N°. 185, 120® Jaargang. Woensdag 8 Augustus. 1877. Dit blad verschijnt dagelij ks," met uitzondering van Zen- en Feestdagen? Prijs per 3/m, franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiên i 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,60 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte? Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 7 Augustus. FEUILLETON". 8. Novelle van Grazia Pierantoni-Manzini. Benoemingen en besluiten. MIDDELBIIRGSCHE COI ItWT. Rijksbolasüngen. De burgemeester van Middelburg maakt bekend: dat by hem ontvangen en aan den ontvanger der directe belastingen ter invordering is verzonden het door den provincialen inspecteur der directe belastingen enz. ie Middelburg, den 4™ Augustus 1877, invorderbaar verklaarde kohier n°. 2 van het patentrecht voor het dienstjaar 1877/8, wet uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om na bekomen kennisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens, dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden behooren te worden ingediend. Hiervan ijs heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 6en Augustus 1877. De burgemeester voornoemd, SCHOEEK. De kamer van koophandel te Amsterdam heeft aan Z. M. den koning en aan den minister van binnenlandsche zaken twee adressen gezonden, 1° betrekkelijk de waterverbinding tusschen Amster dam en Rotterdam, en 2° over een directe spoor wegverbinding tusschen Amsterdam en IJmuiden. Aan de Zutfensche Courant wordt door haar Haagsehen correspondent o. a. geschreven: „In de politiek blijft het hier stil. De ministers gaan om beurten op reis en hebben hnn begroo tingen reeds bijna gereed. Ondertusschen is er een verslag op de kieswet verschenen, dat den ministers weer eens in herinnering brengt dat zij reeds het vorige jaar tegenover een vijandige meerderheid stonden. Onwillekeurig kwam bij mij althans onder de lezing de vraag opindien reeds uit de tegenwoordige kamer een zóo scherp, af brekend verslag kan voortkomen, waarin de mi nister Heemskerk met zoovele woorden als een politieke goochelaar wordt afgeschilderd, hoe moet het dan gaan, indien met September de liberale meerderheid nog grooter geworden is? „Men denkt hier vrij algemeen, dat het schielijk tot een botsing zal komen. De minister van Lijn den wil, naar men zegt, gaarne aftreden. Hij is tot herstel van gezondheid naar Mariënbad ge weest, maar geenszins hersteld teruggekomen." Blijkens het 23' jaarverslag der Yereeniging tot afschaffing van sterken drank werden in 1852 in Nederland verbruikt 206,138 hectoliters (Uit het Italiaansch.) Vervolg.) VI. „Ode graaf is er niet, zoo begon zij daar moet ik van profiteeren, om u deelgenoot te maken van onze groote plannen voor zijn naamdag, dat wil zeggen, van de plannen van Emma. Zij is in de wieg gelegd om zoo iets te bedenken; reeds als kind wist zij van alles te verzinnen. Wij zullen dan op St. Jan al de lanen van het park en de oevers van het meertje verlichten. Wat het St. Jans-vuur betreft, dat hebben wij altijd ontstoken en het valt niet te ontkennen dat het onze even mooi is als dat, wat elk jaar te Turijn op het St. Jansplein, op kosten der gemeente, ontstoken wordt. Wij zullen menschen vragen, er zal gedanst worden en Emma zal gelukkig zijn Maar weet zij niet dat gij gekomen zijt! Ja? Het arme kind werkt zooveel! Nu moet ze weer een werk afmaken voor haar vaders naamdag. Zij Deze gewoonte werd in Piemont kort voor 1859 Afgerchaft. binnen- en buitenlandsch gedistilleerd van 50 graden, terwijl het verbruik in 1876 gestegen was tot 378,298 hectoliters. Deze vermeerdering van het drankverbruik met 83 pet. staat tegenover een vermeerdering der bevolking met 25 pet. Het afschaffings-genootschap is dus