N». 187. 120® Jaargang. 1877, Vrijdag 10 Augustus. Bit blad verschijnt d a g e 1 ij k s f! met uitzondering van Zon- en Feestdagen^ Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën i 20 Cent p8r regel. Geboorte- Trouw- Boodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Hayas, Laffitk C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 9 Augustus. FEUILLETON. 10. Novelle van Grazia Pierantoni-Manzini. MIDDELBURGSCHE Den 20en dezer a. zal op het Zuidernet der staatsspoorwegen en op den Rijnspoorweg een belangrijk troepenvervoer plaats hebben. Op dien dag zullen uit de garnizoenen in Zee land, Bergen op Zoom en Breda pl. m. 5900 man naar Ede en Veenendaal vervoerd worden. Met het oog op de voortdurende uitbreiding van het goederenvervoer op de Zeeuwscbe lijn, zal eerstdaags op het station Vlissingen (haven) een stoomkraan geplaatst worden. De gemeenteraad van Yerseke heeft besloten zijne zittingen voortaan te houden in de herberg van J. Lamper, en den eigenaar te vergunnen zijn huis het „gemeentehuis" te noemen. GCt.) Over den oorsprong van den naam der gemeente Ter Neuzen schrijft een inzender aan de Ter Neii- zensche courant het volgende, dat waarschijnlijker klinkt dan de onlangs in hetzelfde blad door den heer van Wiemeersch, uit Gent, geopperde afleiding van Terre Neuve. In de 9® eeuw groeven de Gentenaars een kanaal naar de Schelde, hetwelk onder aDderen langs Zuiddorpe en Axel liep, en waarvan nog overblijf selen aanwezig zijn in de oude vaart laBgs den weg van Ter Neuzen naar Axel, bij de hofstede „Vaart- wijk", en dicht bij de vesting Ter Neuzen, bij de hofstede „Zoutvliet" en verderop dóór den Zeven Trinités polder. Dit kanaal kwam in gemeenschap met de Schelde op een vooruitstekend landpunt door eene flinke sluis. De punt of landtong, waarin het kanaal eindigde, had den vorm van een neus en vandaar, dat het eindgedeelte van het kanaal „de neus" (oud- Hollandsch „de neuse") genoemd werd. Op die landtong werden langs het kanaal al spoedig huizen gebouwd, die in de 12c of 13e eenw een vlek vormden, bekend onder den naam van dat punt. Zooals bekend is, voegde men in het oud-Hollandsch bij verbuiging in den 2en naamval, bij het van vóór het bepalend lidwoord achter hetzelve veelal eene r, en zoo kreeg men hier het „van der Neuse", wat het ons duidelijk maakt dat wij melding gemaakt vinden van Heeren en Vrouwen van „der Neuse." (TJit liet Italiaanscli.) Vervolg.) VII. Het geldstuk, met kracht geworpen, rolde op den grond en de kinderen klapten verblijd in de handjes, bij dien vroolijken klank en dien mooien glans. Gina volgde de snelle wentelingen er van met een gretigen en tevens verachtelijken blik en mompelde: „Uit de manier waarop het mij gegeven wordt, blijkt dat het van het kasteel komt!" En de uil, zijn schreeuwen stakende, verborg den kop weer in de veeren en scheen te zeggen: O', ijdelheid van alle menschelijke dingen! VIII. Bij de eerste hnizen van het dorp gekomen hield Hendrik stil en veegde het zweet af dat hem van het voorhoofd gudste. Wat had hij eigen lijk in die ongelukkige hut vernomen, dat die hevige ontroering, dien gejaagden stap verklaarde Wist hij niet reeds lang dat Emma, die zoo mooi, bevallig en wereldsch was, zeker niet voor zuster van liefdadigheid in de wieg gelegd waB? Later Dit is weder later geleidelijk gewijzigd in „Ter Neus", welken naam wij niet alleen aldus vinden, toen deze plaats in 1584 uit het Axel-ambacht genomen en een zelfstandig ambacht geworden is, maar ook nog in de officieele stukken uit het einde der vorige en het begin van deze eeuw. In dien tusschentijd werd dikwijls „Neusen" geschreven, vermoedelijk omdat het zeker ge makshalve bij de vereeniging van Axel, Neusen en Biervliet onder éen' gemeenschappen ken ma gistraat, onder