BUITENLAND. Handelsberichten. Alg De hertog de Broglie. emeen Overzicht. Belgische brieven. Graanmarkten enz. Ck De geschiedenis van den Russisch—Turkschen oorlog van 1877 is een krachtig wapen in de hand van hen die bewerendat de menschheid, in weer wil van allen uiterlijken schijnau fond volstrekt niet is vooruitgaan en van hen die verklaren, dat het Christendom de mensehen niet beter heeft gemaakt, 't Is voorzeker niet te loochenendat in jaren een zoo schandelijke oorlog niet is ge voerd, schandelijk in bijna ieder opzicht. Niemand voorzeker zal het bestuur en de admi nistratie der Turksche regeering verdedigen en niemand zal de Muzelmannen willen verontschul digen voor hunne handelwijze ten aanzien van de Christenen. De Porte had echternaar aan leiding van de algemeene verontwaardiging in Europaen gedrongen door de tusschenkomst der mogendheden, beloofd een beteren staat van zaken in het leven te roepen en daartoe reeds maatrege len genomen. De Czaar had evenwel geen geduld meerhij achtte het, in het belang der humaniteit en van het Christendom, zijn plicht de Christenen in Bulgarije onder zijne bescherming te nemen; onder de banier van het kruismet de leuze van menschlievendheid op de lippen, voerde hij zijn legerscharen over den Donauen toen zijn de voorvechters der beschaving aan het moorden, branden en plunderen gegaan op nog erger wijze dan de Turken hebben gedaan. De berichten omtrent de gruwelen, waaraan de legerscharen van keizer Alexander zich schuldig maken, zijn afschuwelijk. Een depêche van den EDgelschen consul van 14 Juli bevestigt, dat de Russen de Bulgaren tot de grootste schanddaden jegens de Muzelmannen aansporenzelfs worden hen de oogen uitgerukt en deze vervangen door kogeltjes brood. Den 24en Juli heeft de heer Layard aan lord Derby getelegrafeerd dat de sultan hem verzocht had koningin Victoria te smeekendat zij haar invloed bij keizer Alexander zou aanwenden om een einde te maken aan de wreedheden, die zijn troepen jegens mannen, vrou wen en kinderen bedrijven. De sultan kon niet gelooven, dat de czaar een verdelgings- en een rooveroorlog wil. Den 18en Juli had de heer Layard reeds getelegrapheerd dat de berichten omtrent de moorden door de Russische troepen bedreven hoewel misschien overdreven dooi de consuls zijn bevestigd en ongetwijfeld waar zijn. De heer Kemhall had ook geseind dat de moorden te Bayazid wel degelijk bedreven waren, maar de wreedheden die te Ardahan zouden heb ben plaat3 gehad zijn niet bevestigd. Scheen de Engelsche regeering aanvankelijk geneigd Turkije rechtstreeks of zijdelings te steu nen tegenover den czaargedrongen door de ver ontwaardiging der natie over de gruwelen der Turken veranderde zij allengs van houding en verklaarde aan de Porte ten stelligste, dat deze op geen ondersteuning van Engelsche zijde kon rekenen. Toen echter door het voortdringen der Russen de Engelsche belangen in het Oosten meer en meer bedreigd werden, scheen het alsof Enge land een: tot hiertoe en niet verder zou uitspre ken. Dit verlevendigde de hoopdat weldra een einde aan de gruwelen in het Oosten zou komen, een hoop die te verklaarbaarder was, omdat men van de Engelsche natie mocht verwachtendat zij zich niet minder verontwaardigd zou toonen over de handelwijze van Ruslanddoch wat ge schiedt nu? Engeland staakt zijn demonstraties jegens Rusland en geeft het voornemen te kennen in den oorlog niet tusschenbeide te komenmaar de neutraliteit te blijven handhaven. De Engel sche politiek is en blijft een raadsel, een politiek van draaien en balanceerenvan veel praten en niets doen: een kramerpolitiek. Misschien hadden de Engelschen gedacht verder Oostenrijk de kastanjes uit het vuur te kunnen laten halen, doch ook daarin komen zij naar 't schijnt bedrogen uit, want thans wordt door de Weenscbe bladen eenparig verkondigd, dat in den ministerraad noch tot een algemeene noch tot een gedeeltelijke mobilisatie is besloten. Alleen is aan graaf Andrassy, wiens politiek algemeene goedkeuring ondervond, machtiging verleend om eventueel de troepen te versterken die reeds op de Zuidergrenzen ziju opgesteld. Er zijn slechts onderhandëlingen aangeknoopt