N°. 188, 120® Jaargang. 1877. Zaterdag 11 Augustus. Dit blad verschijnt d a g e 1 y k s mat uitzondering van Zon- en Feestdagen," Prijs per 3/m. franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent, Advertentiën i 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 17 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 10 Augustus. FEUILLETON". Novelle van Grazia Pierantoni-Manzini. MIDDELRIIRGSCHE COIRWT. Van verschillende zijden worden ons inlichtingen gevraagd omtrent: de verplichtingen van spoorwegmaatschappijen en andere ondernemingen van vervoermiddelen, ten opzichte der veiligheid en ongeschondenheid van de hun toevertrouwde goederen; de aanspraken op schadevergoeding der eige naars van beschadigde goederen; den omvang en den aard van het staatstoezicht op de nakoming van hare verplichtingen door de ondernemingen. Ofschoon de bronnen, waaruit deze inlichtingen te putten zijn, voor ieder bijna even toegankelijk zijn als voor ons, willen wij echter, daar het hier een onderwerp geldt dat in den laatsten tijd door ons aan de orde gesteld is, hier het een en ander uit onze aanteekeningen daaromtrent laten volgen. Wij vinden dan in de eerste plaats art. 91 en volgende van het wetboek van koophandel, luidende: „De voerlieden en schippers moeten instaan voor alle schaden aan de ter vervoering overgenomen koopmanschappen overgekomen, uitgezonderd de zulke die uit een gebrek van het goed zelf, door overmacht, of door schuld of nalatigheid van den afzender of expediteur veroorzaakt is. „De vervoerde koopmanschappen of goederen besteld en aangenomen en het vrachtloon betaald zijnde, is daardoor alle rechtsvordering ter zake van beschadiging of vermindering tegen <?on voerman of öulilpjyoA roi nintiff/l, indiflïl het gebrek uiterlijk zichtbaar was. „De beschadiging of vernietiging niet uiterlijk zichtbaar zijndekan de gerechtelijke bezichtiging gedaan worden nadat de goederen zijn aangeno men om het even of de vracht al dan niet vol daan zijmits die bezichtiging gevraagd worde binnen 2 maal 24 uren na de ontvangst en van de eenzelvigheid der goederen bljjke. „Alle rechtsvorderingverjaart met den tijd van 6 maanden ten aanzien van verzendingen bin nen-, en van een jaar ten aanzien van verzen dingen naar buiten 's landste rekenen in geval van verliesvan den dag dat de vervoering had moeten volbraeht zijn en in geval van bescha diging of te late bezorgingvan den dag dat het goed zal zijn aangekomen. „Ondernemers van openbare rij- en vaartuigen zijn verplicht een register te houden van de door hen aangenomen voorwerpen. Indien deze bestaan ii. (Uit het Italiaansch.) Vervólg.) VIII. Toen zij dit gezegd had, boog zij het hoofd, als schaamde zij zich, dat zij dien naam had dur ven uitspreken en voegde er bij„Morgen zal ik de arme kranke gaan bezoeken!" En als ter verontschuldiging dat zij zich op éene lijn stelde met Emma: „het is eene vreemde, half woeste vrouw, in het dorp beschuldigt men haar van tooverij en in vroegeren tijd zou zij het lot van Magdalena Rumiana hebben ondergaan, w aarover men hier in 't gebergte nog altijd spreekt." „Ik heb van die ongelukkige hooren spreken en in onze bergstreek zijn de onkunde en armoede zóo groot, dat de toestanden in den loop der eeuwen weinig veranderd zijn Had elke dame maar uw goed hart en uw verstand! Als gij wist hoe iedereen u prijst gij zijt bij allen bekend Eene boerin van Oulx, overtuigd van tooverij; zij werd door de inquisitie veroordeeld tot levenslange gevangenis omstreeks het midden van de XVIe eeuw. in geld, of voorwerpen en papieren geldswaarde hebbende, is de afzender verplicht de waarde daarvan op te geven en hij kan vorderen dat daarvan aanteekening in het register worde gehou den. Bij gebreke dier opgave zal hij