Benoemingen en besluiten.
Onderwijs.
Marine en leger.
Rechtzaken.
Procedure tegen den heer J, de Decker Gzn.,
V.
De minister van financiën heeft bepaald, dat
geen aanhouding van vreemde sluikers behoeft
plaats te hebbenwanneer het door hen onwettig
ingevoerde of vervoerde niet meer bedraagt dan
1 liter gedistilleerd van een sterkte beneden 50
pet.1 kilogram zout1 kilogram zeep of een
zoodanige hoeveelheid andere goederen, voor welke
de inkomende rechten of accijnsen niet meer dan
f 1 bedragenmits die goederen nietjheimelijk zijn
verpakt of geborgenen er geen verzet tegen de
ambtenaren heeft plaats gehad of andere verzwa
rende omstandigheden aanwezig zijn, en het niet
bekend i3dat dezelfde persoon reeds vroeger
wegens onwettigen in- of uitvoer is bekeurd.
Nu de historische heuvel te Heiligerl 66 rondom
het monument aldaar van opgaand hout, perken
met bloemen en heesters en fraaie wandelpaden is
voorzien en aan zijn grens nabij den publieken
weg een wachterswoning is verrezen, waarvan de
zonderlinge bouwtrant zoowel als de degelijke
samenstelling dikwijls de aandacht trekken, is ook
de beurt gekomen aan het monument zelf, aan
de beeldengroep, welker samenstelling en hechtheid,
zooals de ervaring heeft geleerd, verre ten achter
staanbij het verblijf van hem, wien binnenkort
de taak zal worden opgedragen over de kleine
maar schoone plek aanhoudend een wakend oog te
houden. Het monument heeft sedert zijn onthulling
veel geleden, de steensoort waaruit het werd
samengesteld, maakt eene bedekking gedurende
de wintermaanden aanbevelenswaardig.
Teneinde tot de noodige herstellingen te geraken,
is dezer dagen eene onderhandsche overeenkomst
gesloten tusschen het departement van binnen-
landsche zaken en den beeldhouwer J. Geefs te
Antwerpen, waarbij deze laatste zich heeft verbonden
tot het vervangen van het bovenste der stukken,
waaruit de romp van het beeld des graven bestaat
en van twee deelen van het voetstuk der beelden
groep, door stukken van Savonnièresteen der
beste soort; vervolgens tot het verwijderen van al
de ijzeren doken, die bij de uitvoering van dit
werk losgenomen moeten worden en hare vervanging
door doken van koper, het wijzigen der plooien
van het vaandel op het voetstuk en van andere
gedeelten van het monument, teneinde het regen
water naar eisch kunne afloopen, en ten slotte
het schoonmaken van de geheele groep en het
bijwerken van de beschadigde deelen. Een en
ander moet, naar wij vernemen, vóór den leD
November zijn uitgevoerd. GronCt.)
consulaten. Erkend en toegelaten als consul van
Italië te Soerabaija, J. Kruseman.
rechterlijke macht. Benoemd tot officier van
justitie bij de arrondissements-rechtbank te Am
sterdam mr. A. Telders, thans substituut-officier
bij die rechtbank.
TELECRAPHiE. Benoemd tot directeur van een der
rijkstelegraafkantoren de telegrafist 2® klasse
E. van Bochove.
onderscheidingen. Vergunning verleend aan den
Oost-Indisehen hoofdambtenaar mr. S. C. J. W
van Musschenbroek, laatstelijk resident van Menado,
thans met verlof hier te landetot het aannemen
der onderscheidingsteekenen van kommandeur der
orde van de kroon van Italië, hem door Z. M. den
koning van Italië geschonken.
Het te Amsterdam gehouden litterarisch examen
is met goed gevolg afgelegd door de heeren
Jz. J. Coppon, van Goes; J. H. Costerman Booth,
van WaddinxveenJ. C. Hertstein, van Zierikzee,
en D. W. C. van Dort Kroon, van Waddinxveen.
