N°. 175, l'JOe Jaargang. 1877. Vri j dag 27 Juli. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiên i 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.' Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. COLÖRADO-KEYER. Middelburg, 26 Jul FEUILLETOlsr. REIS-INDRUKKEN, lUIDDELBURGSOHE COI RANT. De burgemeester van Middelburg geeft aan belanghebbenden kennis, dat ter secretarie dezer gemeente eene beschrijving met teekening van den Colorado-kever voor ieder ter visie ligt. Een ieder die zoodanigen kever of de larve mocht vinden, wordt met aandrang uitgenoodigd daarvan onmiddellijk aangifte te doen bij den burgemeester. Middelburg, 25 Juli 1877. De burgemeester voornoemd, SCHORER. Onder de oude nieuwigheden, welke wij in den allerlaatsten tijd in zake het lager onderwijs ver kondigd zagen, behoort ook weder deze dat onbe perkte mededinging, de school overgelaten aan de eigen bemoeiing der burgers, zonder inmenging van den staat, het beste middel is om den bloei en de voortreffelijkheid van het volksonderwijs te bevorderen. „Als eerste middel, zoo lezen wij, om zonder den onderwijzers de vrijheid van beweging te be nemen, hen tot het geven van goed onderwijs te dwingen, noemt jh«". m"1. A. F. de Savornin Loh- man (in zijn jongste werk over de „Vrije school") concurrentie. „De openbare school sluit concurrentie uit; immers, een gemeentebestuur kau geen concurrentie tegen zichzelf in 't leven roepenAls men vrije scholen heeft, dan wordt dit geheel anders. Is de onderwijzer onbruikbaar, dan gaan de leer lingen naar eene andere school, waar het onderwijs voortreffelijker is. Daardoor wordt de onderwijzer tot voortdurende inspanning geprikkeld „Er wordt veel en terecht geklaagd over de karige bezoldiging der ouderwijzers. Op den duur is hierin geen verbetering te brengen, tenzij ook hier vraag en aanbod de waarde bepalen. De bekwaainsten zullen het meest verdienen en die het minst betalen kan, zal even als in elke andere betrekking, het minste voor lief moeten nemen. „De aanvraag naar hooger bezoldiging gaat vooral van de hulponderwijzers uit. Ieder wil gaarne aan het hoofd eener school staan. Welnu, met het vrije schoolstelsel zullen ook de klachten over verongelijking, karigheid en partijdigheid ophouden. Ieder kan dan zijne kracht beproeven en in een gehuurd lokaal, of met behulp van eene commissie, onderricht aanbieden aan zoovelen als daarvan gebruik willen maken." «Het Zuiden", van 21 Juli jl., n° 163. DOOR PEREGRINATOR. (Vervolg.) Het uurwerk van den Straatsburger toren is wijd vermaard, 's Middags te 12 uur trekt de mecha niek vele toeschouwers, daar dan Christus met de twaalf apostelen en de kraaiende haan van Petrus herauskommen Het uurwerk regelt zich zelf, in verband met het daaraan verbonden volledig planetarium. De Domtoren is 142 M. hoog. Hij is het hoogste gebouw in Europa. De St. Pieterskerk te Rome is slechts 133. Het zware kruis op den toren werd in 1870 door een kogel scheef gebogen, doch hersteld. Des avonds wordt, bij wijze van boulevard, de Broglieplaats het meest bezocht. Twee groote koffiehuizen, tegelijk restaurants, hebben tal van bezoekers binnen en buiten, onder de veranda's of in de opene lucht. Aau het eene einde derBrok- glieplaats staat de nieuwe komedie. Het oude ge bouw werd ia 1870 tot puin geschoten. Het logies in het „hotel de Paris" is goed, maar duurder dan op vele andere plaatsen. In de protestantsehe kerk bevinden zich tal van gedenkteekenen, o. a. van den maarschalk van Tot zoo verre de anti-revolutionaire redeneering. Wij willen thans geen strijd aanvangen tot ver dediging van het beginsel, krachtens hetwelk de staat het volksonderwijs, dat de kerk vroeger in handen gehad doch onvoldoende behartigd heeft, onder zijne