N°. 215, 120® Jaargang. 1877. W oensdag 12 September. Dit blad verschijnt a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiin i 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz, i van 1—7 regels 1,60 iedtÉe regel meer t 0,2(L. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laïfitï C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 11 September, FEUILLETON. 12. IIIDDELBURGSCHE COURANT. In het voorjaar zijn door de Vereeniging Uit het volkvoor het volk aan 243 personen planten ter kweeking uitgereikt. Gisteren hebben 222 hunner de door hen gekweekte bloemen inge leverd, benevens 40 partijen van het vorige jaar. Zooals men weet zal daarvan morgen in de kolf baan van het Schuttershof eene tentoonstelling gehouden worden. De jury heeft heden haar taak volbracht en zal morgen te 12 uren bij de opening der tentoonstelling den uitslag van haar onderzoek bekend maken. De uitreiking der prijzen en premiën geschiedt morgen avond tijdens het concert. Uit Vlissingen schrijft men ons „De tentoonstelling van bloemen door het be stuur der Vereeniging voor volksvoordrachten en volksvermaken, afdeeling „Floralia" in het leven geroepen is gisteren avond gesloten. „Na eene toespraak van den heer Snellen, lid van het bestuur (de burgemeester was uithoofde van ongesteldheid niet tegenwoordig), werden de toegewezen prijzen door den voorzitter den heer W. de Kruijff aan de bekroonden uitgereikt. „Het talrijk bezoek dat aan de tentoonstelling is te beurt gevallen is een bewijs, dat het bestuur op dit gebied aller sympathie heeft, terwijl uit de frischheid en kracht der ingeleverde planten blijkt dat van de zijde der arbeidende be volking steeds op goedgemeende medewerking- te rekenen valt." Tot wethouder te Kruiningen is benoemd de heer M. Wondergemin plaats van den heer W. Nieuwenhuijsedie als zoodanig zijn ontslag heeft genomen; herbenoemd tot ambtenaar van den burgerlijken stand is de heer M. Wondergem voormeld. Z. M. de koning heeft gisteren de Floralia- tentoonstelling te 's GraveDhage bezocht. 't Was de eerste keer, dat aan een expositie van bloemen, gekweekt door de volksklasse, deze eer te beurt viel. Gedurende meer dan een uur zag men de rijzige gestalte van onzen vorst zich te midden van bet publiek door den sierlijken aanleg bewegen, dien men te danken heeft aan den goeden smaak van de heeren Becker en Scalogne; en aan welken daarvoor door Z. M. in persoon een welverdiende hulde werd toegebracht. Rondgeleid door de commissie, onderhield zich Eene vertelling van Marie Freun von EbnerEsclienbach. Vervolg. ',Het is waar Hedwig is weduwe en vrij." „Wat kan n dat schelen?" antwoordde de majoor knorrig. „Gij hebt met haar afgedaan." Chlodwig trachtte te glimlachen en zijne lippen begonnen te beven. „Natuurlijk," zei hij, „maar zien moet ik haar, ik moet nog eenmaal in die oogen kijken, die mij -bijna het verstand gekost hadden." „Waarom?" vroeg de majoor. „Om volkomen genezen te worden!" riep Chlod wig, „begrijpt gij dat dan niet? Heb ik u niet reeds gezegd: de levende, werkelijke Hedwig hoef ik niet te vreezen?" Hij stond op en lisp hijgend een paar maal door de kamer. „Nu," zei hij, „nu ik kalm en bedaard ben (kalm? „o lieve God!" dacht de majoor) moet ik haar ontmoeten en vragenwas het toch niet jammer van ons verspilde leven?" „En al antwoordde zij danjawat hadt gij de vorstelijke bezoeker meer in 't bijzonder met den voorzitter, den heer A. S. Moesveld, en den ondervoorzitter, den heer J. W. D. Roëll. Doch van lieverlede werd het gesprek zoo levendig, dat de vele aanwezigen er oorgetuigen van konden zijn. Zoo kon men vernemen, hoe de bezitter van 't prachtige buitengoed 't Loo, terech t om de schoone bloemencollectie vermaard, de kweekelingen van den werkman, door ze met exemplaren uit zijn