N°. 180,
l'20e Jaargang.
1871
Donderdag
2 Augustus.
Dit blad versobijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m, franco f 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiên j 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50
iedere iegel meer i 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma IIavas, Lafpite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 1 Augustus,
ZFETJIiLIlLilETOISr.
Novelle van Grazia Pierantoni-Manzini.
Aan de herstemming voor twee leden van den
gemeenteraad te Viissingen is deelgenomen
door 250 kiezers. Er werden in de stembus
gevonden 250 witte en 245 groene stembiljetten.
De uitslag daarvan was als volgt:
wit brieljeJ. P. Laernoes 124, en A. C. Ruig-
hart 115 stemmen, van onwaarde 11:
groen briefje: J. van der Beke Callenfels 165,
en W. C. Van Duuren Dutilli 79 stemmen, van
onwaarde 1. Derhalve zijn gekozen de heeren
J. P, Laernoes, aftredend lid, en J. van der Beke
Callenfels.
De uitslag der herstemmingen ter verkiezing
van gemeenteraadsleden in deze provincie isvoor
zoover ons thans bekend is, als volgt:
Krabbend ij ke: Getal kiezers 46. Ingele
verde geldige biljetten 25. Gekozen C. C. Welle-
man, aftredend lid, met 15 stemmen.
Rit them: Getal kiezers 42. Ingeleverde
geldige biljetten 27. Gekozen A. Goedbloed met
17 stemmen.
T h o 1 e nGetal kiezers 163. Ingeleverde gel
dige biljetten 113. Gekozen C. Verkerke met
66 stemmen.
Vrouwepolder c. a. Getal kiezers 68. In
geleverde geldige biljetten 42. Gekozen M. C. van
Westen, met 24, Adr. Back bekwam 18 stemmen.
IJ z e n d ij k e. Getal kiezers 157. Ingeleverde
geldige biljetten 99. Gekozen D. Bekaar met 84
stemmen.
Zuiddorp e. Getal kiezers 32. Ingeleverde
geldige biljetten 27. Gekozen Charles Louis
Puijlaert met 19 stemmen.
Tot ons genoegen vernemen wij dat de nieuwe
bad- en zweminrichting alhierblijkens het
druk gebruik dat daarvan gemaakt wordt
aan de verwachtingen voldoet.
In de eerste weektoen de inrichting nog alleen
voor mannen geopend was, werden 431 baden
gebruikt. De tweede week bedroeg het aantal
baders 505waaronder verscheidene dames, bene
vens 39 on- of minvermogenden. In de warme
laatste dagen van Juli eindelijk maakten 216 per
sonen van de inrichting gebruik. Het gezamenlijk
aantal bezoekers in de 16 dagen sedert de opening
4.
(Uit het rtaliaansch.)
Vervolg.)
In die omarming voelde Hendrik zich yoor een
oogenblik minder verlaten, hij verbeeldde zich dat
hij weer het dartele jongentje was geworden, dat,
dapper in zijne onwetendheid, het blonde kopje
tusschen den vaderlijken bril en de opgestapelde
processtukken durfde steken en door allerlei
vleierijen wist gedaan te krijgen, dat de magis
trale ernst, voor hem alleen, veranderde in een
vriendelijken lach; of de stoute schoolknaap, die
met den eersten prijs van het gymnasium te huis
komende, gewoonlijk vader het gezicht voorhield
om het te kussen, terwijl het nog vochtig was
van de vreugdetranen zijner moeder.
Maar die begoocheling was van korten duur:
die beide gemoederen waren zóo verschillend dat
zij geene andere gemeenschap hadden dan de
banden des bloeds. Vandaar dat Hendrik, door
het verdriet 't welk die zekerheid hem veroorzaakte,
stoutmoedig geworden, misschien voor het eerst
openlijk voor zijne meening durfde uitkomen.
heeft derhalve 1191 bedragen of gemiddeld ruim
74 daags.
Reeds zijn 107 abonnementskaarten genomen
tot een bedrag van ruim ƒ1000.
Het personeel is thans volledig en bestaat uit
een directeur-zwemmeester, een assistent-zwem
meester een badjuffrouw en een badjongen.
Een hoofdartikel in het Haagsche Dagblad van
heden bevat een allerzonderlingst mengelmoes van
tegenstrijdigheden.
