N°. 221
120® Jaargang: 18T?."
Woensdag
19 September.
EEN VROOLIJKE JONGEN.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k's j
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m, franco f 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën i 20 Cent per regel,
Geboorte- Tronw- Doodberichten enz.! van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote lettere worden berekend naar plaatsruimte.1
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffitk C°. te Brussel en Parijs.
BEniCHT.
Zij die zich voor 1 October 1877
op deze courant abonneeren, ontvangen
de nog in dit kwartaal verschijnende
nommers gratis.1
Middelburg, 18 September,
DE TROONREDE.
FEUILLETON.
II 111
Onbeduidender staatsstuk dan de troonrede,
met welke gisteren de zitting der staten-gene-
raal geopend is, is misschien nooit nit de pen
gevloeid der opstellers van dergelijke, in den
regel niet door zeggingskracht uitmuntende
toespraken.
Wanneer men aan eene troonrede den eiseh
stelt, dat zij een ©verzicht geve van denalge-
meenen toestand des lands, zooals die voort
vloeit uit hetgeen in het afgeloopen zittingjaar
gebeurde en tot stand werd gebracht, en tevens
in groote trekken den weg afbakene langs
welken de regeering zich voorstelt den wet-
gevenden arbeid in het aanstaande jaar te
leiden, dan voldoet de uitgesproken rede in
geen enkel opzicht aan dientoch niet over
dreven eisch.
Dat de terugblik ditmaal niet veel verschei
denheid van gezichtspunten opleverde, is aan
de troonrede niet ten kwade te duiden. Waar
niets is, verliest de keizer zijn recht en nadat
in de sluitingsrede de gedeeltelijke rechterlijke
reorganisatie reeds herdacht wasbleef er
thans inderdaad niet veel anders te vermelden
over, dan de voortgaande verbetering onzer
zeehavens en de langzamerhand stereotyp wor
dende loftuiting aan onze land- en zeemacht
in Atjeh, om den toestand van het oogenblik
eenigszins te kenschetsen. Wat 's lands finan
ciën betreft, ofschoon eene herziening van ons
belastingwezen meer dan ooit wenschelijk is
en wij waarschijnlijk aan den vooravond staan
eener geldleening, maakt de regeering zich
van dit onderwerp af met de, meer van opti-
Noortveegsche vertelling
VAN
Björnstjerne Bj|örnson.
(Uit het Hoogduitsch.)
Vervolg.
De vader stierf en liet vele goederen na, die
moeielijk te verdeelen waren en daarom zeiden ze
tot elkaar dat zij ook nu geen twist wilden krijgen.
De goederen zouden verkocht worden, dan kon ieder
inkoopen wat hij wilde en later zouden zij de opbrengst
deelen. Dat gebeurde dan ook. Maar de vader had
een groot gouden horloge gehad, dat wijd en zijd
bekend was en bewonderd werd, want het was in
den omtrek eenig in zijn soort. Toen het horloge
ter tafel kwam wilden verscheiden rijke lieden
het hebben, totdat de broêrs er op begonnen te
bieden; toen trokken de anderen zich terug. Nu
verwachtte Baard dat Andries hem het horloge
wel zou laten honden en Andries verwachtte het
zelfde van Baard; ieder deed een bod om den
anderen op den tand te voelen en degeen die ge
boden had, keek den anderen aan. Toen het tot
20 Thl. opgejaagd was vond Baard het toch niet
aardig van zijn broêr en ging voort met zelf te
misme dan van doorzicht getuigende, mede-
deeling dat „de toestand der geldmiddelen
bevredigend mag heeten" en met de, vooral
in dat verband zeer onbestemde toezegging:
dat „verbeteringen in het belastingwezen" aan
het oordeel der vertegenwoordiging onderwor
pen zullen worden.
Maar nu de verdere toekomst.
