N°. 186.
1206 Jaargang.
1877.
Donderdag
9 Augustus.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s j
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m, franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiên 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffitk C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 8 Augustus.
IFETTILLETOIISr-
Novelle van Grazia Pierantoni-Manzini.
MIDDELBURGSOHE
Niettegenstaande het vrij ongunstige weder was
gisteren avond een dertigtal personen in de koffie
kamer van het concertgebouw alhier vereenigd ter
bespreking van de vraag of een district: Middel
burg van „Eigen Hulp" zou worden opgericht.
Bij de discussie die zich hierover ontwikkelde
bleek al dadelijk groot verschil van gevoelen en
onzekerheid te bestaan omtrent de bevoegdheid
om lid van „Eigen Hulp'' te worden. Terwijl
sommige leden meenden, dat ook ambachtslieden
en handwerkslieden konden toetredenmeenden
anderen dat deze bepaald waren uitgesloten of dat
dit althans in de bedoeling van de oprichters ligt,
daar de uitdrukking van het reglement te dien
aanzien niet duidelijk is. Hieromtrent zullen inlich
tingen worden gevraagd aan het hoofdbestuur.
Omtrent verschillende punten werden nog door
leden van het voorloopige comité inlichtingen en
ophelderingen gegeven en mededeeling gedaan van
het door het hoofdbestuur ontworpen concept-
huishoudelijk reglement, waarna met acclamatie
werd besloten tot de oprichting van een district
„Middelburg en omstreken."
Aan dezen naam werd de voorkeur gegeven
boven dien van „Middelburg" alleen, teneinde
duidelijk te doen uitkomen, dat ook personen bui
ten Middelburg woonachtig als leden kunnen wor
den opgenomen, waarbij men .voornamelijk hot oog
had op ambtenaren en andere belanghebbenden in
de buitengemeenten.
Op voorstel van den waarnemenden voorzitter
den heer de Stoppelaar, werd besloten voorloopig
een bestuur te benoemen, bestaande uit vijf leden,
welk aantal bij nader gebleken behoefte zal kun
nen worden vermeerderd, en aan dat bestuur op te
dragen zoo spoedig mogelijk een concept-reglement
voor het district „Middelburg en omstreken" te
ontwerpen.
Bij eerste stemming werden tot leden van het
bestuur gekozen de heeren W. J. N. Landré,
P. H. van Moerkerken, P. J. Huijer, H. Sasburg
en dT. A. A. Fokker. De heer de Stoppelaar had
vooraf verzocht, ter voorkoming van verbrokke
ling van stemmen, niet in aanmerking te komen,
daar hij wegens zijne veelvuldige bezigheden ver
hinderd was eene eventneele benoeming aan te
nemen. De gekozenen verklaarden zich bereid
de hen opgedragen taak te aanvaarden, met uit
zondering van dr. Fokker, die, hoewel met leedwezen,
en onder dankbetuiging voor het bewijs van ver-
9.
(Uit het Italiaansch.)
Vervolg.)
Vil.
Terwijl Hendrik, in gedachten verzonken, het
steile pad afliep, boorde hij eene kinderstem zacht
roepen: „Mijnheer, Mijnheer!" Hij stond stil
en keek rond. Op den weg dien hij bewandelde,
liep rechts een ander klein paadje uit, door pruimen-
hagen begrensd, en aan den ingang daarvan
stonden twee armoedige schepseltjes, twee kleine
halfnaakte, magere, havelooze wezentjes, met vuile
bleeke gezichtjes, maar toch mooi door de beval
ligheid, aan de jeugd van alles wat geschapen is
eigen, van de bloem in den knop af, tot aan het
jonge roofgedierte.
Hendrik naderde hen, terwijl zij elkander ang
stig, met gebogen hoofdjes, vasthielden.
„Kindertjes, hebt gij mij geroepen?"
„Ja," antwoordde de oudste van de twee,
die misschien vijf jaar was, nauw hoorbaar.
Hendrik meende dat zij eene aalmoes hoopten
te krijgen en had reeds de beurs in do hand toen
het kind moed vatte en voortging:
trouwen, te kennen gaf, dat het hem onmogelijk
was een dergelijke betrekking, waaraan hij onder
stelde dat nog al werkzaamheden zouden verbon
den zijn, aan te nemen.
