N». 183.
la O» Jaargang.
Maandag
6 Augustus.
lOA 4»
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met. uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz. i van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffitk C°. te Brussel en Parijs.
GEMEENTE-BELASTINGEN.
GEMEENTE-BELASTINGEN.
Schutter ij.
FEUILLETON".
e.
Novelle van Grazia Pierantoni-Manzini.
Vervolg.)
Middelburg, 4 Augustus,
MIDDELBIJRGSCHE GOU
Suppletoir kohier n° 1 roor de plaatselijke directe
belasting op de inkomsten over 1877.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken bekend:
dat het suppletoir kohier n° 1 voor de plaatse
lijke directe belasting op de inkomsten, over het
jaar 1877, waarvan de heffing is goedgekeurd bij
koninklijk besluit van den 23™ December 1871,
n°31, van den 10™ December 1875, n°28 en van
den 7en December 1876, n° 16, ingevolge art. 264
der gemeentewet, voorloopig door hen is vastge
steld en gedurende veertien dagen, aanvangende
Maandag den 6™ Augustus a., voor een ieder op
de gemeente-secretarie zal zijn ter lezing nederge-
legd en aldaar in druk verkrijgbaar gesteld, tegen
betaling van 10 cent per exemplaar.
Hiervan is op heden atkondiging geschied waar
het behoort.
Middelburg, den 3™ Augustus 1877.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
S CHOREE.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Suppletoir kohier n° 1 voor de plaatselijke directe
belasting op de honden over 1877.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken bekend
dat het suppletoir kohier n° 1, voor de plaatse
lijke directe belasting op de honden, over het jaar
1877, waarvan de heffing is goedgekeurd bij
koninklijk besluit van den 8en Maart 1873, n° 17,
ingevolge art. 264 der gemeentewet, voorloopig
door hen is vastgesteld en gedurende veertien
dagen, aanvangende Maandag den 6™ Augustus a.,
voor een ieder op de gemeente-secretarie ter lezing
zal zijn nedergelegd
dat ieder, die meent daartoe reden te hebben,
gedurende bovenvermelden tijd, volgens art. 265
der gerheentewet, tegen zijn aanslag bezwaren
bij den gemeenteraad kan inbrengen.
Hiervan is heden afkondiging geschied waar
het behoort.
Middelburg, den 3en Augustus 1877.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
S C H O R E R.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Eereteeken.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
gezien het besluit van zijne majesteit van den
5en December 1851 (Staatsbl. n° 149), houdende
instelling van een eereteeken voor eervollen lang-
durigen werkelijken dienst bij de schutterijen, enz.,
voor ben, die onder de werking der tegenwoordige
wet van den 11™ April 1827, voor zichzelve ge
durende vijftien jaren of langer in werkelijken
dienst zijn geweest en zich aanhoudend onberis
pelijk hebben gedragen;
(Uit het Italiaansch.)
V.
Het scheen haar nu een zeer groot onrecht, dat
baar als eene misdaad werd aangerekend hetgeen
zij altijd als eene onderscheiding had beschouwd
en zij antwoordde met tranen in de oogen„En
zou ik dan de schuld krijgen van allen die op
mij verliefd worden? Als een dwaas zich ver
beeldt dat hij de maan wil hebben en zich voor
het hoofd schiet, omdat hij haar niet heeft kunnen
bereiken, zal dan de maan daar de schuld van
krijgen
Hendrik glimlachte bij deze stoute vergelijking en
zij ging, zeker van de overwinning, met innemende
zachtheid voort:
„Vóór dat ik u kende, Hendrik, hield ik liefde
voor een ij del woord. Ik meende dat de bewon
dering van zoo velen, de naijver barer vriendinnen
en het bezit van grooten rijkdom, eene vrouw ge
noeg moesten maken. Ik was dwaas; nu weet ik
het. Gij hebt mij beter gemaakt, en ik verlang
niets vuriger dan uwe liefde. Yergeet de ijdele
in aanmerking nemende dat jaarlijks de opgaven
met de staten van dienst daartoe betrekkelijk,
behooren te worden ingezonden;
roepen bij deze op alle binnen deze gemeente
zich bevindende tegenwoordige en voormalige
officieren en onderofficieren en verdere leden der
schutterij, die in den loop van dit jaar in de ter
men zijn gekomen en verlangen met het daarbij
bedoeld eereteeken te worden begiftigd, om zich
tot dat einde vóór den 20™ Aug. a, ter secretarie
dezer gemeente aan te melden.