eigen verzameling te vergelijken, toonde op prijs te stellen. Zoo hoorde men, hoe de koning reeds jaren geleden te Apeldoorn woningen voor den arbeidenden stand had laten zetten, waaraan p. m. 50 centiaren gronds werd toegevoegd, uit sluitend voor den tuinbouw bestemd; zoo niet bij naam, dan toch metterdaad was toen reeds bet denkbeeld, hetwelk in de Floralia later in de steden werd toegepast, door Z. M. voor den dorpsbewoner op ruime schaal betracht. De koning had opgemerkt, en 't wordt door de ondervinding gestaafd, dat oud-militairen over 't algemeen groote liefhebbers der bloemencultuur zijn, en 't had hem genoegen gedaan om die reden onlangs twee oudgedienden van Atjeb, die daar de eer van Hollands vlag hadden gehandhaafd, te kunnen aanstellen tot wachters van het park op het Loo. Ook gaf de koning zijn warme sympathie te kennen voor onze medeburgers, die planten ter expositie hadden gezonden, en toonde in die mate HD. belangstelling in de Haagsche Floralia, dat hij den voorzitter der instelling toezegde nog heden naar Suez te laten telegrapheeren om zaden der grootbloemige balsamine terstond af te zenden, welke aan de commissie ter uitdeeling onder den werkmansstand zullen worden ter hand gesteld. Gedurende het gesprek van den koninklijken beschermheer der instelling Floralia met de omstan ders weerklonk in zacht ruischende tonen het Wilhelmuslied door de lokalen, een attentie, die men aan den directenr der kon. muziekschool had te danken. Hoogst voldaan verliet Z. M. de expositie, be lovende de Floralia-feesten steeds in elk opzicht te zullen bevorderen. Onder de vele bezoekers der tentoonstelling, gisteren alleen meer dan 2000, was een der eersten de consul van Z. M. den schach van Perzië; verder werden opgemerkt de iqinister van binnenlandsche zaken, vele leden van den gemeenteraad, deputa ties van het Kon. Zoöl. Botanisch genootschap, van de plaatselijke afdeeling der Hollandsche maat schappij van landbouw enz. Vaderl Den 8ei> September jl. heeft te Stockholm de uitwisseling plaats gehad der akten van bekrach tiging van het verdrag tusschen Nederland en dan nog? Gij zult haar nu toch niet meer vragen, daar zijt gij te trotsch voor," voegde de majoor er met een plechtige handbeweging bij. Chlodwig bloosde, mompelde eenige onverstaan bare woorden en zei eindelijk „Wat was dan eigenlijk haar geheele misdaad dat zij hare ouders gehoorzaamde. Als ze toen vrij was geweest zooals nu. Hij hield op. „Verontschuldigt gjj haar?" vroeg de majoor. „Voor wie riep Chlodwig uit. „Wie beschul digt haar? zij kon niet anders handelen nu eerst zal ze handelen zooals zïj wil." „Nu dat zal mij genoegen doen," verzekerde de majoor; maar hij was zeer bezorgd; want elk woord van twijfel dat hij uitsprak, scheen er slechts toe te leiden om Chlodwig te bevestigen in zijn geloof aan de vervulling van zijn wensch. „Het is misschien meer koppigheid dan liefde," zei de majoor bij zich zeiven en het was hem een soort van geruststelling dat er geen antwoord op den brief van Chlodwig kwam. Na verloop van tijd kwam er echter toch ant woord, maar dat klonk zoo somber, als ooit een orakelspreuk geklonken heeft. Het zei geen ja en ook geen neen, maar gaf hoop op de toekomst zonder het minste te beloven. De gravin gaf hare bevreemding te kennen over een plaats in den 'brief van Chlodwig, die zij echter niet nauwkeuriger aanduidde, en sprak ook van hare ontroering over bet trouwe aandenken, dat de vriend barer jeugd aan haar behouden had. Toen de majoor dezen brief, dien Chlodwig hem Denemarken tot wederkeerige uitlevering van hiisiiiadigers, den 28m Juli 1877 te Kopenhagen gesloten. Door den directeur generaal is aan het personeel der exploitatie-maatschappij zijne tevredenheid betuigd over den geregelden afloop van het