dien naam was vermeld. Hondius,in zijn dichtwerk „Moufesehanse", spreekt dan ook dikwijls van Neusen en voegt er ook nog al eens Ter voor, wanneer hij bedoelt in of te Neusen, gelijk men voor „in de stad", „op de plaats" enz. wel eens schrijft „ter stede", „ter plaatse" enz. Ofschoon Ter Neuzen in de Gentsehe en Brug- sche beroerten veel schijnt geleden te hebben; schoon de storm van 1377, waarvan de beer v. W. spreekt, ook een deel dezer plaats in de „Honte" schijnt te hebben te niet doen gaan (welk deel buiten den tegenwoordigen oostelijken havendijk moet gelegen hebben); schoon ook de Spaansche oorlog medewerkte ora hare ontwikkeling te belemmeren en de invallen der Franschen, reeds in 1672, maar vooral in 1747 het tot een nietig dorpje reduceerden, is het steeds blijven bestaan, terwijl tal van omliggende polders óf doorgestoken, óf, wegens gebrek aan weermiddelen inundeerende, soms lange jaren aan de zee bleven prijs gegeven, terwijl de omliggende dorpen Aandijke, Gender- dijke, Willemskerke en Vremdijke te niet gingen. Het is dus zeker moeielijk aan te nemen dat juist dit punt een der oudste deelen van Zeeuwsch-Ylaanderen door Terra Nova of Nieuw- land zou zijn aangeduid en de schrijver blijft zich voor alsnog houden aan eene afleiding van het door hem genoemde lichaamsdeel. Het Utr. Dagblad heeft een artikel gewijd aan „Eigen Hulp". Het is o. a. gericht aan het adres van hen, die, nu het op de organisatie der Vereeniging „Eigen Hulp" aankomt, er over klagen dat er geen vast plan is, dat de geheele zaak iets onbepaalds, iets onzekers heeft. In den aanvang, voor de verspreiding van het begrip der vereeni ging, was dit onzekere een voordeel, en het Utr. Dagblad toont aan, dat het tot op zekere hoogte een voordeel gebleven is. De hoofdzaak is, meent het Utr. Dagbl., vooral voor plaatselijke werkzaamheiddat verspreide krachten vereenigd worden en dat die allen een gemeenschappelijk middelpunt hebben. Men late het aan de ervaring over, de behoeften te doen kennen met de middelen om er in te voorzien. zou de liefde voor haar echtgenoot en de moeder liefde haar leeren weldoen En hij moest mettertijd leeren zichzelf beter te beheerschen Hoe kon hij Emma beschuldigen, terwijl hij ook onmenschlievend was geweest? Terwijl hij dit dacht, kwam het hem voor dat de snappende musschen en de krekels rondom hem riepen: Vervloekt zij de rijke, die geen mededoogen met de lijdenden heeft, vervloekt zij de vronw, die geene moeder weet te zijn voor arme kinderen 1 Hij bleef eenige oogenblikken tegen een boom geleund staan en begaf zich daarna weer op weg, maar nu langzamer. De straten van het dorp waren verlaten, want het was oogsttijd; alleen de goede dokter reed stapvoets in zijn koetsje. Hij herkende Hendrik en hield zijn mak paard in, dat zich terstond die korte rust ten nutte maakte om de grasscheutjes aan den kant van de beek, die aan weerszijden' van den weg liep, te gaan afgrazen. Hendrik verzocht den dokter dringend om met medicijnen en voedsel voor de kinderen naar de zieke te gaan, stak hem nog een goud stuk in de hand, en herhaalde op anderen toon hetgeen hij aan Gina gezegd haddat Emma dien bijstand zond. Misschien meende hij zoodoende dien naam voor het oog van God weder te recht vaardigen. „Twee goede feeën! Welk een geluk voor de armen van het dorp 1" riep de goede dokter uit, terwijl Hendrik bij die woorden onwillekeu rig de oogen neersloeg. „Dokter, ik beveel u aan, er tegen niemand Men beginne met het eenvoudige, met datgene wat weinig omslag en weinig middelen vereischt enjET-v "ar-v&n het nut en het voordeel dadelijk kunnen overzien worden. Men zou b. v. reeds dadelijk in aanstaande districts-vergaderingen kunnen vragen, wie eene zekere hoeveelheid aard appelen voor den winter wil