Middelburg, den 3™ Aug. 1877.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
SCHORER.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Over het in 't begin dezes jaars door de regeering
ingediende wetsontwerp tot herziening der kieswet,
en in verband daarmede tot wijziging van eenige
bepalingen der provinciale en gemeentewet, is thans
het uitvoerig afdeelingsverslag der tweede kamer
verschenen.
Een aantal leden hadden, op grond van velerlei
politieke beschouwingen, gewenscht dat de regeering
de aanhangige voordracht, waarbij een ingrijpende
wijziging in het kiesstelsel wordt voorgesteld,
vervangen had door een drieledig voorstel, bevat
tende: de noodzakelijke wijzigingen tot wering
van gebleken misbruiken, de onvermijdelijke ver
anderingen in de kiestabel en de verlaging van
den census, alle drie afzonderlijk. Wat het laatste
punt (censusverlaging) betreft, verklaarde men
met nadruk van dezen minister van binnenlandsche
zaken geen stap op dit gebied te verlangen en
ongeneigd te zijn om met hem tot eene wijziging
der kiesbevoegdheid mede te werken.
Zoo mogelijk wenschte men nog in het najaar
denoodige verkiezingen tot aanvulling van het
aantal der leden van de kamer.
De pogingen tot verbetering van ons kiesstelsel
moeten, naar het gevoelen dezer leden, voorafge
gaan worden door een ernstig onderzoek of eene
rationeele en voldoende verbetering mogelijk is
wanneer de census gehandhaafd wordt als voor
waarde voor de kiesbevoegdheid, en wel met rege
ling van het bedrag van den census overeenkomstig
de plaatselijke gesteldheid.
Over de quaestie der enkelvoudige of dubbele
kiesdistricten openbaarde zich onder de leden groot
verschil van gevoelen.
Emma van vroeger en laat het verledeue, verle
den blijven."
Hendrik voelde bij die innemende woorden
weldra zijn toorn afnemen.
„Emma, vervolgde hij kalmer, maar nog
altijd ernstig, weet gij wat men zegt? Dat
ik u huw, omdat gij rijk en van adel zijt, maar
niet uit liefde: dat gezegde heeft mij meer belee-
digd dan ik in woorden kan uitdrukken. Een
maal zoudt gij er ook geloof aan kunnen hechten...
Denk er over zoolang het nog tijd is; denk er
over en zeg mij of gij gelooft genoeg van mij te
houden, om mij te doen vergeten dat gij de rijkste
zijt en dat gij mij iets, waar ik niets om geef,
maar gij wel, ten offer brengt: uw titel van
gravin!"
Emma wijdde niet veel aandacht aan dit heele
gesprek; slechts éen ding zag zij duidelijk: dat
Hendrik wankelmoedig was, bereid haar haar
woord terug te geven en haar niet meer te be
minnen. Tegen dit denkbeeld verzette zich
zoowel haar hart als haar hoogmoedhet hart dat
wel niet hartstochtelijk maar toch misschien voor
het eerst liefhad; en de hoogmoed, die niet ge
doogde dat het aangekondigde huwelijk niet door
zou gaan. Zij nam terstond haar toevlucht tot
het gewone wapen der vrouwen, tot tranen, en
riep snikkende uit:
„Ach, gij houdt niet meer van mij;"
daarop, veranderlijk als de baren der zee, lachte
zij door hare tranen, nam schijnbaar hare gewone
hoogmoedigheid weer aan en vervolgde:
De heer tur. A. Kerdijk deelt in het Volksblad
rü0 Coöperatie" een adres mede, door de Delftschc
coöperatieve winkel vereeniging tot den
minister van justitie gericht, bevattende het ver
zoek om een wetsontwerp aan de staten-generaal
ïh te dienen, waarbij de coöperatieve vereenigingen
van het betalen van het registratie-recht van pet.
der uitgaven worden vrijgesteld. De heer K.
dringt bij de besturen van alle vereenigingen er
op aan dat zij het voorbeeld harer Delftsche zuster
zullen volgen.