troepen vervoer op 21 Augustus en 1 September jl. Aan de ambtenaren en beambtendie meer van nabij met dat vervoer zijn belast geweestzal eene gratificatie worden toegekend. Uit Amsterdam wordt ons van Maandag nacht 2 uren het volgende geschreven: „De afschaffing der kermis, die vroeger op den 2ej> Maandag in September een aanvang nam, heeft ook dit jaar weder aanleiding gegeven tot eenige ongeregeldheden. „Nadat de dag en vooravond vrij druk, drukker zelfs dan op gewone Maandagen, de z. g. markt dag, waren voorbijgegaan, kwamen te ongeveer 9 uren een tien- of twintigtal jongens bij elkaar iD den Duivelshoek, de dwarsstraten en stegen van de Reguliersbreestraat, om zich langs de verschil lende uitgangen van dien „hoek" te verwijderen, waar zich allengs anderen aansloten en zij tot een vijftigtal aangroeiden. Zij gingen, als gewoonlijk, den weg op naar 's burgemeesters huis, waar in- tusschen door onzen hoofdcommissaris van politie de noodige maatregelen waren genomen om volks- oploopen te keeren. Toen zij dan ook zagen dat hun oorspronkelijk plan mislukte begaven zij zich in optocht, al zingende: „hop, hop, hop, hangt hem op!" en „van je heila, hola, Jaapie is zoo vet", naar den Zeedijk, een matrozeubuurt van de grootste beruchtheid, waar zich eenige half beschon ken poldergasten en jongens bij hen aansloten totdat zij, tot een 300 vermeerderd, op hun terug weg, omstreeks 11 uren, hun wraak koelden door de ruiten van de burgers aan de Geldersche kade aan stukken te smijten. „Vandaar langs de Nieuwmarkt, waar menigeen kennis maakte met de stevige knuisten van een brandwacht, langs den Kloveniersburgwal naar den Dam. Het duurde echter niet lang, want terwijl zij bezig waren het collegegebouw Zeemans- hoop te aanschouwen kwamen zes dienaren van politie, bijgestaan door de militaire hoofdwacht, om hun den weg te wijzen dien zij volgen moesten, nadat tevergeefs was verzocht of de troep uit elkaar wilde gaan. „Op eens stoof de een rechts, de ander links, en in een ommezien was de Dam zeer rustig. „Te ongeveer 1 uur echter werd het gezang van de beide hierboven vermelde liedjes hervat, nadat allen zich weer vereenigd hadden in de Kalver- st'raat, van waar zij den Heiligen weg doorgingen gaf, doorgelezen had, verviel hij in den drogen lach, die bij hem altijd het teeken van groote verlegenheid was. „Waarom lacht gij?" vroeg Chlodwig. „Waarom lacht gij?" herhaalde hij met verhef fing van stem, terwijl de aderen op zijn hoofd begonnen te zwellen. „Lach ik? Als ik het gedaan heb, was het onwillekeurig", zei de majoor tot zijn veront schuldiging. „Ik ben volstrekt niet vroolijk ge stemd en heb veeleer medelijden met u." „Medelijden?" gilde Chlodwig, barstte nu op zijn beurt in een bitteren lach uit en sprak dien beelen avond geen woord meer. Een week later zaten de vrienden, gelijk thans zoo vaak gebeurde, zwijgend tegenover elkaar, ieder in een courant verdiept. Op eens sprong Chlodwig op en wankelde een oogenblik als een dronken mandoch daarna kwam hij met vasten tred naar den majoor toe, legde hem de courant waarin hij las, voor en wees met den vinger op de berichten uit de hoofdstad. De majoor las: „De gravin weduwe Hedwig von Seinsheim is gisteren alhier aangekomen. Haar huwelijk met den overleden graaf Karei Egon II, het oudste lid der familie SeinsheimRotburg in Beieren is kinderloos gebleven, zoodat de uitgestrekte goederen der familie op den tweeden jongeren tak overgaan." „Zij heeft niets beloofd, maar is gekomen!" zet Chlodwig, frommelde de courant in elkaar en ver liet de kamer. om dus naar het huis van den burgemeester te gaan. Maar zij hadden buiten den waard, of liever buiten de waakzaamheid der politie gerekend, want ter nauwernood konden zij op de plaats hunner bestemming zijn, of- een schril