BUITENLAND. Yerkoopingen en aanbestedingen, Thermometerstand. Algemeen Overzicht. Mehemed Ali Pacha. Belgische brieven, de aankomst der postschuitdie hem naar Ter schelling moest vervoerenwaar het eerste ver hand gelegd kon worden. In plaats van een einde te nemen breidt het Mormonendom in Utah zich weder sterker uit. Geen week gaat voorbij zonder dat in de haven van New-York grootere of kleinere groepen nieuw- geworven heiligen aankomen en aldaar door zen delingen van den profeet in ontvang worden genomen, om onder hun geleide naar het nieuwe Kanaan aan het zoute meer te vertrekken, vóór zij nog een blik in het overige Amerika hebben kunnen slaan. Drie weken geleden kwamen niet minder dan 700 nieuwe Mormonen op eens te New-York aan. Men berekent, dat aan de aanstaande tentoon stelling te Parijs 33,500 Fransche inzenders zullen deelnemen. In 1867 bedroeg hun aantal slechts 19,000. Het nagelaten vermogen van den onlangs over leden pachter der bank te Monaco bedraagt 42 millioen franken in effecten, behalve de vaste goe deren en de jaarlijksehe inkomsten uit de bank, die op 5 tot 6 millioen franken worden geraamd. In naam is de bank het eigendom van een ven nootschap, doch daar de heer Blanc bijna alle aandeelen bezat, kon men hem als den eenigen eige naar beschouwen. Door den directeur-generaal der posterij en der telegrafie in Oostenrijk is tot telegrafiste be noemd Hedwig gravin von Wimpffen, nicht van wijlen baron Sina en dochter van den hofraad en inspecteur-generaal graaf Victor von Wimpffen. Den 15'11 dezer zal Adèle Spitzeder te Hamburg weder op het toonecl verschijnen. Voorloopig zijn drie gastvoorstellingen aangekondigd, waarin zij zal optreden als Deborah, als Maria Stuart en als markiezin de Pompadour. Tengevolge van de uitspraak der Parijsche rechtscolleges tot scheiding tusschen Adeline Patti en haar echtgenoot den markies de Caux krijgt laatst genoemde de helft van het vermogen zijner vrouw, dat 1,800,000 franken moet bedragen. Denzelfden dag waarop het vonnis werd uitgesproken zond zij den directeur der Italiaansche opera, den heer Eacudier, een som van 100,000 franken, als scha devergoeding voor de ontbinding van het met hem gesloten contract. Tevens telegrapheerde zij aan Strakosch te New-York, dat zij bereid is in de Vereenigde Staten voor 10,000 franken per avond te zingen. Zij zal 51 gastuitvoeringen geven, waarmede zij dus een half millioen zal verdienen. De Zweedsehe luchtreizigster Mathilde Erick- son trekt te Weenen zeer de aandacht, daar zij in den ballon „Amerika", die met 14,000 kub. voeten gas wordt gevuldstoutmoedige luchtreizen onderneemt. Ter provinciale griffie van Zeeland liggen ter lezing de voorwaarden, waarop door het departe ment van. marine op den 30™ Augustus a. zal worden aanbesteed het maken en stellen van twee ijzeren lichttorens voor de kustverlichting te Ymuiden. 9Aug.'s av. 11 u. 63 gr. 10 's morg. 7 u. 61 gr. 's midd. 1 u. 70 gr. 's av. 6 u. 69 gr. Ér schijnt in de diplomatieke wereld wel iets nieuws en belangrijks aanhangig te zijn, maar wat is onbekend. Men zou dit althans opmaken uit de houding der Engelsche regeering. Het gis teren avond medegedeelde telegram deed on derstellen, dat zij nog belangrijke mededee- lingen omtrent de Oostersche politiek zou doen, en zoo zij het inderdaad ernstig voornemens is ge weest dan is zij van opinie veranderd. In de zitting van het lagerhuis verzocht nl. de heer N rthcote gisteren avond aan den heer Bentick, dat hij niet, zooals hjj voornemens was, de aandacht van het huis op de Oostersche quaestie zou vestigen want, hoewel aannemende, zeide hij, dat eene dis cussie daarover zeer wenschelijk zou zijn, is de regeering van oordeel, dat zij voor het oogenblik nadeelig zou wezen voor den openbaren dienst. Nadat de heer Bentick had verklaard aan het verlangen der regeering te zullen voldoen en hoe wel met leedwezen zijne motie had ingetrokken, merkte de heer Fawcett op, dat in het heerenhuis de Oostersche quaestie zou worden besproken en dat het lagerhuis haar derhalve evengoed kon