zijn doel niet naderbij gekomen. Aan de Rotterdamsche courant wordt het vol gende uit Apeldoorn geschreven, dat door de beide Haagsche bladen overgenomen wordt, hetgeen voor de waarschijnlijkheid van het bericht schijnt te pleiten. Het zal menigeen onaangenaam aandoen: „Het lustslot „het Loo" met zijn schoon wandel park trekt nog immer vele bezoekers, waarvan echter menigeen het vorstelijk verblijf onder een minder opgewekten indruk verlaat. Sedert kort toch houden zich daarin vreemde heeren, naar men zegt Fransche experts, onledig met het zeer zorgvuldig inpakken van de meest kostbare voor werpen van kunst, zoodat b. v. de beroemde „kunstzaal" nagenoeg van al haar prachtige stand beelden enz. ontbloot en de aangrenzende comedie- zaal reeds bijna ledig is. Algemeen verzekert men hier, dat zij naar Parijs worden verzonden en aldaar op last van Z. M, in een groot onlangs aangekocht hotel zouden geplaatst worden. Maandag e. k. worden weder drie bagagewagens van den Oosterspoorweg, ter inneming van goederen aan het paleis, langs 's konings particulieren spoorweg verwacht. „Het niet lang geleden voor de dames-pensionaires ingericht gebouw, nabij het paleis gelegen en even kostbaar als smaakvol gemeubileerd, zou voor f 55,000, met inbegrip van meubilair, te koop wezen en wordt door vele gegadigden bezocht." Sedert de vorige opgave zijn te Domburg aangekomen In het badhotelde heer Udo de Haas en familie, van Arnhem; mejuffrouw L. van Hollebeke, van Antwerpen; mevrouw de weduwe Jossau, van Antwerpen; mejuffrouw L. Toe Water, van Rot terdam. In het dorpmevrouw de weduwe Gouka, van Rotterdam, A 5; mejuffrouw E. M. Gouka, van Rotterdam, A. 5; mejuffrouw I. H. E. Gouka, van Leeuwarden, A 5; de heer Nagtglas en familie, van Middelburg, A 6; de heer Leopold Schweitzer en familie, van Dusseldorf, A 38; mejuffrouw A. J. Sjoers, van Rotterdam, A 38. De opmerkingen, welke wij in ons nommer van Maandag maakten, over het nuttelooze der pogin gen om door middel van „bonden" veranderingen is zoo goed, zoo lief! Apropos, de pastoor heeft ons wonderen verteld van zulk een mooi nichtje van u, waar gij ons nooit over gesproken hebt. Ik waarschuw je dat Emma er een beetje jaloersch van is „Ja zeker," zeido deze, op eens te voor schijn komende. Hendrik keerde zich om en drukte haar lachend de hand. Die lach scheen te zeggen„Gij jaloersch van haaf?" O! als Dora dien lach gezien had, zou zij er de bittere beteekenis van gevoeld hebben „Weet ge reeds ons besluit?" hervatte Emma en ging met kinderlijke bevalligheid op een voetbankje bij hare moeder zitten. „Mor gen moet ge ons komen halen, om eene visite te maken aan uw oom en aan die landelijke schoon heid: wij zullen ze op het feest vragen. Wilt ge, mama?" „Zooals gij goedvindt, mijn engel, ant woordde de gravin, die haar nooit tegensprak. Maar Hendrik, wiens gemoed er zich tegen ver zette om zijn oom, zijne nicht en hun nederig huis te laten uitlachen, trachtte op allerlei manie ren zijne aanstaande van dit denkbeeld af te brengen „Neen Emma, dat kan niet; mijn oom is een hoogst achtenswaardig man, maar dood eenvoudig en hij heeft alleen verstand van bouwland en bos- schen. Dora dat is, geloof ik, een best meisje, maar feesten passen niet voor haar, zij deinst voor elke kleinigheid terug. Zoo lang ik er ben hebben wij nog slechts een paar woorden in de zeden en maatschappelijke gewoonten te brengen, worden bevestigd door den hierna vol genden brief van onzen correspondent te Rotterdam. ■zot- hier blijkt dat men, met eene goede bedoeling, beproefd heeft, door inmenging in het huiselijk leven der gezinnen en in de vrije bewegingen der dienstboden, een der lastigste vraagstukken van ons maatschappelijk leven op te lossen. Had men zich