Er zijn te Batavia in de laatste jaren artesische
putten voor drinkwater geboord. Nu schijnt het
dat de Javanen, om aan hun aangeboren zucht tot
baden en plassen te voldoen, dit putwater bevuilen
en een der Bataviasche bladen uit daarom den
wenseh, dat hun het ongeoorloofde daarvan op
krachtige wijze onder het oog gebracht worde, door
veroordeeling van acht op de daad betrapte
schuldigen tot de hoogste bedreigde politiestraf,
zijnde zes dagen gevangenis.
„Die arme inlanders!" roept nu de schrijver van
het Dagblad-opstel uit en betoogt dan dat het den
Javaan, die zooveel meer behoefte aan reinigiiig
heeft dan de Westerling, toch zoo euvel niet is te
duiden wanneer hij, tot afkoeling in zijn brandend
klimaat, liever van het kristalheldere bronwater
gebruik maakt dan van bet vlakbij zijnde troebele
rivierwater.
Het zou echter kunnen zijn, zoo gaat de
redeneering voort, dat de politie aeht inlanders
te gelijk aan 'twerk gevonden had en dan, ja
dan zon het voor het jorestige der Europeanen,
dat heilige huisje der conservatieve koloniale
politiek, noodig kunnen zijn het misdrijf voor
beeldig te straffen.
Nu wordt op eens betoogd dat dezelfde straf,
waarvoor zoo even de arme inlanders beklaagd
werden, een voorbeeld is van ziekelijke philan
thropic. „Zes dagen gevangenis! d. z. zes dagen
te mogen luilakken en nog te worden gevoed
bovendien! Hoe humaan! Hoe echt liberaal!"
Yerwonderen wij ons echter niet over deze
schijnbare tegenstrijdigheid, want de redeneering,
welke wij volgen, nadert langs omwegen haar doel.
Dat doel is de verheerlijking der rottingstraf, in
1866 helaas uit liberalen overmoed, uit verblinde
toepassing van Westersche begrippen op Oostersche
toestanden, door den minister Fransen van de
Putte afgeschaft.
„Wij vragen, zoo lezen wij verder, zou
het op hun gemoed, op hun gevoel niet van
weldadiger invloed zijnindien delinquenten,
evenals wel vroeger, vóór 1866, maar in dit bij
zonder geval bij voorkeur op de plaats zelve,
correctioneel met het gebruik waartoe dat
water eigenlijk dienen moet in wetenschap werden
„Vader, dit verdriet heeft mijne geest
kracht geheel gebroken. Ik had haar be
loofd dat ik mij aan mijn beroep zou wijden en
ik zal het later ook doen, dat zweer ik u. Maar
thans verzoek ik u een groote gunst: veroorloof
mij, u voor eenigen tijd te verlaten, nieuwe zaken
te zien, mijn leven te regelen en zoodoende de
smart te overwinnen, die mij verteert."
„Mij verlaten?" En de goede vader,
gelijk alle oude menschen eenigszins zelfzuchtig,
fronste het voorhoofd. „Mij verlaten nu ik alteen
sta! En uwe studies dan?"
„Ik zal studeeren, vader, ik zal de menschen
en de wereld leeren kennen, maar verg niet meer
van mij. Later zal ik terugkeeren om u gezel
schap te houden en tot steun te zijn. Later zal
ik een dokter voor anderen zijn, maar thans ben
ik zelf patient. O! beneem mij niet het eenige
middel om de genezing van dit kranke gemoed
te beproeven."
„Ja," zei de vader op strengen toon,
terwijl hij het grijze hoofd schudde; „ja gij zijt
krank, maar niet eerst sedert de laatste dagen.
Gij hebt al de kwalen van den tegenwoordigen tijd,
onrust, twijfelzucht, streven naar het onbereikbare.
Uwe moeder heeft u een toereikend vermogen
nagelaten, om zoo gij wilt, een nietsdoener te
worden. Ga dus, maar ik vrees dat gij uwe kwaal
overal mede zult voeren. Ik zou misschien een beter
vader zijn, indien ik u dwong om hier te blijven,
en trachtte u te genezen door mijn voorbeeld
en door arbeid, maar de moed ontbreekt mij
gesteld; ook tot leering en stichting van anderen,
want: „Kwade voorbeelden bederven goede zeden."