Als gronden voor het verzoek wordt in het
adres het volgende aangevoerd
dat deze uitgave geschiedende voor iets, dat
voor de Vereeniging van niet het minste nut is
zeer zwaar op haar drukken zal
dat uit de'geschiedenis der wet is op te maken,
dat het niet de bedoeling der wetgevers was, dien
last op te leggen, zoodat het mag beschouwd
worden als een onvoorzien gevolg, dat bij het
ontwerpen en de vaststelling van bovengenoemde
wetsbepaling aan de aandacht ontsnapt is
dat dit wettelijk bezwaar slechts is weg te
ruimen door een wetsherziening, waarbij de coöpe
ratieve vereenigingen van de betaling van het
omschreven registratie-recht worden vrijgesteld.
De Goesche courant komt, in een paar opstellen
over de vereeniging„ Eigen Hulp", naar aanleiding
van een ingezonden stuk in 't Handelsblad dat zij
overneemt, tot de slotsom dat deze vereeniging in
de eerste plaats haar werkzaamheid moet zoeken
in het bestrijden van het valsche begrip van „fat
soen houden" dat, vooral in de ambtenaarswereld,
zoo menigeen ten gronde richt.
„Eigen hulp, zegt de G. ct. telt nu reeds
duizenden leden. Wanneer die allen gezonde be
grippen worden voorgehouden omtrent fatsoen en
'stand, wanneer die allen zich verhinden om het
tatsoen te zoeken, niet in het doen wat boven hun
krachten gaat, maar in het kiezen van een degelijk
goed huiselijk leven boven het zoogenaamd stand-
ophouden voor het oog der wereld, dan kan er
voor de maatschappij van hen tevens een krach
tige geest uitgaan, die weldadigen invloed op allen
kan uitoefenen. Het eerste dus, wat die leden
moeten huldigen, en daartoe kunnen besturen van
alle districten de leden aansporen, is dit beginsel
Laat uw geluk u meer waard zijn dan de wereld.
Uw fatsoen en uw stand zijn in dat geluk opge
sloten, en dat bevordert gij alleen door met uw
eigen middelen te rade te gaan, en aan anderer
oordeel u niet te storen.
„Dan heeft men een goeden grondslag, waarop
men gerust kan voortbouwen".
Wij behoeven niet te zeggen dat wij het met
het beginsel, in deze woorden nedergelegd, eens
„Als ge mij kunt verlaten, doe het dan
maar! Emma Benedetti zal uw ontrouw met
waardigheid weten te dragen."
Hendrik, overwonnen gelijk altijd, liet alle
verstoordheid varen en bij het afscheid nemen
smeekte hij haar, bij hare moeder op de toestem
ming haars vaders aan te dringen en den dag
voor het huwelijk te bepalen. Hij had met ware
oprechtheid des harten gesproken; maar zoodra
hij op straat was, voelde bij weder kwellende
vermoedens bij zich opkomen. Hij had reeds de
zekere bewijzen van het ijdele, hoovaardige karak
ter van Emma, dat zoo weinig met het zijne over
een kwam; en toch trachtte hij zich moed in te
spreken, en dacht: „Ik zal niet gelukkig wezen
maar zij zal het zijn."
Er lag reeds een afgrond tusschen de vurige
liefde der eerste dagen en de medelijdende, zachte
neiging, die het gemoed van Hendrik thans ver
vulde als hij aan Emma dacht. Vroeger had bij
gehoopt op eene vriendin, met eeu vaster karakter
dan het zijne, bij wie hij raad en troost kon zoe
ken voor den strijd des levens. En thans welk
een verschil, welk eene teleurstelling!
Den volgenden morgen kon hij niet opstaan,
daar hij door eene hevige koorts was aangetast.
'tZij tengevolge van te veel denken, zooals hij
later meende, of door den invloed van het jaar
getijde, was de arme jongen er weldra slecht aan
toe. Verscheidene dagen verkeerde hij in levens
gevaar en geheel buiten kennis, terwijl hij ijlende
steeds om zijne moeder riep. Toen hjj bijkwam
zijn. Zelfs zou het belachelijk zijn deze verklaring
af te leggen, daar geen verstandig mensch de
juistheid daarvan loochenen zal, al is dan ook het
leven naar dat beginsel, in onze maatschappij,
vaak moeilijk.
