N°. 184.
1{2O0 Jaargang.
1877.
Dinsdag
7 Augustus.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz. i van 1—7 regels 1,60
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor Belgifi en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 6 Augustus.
DPEXJIX.H.BTOlSr-
Novelle van Grazia Pierantoni-Manzini.
MIDDELBIIRGSCHE
Andermaal, zoo schrijft „de Economist" 11a
een overzicht van de opbrengst der rijksmiddelen
over het eerste halfjaar i877, in vergelijking met
de raming van dat jaar en de opbrengst over
vroegere jaren, andermaal spreekt de tabel
hoogst bevredigend omtrent het vloeien onzer ge
wone middelen van inkomst; de toeneming tegen
over het eerste halfjaar 1876 is ruim27» millioen.
Het hoogere recht op het gedistilleerd heeft hierop
nog geen invloed gehad; die verhooging treedt
eerst met 1 Juli in werking.
Wanneer wij nu de altijd wisselvallige succes
sierechten uitzonderen, die voor 1877 tot heden
een achterstand bij het zeer hooge cijfer van
't vorig jaar aantoonen, dan wordt zelfs de nor
male vooruitgang der middelen boven 't vorig jaar
c* 3J millioen.
Dus wederom een der sterkste vorderingen welke
wij mochten ondervinden. Die vooruitgang is,
zooals uit het overzicht blijkt, grootendeels, ja
bijna uitsluitend aan de toeneming van 't gedistil
leerd toe te schrijaen, welk middel op zich zelf
2,127,000 meer opbrengst aantoont, een vooruit
gang per eerste halfjaar, welke men, blijkens onze
cijfers, nog nimmer waarnam. Dit geeft echter
nog geen daarmee overeenstemmende vermeerde
ring van verbruik te kennen, doch zal hoofdzake
lijk wel het gevolg zijn van de hoogere belasting,
die met 1 Juli intreedt, en de détaillanten noopt
hun voorraad in tljds aan te vulleneen verschijn
sel trouwens dat men doorgaans bij onze verhoo
gingen van gedistilleerd-accijns kan opmerken.
Verblijdend is voorts weder de toeneming van
de rubriek in- en uitgaande rechten. Het is juist
twee jaren geleden, dat de vuur-, ton- eu baken
gelden werden afgeschaft, die op zich zelve
f 500,000 a f 540,000 bedroegen.
Wanneer wij nu de opbrengst nemen der in-en
uitvoerrechten alleen over het laatste jaar (Juli
1876— Juli 1877), dan bekomen wij reeds het
cijfer van 5,884,000. In de opbrengst der
invoerrechten op zich zelve wordt dus het verlies
der vuur-, ton- en bakengelden reeds ruim ver
goed. Immers het laatste jaar waaronder de
heffing plaats vond (Juli 187475) gaf 5,276,000
aan invoerrecht; daarbij 513,000 aan vuur-, ton
en bakengelden, is te zamen f 5,789,000, terwijl
wij thans voor het overeenstemmend tijdvak
5,884,000 vinden voor de uitvoerrechten alleen,
dus bijna f 100,000 meer dan het vroegere totaal
cijfer der vereenigde heffing.
(Uit het Italiaansch.)
Vervolg.)
VI.
Twee wegen voerden van het dorp naar het
kasteel; de een was breed, minder steil en langer,
goed voor paarden en rijtuigen; de andere was een
dwarsweg, die half onder het lommer van eeuwenoude
platanen en notenboomen verscholen, voortliep. Beide
kwamen op het voorplein nit, dat in vroegeren
tijd door grachten vol water omringd was, waar
over een ophaalbrug werd nedergelaten; maar van
dat alles waren thans geen sporen meer te vinden,
en de gedempte grachten waren in bloemperken
herschapen. Eene zware eikenhouten poort, die
overdag altijd openstond, gaf toegang tot het
ruime binnenplein, in het midden waarvan eene
fontein sprong, terwijl aan de kanten, in groote
geschilderde houten bakken, citroenboomen en
oleanders bloeiden, die door de kleuren en geuren
van een zachtere luchtstreek opgeluisterd, de somber
heid van dit oude gebouw en van dit door de Alpen
ingesloten landschap opvroolijkten. Aan het einde
van dit binnenplein, achter een groot ijzeren hek,
Jammer is het, dat bij dat mildelijk vloeien der
rijksmiddelen, jaar op jaar voorbijgaat zonder dat
de hand wordt geslagen aan de verbetering of
opheffing van diegene onder de middelen, welke,
als schadelijk voor de ware volksbelangen, eenpa
rig reeds zijn veroordeeldniets wordt daarvoor
gereserveerd^ terwijl, aan den anderen kant, de
beschikbare betaalmiddelen van het rijk tot de
uiterste grens worden aangesproken.