Och ja! Had de schout of de assistent-resident
van politie nog maar de macht, als in de dagen
van Olimom op de plaats zelve een bank te
zetten, op die bank den schuldige te binden en
hem met den rotting te doen afrossen, dan
was alles gered! Kon men dan nog bet passen-
stelsel weer invoeren, misschien ook de spoorwe
gen afbreken, want spoorwegen en passenstelsel ver
dragen elkander ongeveer als water en vuur,
en nog zoo eenige „geheel ondoordachte, ontijdige"
maatregelen ongedaan maken, dan zon spoedig de
openbare veiligheid niets meer te wenschen over
laten, van brutale diefstallen zou men niet meer
hooren, de goede oude tijd zou weder aanbreken
voor onze Oost en geen liberaal wanbestuur zou
meer „in elk opzicht in hooge mate demoraliseerend
op de lagere volksklassen" kunnen werken
Zulke kinderachtigheden doen zien dat het
geen men eenmaal noemde de conservatieve
politiek, ook ten aanzien van ons koloniaal be
stuur, dood en begraven is!
Uit het door gedeputeerde staten nitgebraeht
verslag van den toestand der provincie Zeeland,
maakten wij de volgende aanteekeningeu en be
cijferingen.
De bevolking is in het jaar 1876 toegenomen
met 884 mannen en 600 vrouwen, en bestond
dientengevolge bij het begin van het loopende jaar
uit 92017 m. 95029 vr., te zamen 187046 personeD.
Daarvan bevatten: Westelijk Zeeuwsch Vlaan
deren 25288 personen; Oostelijk Zeeuwsch Vlaan
deren 37004; Zuid-Beveland 34947; Walcheren
43203Noord-Beveland 7134Tholen 15757Schou»
Wêu-Duiveland 23713 personen.
Er werden 1451 huwelijken gesloten.
Onder de huwenden bevonden zich 3 vrouwen
en 3 mannen, die van hun echtgenooten gescheiden
waren. Er had geen enkele scheiding van tafel
en bed, maar 5 echtscheidingen plaats, door welke
2 kinderen van hunne ouders gescheiden werden.
Het aantal levend geborenen, tot de bevolking
behoorende, bedroeg 7480 en 374 levenloos aange
geven kinderen.
Onder de levend geboren kinderen waren 216
buiten huwelijk geboren of 2,8 pet.; onder de
levenloos aaugegevene 23 buiten huwelijk geboren
of 6,1 pet.
Telt men het cijfer der levend geborenen in de
vier meest bevolkte gemeenten (Middelburg, Viis
singen. Zierikzee en Goes) te zamen, dan vindt
men op 1421 geboorten 57 buiten huwelijk, dat
is 4 pot.; waaruit volgt dat onder de 6059 gebo
renen op het platte land 159 buiten huwelijk
voorkwamen, d. i. 2,45 pet. Onder de steden staat
om mijn vaderlijk gezag tegenover u te laten
gelden".
Dit gezegd hebbende, streek hij met de band
over het groote deel der Pandecten, in perkamen
ten band, als het ware om de schim van dat ouder
lijk gezag, hetwelk hij aanhaalde, voor zijn zoon
op te roepen. Maar die redekunstige wending
viel geheel in 't water, want Hendrik koesterde
een heiligen afkeer van oude duffe boeken, en
verwaardigde dat boekdeel, 't welk volgens het
zeggen van onzen president de bron van alle
wijsheid was, zelfs met geen blik.
Middelburg, de meest bevolkte, in dit opzicht we
der het hoogst, met bijna 5 pet.
Het aantal overledenen bedroeg 4135; daarvan
waren 1583 kinderen beneden het jaar, of 21 pet:
van het totaal geboren kinderen. Boven de 79
jaren stierven 290 personen, waaronder 21 een
meer dan 90jarigen ouderdom bereikt haddenj
Naar de godsdienstige gezindten bestond de
bevolking uit 47599 katholieken, 531 Israëlieten,
432 tot geen bekende gezindte behoorende en
138484 protestanten. Van deze laatsten behoorden
126848 tot de Nederduitsche hervormde, 10194 tot
de Christelijk gereformeerde, 852 tot de Luthersche,
322 tot de Doopsgezinde en de overigen tot andere
gemeenten. Het aantal katholieken was in Wes
telijk Zeeuwsch Vlaanderen ruim 37 pet., in
Oostelijk Zeeuwsch Vlaanderen ruim 68 pot., in
Zuid-Beveland ruim 11, in Walcheren 10, in Noord-
Beveland ruim 7, in Tholen ruim 16, in Schouwen-
Duiveland bijna 7 pet. van het geheel.