„Ach, ach, ik ben er slecht afgekomen ik
heb het voor een krakeling verkocht'." Terwijl hij
dit zei begreep hij best wat dat beteekende, een
bok voor een krakeling te verkoopen, daar
had hij te voren niet aan gedacht. Moeder keek
zoo ernstig dat hij voelde dat er wat komen zou;
maar zij zei alleen: „En wat moet het bokje nu
van je denken, nu je het voor eeu krakeling hebt
kunnen verkoopen?"
Daar had Ey vin zelf ook al over gedacht en hij
begreep maar al te goed dat hij nu nooit meer
gelukkig kon zijn hier op de wereldja zelfs niet
eens bij den lieven God, dacht hg later, want
daar zou hij er zeker klappen voor krijgen.
Toen moeder wegging wierp hij zich op het gras
neder en bad in stilte: „Lieve lieve God, die in
den hemel zijtgij moet niet boos op mij zijn
omdat ik een bokje voor een krakeling verkocht
heb; en gij liet bokje moet ook niet boos zijn,
dat ik er niet beter over nagedacht heb!"
Wordt vervolgd.)
Het diploma van het eerste natuurkundig examen
is toegekend aan den heer F. W. A. Doornebos.
Den 5®n, 6e" en 7®n Sept. jl. is te Upsala op
luisterrijke wijze het vierhonderdjarig jubilé van
de stichting der universiteit aldaar gevierd. In de
groote Domkerk werden de vertegenwoordigers
der buitenlandscke universiteiten en geleerde
genootschappen den eersten dag door den rector
der hoogesehool met eene Latijnsche rede begroet.
De afgevaardigden spraken meerendeels hunne
gelukwensehen uit in de taal van hun land;
namens Nederland voerde prof. Donders het woord.
Zelfs in de IJslandsehe taal werd een gelukwenseb
uitgebracht bij monde van prof. Thorkelson uit
Reikjavik. De rector betuigde daarop in het Latijn
zijn dank aan de verschillende redenaars. Eene
feestcantate en eene redevoering van den rector
in het Zweedsch over de kracht dei' wetenschap
besloot deze plechtigheid. Des namiddags werd
den gasten door de universiteit een feestmaal aan
geboden, waaraan ook de koning en de kroonprins
deelnamen,
Blijkens kennisgeVing van den minister van
marine in de Staats-courant, zal in Augustus 1878
een examen plaats hebben voor de betrekking
van scheepsklerk.
Bly kens een bg het departement van marine
ontvangen telegram is Zr. Ms. schroefstoomschip
Macassaronder bevel van den luitenant ter zee
1* klasse J. C. Commgs den 13en dezer te Smyrna
aangekomen. Aan boord is alles wel.
Na den terugkeer der troepen van de leger-
manoeuvres in Gelderland en Utrecht werd zeer
geklaagd over de slechte verzorging der troepen
en de buitengewone inspanning waaraan zij zijn
blootgesteld geweest. Daar het bij dergelijke
klachten in den regel zeer moeilijk is waarheid
van overdrijving te onderscheidenaan welke
laatste velen zich gaarne schuldig makenis het
niet onbelangrijk kennis te maken met enkele
punten uit een zeer kalm en bigkbaar onpartijdig
geschreven artikel in het Handelsblad „Nabe
trachtingen op de legermanoeuvres in Gelderland
en Utrecht." De schrijver heeft ze persoonlijk
medegemaakt en begint met de verzekering dat
hg haar nut boven allen twijfel verheven acht,
niet alleen voor de zuiver militaire wapens, maar
ook voor de hulp wapens.
„Onze intendance zegt hij wordt opgeleid
en leeft te midden der papieren; daar is zij in
haar element; de legerverzorginghaar taak in
den oorlogis haar zoo goed als. vreemd. Dit
lichaam is bovendien altijd vastgeketend aan het
„provisioneel reglement op de administratie" van
het jaar. 1815, en torseht bij al hare werkzaam
heden den last van ongeveer honderd deelen
„Recueil Militair."