De koopprijs welke door baron Rothschild voor
het museum-van Loon betaald isbedraagt
naar men verneemt f 1,800,000. De verzame
ling bestaat uit stukken onzer grootste oude
meesters: Rembrandt, Don, Terburg, van de Velde,
Wouwermans, Cuyp, van Ostade, van Huysum,
van der Helst, du Jardin, Lingelbach, Both, van
Berghem, Jan Steen, Maas, Weenix, Schalken enz.
Met éen woordhet is een ware kunstschat, die
Nederland verlaat.
Men neemt het den leden der familie van Loon
kwalijk dat zij tot den verkoop zijn overgegaan
op het oogenblik dat, naar men beweert, onder
handelingen met de Nederlandsche regeering ge
voerd werden over den aankoop van rijkswege.
Waarschijnlijk is echter Rothschild „williger" in
't bedingen en vlugger bij de hand met het betalen
geweest. Een particulier kan zulk een koop in
den tegenwoordigen tijd des noods als geldbeleg
ging sluiten, daar hij bijna zeker weet dat zijne
bezitting na eenige jaren aanmerkelijk in markt
waarde gestegen zal zijn. Eene regeering, die
koopt met het plan om nooit weder te verkoopen,
moet noodwendig met bet haar toevertrouwde
geld zoo zuinig mogelijk te werk gaan. Van daar
dat de concurrentie met den modernen Cresus licht
voor de Nederlandsche regeering te zwaar kan
geweest zijn.
Men zal misschien deze beschouwingen, alsook
de korte opmerking welke wij in ons vorig nom-
mer aan dit onderwerp wijdden, zeer prozaïsch en
materialistisch vinden. Wij houden er echter niet
van om de dingen anders voor te stellen dan ze
zijn. Het schilderijen koopen is in onzen tijd voor
de meeste verzamelaars, in het buitenland vooral,
mode en tevens speculatie geworden. De meester
stukken der oudheid hebben daardoor eene beurs
waarde verkregen, niet meer en niet minder dan
de smerigste spoorweg-actiën. Van dat prozaïsche,
maar ware standpunt beschouwd, is er niets ver
wonderlijks of afkeurenswaardigs in gelegen dat
de familie van Loon haar kapitaal zoo spoedig en
zoo voordeelig mogelijk gerealiseerd heeft. Les
affaires sont les affaires.
Eene andere vraag is het of onze regeering door
middel van belangrijke credieten op de begrooting
in de gelegenheid gesteld moet worden om
lieten de olmen van het park hunne kruinen, van
jong lichtgroen, door den zoelen voorjaarswind
buigen en uit een nog half kaal esschenboschje klonk
af en toe het schrille verliefde gezang van den
meerl.
Emma zat op een fijn bewerkt, ijzeren balkon,
met vreemd gebladerte en vogels versierd, rond
en zeer vooruitspringend, gelijk men ze nog zoo
veel in de oude Florentijnsche steden en in de
straten van het oude Bologna vindt; zij was in
't wit gekleed, hield een borduurwerk van gekleurde
zijde in de band, den blik gericht op den weg
langs welken Hendrik gewoonlijk kwam, en geleek
voor eene dichterlijke verbeelding veel op eene
burchtvrouw der middeleeuwen, die schijnbaar
aan 'twerk, heimelijk, den geliefden minstreel ver
wachtte. Hendrik kwam en voelde zooals gewoon
lijk, toen hij haar zag, zijne krachten, die door
het klimmen uitgeput waren, herleven, en zijnen
verontrusten geest bedaren. Maar Emma deed,
met hare eigenaardige manier van geringschatting,
alsof zij hem niet zag, en terwijl de ander haar
groette en kushanden toewierp, was zij reeds op
gestaan en had zich aan zijn blik onttrokken.
Wilde zij hem een weinig plagen, of tegemoet
loopen? Wie weet bet? en misschien wist ons
klein wispeldurig ding zelf niet eens wat zij wilde.
Zooveel is zeker dat zij, de kamer inloopende,
de kamenier tegen 't lijf liep, die haar een brief
bracht, welke zooeven met de post gekomen was.
