N°. 212,
1^0® Jaargang.
im:
Zaterdag
8 September.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Fetóii;dagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer t 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte^
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffitk C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 7 September.
PETJILLETOTsT.
CHLODWIG
MIDDELBURGSCHE COURANT.
Naar de N. G. courant verneemt zullen met
ingang van 1 November e. k. de volgende ver
plaatsingen geschieden van het personeel van den
waterstaat, t. w.: de heer C. J. van Sluijs, op
zichter 3e klasse te Goes, wordt verplaatst naar
Hansweert; de heer J. P. Ragut, opzichter le kl.
te Hansweert, naar Kruiningen, en de heer A. J.
Augustijn, opzichter 3e kl., naar Goes.
Het hoofdcomité van het Roode kruis in Neder
land heeft eene circulaire gericht aan comités en cor
respondenten, om hunne aandacht te vestigen op
de groote behoefte aan lectuur voor de zieke en ge.
wonde krijgslieden in Nederlandsch-Indië en hen
uitgenoodigd te trachten zooveel mogelijk geschikte
lectuur bijeen te brengen. Menigeen heeft in zijne
bibliotheek werken die hij zelf nimmer meer inziet,
waarmede hij onze zieke en gewonde soldaten in
de tropische gewesten wellicht menig nur van uit
spanning kon bezorgen.
De minister van binnenlandsche zaken brengt
in de Staats-couraut ter kennis van belangheb
benden, dat de commissie, belast met het exami-
neeren van hendie eene akte van bevoegdheid
als arts of als tandmeester wenschen te verkrijgen,
of hunne vroeger verkregene bevoegdheid verder
wenschen uit te breiden, overeenkomstig artt. 27
en 28 der wet van 1 Juni 1865 (Staatsblad n° 59),
gewijzigd bij de wet van 8 Juli 1874 (Staatsblad
n° 97), zitting zal houden op "Woensdag 12 Sep
tember e. k. en volgende dagen te Utrecht.
Bg beschikking van den minister van financiën
is bepaald dat de surnumerair der posterijen
J. J. L. Bedloo de Bronovo zijne functiën zal uit
oefenen ten postkantore te Amersfoort.
De kamer van koophandel, te Groningen, zal
zich tot den minister van binnenlandsche zaken
wenden, met verzoek om tegelijk met den aanleg
van despoorweglgn Leeuwarden—SneekStavoren,
ook de waterverbinding tusschen die plaatsen te
verbeteren. Tevens heeft de kamer besloten om
B. en W. in bedenking te geven bij de regeering
pogingen aan te wenden tot het maken van een
haven te Zoutkamp, mede als middel om den
vischhandel uit te breiden.
9.
Eene vertelling van
Marie Freun von Ebner—Esclienbach.
Vervólg.
«Kon ik nog eens jong worden hoe zon ik
de hoop tot zwggen brengen die goochelaarster,
die mg toen verleiddeDie mg vasthield in
die nabgheid, waar eiken ademtocht mgn ondergang
bewerkte! Zij wierp een blinkenden sluier over
het ledige gemoed der vrouw, die ik beminde,
zoodat ik meende in de diepte harer ziel verborgen
schatten van goedheid en gevoel te zien schitte
ren. zg riep mij toe: Wacht, wacht: uw
geluk slaapt maar, het zal ontwaken
„Je zit zelfs op mgn pijp", klaagde de majoor,
op een jammertoon en trok Chlodwig bij den jas.
„Verblinding," mompelde hij binnensmonds en
stond op. „O had ik toen alles zoo duidelijk in
gezien, als nu!
De majoor begon met het raam dicht te doen en
ging toen niet zonder inspanning op zijn eene knie
liggen, sehoof met zijn zakdoek de verstrooide
tabaksasch op een stuk courant, en sprak: „Het
is goed dat zij nit was! En wat gebeurde er
In de bijvoegsels der Staats-courant van heden
is opgenomen het verslag over het jaar 1876 dooi
den raad van toezicht op de spoorwegdiensten,
aan den minister van binnenlandsche zaken uit
gebracht, ter voldoening aan het voorschrift van
art. 31 van het koninklijk besluit van 9 Juli 1876
(Staatsblad n° 159).