Bij tweede stemming werd tot vijfde lid van
het bestuur gekozen de heer J. W. de Raad, die
zich de benoeming liet welgevallen. Alvorens de
vergadering uiteenging betuigde zij, bij monde van
den heer de Raad, den waarnemenden voorzitter
haar dank voor de moeite die hij zich gegeven
had ter vorming van eene afdeeling Middelburg
en voor de leiding dezer vergadering, welken dank
de heer de Stoppelaar ook overbracht op zijne
medeleden in het voorloopige comité.
Na afloop der algemeene vergadering constitu
eerde het bestuur zich onmiddellijk in dier voege,
dat als voorzitter zal optreden de heer Huijer, als
secretaris de heer Landré en als penningmeester
de heer de Raad.
Tegen betaling eener contributie van 2.50
voor het eerste jaar bestaat voortdurend gelegen
heid om tot het lidmaatschap toe te treden.
Het programma voor de muziekuitvoering op
het Molenwater, door het muziekkorps der stede
lijke schutterij alhierop Vrijdag den 10ea dezer
des avonds te 7 urenis samengesteld als volgt
n» 1 Marsch; n° 2 Wals; n« 3 Ouverture, van
Clémentn° 4 Potpourri la Bohémiennevan
Balfen° 5 Mazurka van Chopinn° 6 Fantaisie
uit Weber's Euryanthe, van A. de Jong; n° 7
Hochzeitsmarschvan Mendelssohn.
Bij de verkiezing van een lid van den gemeen
teraad te Domburg, welke aanstaanden Dinsdag
moet plaats hebben, heett de burgemeester, de
heer C. H. Elont, die bij de vorige verkiezing in
herstemming is gekomen, verzocht geen stemmen
op hem uit te brengen daar hij, zooals in een
aanplakbiljet wordt medegedeeld, zijn onafhankelijk
standpunt in den raad niet wenscht belemmert te
zien.
Men meldt uit "Wemeldinge van 7 Augustns:
Het bestuur der visscherij op de Zeeuwsche
stroomen is tot de ontdekking gekomen, dat op
een onverpacht perceel onder deze gemeente op
clandestiene wijze eenige duizenden pannen zijn
neergelegd tot aanwas van oesters, alles onder
beheer van K. Dominicus, bierbrouwer alhier.
(N. R. Ct.)
Z. K. H. de Prins van Oranje is Maandag
morgen te Parijs aangekomen en met zijn gevolg
aan het Grand Hotel afgestapt.
„Moeder heeft ons gezegdals hij voorbijkomt,
moet gij hem hard roepen, zeg hem dat Gina het
wil. Als hij een goed hart heeft zal hij komen.
„Wie is die Gina en waar woont zij?"
Zonder verder te antwoorden liepen de kinderen
het groene pad op; Hendrik aarzelde een oogen-
blik en volgde hen, half nieuwsgierig, half boos.
Hij had nauwelijks eenige stappen gedaan of daar
vertoonde zich een armzalig hutje aan zijn oog;
de kinderen stieten de vermolmde, loshangende deur
open en liepen naar binnen. Hij bleef besluiteloos
aan de deur staan en rondziende voelde hij zijn
hart ineenkrimpen. De hut zag er zeer armoedig
uitaan den eenen kant eene oude tafel, die haast
niet meer op hare pooten kon staan, twee houten
stoelen, een groote stroozak, waarop iemand in
vuile lompen gehuld, uitgestrekt lag: aan den
anderen kant een uitgedoofd haardvuur, waarboven
een ketel bing, die vermoedelijk leeg was. Maar
indien de eerste blik van Hendrik alleen medelij
den verried, uit den tweeden sprak evenwel nieuws
gierigheid of verbazing. Aan de zwarte muren
en balken hingen groote bossen wilde kruiden,
waaronder vooral veel varensop tafel lagen twee
of drie spellen smerige kaarten verspreid en op
den schoorsteenmantel zat een ineengedoken uil,
schijnbaar heel ernstig over de menschelijke ellende
na te denken. De zon die scheen door een ven
ster, dat niet van gordijnen, of luiken, ja zelfs niet
van ruiten voorzien was, verlichtte meedoogenloos
al die onreinheid, waartusschen duidelijk tooverij
te voorschijn kwam; en dat bleek Hendrik nog
Door den consul-generaal der Nederlanden te
Toronto is tot zijn vice-consnl te Halifax (Nieuw
Schotland) aangesteld J. G. Foster.