ingeval van verwisseling of schade, alleen tot het bewijs der waarde naar het uiterlijk aanzien van het ver- zondene worden toegelaten. Deze bepalingen zijn toepasselijk verklaard op de spoorwegen bij art. 1 der wet van 9 April 1875 (Staatsblad n° 67), luidende als volgt: „Ondernemers van een spoorwegdienst zijn ver antwoordelijk voor de schadendoor personen of goederen bij de uitoefening van hun dienst gele den tenware de schade buiten hun schuld of die hunner beambten of bedienden zij ontstaan. Ten aanzien van Ondernemers van spoorwegdiensten geldt hetgeen hij het wetboek van koophandel betrekkelijk voerlieden, schippers en ondernemers van openbare rij- en vaartuigen is bepaald." Dezelfde beginselen vinden wij gehuldigd in het bij de tweede kamer aanhangige (gewijzigde) wets ontwerp tot regeling van het toezicht op de open bare middelen van vervoer met uitzondering van de spoorwegdiensten. Daar luidt art. 115: „In geval van verlies of beschadiging van aan den ondernemer toevertrouwde bagage, wordt de werkelijk geleden schade vergoed. „Deze vergoeding geschiedt, indien door den reiziger geen waarde is aangegeven, in reden van f 3 per kilogram en niet te boven gaande de som van f 100 voor elk collo. „Voor vracht- en bestelgoederen is art. 96 van het wetboek van koophandel straks mede gedeeld toepasselijk." Wat betreft het staatstoezicht ten aanzien van bet onderwerp in quaestie, vinden wij in de reeds voofplino' van dp.n dienst fin het gebruik der spoorwegen deze bepalingen: „Art. 10. Het algemeen toezicht op de spoorweg diensten wordt onder den minister van binnenlandsehe zaken uitgeoefend door een raad van toezicht, welks leden door den koning worden benoemd. „Art. 11. De leden van dien raad en de amb tenaren, onder hem met het dagelij ksch toezicht belast, zijn bevoegd (art. 12) mededeeling te vragen van alle, niet tot het geldelijk beheer betrekkelijke, inlichtingen betreffende den spoor wegdienst en van de daartoe betrekkelijke voorwaarden den dienst of het vervoer be treffende. De bestuurders van den spoorwegdienst, hunne beambten en bedienden voldoen, zooveel elk aangaat, terstond aan die aanvraag. „Art. 13. De leden van den raad van toezicht en de bedoelde ambtenaren geven schriftelijk kennis aan de bestuurders van den spoorwegdienst als de goede fee van het dorpzelfs de gravin en hare dochter hebben over n hooren spreken, en komen morgen opzettelijk om u te leeren kennen. En te moeten denken dat ik u niet bij de eerste kennismaking heb weten te waardeeren, ik Hij hield verlegen stil, meenende dat hij met te veel warmte gesproken had. Dora lachte bescheiden en droefgeestig en reikte hem de hand. „Waarlijk," zeide zij, „gij seheent mij te ontwijken gij waart ook altijd met iets anders vervuld, nadenkend! Maar thans zullen wij vrienden worden, niet waar?" „O Dora! Uwe woorden doen mij zooveel goed Wilt gij mijne zuster zijn? Ik zou zou gaarne eene lieve zuster hebben gehad, met wie ik over mijne moeder kon spreken Bij deze laatste woorden overmeesterde hem de aandoening en er vielen twee groote tranen, die hij tevergeefs trachtte te weerhouden, langs zijne bleeke wangen. „Dora," vervolgde hij daarop, drukte de hand van het ontroerde meisje in de zijne en zag haar vriendelijk aan: „Gij, arm kind, hebt ook geene moeder meer, treurige over eenkomst tusschen ons, onherstelbaar verlies dat ons beide getroffen heeft!" En zij weenden te zamen. Twee wezens die over hetzelfde leed treuren, moeten elkander noodzakelijk liefhebben. Daarin ligt de beste grondslag voor eene hechte vriendschap, en de meeste kans om voor de liefde te bezwijken. Hendrik en Dora, die aan geene van hetgeen, naar hun oordeel, tot behoorlijke uitoefening van den dienst behoort te worden gedaan. Zij