Eergisteren avond vergaderden te Amsterdam
een twintigtal leden van de vereeniging «Eigen
hulp", door het hoofdbestuur te 'sHage uitgenoo
digd, om de middelen te beramen tot constitueering
van de districtsvereeniging Amsterdam, waar reeds
meer dan duizend personen zijn toegetreden. Be
sloten werd: zoo spoedig mogelijk eene alge-
meene vergadering van alle Amsterdamsche leden
bgeen te roepen. Aan deze vergadering zal worden
voorgesteld het district Amsterdam van „Eigen hulp"
geconstitueerd te verklaren en een bestuur te
benoemen, dat verdere voorstellen zal hebben te
doen. Verder zal aan de aanwezigen gelegenheid
worden gegeven, om te bespreken, welke punten
van het algemeen plan van „Eigen hulp" voor
Amsterdam het eerst en het best ter hand zouden
kunnen worden genomen. Het op die vergadering
benoemde bestuur kan dan, uit de kenbaar gemaakte
wenken aanleiding nemen, om in eene volgende
vergadering voordrachten te- doen, ook met het
oog op de definitieve vas tstelling van een reglement.
Handelsbl
Onze Haagse he correspondent schrijft ons
het volgende:
„In de Arnhemsche courant lees ik een kort
antwoord op mijn brief betreffende de verlaging
van het briefport voor drukwerk-bestellingskaarten,
waarin ik moeilgk berusten kan. Mgne aanmer
king op die verlaging was deze: waarom haar
niet algemeen gemaakt, en het port van alle brief
kaarten op een cent gesteld? Ik becijferde dat
dit zeer goed geschieden kon, en voerde tegen de
speciale verlaging aan, 1° dat voortaan de post
beambten alle centsbriefkaarten ter opsporing van
contravcntie moesten lezen, hetgeen tijdverlies op
levert, 2° dat er geen reden was om voor het
bestellen van druk- of plaatwerken een verla
ging toe te staan, terwijl voor het bestellen van
alle andere voorwerpen, hoe nuttig en van
gewenscht gebruik ook, 150 percent meer ge
heven werd. Het eerste motief erkent de Arnh.
Ct.dat, gelijk zij aanvoert, het lezen van de
centsbriefkaarten zooveel tijd niet vorderen zal,
doet niets ter zake: er moet geschift en gelezen
worden. Dit wordt voorkomen door alle open
mededeelingen over éen kam te scheren. De
reden van billijkheid voor de exeptioneele bepaling
schijnt de Arnh. Ct. ook niet duidelijk; zij kan er
toen?" vroeg hij, terwgl hij zijn plaats weer innam
en zijn pijp, die helaasgebarsten was, zorgvuldig
onderzocht,
„Niets!" antwoordde Chlodwig.
„Er viel veel voor, maar er gebeurde niets. Ten
minste niets dat men beschrgven kan, niets dat
niet te teer, te denkbeeldig was om niet ontheiligd
te worden door het woord, waarmede men het zou
willen weergeven. Alleen geesten zouden zoo
iets kunnen verhalen mensehen kunnen dat
niet."
„Geesten?" Daarbij vertrok de majoor zgn
mond tot een hoogst ongeloovigen glimlach.
Chlodwig liet het hoofd in de hand rusten en
zei: „Zg vermoordde mij met haar koele vrien
delijkheid en toen ik die eindelijk afwees, nam
zg een hooghartige houding aan. Daardoor werd
ik hardvochtig en ik heb haar mijn haat betoond,
haar gekrenkt, ja dat heb ik in tegenwoordig
heid harer ouders. De graaf zette er een Mephis-
topheles-gezicht bij, de gravin gaf zich de moeite
niet mij haar misnoegen te verbergen en Hedwig
werd stil en bitter.
„November liep ten einde en er werden nog
geen toebereidselen voor het vertrek gemaakt;
integendeel men richtte zich voor den winter in.
„Wij willen Holenstein eens met sneeuw zien en
gaan dit jaar in het geheel niet naar de stad, zei
de graaf. In Januari vieren wij de bruiloft van
Helena, en dan kon ook gelijktijdig..." Hij hield
op. „Ik heb gisteren een brief uit Beieren ge
kregen. Graaf Karei Egon von Seinsheim herhaalt
alleen eene vinden door te beweren dat het konink
lijk besluit van 3 Augustus „waarschgnlijk
bepaald met het oog op de dagbladen" is genomen,
omdat die gering in prijs zgn. Ik kan die „waar
schijnlijkheid'' niet aannemen. Integendeel: het
besluit heeft niet „bepaald" of in 't bijzonder de
dagbladen op het oog. Het spreekt uitdrukkelijk
van „opene kaarten ter bestelling van boek- en
plaatwerken, dag- of weekbladen, tgdschriften en
muziekstukken." Het noemt dus uitdrukkelgk de
dag- en weekbladen, maar daarbij ook andere
onderwerpen van den boek- en muziekhandelhet
komt dus zoowel in het voordeel van hem die
een plaatwerk van f 100, of eene kostbare parti
tuur van een uitgebreid muziekwerk bestelt, als
van hen die om een los nommer van een dag- of
weekblad schrgft."