bepaald tot enkele practische maatregelen en den kring der bemoeiingen niet verder uitgestrekt dan volstrekt noodzakelijk was, men had misschien kunnen slagen. Nu mislukte de zaak jammerlijk. „Een paar jaren geleden, schrijft onze cor respondent. - besloot ons departement der maat schappij tot Nut van 't algemeen pogingen aan te wenden tot verbetering van den dienstbaren stand. De algemeene en bittere klachten onzer huismoeders over hare dienstboden, en het groote nadeel, dat voor de huishouding gelegen is in het telkens na zeer korten tijd verwisselen van het ondergeschikt personeel, waren de motieven tot dat besluit. Uit het departement werd eene commissie samengesteld, die zich uitsluitend met deze zaak zou bezighouden. Deze commissie zou zich belasten met het huren en verhuren van dienstbodende door hare bemoeiing geplaatste meisjes zouden onder strenge controle gesteld worden, cd ook over de redenen van meesters en meesteressen voor het ontslag hunner dienstboden zou zekere controle worden uitgeoefend. Zóo hoopte men in het belang van meesters en dienstboden beiden werkzaam te zijn. Men ging namelijk uit van de stelling, dat de schuld niet altijd bij de gediensti gen maar ook wel eens bij de „diensten" lag en dat de redenen voor het ontslag van eene dienstbode niet altijd billijk zijn. Men wilde aan de meesters en meesteressen goede dienstboden, en aan de dienstboden goede „diensten" bezorgen, en slechte ilenstboden en slechte diensten aan zichzelven en aan elkander overlaten. Verschillende middelen zouden voorts worden aangewend om het gehalte der dienstboden te verbeteren, en langdurige plichtsbetrachting in een zelfden dienst zou worden beloond. „De commissie toog met ijver aan het werk, hield geregeld zitting, legde registers aan enz., en werd in hare werkzaamheden bijgestaan door eenige dames. Doch het bleek al dadelijk, dat men zich illusies had gemaakt. Er waren veel meer aanvragen om dienstboden, dan aanvragen om betrekkingen. Onder de dienstmeisjesdie al spoedig gewaar werden dat zij onder strenge con trole zouden staan en dat de heeren van het Nut een scherper onderzoek instelden naar hare be kwaamheden en hare antecedenten dan gewoonlijk door de zoogenaamde besteedsters geschiedt, bestond groot wantrouwen tegen de inrichting. En ook gewisseld. Als gij de kinderen eens hier wilt hebben, die zijn aardig en „Neen, neen," hernam Emma, „de dokter en de pastoor hebben ons heel wat anders verteld. Uwe nicht is eene zeldzame vrouw, geleerd en mooi! Waarom wilt ge ons knollen voor citroe nen verkoopenmynheer Ziet ge wel, mama, hoe verlegen hij wordt? Daar zit iets achter!" Toen Hendrik zag dat het haar ernst was be loofde hij wat zij verlangde. Onderwijl was de graaf weer binnengekomen met eenige buren, die eene visite kwamen maken en het gesprek werd algemeen. Men sprak over de jacht en buitenverblijven, de een luchtte zijne wijsheid over de versshillende manieren van het land te bebouwen, de ander over de hoedanigheid van het graau of het fokken van vee; de dames lieten de afwezigen over de tong gaan; de graaf sprak telkens de een of andere machtspreuk uit, welke begon: in vroegeren tijd; of: die prins en die markies. Onder al dat gepraat zaten Hendrik en Emma ter zijde, zachtjes te fluisteren. „Hebt gij gehoord, graaf, welk ongeluk er eergisteren in het dorp gebeurd is?" vroeg eensklaps de schout, toen hij den dokter, een rechtschapen, eerwaardig grijsaard, waar iedereen van hield, zag aankomen, „Welk ongeluk?" vroegen allen. „Van een armen boer, vader van vijf kinde ren, die uit een notenboom gevallen is. Hij heeft zijn arm gebroken en is ernstig aan het hoofd gewond; ik heb hem op eene berrie zien dragen; onder de dames begon de controle, die