Sinds jaren verkeert ons krijgswezen in een
toestand van crisis. Niet slechts een aantal
ministers van oorlog zijn bezweken onder hunne
pogingen om daarin verbetering te brengen,
maar de tegenwoordige regeering zelve heeft de
herziening der militie wet op een vroeger tijd
stip tot het hoofddoel van haar werkzaamheid
en tot aanleiding eener staatkundige crisis
gemaakt. Het is bekend dat de tegenwoor
dige minister van oorlog niet stilzit en nog
gisteren deelde een onzer groote bladen den
hoofdinhoud mede van een door hem ingediend
wetsontwerp tot regeling van een gewichtig
onderdeel van ons krijgswezen, dat meer dan
eenig ander verbetering noodig heeft, de schut
terijen namelijk. Niettemin wordt in de troon
rede het krijgswezen zelfs niet bij name ver
meld.
Dat is vreemd.
Een der belangrijkste bestanddeelen van
onze staatsinrichting, het kiesstelsel, is door
de grondwet te zeer in bijzonderheden ge
regeld en, gedeeltelijk als gevolg daarvan,
thans niet meer in overeenstemming met de
eischen van den tijd. De tweede kamer heeft
daarover herhaaldelijk hare zienswijze doen
kennen. De regeering heeft beproefd door
een stouten greep in het bestaandedoor
eene algemeene verlaging van den census,
gepaard aan een terugkeer tot het sinds meer
dan 25 jaren verlaten stelsel der enkele kies
districten, het kiesstelsel binnen de grenzen
der grondwet te hervormen en aan de veran
derde eischen te doen beantwoorden. Niettemin
zegt de troonrede van die hervormingsplannen
geen woord en bepaalt zij zich tot de mededeeling
dat „ter voldoening aan de grondwet een nader
voorstel zal worden ingediend tot verhooging
van het getal leden der tweede kamer."
Dat is nog vreemder.
Er is een staatkundig vraagstuk, dat op het
oogenblik ten onzent alle andere beheerscht:
de herziening der wet op het lager onderwijs.
De regeering, van den aanvang af opgetreden
bieden totdat het bod al tot 30 Thl. gestegen was.
Andries zweeg nog altijd niet. Daar bood Baard
op eens 40 Thl. en keek zijn broeder niet meer
aan; het werd stil in het verkooplokaal, alleen
de makelaar riep kalm de laatstgeboden som at.
Andries dacht als Baard in staat was die 40 Thl.
te geven, was hij het ook, en wilde Baard hem
het horloge niet gunnen, dan moest hij wel zien
dat bij het zonder dat kreeghij bood dus hooger.
Dat scheen echter voor Baard de grootste belee-
diging die hem ooit overkomen was; hij bood
50 Thl. en wel zeer zacht. Er stonden veel men-
schen omheen en Andries dachtzóo mocht hg zich
toch in tegenwoordigheid van vreemden niet door
zijn broêr voor den gek laten houdenhij bood
dus alweder hooger. Daarop zei Baard lachend:
„Honderd Thl. en mijn broederschap op den koop
toe," keerde zich om en verliet de kamer. Even
daarna kwam er iemand naar buiten, die tot hem
zei„Het horloge is u, Andries heeft het opge
geven." Toen Baard dit hoorde sloeg hem het
berouw om het hart, hij dacht aan zijn broêr en
niet aan het horloge. Hij had het zadel op zijn
paard gelegd om het vaat te maken, maar hield
aarzelend op'. en wist niet of hij weg zou rijden
of blijven. 'Daar kwamen de menschen het huis
uit, Andries was er bij en toen hij zijn broeder
naast het gezadelde paard zag staan, kon hij niet
weten wat op dat oogenblik in Baard omging en
riep hem dus toe„Ik dank je voor het horloge
Baard! Gij zult het niet zien loopen op den dag
waarop uw broeder u weder in de wielen rijdt
met het vooruitzicht dat vraagstuk tot oplossing
te moeten brengen, heeft in het afgeloopen zit