Hij was van Rosine, hare jonge, ondeugende
vriendin. Emma ging zitten om haastig het nieuws
bij voorkomende gelegenheden millioenen te beste
den voor den aankoop van kunstverzamelingen.
Over deze vraag kanmet het oog vooral op de
reorganisatie» »-«n ons belastingwezen, aan welke
de behoefte meer en meer dringend blijkt, naar
aanleiding van het voorgevallene met het museum
van Loon, in de aanstaande bijeenkomsten der
staten generaal eene belangwekkende gedachten -
wisseling verwacht worden.
Spoorweg-dieverijen:
Uit Goes wordt aan het Handelsblad het vol
gende geschreven en door de N. Rott. ct. over
genomen
„Met genoegen hebben wij hier opgemerkt, dat
de algemeene aandaeht meer gevestigd wordt op
de gebreken in het vervoer langs onze spoorwegen,
niet het minst bij onzen staatsspoor. Ook hier
kwam het reeds meermalen voor, dat de verzonden
goederen niet in ongeschonden staat aankwamen.
Zoo bijv., werd voor eenigen tijd hier een mand
wijn ontvangen, waarin eenige halve flesschen ont
braken, volgens daarbij gezonden factuur. Bij
onderzoek bleekdat de afzending in orde had
plaats gehad en de afzender verzekerde, dat zulks
hem reeds meermalen voorgekomen was. Toen
werd daarvan geene openlijke melding gemaakt,
maar nu wordt het ter kennis gebracht, omdat de
overtuiging zich vestigt, dat slechts de vermelding
van feiten tot verbetering zal kannen leiden. Het
is verre van ons de directie der stations voor een
en ander aansprakelijk te stellenmaar juist om
dat wij gelooven dat de misbruiken plaats grijpen
buiten weten van de chefs, is het hoog tijd, dat
vanwege het hoofdbestuur een onderzoek ingesteld
worde. En dat kan moeielijk geschieden, zoo
niet ieder bij treurige ervaring daarvan in het
openbaar spreekt. Het goederenvervoer, bijzonder
langs den staatsspoorweg, laat in meer dan een
opzicht te wenschen over. Het is eene verplichting,
die op het publiek rust, de feiten aan te wijzen.
Eerst dan kan men klagen als men te vergeefs
recht heeft gezocht."
ingeschreven in de klachtenboeken van de stations
restauratie. Sedert 1 Juli, nu de exploitatie in
handen der nieuwe directie is, kan men duidelijk
zien dat alles met zorg gesurveilleerd wordt.
Het goederenvervoer neemt ook toe, maar niet
in die mate als het personenverkeer. Komen de
nieuwe stoombooten in dienst, dan schijnt het plan
te zijn, de tegenwoordige booten uitsluitend te
bezigen voor het overbrengen van goederen en vee
het vervoeren van het laatste is thans niet geoor
loofd, omdat men den passagiers niet den overlast
wil geven van veeconvooien.
Het is dan ook niet gewaagd deze onderneming
reeds in de naaste toekomst een goed succes te
voorspellen.
Aan een Zeeuwschen brief in de N. Rott. Ct.
over de Oesterteelt, waarin wordt uiteengezet dat
deze ondernemingen, ofschoon ontegenzeggelijk
voordeelig, echter door onkundigen wel eens al te
hoog opgevijzeld worden, is het volgende ontleend:
Ten onrechte meent men dat het gouvernement
meer zorg of bemoeiingen aan deze ondernemingen
wijden moest. Het is zuiver eene particuliere
industrie en die staatszorg zou slechts belemmerend,
werken. Het eenige wat de staat kan en moest,
is een voldoend politietoezicht onderhouden, wat
van particulieren niet kan worden gevorderd, vooral
niet wanneer deze op door ben gepachte staats
domeinen die industrie uitoefenen. Dat toezicht
nu laat te wenschen over en het is geen overdreven
eiseh, als men daarop aandringt. De staat zou
zich zeiven bevoordeelen wanneer hij zich daarvoor
meer uitgaven getroostte. Wij hopen dan ook,
dat de stem die daarvoor opgaat meer gehoor vin
den zalwant bij het naderen van den tijd, waarin
de oesterinzameling overvloediger wordt, is het
niet alleen wen schei ijk, maar bestaat er een zeker
recht bescherming van eigendom van wege den
staat te verwachten.
Men schrijft aan het Vaderland uit Vlissingen
Dagelijks neemt het vervoer van personen op de
lijn VlissingenQneensborough toe; men kan nu
reeds een 150-tal passagiers voor elke reis rekenen;
zoodra de nieuwe stoombooten in de vaart zullen
komen, zal ongetwijfeld het verkeer nog toenemen.