onvermij delijk zekere bemoeiing met hare huiselijke om standigheden en de inrichting harer huishouding medebracht, al spoedig zekeren weêrziu te wekken. Kortom deze instelling van ons Nutsdepartement, waarvan aanvankelijk zulke groote verwachtingen bestonden, heeft nooit anders dan een zeer kwijnend leven geleid, en alle pogingen om er meer gang in te brengen bleven vruchteloos. De dienstboden bleven al hare oude gebreken behouden, en het huren van ondergeschikt personeel ging bijna zon der uitzondering buiten de commissie uit het Nut om. Thans is in eene vergadering van het depar tement besloten, de commissie voor den dienstbaren stand buiten werking te stellen. De inrichting dus, waarmede men zich zulk een goed doel voor oogen had gesteldheeft opgehouden te bestaan". Door den burgemeester en den secretaris van Wolfaartsdijk is aan Z. M. den koning, aan de beide kamers der staten generaal en aan gede puteerde staten van Zeeland een adres verzonden, houdende instemming met een door burgemeesters en secretarissen van gemeenten in Noord-Brabant aan Z. M. den koning ingediend adres, behelzende verzoek om helooning voor de vele werkzaamheden, welke door hen ten behoeve van het rijk worden verricht. (G. Ct.) Blijkens van den gouverneur van Curasao ont vangen berichten is de toestand der min gegoede ingezetenen van het eiland Aruba, door het geheel mislukken van den oogst en gebrek aan werk, deerniswaardig en de nood aldaar zeer hoog ge klommen. Door den gouverneur is eene commissie benoemd tot het inzamelen van liefdegaven, terwijl ook de gezaghebbers der bovenwindsche eilanden zijn aangeschreven, om door het houden eener collecte te trachten de hulpbehoevenden op Aruba eeniger- mate te gemoet te komen. Eene door de Cura§aosche commissie aangekochte hoeveelheid levensmiddelen is bereids derwaarts gezonden, doch er ontbreekt nog veel om in den nood te kunnen voorzien. Staats-cour onderscheidingen. Toegekend een bronzen medaille met loffelijk getuigschrift aan J. A. Fabre, bri gadier der carabiniers te Monaco, wegens de redding in 1869 van een Nederlander te Parijs uit levensgevaaraan W. Luyken, te Leur (gemeente Etten en Leur), wegens de redding van een kind uit de haven aldaar op 23 Juni 1877, en aan R. Hillebrands, te Groningen, wegens de redding 't was om medelijden mede te hebben. De dokter zal ons kunnen zeggen of er hoop is dat hij be houden wordt." Zooals heel natuurlijk is had ieder, bij het ver nemen van zulk eene ramp, getracht door een Ach! of een O! of een: hoe ongelukkig! zijne gevoeligheid te betuigen, die bij sommigen welge meend, bij andere niet meer dan eene gelegenheids stemming was; maar bij de laatste woorden van den schout richtten allen vragend den blik tot den dokter, die, nadat hij gastheer en gastvrouw be groet en de handen gedrukt had, die hem toege stoken werden, hoofdschuddend zei: „Ach! hoop is er weinig, en als ik hem alleen beter moest maken „Is er een chirurgijn uit Turijn gekomen?" „Neen, mevrouw de gravin; de arme man heeft geen middelen en moet zich tevreden stellen met de weinige kennis van een plattelandsdokter. Ik spreek van eene ziekenverpleegster, die hier in het dorp bekend is, door haar goedheid en haar vernuft." De dokter hield even op, maar ziende dat de nieuwsgierigheid van zijne hoorders, verre van te stijgen, reeds begon af te nemen, haastte hij zich er bij te voegen: „Zij, waarvan ik spreek, is een jong meisje, dat ik altijd bij iederen lijder in de buurt vind. Gij zoudt werkelijk verbaasd staan, als gij zaagt met hoeveel zachtheid en moed zij mij weet bij te slaan. Vraag het aan de dorpelingen zij aanbidden haar allen als eene heilige en noemen haar de goede fee."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1