tingjaar die oplossing bepaaldelijk tot het doel
van haar streven gemaakt, en zelve erkend dat
die voor het oogenblik de reden van haar be
staan als regeering uitmaakte. Hare voorstellen
ontmoetten echter bij de verschillende deelen
der tweede kamer een onoverkomelijken tegen
stand. De afloop der jongste verkiezingen gaf
aan dien tegenstand een nog scherper uitkomend
karakter. Niettemin heeft de regeering gemeend
met een tweede wetsontwerp voor den dag te
moeten komen, dat, naar zij zelve verklaart,
geen ingrijpende wijzigingen ten opzichte van
het eerst ingediende bevat. Er bestaat dus,
ten aanzien van het onderwerp dat het zwaar
tepunt van den tegenwoordigen politieken toe
stand uitmaakt, een onverzoenlijk en blijvend
verschil van zienswijze tusschen regeering en
volksvertegenwoordiging, Feitelijk verkeeren
wij nog niet in een crisis, maar al de factoren,
die hij het uitbreken eener crisis in werking
treden, zijn aanwezig. En niettemin spreekt
de troonrede noch over het onderwijs, noch
over het bestaand verschil van inzichten en
wordt ons alleen, op den lakonieksten toon
ter wereld medegedeeld, dat de regeering rekent
„op de bereidwilligheid der staten-generaal om
nuttige en noodige verbeteringen in verschillen
de deelen der wetgeving tot stand te brengen
Dat is zoo vreemd, dat het bijna ongeloof
lijk is.
Maar daaruit blijkt dan ook dat de tegen
woordige toestand niet lang meer houdbaar is.
De regeering heeft misschien gemeend een
meesterstuk van handigheid en diplomatiek
beleid te leveren, door eene troonrede samen
te stellen, welke geen enkel haakje oplevert
om er eenig debat aan op te hangen. Bepalen
de staten-generaal zich tot den traditioneelen
„weerklank," dan kan het adres van antwoord
ditmaal zonder een woord te wisselen worden
afgehamerd, vervolgens kan een der in grooten
overvloed nog aanwezige* wetsontwerpen aan
gevat, daarna de staatsbegrooting onder handen
genomen worden en het ministerieele leven
genoegelijk weder eenigen tijd blijven voortrollen,
alsof er geen kuilen op den weg en geen
donderwolken aan den hemel waren.
Wij weten niet wat de liberale meerderheid
der tweede kamer op deze troonrede of na afloop
harer beantwoording voornemens is te doen.
„Maar ook niet op den dag waarop ik weder naar
uw huis rijd," antwoordde Baard, met een bleek
gelaat en wierp zich op zijn paard. Geen van
beiden betrad ooit het huis weder waar zij met
hun vader gewoond hadden.
Kort daarop trouwde Andries en kreeg een
arbeiderswoning, maar verzocht Baard niet op zijn
bruiloft; Baard verscheen ook niet in de kerk.
In het eerste jaar van zijn huwelijk werd
zijn eenige koe onverwacht dood gevonden,
dicht bij het huis, waar zij graasde. Nie
mand kon begrijpen waaraan zij gestorven was.
Een poos later tegen den winter brandde zijn
schuur af met alles wat er in was; niemand kon
nagaan hoe die brand ontstaan was.
„Dat heeft iemand gedaan, die mij niet goed
gezind is!" zei Andries en werd zeer treurig. Hij
werd arm en de lust tot werken verging hem.
Daar stond den volgenden avond Baard in de
kamer. Andries lag te bed en sprong er uit toen
hij binnen kwam
„Wat moet gij hier?" vroeg hij, maar bleef zijn
broeder zwijgend aanstaren. Baard aarzelde met
zijn antwoord.
„Ik wil n hulp verleenen, Andries, het gaat u
niet goed."
„Het gaat me zooals gij het mij gewenseht hebt
Baard! Ga heen, anders weet ik niet of ik mij
zei ven meester kan blijven?"
„Andries, gij vergist u, ik heb berouw."
„Baard, ga heen anders moge God u en mij
genadig zijn!"