roepen, zoo de bestuurders daaraan geen .Voorlijk gevolg geven, de beslissing van den minister van binnenlandsehe zaken in. Die beslissing kan ook door bestuurders worden inge roepen, wanneer zij tegen hetgeen bun aanbevolen werd bezwaar hebben. „Art. 27. Bij algemeenen maatregel van bestuur worden geregeldde dienst op de stations de voorwaarden voor het vervoer van reizigers en goederen; het afhalen en bestellen der goederen en het loon daarvoor te genieten, en hetgeen verder ter verzekering van de behoorlijke uitoefe ning der spoorwegdiensten en het veilig verkeer over de spoorwegen, krachtens deze wet is voor te schrijven." Voegen wij hier ten slotte nog bij dat de raad van toezicht is samengesteld uit de heeren Fijnje, voorzitter, Piepers, Uhlenbecken Wolterbeek, leden, en jhr. Berg, seeretarisallen (ingevolge het kon. besl. van 9 Juli 1876, Stbl. n° 159) hun vaste woon plaats hebbende te 's Gravenhage. De spoorweg opziener ingevolge hetzelfde kon. besl. o. a. spe ciaal belast met het toezicht op alles wat tot de dagelijkscbe uitoefening der spoorwegdiensten betrekking heeft, is voor de sectie Roosendaal— Vlissingen, zoomede voor de lijn MoerdijkRoosen daal—grenzen de heer J. S. A. Noordendorp te Roosendaal; terwijl hetzelfde toezicht voor den spoorweg RoosendaalBreda en voor de sectie Boxtel BredaZwaluweDordrecht—Rotterdam en ZwaluweZevenbergen is opgedragen aan den opziener A. J. Stal, te Breda. Maandag jl. had te Oostburg eeDe vergadering plaats van de afgevaardigden der verschillende nolders. uitmakende het WaterschaD der Sluis aan ae Wieimgen. Overeenkomstig den oproe pingsbrief) werden o. a. de twee volgende punten behandeld 1°. Het uitgebracht verslag der commissie van onderzoek omtrent den staat der oeververdediging van dit waterschap, en 2°. Voorstel tot vergunning, behoudens hoogere goedkeuring, aan het bestuur der watering Cadzand om op hare kosten den oostelijken kanaaldijk tussehen de zee- en waehtsluis te verzwaren. Beide voorstellen gaven aanleiding tot belangrijke diseussiën vooral van de zijde der watering Cad zand, welk bestuur beweerde dat de voorgestelde werken door de commissie ongenoegzaam waren om in het vervolg stormschade te voorkomen, welke bewering door twee aanwezige leden der commis sie bestreden werd. Omtrent het le voorstel werd besloten: Dat de vergadering zich met de voorgestelde wer- liefde durfden denken, zwoeren elkander trouwe vriendschap, spraken lang en breed, ieder over zich zelf, en toen zij na een half uur den tuin ingingen, kenden zij elkaar alsof ze onder éen dak waren opgegroeid. IX. Den volgenden dag tegen twaalf uren hoorde Isabella, die voor het huis speelde, een verwijderd paardengetrappel, liep naar het einde van de laan, en zag zulk een mooi rijtuig den hoek omslaan, dat, indien zij niet van het verwachte bezoek ge hoord had, zij gedacht zou hebben aan het rijtuig van een prins of een koning, zooals die dikwijls voorkwamen in de tooversprookjes, die Berta, de oude meid, vertelde. Ook de vrouwen uit het dorp waren gretig het rijtuig der gravin gevolgd, om te zien waar het ophield, zoodat er in de hoofdstraat van het dorp een buitengewone drukte heerschte. Hier en daar stond een groep, die met het grootste gewicht, alsof het een zeer ernstig geval gold, het hoe en waarom van dit bezoek en de eer, aan dien braven Antonio te beurt ge vallen, besprak. En zij vertelden er zooveel onge- loofeltjke dingen van, dat men er een boekdeel mede zou kunnen vullen. Wij zullen er echter niet een van over vertellen; want het eenvou digste zou den onschuldigen lezer, onbekend met hetgeen de levendige verbeelding eener bevolking en vooral harer vrouwen in een oogenblik kan verzinnen, verbaasd doen staan. Toen het paardengetrappel naderbij