betreffende de dek king der kosten voor een eventueele mobilisatie van 4 divisies, welke kosten op 25 millioen zijn geschat. Voor 'toogenblik is dus van Oostenrijk evenmin eenige feitelijke tusschenkomst te wachten en in- tussehen sneuvelen in Turkije niet alleen duizenden op het zoogenaamde veld van eer, maar worden nog meerderen op gruwelijke wijze mishandeld en vermoord, alles ad majorem gloriam Dei! Niet zonder zekere voldoening verneemt men thans dat de Russen in de laatste dagen vrij ernstig geslagen zijn, zoo zelfs dat hunne tegenwoordige poBitie wel eens ■préeair zou kunnen worden. Twee dagen achtereen heeft generaal Krüdener die natuurlijk zijn naam wil herstellen het Turksche leger van Osman Pacha te Plevna aan gevallen om dit weder te heroveren, beide keeren echter te vergeefs, wat van Russische zijde ook wordt erkend. In aanmerking nemende dat de berichten van Turksche zijde overdreven zijn, kan men er toch zeker van wezen, dat de Russen be langrijke verliezen hebben geleden. Aan Daily Telegraph wordt uit Pera gemeld dat de Russen geheel geslagen zijn en 6000 man Aooden en 16,000 gewonden verloren hebben, terwijl de Turken een groote menigte wapenen en munitie hadden veroverd. Ook deze berichten zullen wel overdre ven zijn, doch men kan er uit opmaken dat de Russen geducht hebben geleden, wat zijdelings uit Bucharest wq rdt bevestigd door het bericht dat belangrijke versterkingen aanrukken en het spoorwegverkeer voor het publiek is gestaakt ten behoeve van het troepenvervoer. Ook op andere plaatsen schijnen de Turken tot handelen over te gaante Konstantinopel was althans het gerucht in omloop dat het Donau- leger offensief was opgetreden, terwijl eindelijk wordt verzekerd, dat Suleiman Pacha en Réouf Pacha zich vereenigd en de Russen bij Jéni-Saghra geslagen hebben. De nieuwe minister van buiten- landsehe zaken Aarifi Pacha schijnt spoedig vol daan te zijn vau zijne betrekking. Hij heeft reeds zijn ontslag genomen en is vervangen door Server Pacha, die minister van openbare werken was toen Midhat Pacha de portefeuille van binnen- landsche zaken had. Tengevolge van de heftige oppositie derlersche leden van het Engelsche lagerhuis tegen het wets ontwerp op de Zuid-Afrikaansche confederatie, is dat huis volgens een telegram 26 uren achtereen in comité-generaal vergaderd geweest. De regeering wilde de discussie achter elkander afdoen, zonder afbrekenen eerst gisteren nacht te 2J uur werd de zitting onder luide toejuichingen gesloten. Gedurende de geheele zitting hebben de stormachtigste tooneelen plaats gehad, zooals men in het Engelsche parlement slechts zelden beleeft. Omtrent de ongeregeldheden in de Vereenigde Staten wordt gemeld, dat de grèvisten de circu latie van treinen op eenige punten van de lijnen van Columbus, New-York en Ohio blijven belem meren. De militie heeft bevel ontvangen de treinen te beschermen. Een aantal werkstakers is in het Westen gearresteerd en de voornaamste oproermakers zijn tot gevangenisstraf veroordeeld. In de laatste jaren van het tweede keizerrijk had men in het departement der Eure een prefect, dia voor een der krachtigste steunpilaren van het staatsgebouw doorging, dat, naar de beroemd ge worden uitdrukking van Napoleon III, onder de keizerlijke krooneenmaal „de vrijheid" als bovenste verdieping dragen zou. Die prefect was de heer Janvier de la Motte. In dien tijd was de prins, later, na den dood zijns vaders, de hertog, Albert de Broglie een der leiders van eene kleine, zeer achtenswaardige partij, welke men toen de „liberale unie" noemde. Zij bedoelde in de eerste plaats decentralisatie, d. w. z. ontwikkeling van de vrijheid en de zelf standigheid der gemeenten. Langs dien weg hoopte men langzamerhand tot de verkrijging dier andere vrijheden te komen, die de regeering wel beloofde, maar niet zeer gewillig gaf. Wat er dan verder van het keizerrijk terecht zou komen, daarover bekommerde die partij zich niet sterk. Zij was, zoolang het Bonapartisme aan het roer wasniet rechtstreeks anti-Bonapartistisch. Zij was geen partij van oproermakersdaarvoor waren hare leden veel te deftigveel te fatsoenlijk. Zij was, het