opdoen. Hetzij zich daarvoor slechts 10, hetzij er zich 50 of 100 per sonen aanmeldendie ieder hunne benoodigde hoeveelheid opgeven die allen zijn zóo goed als zeker, dat zij beter zullen slagen dan wanneer ieder voor zich zijnen voorraad opdoet. Zoo koa men met steenkolenzoo wellicht met nog eenig ander artikel van dagelijksche behoefte doen. Gaat dit goed het bestuur of eene te benoemen commissie dient zich met de uitvoering te belas ten dan zullen zij, die op deze wijze zich bevoordeeld hebben, zeiven wel bedenken wat op dien weg meer is te doen. Leert men op dien weg door de ervaring de voordeelen van vereeni ging van krachten kennen, dan zullen, naar gelang van de bestaande behoeften, allengs meer inge wikkelde vormen van samenwerking bedacht en in toepassing gebracht kunnen worden. Zoo zal „Eigen Hulp" eene kracht wordendie inderdaad den last des levens voor een aanzienlijk getal landgenooten aanmerkelijk verlicht. Men moet dus, dit is de slotsom der beschou wing, de vereeniging niet maken, maar laten wor den; niet haar beschouwen als een gebouw, dat naar een vooraf gemaakt bestek moet worden opgetrokkenmaar als een boom, waarvoor een stekje in de aarde is gezet, en die nu zal opgroeien naar aard van bodem en luchtsgesteldheid, mits kweekers en verzorgers de eischen van den grond en het klimaat in aanmerking nemen en niet tegen <ie uJr.ür in willen werken. Korten tijd geleden was een werkman te Lon den bezig, op eene der bovenste verdiepingen van een groot woonhuisde vensters te schilderen. Om gemakkelijker zijn werk te verrichten stapte hij op een balcondat ter versiering voor een der ramen was aangebracht. Het balconvoor zulk een buitengewonen last niet berekend, stortte naar beneden en de ongelukkige viel verpletterd op de straatsteenen. De Londensche coroner heeft bij deze gelegen heid eene verklaring afgegeven dat de dood aan een „ongelukkig toeval" was toe te schrijven. Maar het publiek te Londen vraagt zich af of hier niet veeleer eene vervolging moest ingesteld wor den tegen den eigenaar van het huis, wegens manslag door onvoorzichtigheid. Een balcon toch, zoo redeneert menwordt gemaakt om er op te staan of te zitten. Heeft het daarvoor de een woord van te zeggen zelfs niet tegen Emma „Ei! Ei! de ware deugd is beseheiden; de linkerhand moet niet weten wat de rechter doet. Dat kennen wij. Maar wij zullen haar met den blik dank zeggen, en zij zal ons begrijpen en blozen. Gelukkig gij, jong mensch: eene medelij dende gevoelige vrouw is eene ware gave Gods!" De goede oude man reikte Hendrik de hand, "bracht deels met de zweep, deels met de stem, zijne Bossinante weer in beweging en reed lang zaam weg, al mompelende: „Het kwam mij voor dat de hand van dien jongeling in de mijne beefde, terwijl hij van zijne schoone sprak. Die arme verliefden, die arme droomers!" En hij zuchtte bij de herinnering aan wie weet welke liefde, wie weet welke hersenschimmen, uit zijne ver verwijderde jeugd. Onderwijl was Hendrik aan de laan gekomen die op het huis van zijn oom uitliep. Voor het eerst sedert hij het bewoonde bekeek hij het met aandacht; hij bewonderde de fraaie statige plata nen, sloeg een blik op den witten gevel, met de groene zonneblinden en de met bloemen versierde balkonsop eens scheen hem die nederige woning veel vriendelijker toe dan het prachtige kasteel. De laan liep uit op een mooi grasveld naar alle kanten liepen andere lanen, door geurige rozen omzoomd, en Hendrik vergat zijne bezwaren en schepte behagen in die kalmte. De nachtegaal sloeg in een bloeienden appelboom, een groote witte vlinder fladderde over de rozen, een weirie- I noodige stevigheid nietdan worden roekeloos menschenlevens in de waagschaal gesteld, j Dit voorval stelt een dar gebreken van onze hedendaagsche bouwkunst