hare witte tanden zichtbaar werden en Eyvind
voelde voor het eerst in zijn leven een zonder
linge, stekende pijn in de borst.
Hij kan geen oog van haar afhouden en het
komt hem op eens voor dat zij geheel volwassen
is. Neen, neen, dat kan niet zijn, denkt hij, want
zij doet nog altijd mede bij onze sledevaarten.
Maar volwassen is zij en kijk, de man met het
woeste haar trekt baar, als de dans uit is, op
porteurs bracht, den 15™ Januari 1876, haar
„voorloopig verslag" uit.
Als we daaruit het bijzonder oordeel van
„eenige leden", van „enkele leden", van „an
dere leden" van „zeer vele leden", van „de
meeste leden" en van „onderscheidene leden",
over de verschillende bepalingen van het voor
stel vernomen hebben, hooren wij ten laatste
als slotakkoord, dat „allen" het eens zijn, dat
de toestand onhoudbaar geworden en voorzie
ning dringend noodig is.
Deze om verbetering roepende bekentenis
kon echter niet beletten, dat het oordeel der
commissie, al sprak zij dit uit op het stand
punt der regeering, over 't algemeen, ongunstig
was. Zij was teleurgesteld over de beperktheid
van het ontwerp; vond er niet in wat zij
wenschte, en had, bij velerlei aanmerkingen op
de onderdeelen, tegen de hoofdbepalingen ge
wichtige bezwaren.
Bij deze bezwaren kwamen zich weldra, van
verschillende zijden, anderen voegen. Wij zul
len in een volgend opstel een overzicht dier
tegenwerpingen geven.
Bij de uitloting van aandeelen in provinciale
geldleeningen, afgelost wordende op 1 Jannari
1878 welke heden heeft plaats gehad, zijn uitgeloot:
van de leening van f 30,000 de nr". 1,29,26,16
van de leening van 28,000 nr. 21
van de leening van f 525,000, de nrs. 154, 346,
80, 251, 373, 509, 105, 75, 5, 318, 74, 405, 313,
501, 16, 459, 406, 199, 221, 178, 510, 378, 108,
256, 243, 521, 222, 481, 514, 44, 211, 93,133, 137;
van de leening van 79.000, de nT1. 10. 39, 41.
van de leening van f 40,000, de n". 24, 4;
van de leening van 50,000 de n™, 14, 36
van de leening van 60,000 de n". 49, 35.
De Vlissingsche courant doet opmerken dat de
thans gearresteerde gemeenterekening van Vlis-
Singen over het jaar 1876 sluit met een goed slot
van f 3522,39, terwijl nog 3400,22 aan hoofde-
lijken omslag te ontvangen en f 11000 kasgeld
beschikbaar is.
Hieruit blijkt dat de finaneieele toestand der
gemeente thans niet ongunstig is te noemen.
Het departement Zierikzee der maatschappij
tot bevordering van nijverheid heeft besloten den
gemeenteraad te verzoeken, het voorstel van bur
gemeester en wethouders, tot opheffing der kamer
van koophandel aldaar, niet aan te nemen.
zijn schootzij rnkt zich wel los, maar gaat
toch naast hem zitten.
Eyvind nam dien man nn wat meer op: hij had
mooie blauw lakensche kleeren aan, een blauw
geruit hemd en zijden das; hij had een klein
gezicht, levendig blauwe oogen, een trotsehen
mond en zag er eigenlijk zeer goed uit. Eyvind
zag al meer en meer en eindelijk ook zichzel-
venhij had met kermis een nieuwe broek gekregen,
waar hij heel blijde mede was, maar nu ontdekte hij
op eens dat die van eigen geweefden stof gemaakt
was. Zijn buis was van dezelfde stof, maar oud
en verschoten, zijn vest was van linnen, ook oud
eu met twee blinkenden en een zwarten knoop.
Hij keek om zich heen en vond dat er maar en
kelen zoo leelijk gekleed waren als hij. Marietje
had een zwart lijfje van fijne stof, een broche in
haar halsdoek, en een opgevouwen zijden doek in
de hand. Op het achterhoofd droeg zij een klein,
zwart zijden mutsje dat met breede linten onder
de kin vastgestrikt was. Zij was blank en blozend
en lachte; die man schertste met haar; er begon
een nieuwe dans en dien moest ze weer met hem
dansen. Eyvind veegde zich het zweet, dat in
groote droppels naar beneden viel, van het voor
hoofd, en wist volstrekt niet hoe dat kwam. Er
ging een makker naast hem zitten eu die vroeg
zacht.
„Waarom danst gij niet?"
Eyvind had wel in tranen kunnen uitbarsten,
maar bij hield zich goed en zei
(Wordt vervolgd).