Het is in 't oog vallend zoo tevreden als alle reizi
gers zijn met de behandeling en verpleging aan
boord der stoomschepen; alleen worden ze vooi
het vervoer van zooveel mensehen te klein. Het
is vooral te hopen, dat de directie goed nota neme
van de klachten, welke soms zeer terecht worden
uit de stad te lezen. Wat er op die vier dicht
beschreven bladzijden al stond weet ik niet, en
Emma lette er ook niet veel op; want haar oog
viel terstond op eenige woorden, die schuins op
een hoekje van het geparfumeerde papier geschre
ven waren. Daar stond: „Weet ge reeds het
groote nieuws van den dag? Hij is terug, hij,
markies Julius, schooner en verleidelijker dan ooit!"
Emma las en herlas die tijding, gaf teekenen van
ergernis en scheen zeer somber en nadenkend te
worden. Eindelijk verborg zij ongeduldig den
brief in den zak, en riep uit: „Wat kan mij
dat schelen, of hij terug is? Hoe ia het mogelijk
dat die malle Rosine altijd zulke dwaasheden in
haar hoofd heeft?"
Ondertusschen slaakte Hendrik eene zucht, stond
een oogenblik stil om naar de ledige plaats op
het balkon te kijken, zette het geweer in de ves
tibule neder en beklom eene trap aan zijne rechter
band, met kleeden belegd, die naar de ruime
zalen van het kasteel voerde. Prachtig waren
deze zalen naar den laatsten smaak gestof
feerd, die zeer bij den antiken bouwtrant afstak.
De meubelen en ornamenten, uit Frankrijk ont
boden, hadden een zonderling aanzien bij het
fantastische licht, 'twelk door de hooge, diepe,
getraliede vensters viel. Slechts eenige portretten
van de allereerste voorouders bewaarden in die
kamers den stijl van den tijd, die wat het uitwen
dige betrof, niet gewijzigd was. De graaf en de
gravin, met hunne onbeduidende, voorname, gele
gezichten hadden een familietrek met die overoude
De minister van financiën heeft op een advies
van mr. J. G. van Deinse en andere ingezetenen
van Hulst geantwoord als volgt„dat het nu,
evenmin als vroeger, mogelijk is in iedere gemeente
van 's rijkswege pasmunt beschikbaar te stellen,
dat de minister daarom reeds in het begin dezer
maand aan het gemeentebestuur van Hulst in
overweging heeft gegeven, om, evenals door de
besturen van andere gemeenten is geschied, een
zekere hoeveelheid pasmunten bij den betaalmeester
te Sas van Gent te doen afhalen en voor de
ingezetenen verkrijgbaar te stellen, en dat nu het
gemeentebestuur meent aan dien wenk geen gevolg
te moeten geven, heeren adressanten waarschijnlijk
zonder beteekenend bezwaar de athaling voor
gemeenschappelijke rekening zouden kunnen doen
doeken, die zeer goed met de plaats overeenstemde.
Bij de komst van Hendrik, die onaangediend,
als een huisgenoot binnenkwam, zat de graaf in
een gemakkelijken stoel, in een groot boekdeel
over heraldiek te bladeren, hield telkens op om
een wapenschild of een stamboom met vreemd
soortige takken te bewonderen, en uit te roepen:
„Weer een bloedverwant van ons! Balbo, Tap-
parelli, eene Cirié, eene Saluzzo, de eerste adel
van Piemont. En dan té moeten zeggen dat de
laatste der Benedettl's da PianezzaHier
keek hij op en zag het eenigszins betrokken ge
laat van Hendrik voor zich, hoestte, draaide op
zijn stoel heen en weder en eindigde met op te
staan en de kamer uit te gaan, nadat hij zijn
aanstaanden schoonzoon, niet zonder blijken van
groote verlegenheid, gegroet had. De gravin, die
volgens de gewoonte der Piemonteesche adellijke
dames, hare fijne handen bezighield met het breien
van grove wollen kousen voor de armen der paro
chie, en, volgens hare eigen gewoonte, daar de
helft van den tijd bij in slaap viel, had gelukkig
niets gehoord, ontwaakte met haren gewonen glim
lach, en begon hare gebruikelijke, onbeduidende
praatjes, die Hendrik echter niet zoo erg vond,
daar zij altijd en uitsluitend over Emma liepen.
(Wordt vervolgd).