in het licht. Men plakt versieringen op huizenzonder te vragen of ze voor ons klimaat geschikt zijn en wascht zijn handen in onschuld als er ongelukken door ver oorzaakt worden. In het zuiden van Europa zit men op de balconsmen leeft er bjjna op. Bij ons te lande laat het weer dat bijna nooit toe en, is het weer er zacht genoeg voor, dan zijn onze zeden nog een beletsel tegen dat leven in de open lucht. Wie in eene straat of op een plein óp zijn balcon ging zitten thee drinkenzou meer bekijks hebben dan pleizier. Men kan zeggen dat deze aan een zuidelijken hemel ontleende uitsteek sels bij ons slechts dienen om aan de lager gele gen vensters het licht te benemen en de lijnen onzer huizen niet fraaier te maken. Gewoonlijk worden ze dus niet gebruikt. Daarop rekent de bouwmeester en hij maakt ze niet ste viger dan voor een versiersel noodig is. Ongelukkig worden ze bij buitengewone gelegenheden wèl eens gebezigd. Trekt er een optocht door de straat, of is er iets anders te ziendan is het vrije uit zicht op het balcon te verleidelijk om er niet van te willen genieten. Men plaatst zich dus, dikwjjls met een gezelschap op den uitkijk-postdoch dezevoor zulke buitengewone lasten niet bestemd, dreigt in de diepte te storten. Wanneer onze bouwmeesters niet verstandig genoeg willen zijn om het maken van overtollige uitsteeksels die in den regel stijf, vogelkooi-achtig, en leelijk zijnaan onze huizen achterwege te latendan is het ten minste zaak dat eigenaars en huurders zich nu en dan overtuigen in hoeverre zij kans hebben omdoor van die overtolligheden gebruik te maken, hun leven in gevaarte brengen. Men schrijft aan de Zutfensche courant uit Amsterdam We leven nog altijd in verwachting van de dingen die komen zullen; doch moeder Anna troost ons en zegt, dat de lang verbeide in aan tocht is. Wel was op 1 Augustus het zeekanaal nog niet op de beloofde diepte, maar, naar men verzekert, ontbreekt er toch zoo heel veel niet aan. Nu, het zon dan ook al te verrassend geweest zijn, als ten opzichte van „Holland op zijn Smalst" iets op zijn tijd verschenen was. Wij hebben reeds zooveel geduld leeren oefenen, dat we har telijk blij zijn als we maar weten dat het lang zaam vooruitgaat. Bovendien, we beschouwen tot 'nogtoe onze haven meer als een zaak van luxe, dan als een dringende behoefte. Eigenlijk weten we niet al te goed wat wij er meê zullen aanvan- kende wind streelde zijn gloeiend gelaat. Hij ging op eene bank, zitten en dacht: Hier is bet rijk der goede feeHij trachtte te glimlachen maar werd zijns ondanks aangedaan en slaakte een zucht. „Wie is dat?" vroeg eene zachte stem, en hij keerde zich om. Dora zat onder een lau rierboom aandachtig te teekenen, terwijl Isabella en Gustaaf zwijgend, met nieuwsgierige blikken, elke beweging barer vlugge'hand volgden. Hendrik zag verrast dit onverwachte tooneel aan, waarbij de schoonheid van Dora als door een tooverslag aan 't licht kwam; maar zoodra het meisje hem gewaar werd stond zij opbeantwoordde zijn vriendelijken groet met een licht hoofdknikje en ging naar binnen, gevolgd door haar broertje, die het teekengereedschap droeg. „Ontwijkt zij mij?" dacht Hendrik. „Ik moet haar onaangenaam zijn," en het speet hem dat hij geen vriendelijker ontvangst had weten te verwerven. Isabellatje had ondertusschen wat viooltjes ge plukt en probeerde die in zijn knoopsgat te steken. Hij nam het kind op den schoot, hielp haar om hem met die bloemen op te schikken en vroeg haar „Dora is heel goed, niet waar „Zij is de beste van alle mensc'nen op de wereld," antwoordde Isabella met groote over tuiging. „Gij en Gnstaaf houdt veel van haar, niet waar?" Ditmaal vergenoegde het kind zich met hem aan te zien en antwoordde niet.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1