Omtrent de St. Agatha-goederen schrgft de
Zutfensche courant.
De geschiedenis is kortelgk deze: Het klooster
van St. Agatha, in de 14e eeuw gesticht, werd
gedurende zgn bestaan met vele goederen tot
godsdienstige einden begiftigd. De prinsen van
Oranje waren voorheen heer en baron van Grave
en de landen van Cuyk, onder de souvereiniteit
van de staten-generaal, en gaven in die hoedanig
heid aan de vereeniging meermalen big ken van
bijzondere genegenheid.
Bij den vrede van Munster, gesloten den 30«n
Januari 1648, werden de geestelgke goederen, ook
in het land van Cuyk, verbeurd verklaard. Bij
dat traktaat werd de volle en geheele eigendom
van het land van Cuyk aan de prinsen van Oranje
toegekend. Deze lieten in 1349 de goederen van
het klooster in het openbaar verpachten, waarvan
eenige bouwhoeven door den toenmaligen prior
van het gesticht gepacht werden. Het hoofd van
dit klooster en zgne medebewoners zgn steeds
alle achtereenvolgende jaren pachters gebleven,
ondanks alle gebeurtenissen die plaats grepen.
Tijdens de inlgving der Nederlanden in het Fran-
sche keizerrijk o. a. maakte het toenmalige domein-
bestuur toebereidselen om de goederen van het kloos
ter St. Agatha, als geestelijke goederen aan den
staat vervallen, in bezit te nemen en het klooster
te doen ontruimen. Maar het gebeurde niet. De
toenmalige bewoners van het klooster beweerden,
op grond van de met hen gesloten contracten,
dat zij niet als geestelgken, maar als bijzondere
personen deze goederen in bezit en gebruik had
den. Om deze reden werd het klooster niet ont
ruimd, zooals met de kloosters in het nabijliggend
land van Ravesteyn en elders in de ingelgfde
landen is geschied. Hot klooster en de daarbij
behoorende goederen werden als nationale domei-
zgn aanzoek o ja voegde hg er bg, als
bedacht hg zich, „'tis waar ook, daar weet gij
niets van Verleden voorjaar wees Hedwig
hem af, tengevolge eener onverklaarbare luim."
Daarbij zag hy mij doordringend aan.
„Ik ontmoette zijn blik en in den mijnen schijnt
iets geflikkerd te hebben, dat hem niet aanstond,
althans hg keek terstond een anderen kant uit."
),Hedwig zal deze keer wel verstandiger zgn.
Ik hoop tenminste dat zij mij niet zal noodzaken
al mijn autoriteit te gebruiken daar ik mijne
kinderen liefheb, eisch ik gehoorzaamheid en weet
die, waar het hun geluk geldt, als het noodig is
af te dwingen."
„Een geluk zooals Cecile smaakt en Helena te
wachten staat", dacht ik en antwoordde„Hoe
wilt gij dat doen? er bestaat geen wettig middel
waarmede gij freule Hedwig tot dit huwelijk kunt
dwingen. Als zij een vasten wil heeft, zegt ze
neen, zelfs nog voor het altaar."
„Hedwig zal „ja" zeggen," sprak hg met een
onbeschrijfelijk blijde uitdrukking van meerderheid.
„Dit gesprek had in een afgelegen gedeelte van
het park plaats, waarheen een bijzonder mooie
jonge taxisboomdie men in het nabijgelegen
bosch ontdekt had, „in den slaap" overgeplant
moest worden. Wij waren uitgegaan om het werk
in oogenschouw te nemen.
„Toen wij de plaats naderden, snelde Friedrieh
ons voorbij. De arme jongen vermeed mij sedert
eenigen tgd, hield zich met slecht gezelschap op
en zocht de laagste troostmiddelen voor zijn onge-
nen beschouwd, omdat zij herkomstig waren van
het huis van Oranje-Nassau.