III.
Hendrik vertrok. Niet ontbloot van verstand
en doorzicht, scheen het dat hij, gelijk hij beloofd
had, veel zou opmerken, menschenkennis opdoen
en gezonder van geest terugkeeren, voorbereid en
toegerust tot den strijd des levens. Maar dat was
zoo niet; ditmaal had de vader het bij het rechte
eind gehad. Er is niets volmaakt op de wereld
en zelfs het edele karakter van Hendrik had zijne
gebreken. De grondslag van dat karakter was
eene eenigszins vrouwelijke zachtheid, eene neiging
om zich met geestdrift aan de eerste indrukken
over te geven, gemakkelijk van meening te ver
anderen, en heden te versmaden 'tgeen hij giste
ren aangebeden had.
Eerlijk en oprecht als hij was, meende hij
langs dien weg de waarheid te zoeken, en ont
moette vaak slechts teleurstelling. Het ontbrak
Aan 's rijks munt te Utrecht zijn dezer dagen
afgeleverd 25,000 heele en 7000 halve centeD.
Of dit nu de nieuwe bronzen munt is? Neen,
'tzijn nog onze oude, koperen centen, die wel
niet vóór nieuwjaar door bronzen zullen worden
vervangenhalf Augustus hoopt men deze laatsten
te gaan slaan. {Stand.)
In de vergadering van den geneeskundigen raad
van Zuid-Holland werd door een lid, dr, Huijs-
man, voorgesteld om nog eens bij de regeering aan
te dringen op eene wet tegen vervalsching van
levensmiddelen, waardoor paal en perk zou worden
gesteld aan dat schromelijke kwaad, dat, naar
zijne meening, in groote plaatsen zeer toeneemt.
Door den inspecteur en andere leden werd de
noodzakelijkheid van dergelijke voorschriften ont
kend, op grond dat de bewijzen voor het werke
lijk bestaan van deze handelingen ontbreken.
Inzonderheid werd tegen het beweren van de toe
nemende vervalsching opgekomen door dr. Vroesom
de Haan, die mededeelde, dat het der gezond heids-
vereeniging te Rotterdam was voorgekomen, dat
de herhaalde klachten ook in de pers min
stens zeer overdreven waren, vermits een onderzoek
heeft aangetoond, dat slechts éene vervalsching
van beteekenis is ontdekt.
Ook waren er andere leden, die verzekerden
dat te Dordrecht en Delft bij een onderzoek van
levensmiddelen, o. a. van brood en boter, geene
vervalschingen konden geconstateerd worden en
dat bij azijn en melk slechts eene vermenging of
verdunning was ontdekt, onschadelijk voor de ge
zondheid.
De heer Huysman heeft hierop zijn voorstel
hem niet aan goede voornemensen dikwijls
ergerde hij zich over zijn werkeloos leven. Onder
menschen die hem vreemd waren, besloot hij terug
te keeren, droomde hij van eene toekomst van
arbeid en roem, maar eene kleinigheid was weder
voldoende om dit kaartenhuis omver te werpen
eene nieuwe vriendschap, het lezen van een boek,
het zien van eene dame in het voorbijgaan, of de
wensch om eene nieuwe wetenschap of kunst te
leeren kennen. Zoolang zijne moeder hem ter
zijde stond, meende hij sterk te zijn; maar die
heilzame invloed, die wellicht vleugelen aan zijn
genie zou gegeven hebben, was hem te vroeg
ontvallen. Na drie jaren met reizen doorgebracht
te hebben keerde hij in het ouderlijk huis terug,
meer geblaseerd dan te. voren en misschien nog
minder geschikt voor een werkzaam leven, dan
hij zich voorgesteld had. Wat evenwel zeer zeld
zaam is, hij keerde terug zonder eenige ondervin
ding der menschelijke hartstochten. Als kunstenaar
had hij voorzeker meer dan eens de betoovering
der schoonheid gevoeld, maar hij was zonder ge
vaar den tijd der zinsbegoocheling en verblinding
te boven gekomen.
In dat hart, aan het aandenken zijner moeder
gewijd, was geene plaats voor voorbijgaande nei
gingen de volmaaktheid der geliefde vronw, die
door haar dood in zijne oogen nog grooter gewor
den was, maakte dat hij geene enkele vrouw als
eene waardige gezellin op zijn levensweg leerde
kennen.
Zonder bezigheid en met eene groote leegte in