behan delen. De heer Northcote verzekerde evenwel, dat ook lord Eversham had toegestemd zijne motie over dit onderwerp in te trekken, hetwelk ook werkelijk is geschied want in den aanvang der zitting van het hoogerhuis trok lord Eversham zijne motie in. Lord Beaconsfield bedankte hem hier voor en voegde er bij, dat sedert het begin van dezen wreeden en vernietigenden oorlog de regee ring steeds had verklaard eene politiek van strikte maar voorwaardelijke neutraliteit te zullen volgen. Lord Derby somde de voorwaarden voor de neu traliteit van Engeland op, vervat in zijn depêche van 6 Mei en deelde mede, dat het antwoord daarop van Rusland in een concilianten geest ge steld was. En nu bestaat er, zeide hij, geen reden om te onderstellen dat het de gestelde voorwaarden niet eerlijk zal naleven. De handhaving van die voorwaarden is de bazis van de politiek der regee ring. Deze uitlatingen van den minister van buiten- landsche zaken beteekenen niet veel meer dan dat de regeering voor 't oogenblik geen reden heeft tot meer militaire maatregelen, wat nog minder het geval zal wezen na de stellige verklaring van de Porte, dat zij zelve in staat is om voor de ver dediging van Gallipoli te zorgen. Het verzoek echter der Engelsche ministers, om thans geen discussie uit te lokken over de Oostersche aange legenheden geeft aanleiding tot de onderstelling, dat onderhandelingen van welken aard dan ook, aanhangig zijn, waarvan de goede gang misschien door eene discussie zou kunnen worden verstoord. Verschillende interpellaties moesten in het lagerhuis nog door de heeren Bourke en Northcote worden beantwoord, waarbij het o. a. bleek, dat tusschen Engeland en Oostenrijk geen onderhande lingen waren gevoerd over een eventueele mobili satie in Oostenrijk, voor het geval Rumenië of Servië aan den oorlog mochten gaan deelnemen of in geval de Russen Servië mochten binnenrukken. Van rechtstreeksche vredesonderhandelingen tus schen den czaar en den sultan was ook niets bekend, zoodat te dien aanzien niet kon worden geprotesteerd. De heer Bourke voegde hier nog bij niet te weten of Oostenrijk ten opzichte van dit punt vertoogen tot Rusland of de Porte heeft gericht. De verwachting van ophanden zijnde belangrijke gebeurtenissen heerscht ook in groote mate te Rome, alwaar de regeering voortdurend door hare consuls wordt ingelicht omtrent den dreigenden toestand der Christenen in het Oosten zoowel van de zijde der Turken als van die der Russen. Teneinde de Italiaansche onderdanen ter hulp te kunnen komen is de oorlogsvloot gereed gemaakt, hoewel de schepen verspreid liggen. Na de neder lagen der Russen heeft de heer Depretis, president van den ministerraad, zich opzettelijk naar Turin begeven om met den koning te confereeren, terwijl de ministers van oorlog en justitie en de presi dent der kamer van afgevaardigden te Rome zijn teruggekomen. Op grond van een en ander ver wacht men eenige gewichtige gebeurtenis. Waarschijnlijk heeft men te denken aan eenige handeling van de zijde der mogendheden, misschien wel een gemeenschappelijke bemiddeling in het belang van den vrede. Intusschen is het bevestigd, dat de Russen bij Lovatz weder eene nederlaag hebben geleden, hoewel niet van zoo ernstigen aard als de vorige, doch iedere nieuwe nederlaag oefent noodzakelijk een demoraliseerenden invloed uit op de Russen en verhoogt het zelfvertrouwen van de Turken. Ieder oogenblik wordt thans een beslissende veldslag te gemoet gezien, daar de Turksche legerkorpsen meer en meer opdringen. Terwijl de partijen in Frankrijk zich voortdurend ten strijde voorbereiden tegen de aanstaande ver kiezingen, wankelt de regeering nog steeds in hare keuze betreffende den datum. Thans heet het weer, dat zij niet vóór den 14" October kunnen plaats hebben, omdat de verkiezingsperiode niet kan worden geopend voordat de reis van maar schalk Mac Mahon zal zijn afgeloopen. Men ver moedt dat hij eerst den 20e" September a. s. in Parijs zal terugkeeren, zoodat genoemde periode eerst den 23" September zou kunnen worden geopend en de