woord is onvertaalbaar, maar zoo oud als Frankrijk zelf, eene partij van frondeurs. De prins de Broglie had grooten invloed in het departement door zijn rijkdom en zijne uitgestrekte bezittingendoch was er niet bemind. Men vond hem te voornaamte veel aristocraat. De prefect daarentegen was een vroolijk, populair man, die zoowel door zijne gemeenzaamheid als door de duizenderlei middelen, die een „flink" prefect tot zijne beschikking heeft, veel bij de kiezers ver mocht. Het hoofd der „liberale unie" werd dan ook onherroepelijk geslagen en de heer Janvier de la Motte kreeg, wegens dien schitterenden uitslag, opnieuw een schreefje voor bij de keizerlijke regeering. Tegenwoordig is de hertog Albert de Broglie Frankrijk's eerste minister en de heer Janvier de la Motte, altijd even ijverig Bonapartist, weder een der hechtste steunpilaren van het gebouw der „moreele orde", dat de heer de Broglie sinds 1871 zijn best doet op te trekken. Men zou zich vergissen indien men den minister president de geheime bedoeling toeschreef om Frankrijk aan den zoon van Napoleon IV terug- te geven, of om het land onder de heerschappij van Hendrik V en de Jezuïeten te brengen. Wat het Bonapartisme betreft, is de heer Broglie nog niet vergeten dat het hem twintig jaren lang, de beste van zijn leven, van het staatstooneel verwijderd heeft gehouden, waarop hem, naar zijn innige overtuiging, een der eerste rollen toekwam. En wat de Jezuïeten aangaat, de hertog de Broglie moge achter processiën wandelen zooveel hij wil en kaarsen offeren van een arm dikte, wie zich herinnert dat hij de kleinzoon is van mevrouw de Staël en de afstammeling van een geslacht, dat ten alle tijde meer om de wereld dan om de kerk gegeven heeft, zal niet van hem gelooven dat hjj aan de legitimisten in zijn hart ooit iets meer gunnen zal dan mooie beloften. De hertog de Broglie bedoelt niets anders en heeft nooit iets anders bedoeld dan in eigen per soon zijn land te besturen. Hij is er vast van overtuigd dat zijne bekwaamheden hem daartoe het recht geven, dat een man van eene lamilie als de zijne eerste minister of leider van eene groote staatkundige partij moet zijn, en dat dan natuur lijk ook het land zoo goed geregeerd zal worden als in deze onvolmaakte wereld nu eenmaal moge lijk is. Hij bedoelt het geluk van zijn land, doch door middel van zijn eigen staatkundige carrière. Gaat het met deze goed, dan is de rest, legitimisme, Orleanisme of Bonapartisme, hem vrij onverschillig. De republiek mag hij niet gaarne lijden; maar zelfs deze zou hem desnoods kunnen bekoren als hem, de Broglie, maar altijd de eerste plaats onder hare raadsleden verzekerd was. Van zijne geboorte af heeft de heer de Broglie geleefd in een afgezonderd wereldje: een wereldje van hoogst ontwikkelde, geestige, beminnelijke lieden, maar die eene oneindige minachting koes terden voor de woelige werkelijke wereld buiten hen. Dat wereldje heette vroeger het salon van mevrouw de Staël, later het salon-Suard, vervol gens de kring der parlementaire regeeringsmannen van Louis Philippe. Het stond geschreven in de gewijde boeken van dat wereldje dat een jongmensch, die Albert de Broglie heette op zijn 40e jaar lid der Fran- sche academie en op zijn 45e jaar minister moest wezen. Dat was met zijn vader zoo geweest en hij zelf, prins, rijk, goed ontwikkeld en bekwaam, op dep besten voet met de hoogste leiders van het nationale leven, kon niet anders als denzelfden weg doorloopen. Zoodra hij zich verwaardigde te schrij ven nam dan ook de Revue des deux mondes, die voor anderen zoo moeilijk te naderen was, bereid willig zijne pennevruchten op. Zoodra hij een boek uitgegeven had, opende de Fransche acade mie hem hare deuren. Het ministerschap zou zeker spoedig volgen. In plaats daarvan kwam echter het jaar 1848 met de republiek en het algemeen stemrecht. Het wereldje de Broglie beschouwde dit als een voor bijgaand ongeval. Toen echter het keizerrijk volgde» voelde men zich een tijdlang geheel gedésorienteerd en men eindigde metzooals wij daar straks beschreven, zich met een rolletje als frondeur te behelpen. Daar viel in 1870 op zijne beurt het keizerrijk onderste