„Er bestaat dan ook alle reden lof toe te ken
nen aan de personen, met dezen tak van dienst
bij de divisie belast geweest. De hoedanigheid
van al het ter verpleging verstrekte was zeer goed
en de levensmiddelen beter dan in de meeste gar
nizoenen, de rantsoenen waren ruim voldoende,
en ook do wijze van afleveren liet in de meeste
gevallen niets te wenschen.
„Het ware echter noodig geweest altijd een
rantsoen brood in voorraad te verstrekken, opdat
de soldaat evenals in het garnizoen des morgens
vóór den afmarsch zijn brood had kunnen ontvan
gen. Nu had men'wel de bepaling gemaakt, dat
de man eeu deel van zijn brood voor den volgen
den morgen moest bewarenmaar vooral op den
eersten langen marschdag was dit niet nagekomen,
en den volgenden dag werd het brood bij de
meeste afdeelingen eerst des avonds vrij laat ont
vangen.
„De proefbij deze oefeningen genomenom
den verplegingstreinmet de rantsoenen voor een
dag, naar bepaalde voorschriften de brigades te
doen volgen, kan als volkomen geslaagd en te
velde toepasselijk worden beschouwd. De wagens
hadden echter ten allen tijde ook het ration jenever
moeten bevatten, dat volgens de voorschriften in
zeer bijzondere omstandigheden door den divisie-
kommandant kan worden toegekend. Bg een der
oefeningen hebben de troepen van 's morgens 6
tot 's namiddags 3 uren in een onophoudelijken
en ltouden vegen gemanoeuvreerd.
„Zoo ooit dan was het toen noodig van dit
voorschrift gebruik te maken. Bij de tweede brigade
heeft ditnaar ik vernamplaats gehaddoch
daar de jenever nog in de magazgnen moest
worden gefourageerd zal het wel avond geworden
zijn eer deze kon worden uitgereikt. Mocht iemand
zich ergeren aan dit voorschrift tot verstrekking van
jenever, dan zouden we hom wel, na eenige
dagen inspanning, verkleumd en doornat, gerui-
men tijd stilstaande op de heide willen zien door-
brengonom de gretigheid te zienwaarmede hij
naar deze artsenij zou grijpen.
„Nog moeten wij als een gebrek in de wijze van
aflevering vermelden, dat de tenten en dekens in
sommige gevallen voor officieren op het bivak
bestemd, door deze vaak niet ontvangen werden.
Het kwam voor, dat men ze 's morgens, na den
afgeloopen nacht onder den blooten hemel te
hebben doorgebracht, ongebruikt bij een der bivak-
wachten vond liggen.
„Deze en meer andere fouten van ondergeschik
ten aard, die bij eenigszins langeren duur dezer
oefeningen van zelve zouden zijn verbeterd, kunnen
echter de verdienste der officieren vao de inten
dance niet wegnemen, van in deze, hun ongewone,
omstandigheden behoorlijk in de verpleging der,
troepen te hebben voorzien. De tegenwoordigheid
van den hoofdintendant, de luit-kolonel den Beer
Poortugael, die als toeschouwer en zonder zich
verder met iets te bemoeien, de werking der voor
schriften en der genomen maatregelen nauwkeurig
gadesloeg, geeft bovendien hoop, dat men in dezen
gewichtigen tak van dienst ook in andere opzich
ten verbetering heeft te wachten.
„Er zijn andere gebreken in de verpleging voor
gekomen, die echter niet op het in den regel zoo
gretig beschreven zondenregister van de intendance
mogen gesteld worden.
„Bg de dislocatie der troepen trachtte men ze
zooveel mogelijk in noodkwartieren, waaraan voe
ding van 's rijks wege verbonden was, te ver
eenigen. Het gebeurde echter meermalen dat de
hiertoe aangewezen groote schuren niet alle man
schappen eener compagnie konden bevatten, zoodat
voor de overschietenden huisvesting zonder voeding
hg verschillende ingezetenen werd verleend. Het
bestuur der gemeente tracht den last der inkwar
tiering zooveel mogelijk gelijkte verdeelen, zoodat,
wanneer de kom der gemeente reeds inkwartiering
heeft gehad, de bultenwgken aan de beurt zijn.