verkiezingen den 14™ October kunnen plaats hebben. Een van de belangrijkste gebeurtenissen dei- laatste dagen is dat de scheuring tuschen de Bonapartisten is bijgelegd. De heer de Cassagnae heeft zich onderworpen en toegestemd zich te plaatsen onder de banier van den heer Rouher, die alzoo meester is van het terrein en nu van de regeering eischt, dat zij zijne candidaten zal steunen, zoodat de verhouding van de regeering tot de Bonapartisten veel heeft van de verkeerde wereld. Deze jongste van alle Turksche maarschalken is een Duitscher, geboren te Maagdenburg, alwaar zijn vader, Détroit genaamd, muziekonderwijzer was, en daar hij niet in staat was zijn zoon een be hoorlijke opvoeding te geven werd deze als scheeps jongen op een koopvaardijschip geplaatst. Hier ondervond hij een zoo ellendige behandeling dat hij meermalen poogde te ontsnappen, doch te ver geefs en dan moest hij telkens zijn stoutmoedigheid met nieuwe straffen boeten. Eindelijk gelukte het hem in 1847 bij een bezoek van zijn schip te Konstantinopel te ontsnappen en in de hoofd wacht te vluchten. Toevallig nam de minister van buitenlandsche zaken, Ali Pacha, hem onder zijne bescherming en verschafte hem een plaats op de militaire school, onder voorwaarde dat hij tot den Islam zou overgaan. De toenmalige scheeps jongen zou zich aan den duivel hebben verkocht om zijn wreede gezellen te ontkomen. Op de uitmuntend ingerichte militaire school, waar de kweekelingen een zeer goede behandeling genoten, onderscheidde Mehemed Ali effendi zich dermate, dat hij weldra de eerste in zijne klasse was en daar hij even vlug Duitsch als Fransch sprak, won hij de harten van de vreemde onder wijzers in hooge mate. Zoolang de school bestaan heeft moet zij geen beter en uitstekender leerling hebben gehad dan Mehemed Ali. Toen hij in het najaar van 1853 als luitenant de school verliet, voorspelde de directeur hem reeds een snelle be vordering wanneer hij voorloopig assistent in de school wilde blijven. Hij gaf er echter de voor keur aan om zijn verworven theoretische kennis in den Krimoorlog in practijk te brengen en werd bij het leger van Onier Pacha geplaatst. In het voorjaar van 1854 was hij reeds kapitein te Sjoemla. In het hoofdkwartier van Omer Pacha bevonden zich toen als gedelegeerden van buitenlandsche mogendheden of als volontairs, Engelsche, Fransche, Italiaansche en Spaansche officieren, en Mehemed Ali had ruimschoots gelegenheid met hen te ver- keeren en verwierf zich vooral de sympathie van den Spaanschen generaal Prim en den Franschen overste Dieu, terwijl hij daarenboven in het huis van zijn getrouwen beschermer Ali Pacha gele genheid had zich in fijne manieren te vormen en in aanraking te komen met de voornaamste per sonen, zoodat hij in de beste Europeesche kringen te Koüstantinopel steeds een welkome gast was. De omgang vooral met zooveel uitstekende mili taire persoonlijkheden heeft op zijn krijgskundige vorming een zeer gunstigen invloed uitgeoefend en onder zoodanige gunstige omstandigheden maakte hij den veldtocht aan den Donau en den Krimoorlog tot het einde toe mede. De bevordering in het Turksche leger is een zuivere quaestie van gunst en hoewol Mehemed Ali zich bij iedere gelegenheid onderscheidde en bij de regeering als een voortreffelijk en vertrouwbaar officier bekend was, zou hij nooit zoo spoedig zijn vooruitgekomen indien hij geen besehermer had gehad in Ali Pacha, die later grootvizier werd. Reeds in 1868 werd hij generaal-majoor maar sedert dien tijd was zijn avaneement betrekkelijk langzaam, daar hij eerst in het Ioopende jaar muschir, maarschalk, werd; dat is hieraan toe te schrijven, dat Ali Pacha in dien tijd gestorven was, zoodat de bescher mer ontbrak. Ditmaal heeft hij zijne bevor dering waarschijnlijk alleen te danken aan zijne bekwaamhedendaar de Porte ongetwijfeld heeft gezocht naar een man, van wien zij goede ver wachtingen voor den tegen woordigen veldtocht kon koesteren. De benoeming van Mehemed Ali tot serdar of opperbevelhebber van het leger te Sjoemla schijnt het werk van