Na de verdrijving der Franschen uit ons land
aanvaardde het Nederland sche domein bestuur het
beheer der goederen, en nauwelijks had dit plaats
of de prior van het klooster verzocht ontheven
te worden van de bepaling der admodiatie- of
paehtpenningen en de goederen voortaan in vrgen
en rustigen eigendom te bezitten.
Toen dit verzoek afgewezen werd, verzochten
de pachters, zich noemende prior en eonventualen
van het klooster St. Agatha, als een nimmer ge
supprimeerde corporatie te worden beschouwd, of
anders: dat met hen een nieuw admodiatie-con-
tract voor 12 jaren tegen f 1200 jaariyks zou
worden aangegaan. In 1819 werd dit verzoek ge
weigerd, doch het toenmalig domeinbestuur ge
machtigd een nieuw admodiatie contract tegen den
vroegeren, sedert 1875 betaalden prgs van ƒ1700
jaarlgks aan te gaan en zulks voor een termgn
van 12 jaren, welke werd gerekend te zijn inge
gaan 1 Januari 1814. Aangezien er aan ver
schillende voorwaarden niet werd voldaan en de
pachters in gebreke bleven verscheidene pacht
sommen te betalen, werd het contract opgezegd;
maar hiervan kwam intusschen nietsdaarzooais
gewoonlijk, de kloosterheeren eieren kozen voor
hun geld, toen zy zagen dat het er op aankwam.
Zij bleven voortdurend in het bezit van die goe
deren, die zg ook wel in eigendom wilden hebben.
Zij verzochten het ten minste, maar te vergeefs.
In 1845 werd er een nieuw huurcontract gesloten
voor den tgd van 7 jaren; maar vóór het einde
van deze pacht besloot de minister van financiën
tot de openbare vervreemding der kloostergoede
ren over te gaan. Getaxeerd, bleken die goederen
in 1849 reeds eene verkoopswaarde te hebben van
ruim f 200,000, een bedrag dat heden vrij wat
aanzienlijker is.
Dat de pachters, die de goederen niet langer
meenden te kunnen huren tegen zulk eene geringe
pachtsom, gaarne tegen een lagen koopprijs er
eigenaar van wilden worden, laat zich begrijpen.
De prior en eonventualen van het klooster ver
zochten dan ook den eigendom van de bij hen
in pacht zijnde kloostergoederen, tegen betaling
eener jaarlijksehe grondrente aan den staat. En
toen dit verzoek werd afgewezen, welk minister
zou daarin hebben durven treden! kwamen
pastoors van roomsch-katholieke kerken in den
omtrek van St. Agatha en bisschoppen en de
staten der provincie Noord-Brabant tegen den
verkoop op, bewerende dat op het voortdurend in
stand blgven van het klooster veel prgs wordt
gesteld, zoo door de diensten, welke de klooster
lingen steeds gverig en belangeloos aan de secu
liere geestelijkheid van hunne omstreken hebben
lukkige liefde. Hij zag er vervallen uit, liep ons
somber voorbij, en groette met afgewend gelaat.
Nog dienzelfden avond ging ik naar hem toe, maar
te vergeefs: hij was niet thuis of hield zich zoo.
Ik vroeg in de herberg naar hem, en vernam dat
hg al sedert een uur weg was.
„Kort daarna ontmoette ik hem in het bosch en
riep hij mg van verre toe: „Weet gij het al? de
vrijer is gekomen!" Daarna keerde hij zich om,
floot zijn hond en sloeg een zijpad in.
„Ik geloof om de waarheid te zeggen dat ik
dien dag ook verscheiden uren doelloos rondgedoold
heb. Kort nadat ik thuis was, verscheen Rambnssek
met een verstoord gelaat.
„Denkt gg dat wij ooit over mijn liefde voor
Hedwig gesproken hebben Nooit en toch wist
hij zoo goed als ik, wat er in mij omging. Hij
begon over onverschillige zaken te spreken, stak
zijne handen in de broekzakken en ging bij de
deur staan met den rug tegen den muur. Ik zat
aan het venster half van hem afgekeerd de
lengte der geheele kamer lag tusschen ons, en ik
merkte wel dat hij niet goed durfde beginnen te
spreken.
„Zeg toch wat gij op het hart hebt", riep ik
hem toe; „Freule Hedwig is geëngageerd."
„Ja wel" antwoordde hij. „Het is zoover gekomen."
„Ik wilde ook tegenover hem den heldhaftige
spelen en riep„Kom toch naderbij, gij hangt
daar tegen don muur als de trouwe dienstknecht
van Iffland, die bij de verzoening der familie op
den achtergrond staat te weenen."