Hierdoor gebeurde het, dat manschappen op èen
of anderhalt uur verwyderd werden van de plaats,
waar zij hun eten moesten halen, en na den ver-
moeienden marsch gaven zy er dan de voorkeur aan
zich met een stuk brood te behelpen. De staf
had in deze gevallen moeten zorgen, dat aan die
manschappen huisvesting met voeding was verleend.
„Ook het vervoer der troepen per spoor was
niet geregeld, zooals men dit na alle gelegenheid
tot voorbereiding in vredestijd had kunnen ver
wachten.
„Aan welwillendheid van het spoorwegpersoneel
ontbrak het niet, en de ruimte in de wagens was
voldoende voor manschappen en paarden. Maar
nadat deze wagens hun last ongeveer een uur
vóór het tijdstip van vertrek ontvangen hadden,
rolden zij vaak met de snelheid van een trekschuit
naar de plaats van bestemming, zonder dat in do
8 a 10 uren der reis aan de manschappen gelegen
heid gegeven werd in eenige behoefte te voorzien.
Onder de menigte voorschriften, waarmede het
Nederlandsche leger bedeeld is, bezit het ook een
„voorschrift tot het vervoer van troepen langs
spoorwegen", in 1870 op last van het departement
van oorlog in druk gegeveu.
„Hierin is o. a. bepaald, dat om de 2 a 3 uren
een oponthoud zal plaats hebben van 15 minuten
en dat de manschappen zich op de daartoe aan
gewezen halten van goed drinkwater moeten
kannen voorzien.
„Ten opzichte van deze zoowel als van de verdere
bepalingen van genoemd voorschrift wordt echter
gehandeld alsof zy slechts voor de leus waren
gemaakt. Het personeel van de spoorwegen
wil niets te maken hebben met boekjes, die het
departement van oorlog heeft goedgevonden te
laten drukken, en het reizend publiek heeft hier
voor zeker reden van dankbaarheid. Maar onbe-
grijpelyk mag het genoemd worden, dat ook na
de benoeming der commissie tot regeling dezer
zaken, met een gewezen minister van oorlog aan
het hoofd, op de spoorbanen geen overeenstem
mende bepalingen zyn gemaakt, ter naleving van
het vele goede en noodzakelgke in dit voorschrift
opgenomen."
Wat de regeling van den geneeskundigen dienst
betreft, deze noemt de schrijver zeer goed, hoewel
evenmin vrij van gebreken als de intendance. Na
een korte beschouwing over de houding der troe
pen, die de schrgver over het algemeen prijst even
als de kalm en bezadigde toon van de officieren,
en over enkele manoeuvres, zegt hij ten slotte nog
het volgende:
„Wat de inspanning betreft, gedurende de ma
noeuvres van de troepen gevorderd, deze was soms
vrij groot, doch kan niet te groot genoemd wor
den. Nimmer werd een marsch afgelegd van meer
dan 7 uren gaans; hierbg moet echter als inspan
ning gevoegd worden de tijd, dien men manoeu-
vreerende of stilstaande doorbracht, zoodat sommige
troepen alsdan, de rusten er bg gerekend, 12 en
13 uren onder de wapens waren. Dit was echter
de grootste inspanning, die van de troepen gevor
derd werd; de meeste dagen was zij merkbaar
minder, en kan slechts buitensporig genoemd wor
den voor die manschappen, welke ver buiten de
noodkwartieren zonder voeding werden gehuisvest.
Wy zijn dan ook overtuigd, dat bg het vermijden
van de hierboven nader omschreven fout, en wan
neer de manschappen vóór den afmarsch, behalve
de soep, ook hun brood hadden ontvangen, de
meeste manoeuvres langer hadden kunnen voort
gezet worden.