den sultan persoonlijk te wezen. Reeds lang was men ontevreden over Abdoel Kerim Pacha, hoewel misschien grootendeels ten onrechte, want deze bevelhebber heeft tegen het geschikte oogenblik een uitmuntend leger georga niseerd, maar moet zeer gedwarsboomd zijn ge worden door den Dari choura of Turksche hof- oorlogsraad, aan welks hoofd Redif Pacha stond, die de bekwaamste officieren naar Montenegro zond. Eensklaps werd Mehemed Ali van daar naar Konstantinopel ontboden, alwaar hij bevel ontving zich terstond naar het paleis van den sultan te begeven, die hem in eene audiëntie ontving, welke twee uren duurde. De volmacht hem verstrekt moet even ruim zijn als de hem toegekende onder scheidingen. In tegenwoordigheid van geheel het hofpersoneel omarmde de sultan hem, kuste hem en bezwoer hem het zoo bedreigde land te redden. Iedereen was verbaasd over de zelfstandigheid van den sultan; niemand had gedacht, dat hij die men een speelpop meende te zijn in de handen van Redif Pacha en andere ministers, zoo zou durven handelen. Het grootkruis der orde van Osman, een rijk met briljanten bezette eeresabel en drie met goud en purper getooide Arabische rossen, waren de bewijzen van erkentelijkheid van den padisschah voor hetgeen de nieuwe serdar tot nogtoe voor het land in Bosnië en Montenegro had verricht. Abdoel Hamid ging nog verder door aan de vrouw en kinderen van Mehemed Ali een onbewoond gedeelte van het keizerlijke paleis van Tschiragan als woning aan te wijzen. Na zijne definitieve benoeming werden den maar. schalk slechts twee uren tijds geschonken om zijn particuliere zaken te regelen, waarna hij met het gepantserde schip „Houri Osmanieh" naar Varna werd gebracht. Na aldaar door den opperbevel hebber prins Hassan van Egypte, den kommandant der vesting Strecker en andere autoriteiten te zijn ontvangen, vertrok hij met een extra trein naar Sjoemla, waar hij in den namiddag van den 21™ Redif Pacha en zijne consorten geheel onver wachts als een bom op het lijf viel. Slechts aan Abdoel Kerim Pacha, dien hij persoonlijk hoogacht, bewees Mehemed Ali de beleefdheid schrif telijk van zijne aankomst en het doel daarvan kennis te geven. Abdoel Kerim Pacha maakte geen geheim van den brief, maar deelde aan zijne officieren en door dezen aan de troepen den inhoud mede, doch alleen wat betreft de komst van Mehemed Ali. Toen laat in den nacht Abdoel Kerim Pacha en Redif Pacha hadden zich intusschen uit de voeten gemaakt de nieuwe opperbevelhebber begeleid door den grijzen Namyk Pacha en den artillerie-generaal Strecker, te midden zijner troepen verscheen en hen persoonlijk met zijn hooge waar digheid bekend maakte kende het enthousiasme der lieden geen grenzen. Als dol van vreugde liepen zij, in weerwil van het strenge verbod, van tent tot tent, van fort tot fort, ja zelfs van stad tot stad om overal de blijde tijding te brengen dat zij een even dapperen als talentvollen en be kwamen aanvoerder hadden gekregen. Den ganschennacht brandden vreugdevuren en weerklonken de tonen der muziekkorpsen. In den vroegen morgen van den 22™ verzamelde Mehemed Ali alle in Sjoemla en in de omstreken liggende generaals, oversten en zelfstandige troepenaan voerders in zijne tent en betoogde in een korte maar krachtige rede de noodzakelijkheid van aan eensluiting en plichtsvervulling. „Mijne heeren, zoo eindigde hij, ik verzoek u mij buiten dienst niet als een hooger wezen te beschouwen, maal ais een kameraad, die u gelijke hoogachting toe draagt welke hij van u verwacht. Ook zal het mij aangenaam wezen alle uwe wenschen te vervullen zoover dit in mijne macht staat. Wat echter den dienst betreft, daarin zal ik het uiterste en strikte gehoorzaamheid van u eischen, terwijl ik opmerk, dat ik van Z. M. macht heb ontvangen te beloonen en te straffen, dat ik het recht heb avaneement te verleenen tot den graad van ferïkmaar ook iedereen zonder voorafgaanden krijgsraad te laten doodschieten, en ingeval van nood zal ik zoowel van het eene als van het andere recht gebruik maken." Deze aanspraak is bij dagorder