Door tusschenkomst van den heer A. Vink-
huyzen' te 's Gravenhage zijn van den len luite
nant van het Nederlandsch Indische leger, den
heer A. E. Mooijaart, voor het rijk ten geschenke
ontvangen de na te noemen voorwerpen, door hem
uit Atjeh ter gelegenheid der tweede expeditie
medegebracht
1° een zandlooper nit de Missigit van kampong
Djawa, tegenover Penajoeng;
2° een djimat (talisman), gevonden bij een
verslagen Atjeher. Deze djimat was opgevouwen
en in harst besloten (ter grootte van een platte
boon) en werd gedragen in een zakje op de bloote
borst
3° een bidsnoer, behoord hebbende aan een
neêrgeschoten hadji, die de gelöovigen tot den
strijd aanzette.
Deze voorwerpen zijn opgenomen in de verza
meling van het Nederlandsch museum te 's Gra
venhage.
De te 's Gravenhage op 8 Juli 1863 overleden
gepensioneerde luitenant-generaal A. F. J. F. J.
baron van Omphal, heeft bij uitersten wil ver
langd, dat zijn in 1861 door den kunstschilder
de Bloeme vervaardigd portret, door de erven
van de langstlevende zijner zusters aan de rijks-
verzameling van kunstwerken van moderne mees
ters te Haarlem zal worden geschonken.
Thans, nu de laatst overgeblevene zuster van
den generaal is overleden, is genoemd portret in
die rijksverzameling opgenomen.
Staats-cour
Te Bergen op Zoom heeft het gemeente
bestuur aan den uitgever van een daar verschij
nend dagblad afschrift geweigerd van het kohier
van den hoofdelijken omslag. Burgemeester en
wethouders schijnen er dus geen prijs op te stel
len dat die belasting met den tijd goed werkt.
Als iedere belasting toch is ook deze vatbaar om
ontdoken te worden; een der beste waarborgen
daartegen is openbaarheidonderlingeweder -
zijdsche controle, en door niets kan die beter
bevorderd worden dan door de vermelding in de
dagbladen. Nu het gemeentebestuur de gelegen
heid daartoe beneemt of bemoeilijkthandelt het
niet in het belang der gemeente.
Het argument, dat men dan elkanders inkomen
leert kennen, is geen argument. Aan alle belas
tingplichtigen toch staat het vrij inzage van het
kohier te nemenwant burgemeester en wethou-
meer toen de vrouw, op het geluid van de open
gaande deur, een gescheurde doek van haar ge
zicht trok en een gerimpeld, lang niet aangenaam
gelaat vertoonde.
„Wilde hij niet komen?" vroeg zij met
eene schorre, zachte stem en slaakte een zucht.
„O! die rijken! die rij ken! ze zijn altemaal eender
De Heer vervloeke ze!"
„Hij is gekomen," zei de kleinste verlegen.
„Waarlijk?" en met eene snelle beweging
richtte zij zich op en ging op hare legerstede zitten.
„Is hij gekomen?" Er lag zooveel blijdschap
in dien kreet, dat Hendrik er geheel van ont
roerde, hij deed twee stappen vooruit en wilde
spreken, maar daar liet de vrouw hem den tijd
niet toe.
„Wees gezegend! Gij zijt een brave jongen
en de Heer zal met u zijn. Het is genoeg dat
gij tot haar huis behoort en haar bloedverwant
zijtZeg haar dus dat Gina, in 't dorp geven
ze mij een leelijken naam, maar dien hoef ik nu
niet te herhalen, zeg haar dat die arme vrouw,
aan wie zij eiken morgen soep voor de kinderen
gaf, dezelfde die eens begonnen is haar de kaart
te leggen, maar zij liet het mij niet voltooien, en
zei heel beleefd dat ze er niet aan geloofde
En ik zou haar toch zooveel moois voorspeld
hebben Uwe aanstaande is een ware engel
en het lot eener koningin wacht haar! Zeg haar
dus dat ik eergisteren zoo ziek ben wakker ge
worden, dat ik niet kan opstaan. Toen ik wel
was had iedereen mij noodig, deze wilde de kaart
ders zijn verplicht het ter visie te leggen. Zij
moeten dus zelf de openbaarheid in schijn ver-
leenenwelke de uitgever van het dagblad in
werkelijkheid geven wil. ArnhCt.)