boven en in 1871 trok eindelijk Albert de Broglie naar de vergadering van afgevaardig. den der natie te Bordeaux. Nu zou zijn rol beginnen. Hij vond daar een aantal mannen, die in geboorte en maatschappelijke positie zijne min deren, in denkwijze zijne geestverwanten waren en die hij vast overtuigd was in talenten verre te overtreffen, zooals voor een de Broglie dan ook niet anders dan natuurlijk scheen. Ongelukkig vond hij tevens Thiers tegenover zich, die zelf als heer en meester over deze vergadering wilde gebieden en dit dan ook, in het waarachtig belang van Frankrijk, op dat oogenblik dringend noodig had. Deze zond den eerzuchtigen hertog in eene schitterende betrekking het land uit, ongelukkig niet ver genoeg. In plaats van hem gezant te Konstantinopel of St. Petersburg te maken, benoemde hij hem in die waardigheid te Londen. Dit was een halve maat regel, want de hertog kon van daar zijne intriges gemakkelijk voortzetten en zelfs overkomen zoo dikwijls hij het noodig achtte. Hoe de meerderheid der vergadering eindelijk Thier3, nadat deze zijn roemrijk werk nagenoeg volbracht had, ter aarde wierp, hoe de hertog de Broglie minister werd, viel en weder te voorschijn kwam, weet ieder. Hij heeft in dien tijd alle partijen naar hartelust laten vechten, de koningsgezinden niet tegengewerkt, de hulp der Bonapartisten gretig aangenomen, het zevenjarig presidentschap van den maarschalk Mac-Mahon goedgekeurd; hij heeft al zijne vroegere beginselen van decen tralisatie verloochend, meer dan ooit te voren alles ondergeschikt gemaakt aan het centraal ge zag, tevreden zoolang hij, de Broglie, maar de positie had welke hem, naar hij meende »t par droit de naissance et par droit de conquête toekwam. Het ongeluk van dezen man is dat zijn horloge in 1840 is blijven stilstaan. Met het algemeen stemrecht, dat sedert dien tijd in de wereld is gekomen, verkiest hij geen rekenschap te houden. Ofschoon datzelfde algemeen stemrecht hem bij iedere voorkomende gelegenheid doet zien dat het van hem niet gediend wil zijn, blijft hij zich be schouwen als de onontbeerlijke man, evenals zijne voorouders bestemd om zgn land te leiden en gelukkig te maken. Hij heeft te veel in de Engelsche geschiedenis gestudeerd. De stoom, de electriciteit, de drukpers, het algemeen stem recht, al die dingen waardoor het tegenwoordige Frankrijk zoo geheel anders is dan het Engeland van eene eeuw geleden, beletten hem niet zich altijd voor te stellen dat hij de rol moet spelen door een Halifax, een Bolingbroke, een Chattam, een Walpole eenmaal vervuld. Men beweert dat de hertog de Broglie tegen woordig inziet, dat de onderneming waarin hij thans gewikkeld is, de staatsgreep van 16 Mei, een misslag geweest is. Men zegt dat de lieden in de onmiddellijke omgeving van den maarschalk door hun overhaasting zijne plannen bedorven hebben, dat hij de breuk met de kamer van afge vaardigden en de samenstelling van het nienwe ministerie meer in overeenstemming met de parle mentaire gebruiken had willen doen plaats hebben dan thans het geval is geweest. Wat hiervan zij, daaraan kan men niet twijfe len dat het voor een man als Albert de Broglie, met zijn doorzicht en verleden, een bitter tijdstip moet wezen nu bij zich geplaatst ziet tegenover het vooruitzicht van óf het gebouw zijner eerzucht,' waaraan hij zijn leven lang gearbeid heeft, op smadelijke wijze voorgoed te zien instorten, óf zijne toevlucht te moeten nemen tot middelen van willekeur en geweld, waartegen al wat in hem is, alle traditiën van zijn geslacht, zijn eigen oplei ding en alles wat hij ooit heeft geschreven of beweerd te bedoelen, iu opstand moet komen. Brussel 1 Augustus. Het gerucht vindt hier vrij algemeen geloof, dat de ex-keizerlijke prins van Chislehurst, wiens debuut bij Saarbriicken bekend is, zich op dit oogenblik incognito, onder den naam van den heer Fremy, in het hotel Bellevue alhier bevindt, en met het huis Terwague over een leening van 9 millioen franken onderhandelt. Wat hiervan waar is, weet ik niet. Misschien is het slechts een valsch gerucht, hoewel het reeds zoo lang in omloop is, dat men ruimschoots den tijd zou hebben gehad zich