bekend gemaakt en met de grootste geestdrift begroet. Men wacht nu zijne daden. Gent10 Augustus. Ik wensch u vooreerst te spreken over eenige rechterlijke zaken. Heden, Woensdag, was de dag bepaald voor de uitspraak van het vonnis in de zaak der erfgenamen van de kardinalen Bernetti en consorten, tegen het blad la Fiandre liberale. Gij weet dat dit blad een artikel heeft opge nomen, waarin verscheidene kardinalen van een historisch standpuut zeer streng werden veroordeeld en als onzedelijke en geldzuchtige lieden voorge steld. In deze zaak werd gepleit voor de erfgenamen der clerikalen door den advocaat Collinet van Luik en door mr. van Biervliet van Gent. En voor de Fiandre liberale door de heeren Metdepenningen en Albert Callier, professor bij de hoogeschool en een der eigenaars van dat blad. De pleitredenen waren van weerskanten zeer lang en hevig en hebben verscheidene zittingen ingenomen. Heden heeft de rechtbank verklaardalvo rens de zaak in den grond te beoordeelen be veelt de rechtbank aan de eischers het bewijs van hunne hoedanigheid en den graad van bloedver wantschap, waarin zij tot de aangevallen kardinalen bestaan, te leveren en dat zij de stukken, die in het proces voorkomen en in de Italiaansche taal gesteld zijn, moeten doen vertalen, teneinde aan de verdedigers te worden medegedeeld. Deze zaak blijft alzoo nu nog hangen en zal eerst na de vacantie kunnen opgeroepen worden. Zij is nog al belangrijk, daar de eischers elk 10,000 franken schadeloosstelling vragen en de afkondiging /van het vonnis in 10 verschillende dagbladen. Voor het hof van assises te Gent is deze week ook een zonderling incident voorgevallen. Het hof houdt zich sinds veertien dagen bezig met eene crimineele zaak. Een man is in 1875 te Destelbergen vermoord. Vier landbouwers van die gemeente werden verdacht die misdaad be gaan te hebben; na eerst aangehouden te zijn geweest, werden zij bij gebrek aan bewijzen in vrijheid gesteld. Maar door het houden van zekere gesprekken en het babbelen der vrouwen werd de aandacht van het gerecht op die zaak opnieuw getrokken en de vier personen in quaestie aange houden en voor de assises gebracht. Al de be schuldigden ontkennen de misdaad te hebben bedreven. Niet minder dan 98 getuigen zijn gehoord en daar de moord al zoo lang geleden washeeft ons hof veel moeite gehad om klaarheid in de zaak te krijgen. Al de getuigen waren Zaterdag gehoord. Maandag moesten de pleitredenen aan vangen. Bij het begin van het verhoor verklaarde de procureur generaal, dat de heer Godyu, de substituut van den procureurdie het openbaar ministerie had waargenomen in het proces, zoo ongesteld was gewordendat de geneesheer niet kon zeggen wanneer hij hersteld zou zijn. De procureur-generaal vroeg dat de zaak tot den aan staanden zittingtijd zou worden uitgesteld. De verdedigers der beschuldigden vroegen dat het hof zou beslissenden zittingtijd open te houden totdat het ambt van het openbaar ministerie dooi den titularis zou kunnen vervuld worden en dat de beschuldigden voorloopig in vrijheid zouden worden gesteld. Het hof besliste dat de zaak tot den aanstaan den zittingtijd zou worden uitgesteld en dat het niet bevoegd wa3 om over de invrijheidstelling van de beschuldigden te beslissen, zoodat dit lang durig proces met de 98 getuigen opnieuw zal moeten begonnen worden en de vier beschuldigden nog 7 maanden voorloopig opgesloten zullen blijven. Deze week moest ook de zaak opgeroepen wor den der 18 werkmeisjes tegen het soeialitisch blad „de Werker", welk laatste die meisjes erg belee- digd had, omdat zij op eenen praalwagen, tijdens de pacificatie-feesten gefigureerd hadden. De uit gever van „de Werker" heeft een dagbladverkooper, Swinnen genaamdals den schrijver van het ver volgde artikel doen kennenmaar iedereen weet dat hij de schrijver niet is en hij om zekere redenen de verantwoordelijkheid op zich neemt. De recht bank heeft aan de verschillende partijen laten weten, dat zij de zaak in den grond moeten bepleiten.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 3