sein opeen fluitje klonk, en de politie rukte met 18 man, aangevoerd door een inspecteur en den brigadier van de hulpwacht aan het Rembrandtplein hun tegemoet. Intusschen waren de vogels gevlogen, doch door de goede maatregelen, door den hierbo ven bedoelden inspecteur genomen, zou het gelukt zijn eenigen der belhamels in bewaring te nemen, wanneer niet de fatsoenlijke, gegoede burgerstand hen van den overkant der Heerengracht, door fluiten on roepen, voor de komst der politie had gewaarschuwd. „Wanneer zullen toch de fatsoenlijke burgers beginnen te begrijpen, dat juist van hen het goede voorbeeld moet uitgaan, en zij door te huis te blijven, moeten medewerken met de bewaarders der openbare rust, of, is hun dit niet mogelijk, althans niet door fluiten en waarschuwen de pogingen der politie om de orde te bewaren of te herstellen, behooren te verhinderen Tegen half twee uur was alles rustig, zoodat dan ook de politie werd afgedankt. In de jongste vergadering van den gemeenteraad te Venlo is besloten voor den aanleg van een scbeepvaartkanaal ter verbreeding van de Zuid- Willemsvaart en de Maas te Venlo, den interest- waarborg van den staat der Nederlanden te vragen. Een ontwerp-adres aan den minister is vastgesteld, waarin o. a. wordt gewezen op het voordeel voor Limburg van zoodanig kanaalop de gunstige verbinding van Maas en Zuid-Willemsvcart en op de gevoerde diplomatieke onderhandelingen met de Pruisische regeering. Op 1 en 2 October e. k. zal te Keulen worden gevestigd de Verein für Reinerhaltung der Fliisse, des Bodens und der Luft. Op de agenda van deze eerste bijeenkomst van de leden der Vereeni ging komen belangrijke punten voor; o. a. zullen referaten worden medegedeeld nopens het tegen woordig standpunt van de reinigings quaestie der steden in de verschillende streken en landen, enz. Dr. Ewich te Keulen heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt in 't tot stand brengen van deze gewich tige internationale vereeniging. Het Gründungs- comité bestaat op dit oogenblik uit 62 leden, waaronder nit Italië 2uit Schotland 4, uit Enge* land 12, uit Zwitserland 10, uit Duitschland 29 en uit Nederland 5 (nl. de geneeskundige inspec teurs Ali Cohen Egeling en Overbeek de Meijer, en de adjunct-inspecteurs Teïxeira de Mattos en Verspyck). De majoor volgde hem met de oogen, schudde het hoofd en ging met zwarte voorgevoelens naar bed. Nogtans sliep hij voortreffelijk den heelen nacht door en ontwaakte zeer blijmoedig, zoodat hij met heldere oogen en een vriendelijk gelaat de eetkamer binnenkwam, waar het ontbijt reeds op de netjes gedekte tafel klaar stond; met even wel niet meer dan een kopje, het zijne. Hij was op het punt zich daarover te verwonderen toen de knecht verscheen en hem zeide dat mijnheer met het krieken van den dag op reis gegaan was. „Op rei De majoor kon niet uitspreken en wenkte stilzwijgend den knecht zich te ver wijderen doch hij riep hem weldra terug en vroeg welke boodschap mijnheer voor hem achtergelaten had. Het antwoord luidde „niets." Nu begon de majoor pas te ontbijten en toen hij dezen plicht tot zelfbehoud vervuld had, besloot hij te gaan wandelen, maar hij kwam spoedig terug, het weer was al te bar, en het regende verder den heelen dag. De majoor trok onder het neuriën van een liedje van de eene kamer naar de andere en liep een uur lang met zijn ziel onder dsn arm op en neder in den gang voor de kamers van Chlodwig. De knecht en de huis houdster, die van de afwezigheid van mijnheer gebruik maakten om grooten schoonmaak te hou den, kwamen eens kijken en toen gaf hij hun ieder een gulden. Hem omdat hij zoo braaf was en haar om dezelfde reden. De menschen bedank ten hem met verbaasde gezichten, want gewoonlijk

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1