Maar dit weten wij, dat het niet langer aan
gaat het politieke leven van ons volk te leiden
in eene richting, welke huiten de gewichtigste
aan de orde gestelde volksbelangen loopt en
dat, wanneer daarin langer volhard wordt, er
weldra geen ernstig man meer in het land
gevonden zal worden die hetgeen ©p het
Haagsche Binnenhof voorvalt beschouwen zal
als iets meer dan comediespel en ijdelen woor
denklank.
„In de woning van een gehangen man,
zegt een Fransch spreekwoord, spreekt men
niet over den strop". De regeering heeft, door
over alle politieke vraagstukken van den dag
te zwijgendoen zien dat zij dit spreek
woord op haar eigen leven rechtstreeks van
toepassing acht. Hoe oprecht wij ook de
broosheid van het ministerieel bestaan in Ne
derland betreuren, daar zijn toestanden waarin
men van twee kwaden het minste moet kiezen.
En op dit oogenblik komt eene ministerieele
crisis ons een minder kwaad voor dan de be
stendiging van een ministerie, dat zijn heil en
zijn leven zoekt in zwijgen en verstoppertje
spelen.
In het thans door de regeering ingediend wets
ontwerp tot wijziging van demilitiewet wordt
o. a. voorgesteld, het jaarlijks te lichten contingent te
brengen op 13,500 man, van welke 800 voor de
zeemilitie te bestemmen, en de plaatsvervanging
te beperken binnen den militie-plichtigen leeftijd
(2125 jaren). Bij het ontwerp is eene nota ge
voegd, waarvan de inhoud alleen is bestemd voor
de leden der staten generaal en waarin de regee
ring hare plannen heeft ontwikkeld over de rol,
welke de militie en de schutterijen in tijden van
oorlog en gevaar zullen hebben te vervullen.
(N. B. Ct.)
Ingevolge het kon. besluit van 3 Aug.jl. (St.bl.
n° 164), is, te rekenen van 1 Oct. e. k., de ver
zending op den voet van gedrukte stukken toege
laten van open gedrukte kaarten roet schrif
telijke bijvoegingen en veranderingen, tot bestelling
van boek-, plaat- en muziekwerken, dag- en
weekbladen en tijdschriften.
Ten aanzien van de afmeting en de inrichting
der kaarten enz., is het navolgende in acht te
nemen
a De afmetingen moeten zijn:
niet minder dan 9 centim. in de breedte en van
12 centim. in de lengte; en
Baard week inderdaad een paar stappen achter
uit, en vroeg met bevende stem
„Wilt ge het horloge hebben, zeg het dan."
„Ga heen Baardgilde de ander en nu wilde
Baard niet langer wachten en ging heen.
Sedert de verkooping had Baard nacht noch
dag aan iets anders kunnen denken, als dat hij
het horloge gekregen had en Andries niet; hg
had het hem wel willen geven, maar hij begreep
dat de ander dat niet zou aannemen. Toen nu
zijn broêr trouwde en hij er niet bijgevraagd werd,
ging hij er zoo dicht bij dat hij de bruiloftsmuziek
kon hooren en had zelfs plan naar binnen te gaan,
maar kwam er niet toe.
Dat was de akeligste nacht dien hij ooit beleefd
had. Later hoorde hjj dat zijn broêr een zoon ge
kregen had en hij was in de kerk tegenwoordig
toen die gedoopt werd, maar zoo dat Andries hem
niet zag.
Op eens hoorde hij dat deze zijn geld in den
paardenhandel verloren had en kort daarna dat
zijn eenige koe dood was en dat deed hem bitter
vordriet. Hij dacht er lang over en kwam tot
het besluit om naar hem toe te gaan. Ja, hij was
al op weg en zoover dat hij het huis zag, maar
dan kwam er iemand de deur uit, dan was het
een vreemdeling, dan stond Andries buiten hout
te hakken, kortom, er was altijd iets in den weg.
Maar op een Zondag, tegen den winter, was hij
weder in de kerk en Andries ook; hij zag dat
hij bleek en mager geworden was en nog dezelfde
kleeren aan had, als toen zij samen woonden;