Onze Haagsehe correspondent schrijft
ons het volgende
„Een politiek correspondent heeft in den regel
in de maand Augustus geen of weinig stof. Het
gaat dan gemeenlijk al zeer rustig in de politieke
wereld; de verkiezingsdrukte i3 afgeloopen, de
politieke leiders, ministers en kamerleden, zijn
naar de badplaatsen buiten- of de buitenplaatsen
binnenslands en de zaken gaan van zelf, gelijk ze
alleen in een wel geordenden constitutioneelen
staat, bij een zoo rustige en op eigen wieken
drijvende natie, als de Nederlandsehe is, gaan
kunnen. Zelfs ministerieele crises, die anders nog
eens eene afleiding in den zomer geven, staan bij
ons in die gelukkige maand niet zelden stil, omdat
hetzij de politieke leiders met den Alpenstok in
de hand tusschen bergen en meren ronddolen,
hetzij het hoofd van den staat zelf zijne villegiatura
aan vreemde kusten drijft. Geen wonder dat er
in de maand Augustus 1877 ook niet veel nieuws
uit de politieke wereld te vermelden is, omdat wij
wel in het geval van afwezigheid van het hoofd
van den staat, maar, in spijt van hetgeen
velen zeggen, niet in eene ministerieele crisis
verkeeren. Wel hoort men verhalen doen van
hetgeen er in ministerraden zou besloten zijn omtrent
aftreden of aanblijven van het ministerie, naar
den uitslag der jongste verkiezingen, maar naar
't mij voorkomt hebben deze verhalen geen anderen
grondslag dan de meer of minder ontwikkelde
verbeeldingskracht van den eersten verteller.
„Of het ministerie nog lang zal aanblijven of
binnen een maand of vier door een votum der
tweede kamer tot aftreden zal gedwongen worden,
is eene vraag, wegens hare ongewisheid uitstekend
voor het aangaan van weddenschappen geschikt,
maar aan eene aftreding van het ministerie op
dit oogenblik kan, naar mijne opvatting van de
constitutioneele gebruiken en van den politieken
toestand, niet wel gedacht worden. Ik hecht
daarom geenerlei waarde aan het gerucht dat het
vertrek van den minister Heemskerk daags na den
laatsten ministerraad naar buitenslands „eene poli
tieke beteekenis" hebben zou. Deze diplomatieke
uitdrukking zal wel beteekenen dat de heer Heems
kerk zou vertrokken zijn naar het tijdelijk verblijf
van den koning, om Z. M. de aanvrage om
collectief ontslag zijner ministers over te bren
gen, welke aanvrage dan zou moeten gegrond
zijn op den uitslag der verkiezingen. Ik geloof
dit niet, om twee redenen: vooreerst omdat de
verkiezingen, al deden ze de liberalen een paar
gelegd hebben, geene een drank voor eene zieke
koe, een ander een pleister voor een kind, en nu
ik ziek ben, zouden zij mij laten liggen als een
hond. Zeg haar dat er sedert gisteren geene
kruimel polenta en geen korst brood in huis is,
en dat de kinderen schreeuwen van honger. Zeg
haar hier slaakte zij een jammerkreet, viel,
door de vermoeienis overmand, achterover en her
haalde snikkende„Laat zij terstond komen 1
Ik voel mij ziek; zij moet komen! De kinderen
hebben honger!"
„Houd goeden moed, arme vrouw, ik zal
gaarne doen wat gij verlangt," antwoordde Hen
drik, met de oogen op dat gerimpelde gelaat
gevestigd, waarop ellende en onkunde haren stem
pel gedrukt hadden, en op die strakke oogen,
onrustig gelijk die van een roofdier, dat gewoon
is vervolgd te worden, met eene boosaardige uit
drukking, waardoor hij haar eenmaal weder zou
erkennen. „Ik ben niet dengene dien gij zoekt,
en begrijp ook niet over wien gij spreekt; maar
ik heb ook wel eenige kennis van geneeskunde,
vertel mij wat u scheelt en ik zal zien of ik u
op de eene of andere manier helpen kan."
De vrouw weidde lang uit over de verschijnse
len harer ziekte en Hendrik, overtuigd dat het
een begin van verlamming was, schudde het hoofd
„En noem mij nu den naam van de persoon,
van wie gij hulp verwacht
„Wij willen de goede fee hebben," zei
een der kinderstemmetjes-
„De goede fee?"