„Dit is een stellige waarheid, dat de lof, door
den divisie-generaal, bij zijn laatste order aan de
troepen, wegens hunne plichtsvervulling toegekend,
volkomen verdiend is. Meermalen zag men de
zwakkeren of hen, die den grootsten marsch had
den afgelegd, dos morgens nog vermoeid van den
vovigen dag op de verzamelplaatsen komen aan-
sleependoch nauwelijks deden de muziekkorpsen
hun opwekkende tonen hoeren, wanneer het vaan
del met de gebruikelijke plechtigheid plaats nam
in de gelederen, of allen volgden met nieuwen
moed dat voor den soldaat altgd heilig symbool
van eensgezindheid en trouw, waar het de belan
gen geldt van het gemeenschappelijk vaderland."
(door de rechtbank te Rotterdam veroordeeld tot
een jaar celstraf en geldboete van f 1000
wegens poging tot oplichting).
Adv. gen. stelt vervolgens, dat het gedrag van
den bekl. na de ontdekking van het feit ook blijk
draagt van schuldbesef. Zoo deed hij het jegens
zgn compagnon van Leeuwen voorkomen, nazyne
terugkomst van het kantoor der heeren Schaaij
en Ledeboer, dat alles in orde was, terwyl het
toen juist was gebleken, dat de geheele zaak der
assurantie in wanorde was.
Voorts het verlangen van den bekl. om van de
getuigen te weten wat zy voor den rechter-com-
missaris hebben verklaard, natuurlijk met het doel,
om zgne verklaringen daarmede in overeenstemming
te brengen.
Adv. gen. wijst vervolgens op de stukken in de
Nieuwe Rott. Ct.waarin beklaagde had aange
boden te bewijzen, dat hg op 14 October onbe
kend was met het telegram van den 13en. Maar
waar is dat bewijs? Het is nimmer geleverd.
Voorts wijst adv.-gen. op het onware der bewering,
dat bekl.' voor 13 October niet op de hoogte zou
zijn geweest van de som welke de Oceanus zou
bevrachten. Het tegendeel is bewezen. Eveneens
acht adv.-gen. geheel onbewezen en ongegrond
het beweren van bekl. dat zijn boekhouder Nahuys
gedurende twee dagen verzuimd zou hebben voor
de assurantie te zorgen. De onwaarheid daarvan
blijkt ook vooral hieruit dat bekl.toen de zaak
ontdekt werd, zelfs geen woord tot Nahugs over
het beweerd verzuim heeft gesproken.
En wat nu verder het later beweren betreft,
dat de geheele zaak eigenlgk buiten hem om is
gegaan, dat hg niets heeft gezien, noch brieven,
noch telegrammen, dat hij alles maar in blanco
teekende of het teekende zonder het gelezen te
hebben, ook dit wordt door de feiten en de ver
klaringen der getuigen weersproken. Bovendien,
hoe is het te gelooven, dat de bekl. juist van deze
assurantie niets zou afweten, hg die steeds voor de
assurantiën heeft gezorgd en zich immer heeft
doen kennen als een ijverig, accuraat man?
Maar waarop komt nu eigenlgk de geheele
verdediging van beklaagde neder? Eenvoudig
hierop: al de getuigen liegen, van Leeuwen liegt,
Nicaise liegt, Nahugs liegt; Burgers liegt; allen
liegen, alleen bekl. zegt de waarheid!
Adv.-gen. achtte het onnoodig al die mannen
tegenover den bekl. te verdedigen; zg staan daar
voor te hoog. Neen; de eigen houding van bekl.
pleit geheel en al tegen hem. Ware hg ter goeder
trouw geweest, dan had hij, na het telegram van
17 October, daarvan onmiddellyk aan assuradeuren
kennis gegeven; dan had hg niet berust in de
weigering tot uitbetaling der assurantiepenningen.