kwam, kwam ken der commissie vereenigde en het uitvoerend bestuur gemachtigd werd, desgevorderd aanstonds tot de uitvoering er van over te gaan. Het 2e voorstel werd aangenomen, onder beding dat het bestuur van het waterschap toezicht op de uitvoering der verzwaring houden zal. (SI. Wbl.) Naar wij vernemen is de adjunct-ingenieur werktuigkundige in dienst der maatschappij tot exploitatie van spoorwegen W. E. Kühnen, van Vlissingen overgeplaatst naar Zwolle en zal hij vervangen worden door den adjunct-ingenieur werktuigkundige W. K. van Deinse, thans in zoo danige betrekking te Luik. Voor het examen van surnumerair bij de Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen dat gisteren te Utrecht plaats had, hadden zich slechts 3 aspiranten gemeld. Van deze drie zijn er twee geslaagd. In de aan het departement van binnenlandsehe zakenonder praesidium van den referendaris jhr. mr. G. de Bosch Kemper, gehouden verga dering der chefs van de provinciale bureaux van statistiek, is met groote meerderheid instemming betuigd met de door den minister voorgestelde regeling van de statistiek van het schoolbezoek en het schoolverzuim. Slechts enkele wijzigingen wer den vastgesteld. Men zal dus eerlang een officieele statistiek van het schoolverzuim mogen tegemoet zien, met opgave der redenen. In de aanstaande algemeeDe vergadering van het Nederlandsch Weerbaarheidsbond te Utrecht OR,.den 20en dezer, zal o. a. verslag worden uit- g6Urd.Ulit «AVJVA WmiilOJOtvj van middelen om verband te brengen tusschen de schutterij en de vrijwillige weerbaarheid. Voorts zal in behandeling komen een voorstel van het hoofdbestuur om alle vijf jaren een natio- nalen wedstrijd te doen houden en in de vier andere jaren telkens zoo mogelijk een provincialen schietwedstrijd opvolgend in verschillende pro vinciën. Het Vaderland deeltals tegenhanger der in den laatsten tijd vermelde spoorwegdieverijen, het volgende mede: „Een paar dagen geleden vertrok een heer met gezelschap van Groningen naar Harlingen. Pas in den trein gezeten bemerkte hij f 10 te veel te hebben betaald. Te Leeuwarden aangekomen, haastte hij zich er bij den station-chef aangifte van te doen. Daarna ging bij weder in den trein ook Antonio, die 's morgens vroeg reeds zijn Zon- dagsche buis had aangetrokken, aan de deur, met de muts in de hand, vol verwachting en met eene hooge kleur, maar zonder noodelooze verlegenheid; met het welwillende, waardige uiterlijk van een buitenman, die zich heer en meester in zijn huis voelt. Zoodra het rijtuig stilhield sprong Hendrik er uit en hielp eerst de gravin, die langzaam, op zijn arm geleund, uitsteeg, daarna Emma, die heel licht even zijne hand aanraakte, voor de aardig heid, niet als steun. Nauwelijks had zij den grond betreden of zij sloeg een vluchtigen blik op den witten smaakvollen gevel van het huisje, en daarna op de groep mensehen, die aan de deur vereenigd waren. Zij lachte een weinig ondeugend bij bet zien van het blijmoedig uiterlijk van Antonio, over zijne eenigszins linksche buigingen en keek tersluiks hare moeder aan, die haar met een blik van verstandhouding antwoordde; daarop begon zij onder die lieden naar Dora te zoeken en wei felde nog tusschen eene kloeke, welgedane boeren meid en eene magere, bleeke kweezelaarster, toen de stem van Hendrik, die Isabella naar hare zuster vroeg, haar hare dwaling deed inzien. Ofschoon Dora, bij de komst van het rijtuig, eene sterke hartklopping gevoelde, had zij met die echt vrouwelijke kieschheid, welke zich niet laat aanleeren maar het voorrecht van een edel gemoed is, begrepen dat zij die voorname dames wel niet met hoogmoed, maar toch met waardig heid ontvangen moest. Daarom verliet zij haar

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1