van de waarheid er van te overtuigen. In ieder geval bewijst het geloof aan dit gerucht, dat men eenige gewelddadige onderneming van de Bonapartisten in Frankrijk verwacht. Zij zullen alles op het spel zetten. Ten bewijze hoezeer de gecoaliseerde partijen, de maarschalk, zijne ministers, en zelfs alle prefecten overtuigd zijn van de stellige onmogelijkheid om bij de verkiezingen de meerderheid te verkrijgen, kan ik u een zuiver authentiek feit mededeelen en ik sta voor de waarheid van het volgende incident in, dat in den ministerraad is voorgevallen toen voor de eerste maal de quaestie om den datum der algemeene verkiezingen vast te stellen ter sprake kwam. De maarschalk presideerde, en alle ministers waren tegenwoordig, met uitzondering van den hertog Decazes, die zich als Achilles in zijn tent had teruggetrokken. De minister van binnenlandsche zaken, de heer de Fourtou, kreeg in de eerste plaats het woord, om te betoogen, dat hij, na kennisneming van alle vertrouwelijke rapporten zijner prefecten, voor zich tot het stellige resultaat was gekomen, dat men met zekerheid een verpletterende nederlaag te gemoet ging en men, volgens hem, om tijd te winnen, de verkiezingen moest verschuiven tot 1 October a. en, zeide hij, ten slotte, hoewel hij hierop niet verder aandrong, men zou misschien wijselijk handelen door in het geheel geen ver kiezingen te doen plaats hebben. De hertog de Broglie zeide vervolgens, dat naar het hem voorkwamde heer de Fourtou de zaken te donker inzag, doch dat, hoe zij ook moch ten loopen, men binnen de perken der wet moest blijven en hij daarom niet ernstig het laatste denkbeeld door zijn collega geopperd in overwe ging wilde nemendat hij veeleer als eene spot ternij dan als een voorstel beschouwde. Ternauwernood had de hertog de Broglie aldus gesproken of de minister van oorlog generaal Berthaut, nam het woord om los te barsten: „Weet iemand uwer een middel om den maar schalk te redden Diepe stilte volgde op deze vraag. „Welnu hervatte de generaal waarom zwijgt gij Ik weet een middelhet is ditdat wij allen ontslag nemen en dat de maarschalk in staat worde gesteld een beroep te doen op de hulp van een gematigd kabinetgenomen uit mannen van het linkercentrum, waarvan ten minste het gevolg zou wezen datalthans waarschijnlijk de aan staande verkiezingen gematigder zullen uitvallen." Daar de ministers bleven zwijgen, nam maar schalk Mac Mahon zelf het woord en zeide„Nu zijt gijop uwe beurtmisschien ook te pessimis tisch, generaal. Ik dank u evenwel voor de wijze waarop gij mijne belangen ter harte neemt. Wat den datum der verkiezingen betreft, laat ons het besluit daarover verdagen en intusschen afwachten." Na deze woorden van den president werd de zitting opgeheven. Oostburg, 1 Augustus. Ter graanmarkt van heden was weder weinig anders te koop dan tarwe en koolzaad welke beide artikelen eenige vraag ondervonden. De tarwe 30 a 40 cent beneden en het koolzaad evenveel boven vorigen prijs. Rogge, gerst en paardenboonen meest als voren gedaan, voor dadelijk gebruik. Van nieuwe wintergerst werden een paar monsters getoond, beiden van zeer wichtige grove qualiteit. Er is verkocht: tarwe f 13.60, f 13.50, 13.25 a ƒ12.50; rogge ƒ9.50 a 9 25; wintergerst 1876 8.10, f 8 a 7.75; zomergerst f 7.90 a ƒ7.50, nieuwe dito ƒ7.50 a 7.25 gebodenhaver 10 per 100 kilogram kanariezaad ƒ10.50, ƒ10 a 9.50; koolzaad 14.75, 14.50 a ƒ14; paardenboonen 7.75 a 7; erwten niet getoond. Middelburg,' 2 Augustus. Tarwe en koolzaad waren bijna alles waarin de aanvoer uit Wal cheren bestond. Puike Walchersche tarwe werd alleen voor verbruik langzaam prijshoudend gekocht. Van nieuwe rogge waren enkele partijtjes van voldoende qualiteit ter veil, die door te hoogen vraagprijs onverkocht bleven. Nieuwe wintergerst en jarige Walchersche zomergerst onveranderd. Walchersche witteboonen niet aangeboden, dito bruineboonen, paardenboonen en groene k°o - erwten blijven eender genoteerd. Van de 'aatstea wachten wij aanstaande week eenigen <"an™r" Van nieuw winterkoolzaad was f een redelijke aanvoer, de vraagprijzen waren algemeen e g

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 3