Indien echter „Eigen Hulp" zich ten doel ging
stellen het naleven van dergelijke algemeene stel
lingen te bevorderen, zouden wij dat voor de ver
eeniging eene ramp achten, omdat zij zich daarmede
tot dezelfde machteloosheid zou veroordeelen, welke
op het Vredebond, de Vereeniging tot afschaffing
van sterken drank en andere utopieën najagende
genootschappen drukt. De bedoelingen dier ver
eenigingen zijn uitstekend, hun leiders en leden
zijn meerendeels hoogst achtenswaardige personen,
maar zij blijven te zeer op het veld der bespiege
ling en der vrome wenschen om eenig belangrijk
nut uit te kunnen richten.
„Eigen Hulp" moet, naar onze meening, op
practisch terrein weten te arbeiden, of het ont
aardt in een bespiegelings-genootschap. Het „fat
soen houden", de zucht om meer voor de wereld
te schijnen dan men is, is een kwaad; doch om dat
te bestrijden behoeft men geen anti-fatspenhoudings-
bond op te richten. De strijd daartegen ligt in opvoe
ding en karaktervormingwelke wij liefst niet in
„bonden" nagestreefd zouden zien. Kan „Eigen
Hulp" door het stichten van levensverzekering-
begrafenis, of ziektefondsen, die voordeeliger zijn
dan de reeds bestaandedoor het openen van,
coöperatieve winkels enz., zijnen leden geldelijk
voordeel, of eene beter verzekerde toekomst ver
schaffen, dan zal het nut stichten enr stand hóuden.
Kan het dat niet, begeeft het zich op den weg
van bespiegeling en vermaning, dan zal het even
weinig reden van bestaan bezitten als een anti-
hoedafnemersbond, een anti-weeldebond, ot welke
andere vereenigingen ook nu en dan ontstaan in
het brein van liedendie meonen alleen door het
samenkomen in een bond en door de eene of andere
wenschelijke verandering in onze zeden, toestanden
of begrippen in statuten te schrijven en te be
spreken, dat doel ook te zullen bereiken.
Krachtens machtiging van Z. M. den koning is
de heer J. A. Fokker erkend en toegelaten als
vice-consul van Spanje te Vlissingenop den voet
van Nederlandseh onderdaan. Staats-cour
Te beginnen van af 5 dezer zal de spoortrein
van Ter Keuzen naar G-ent in plaats van des
namiddags te 4 uren 40 minuten des avonds te
6 uren vertrekken, en van Gent in plaats van
des avonds te 7 uren 30 minuten te 7 uren 53
minuten naar Ter Neuzen wegrijdentevens kan
men weder van bovengenoemden datum af kaartjes
vond hij de gravin aan zijn bed, die hem dikwijls
was komen bezoeken, hij hoorde zich door haar
den naam van zoon geven en kreeg het bericht
dat de graaf zijne toestemming gegeven had.
In die dagen had Emma zeker, en voor het
eerst in haar leven, verdriet gehad. Als hare moe
der van hare dagelijksche bezoeken bij den zieke
terugkeerde wachtte zij haar aan de trap op,
met een bleek gelaat en roode oogen van het
weenen. Als Hendrik gestorven ware, zou Emma,
hoe lichtzinnig ook, waarlijk diep bedroefd ge
weest zijn.
Maar niet alle ziekten zijn doodelijklangza
merhand kwam de jongeling bij en de graaf, die
zijn dochter ontzaglijk liefhad, beloofde haar dat
hij, als Hendrik herstelde, zich niet langer tegen
hunne vereeniging zou verzetten. Kwaadwillige
tongen beweerden dat hij eerst den dokter, die
Hendrik behandelde, ondervraagd had, en boorende
dat er geen hoop op herstel was, gemeend had
zonder gevaar de rol van den edelmoedigen vader
te kunnen spelen. Zooals wel eens meer gebeurt
kwamen de voorzeggingen van den dokter echter
niet uit, maar de belofte was gegeven en er was
geen middel om die terug te nemen.
Onze schrijver Gozzi toont met de hem eigen
geestigheid aan, dat de gelukkigste toestand, dien
een mensch beleven kan, het tijdperk der herstel
ling is. Werkelijk lacht dan alles wat mooi op de
wereld is, dengene die gevaar heeft geloopen het
nimmer weer te zien, vriendelijker toe; het leven
krijgt dan eene nieuwe waarde, de gezondheid