En wat nu het briefje van 13 October betreft,
waarin Nahuijs wordt opgedragen de assurantie te
sluiten, adv.-gen. achtte het maar beter dit geheele
briefje thans te laten rusten.
Uit het verband van al de door hem gestelde
feiten bleek z. i. duidelijk dat de bekl. vóór 14
October, en dus vóór het sluiten der assurantie,
den inhoud van het telegram van 13 October kende.
Nu is in eersten aanleg gepleit dat wg ons niet
te bemoeien hadden met alles wat na 14 October
gebeurd is. Maar dit zou alleen waar zgn, wan
neer de beklaagde ter goeder trouw was geweest
op het oogenbiik van het sluiten van het assurantie
contract. Maar nu dit niet het geval is, hebben wij
wel degelyk te doen met al wat is voorgevallen
na 13 en 14 October tot op het oogenbiik dat de
polis, de schriftelijke verbintenis, is opgegeven.
De polis, want het was bekl. daarom en daarom
alleen te doen. Hij wilde de polis in handen
krijgen, om op grond daarvan later het geld te
eischen. Om daartoe te geraken moest hij de
assuradeuren op een dwaalspoor brengen en
houden, en dit heeft hij gedaan. Hij verzweeg
voor hen het telegram van 17 October, en in zijn
systeem moest hij dit doen, omdat dit telegram
kon leiden tot de opsporing van het telegram van
13 October.
Beklaagde's kwade trouw bleek ook uit de
vermindering der assurantie van 60 tot f 40,000,
eene vermindering die ook aan de geboorde des
kundigen zeer verdacht voorkwam.
De zitting wordt voor een half uur geschorst.
Na de hervatting zet adv.-gen. zijn requisitoir
voort. Hg kwam nu tot het perodiek gedeelte
van het procesde vraag of de door hem als
bewezen aangenomen feiten, vallen onder het be
reik van art. 405 Code Pénal.
Vooropstellende dat reeds in de 17' eeuw feiten,
gelijk die door bekl. zijn bedreven, met den naam
van oplichting zijn bestempeld, wees adv.-gen. op
eene in 1857 in Frankrijk behandelde zaak, waarbij
het ook de beschuldiging gold dat de bekl., op
het oogenbiik van het assureeren van het schip,
in het bezit was vau een telegram, de stranding
van dat schip meldende. De bekl. werd te dier
zake door de rechtbank van Marseille veroordeold,
en hoewel hij nu aan het daarop gevolgd arrest
van het hof van cassatie weinig waaide hechtte,
zoo meende hij tochdat de motieven van den
rechter in eersten aanleg volkomen juist waren en
geheel slaan op het geval, dat ons hier bezig
houdt.
Do vraag was, in casu: zijner alleen allegations
mensongères isoleés, of wel zoodanige ntensongert
uccompagneès d'une acte quelconque.
In het eerste geval zou er geen veroordeeling
wegens oplichting kunnen volgenin het tweede
wel. En nu meende adv.-gen. dat zonder twijfel
het laatste het geval is, als meu althans de zaak
beschouwt uit het z. i. eenig ware standpunt.
Adv.-gen. stelde voorop, dat hier niet gevoerd
wordt een assurantie-proces, geen verzekerings
contract; maar er is hier alleen een aanklacht
wegens bedriegelijke oplichting.
Heeft de beklaagde op 14 October, toen het
slnitbriefje is geteekend, niets geweten van het
telegram van 13 October, dan is er een geldige
assurantie gesloten en dan is er aan oplichting
niet te denken. Maar heeft hg het telegram wel
gekend, en dit meent adv.-gen. te hebben aange
toond, dan is er ook geen sprake van eene geldige
assurantie, dan is er een gefingeerd contract ver
kregen door bedriegelijke middelen. Dan ;s dat
contract nietig. Maar hiermede hebben wij thans
niet te maken. De vraag is alleenheeft beklaagde,
om zich meester te maken van eens anders geld,
bedriegelijke middelen gebezigd? En die vraag
beantwoorde adv.-gen. toestemmend. Al zijne
i