bemoeiingen heeft opgenomen. Ook zullen wij niet onderzoeken in hoeverre de eisch van onthouding, tot den staat gericht, werkelijk een anti-revolutionaire eisch genoemd kauworden, dan wel tot de slechte uitwassen der begrippen van 1793 behoort. Ons doel is thans alleen, tegenover de eene aanhaling eene andere te stellen. Men wil vrijheid van onderwijs, niet zooals zij thans bestaat, maaar in den zin dat de overheid zich aan het onderwijs onttrekken zal. Die vrijheid nu bestond in België, onmiddellijk na 1830. De klacht over dwang en monopolie, door de Belgische liberalen en geestelijken eendrachtiglijk tegen het hooger onderwijs gericht, vond na de scheiding van Nederland haar bevrediging, ook ten opzichte van het lager onderwijs. Wat waren er de ge volgen van In het officieel verslag der provincie Luxemburg over 1838 las men het volgende: „Het moet gezegd worden, al zou die bekente nis onze eigenliefde zwaar vallen, dat vóór 1831 het onderwijs in Luxemburg in bloeienden toestand was. Een athenaeum op breede schaal aangelegd, eene normaalschool voor de opleiding van onder wijzers voor de lagere scholen, gemeentescholen door bekwame onderwijzers bestuurd onder toe zicht van het bewind, dit alles vormde gezamen lijk een volledig stelsel van onderricht, onder dubbele voorwaarde van zedelijkheid en kunde. „De omwenteling van 1830 heeft, met betrekking tot het onderwijs, ons onmetelijk nadeel toege bracht Er is niet zoo zeer een wedstrijd ontstaan om elkander door goede leerwijzen te overtreffen dan wel eene mededinging om op 't goedkoopst te onderwijzen De staten van Luxemburg vroegen daarom gel delijke ondersteuning van staatswege opdat zij „door met beleid toereikende belooningen uit te deelenaan verdienstelijke onderwijzersdie door eene verderfelijke mededinging van de hun recht vaardig toekomende belooning beroofd worden, behoorlijke middelen van bestaan kunnen ver schaffen." In hetzelfde jaar schreef de heer Ducpétiaux in een werk over het onderwijs „Wat hebben wij gedaan sedert 1830? Wij hebben anders gedaanhet is waarmaar hebben wij wat beters gedaan dan onder het Hollandsche bestuur Helaas neen Wij bezitten de onbe paalde vrijheid van onderwijs, maar bijna geen enkele van de instellingenwelke die vrijheid zouden moeten vruchtbaar maken. Wie bemoeit Saksen (gest. 1750) en van vele professoren. In de Munsterkerk het gedenkteeken van den bisschop van Lichtenberg en van Erwino met vrouw en zoon. In de stad treft men de standbeelden aan van Gutenberg en generaal Kleber. 't Is tevens de plaats van de wereldberoemde patés de foies gras of ganzenleverpasteien. Door de ganzen in ver warmde stookplaatsen te brengen vergrooten zich hunne levers, die later het kostbare gerecht leve ren zoo zijn levers van 23 pond zwaarte geene zeldzaamheid. Men koopt de pasteien in potten van 520 fr. en hooger. Na nog een rijtoer door en om Straatsburg lieten we ons te 10 uren naar het station brengen en kwamen langs de slagvelden Saarbrüeken, Wörth en Weissenburg, omstreeks 5 uur, te Trier aan. Een bezoek aan de slagvelden vonden wij niet opwekkend genoeg, om daarnaar te verlangen. Uit den wagon zagen we, dat de velden weêr met groen beplant waren, doch de alleen met jonge boomen beplante vlakte, gedenkteekenen van ge vallenen, hier en daar nog puinhoopennieuwe of herstelde huizen en kerken, herinnerden genoeg aan den strijd, hier gevoerd. Trier is waarschijnlijk de oudste stad van Duitschland; 56 jaren vóór de Christelijke jaartelling werd zij reeds door Julius Cesar veroverd. De tegenwoordige stad rust bijna geheel op het oude Trevir. Er zijn betrekkelijk nog weinig uitgra vingen geschied. Het paleis des keizers, de Ro- meinsche baden, het Coliseum en het Amphitheater zijn nog te herkennen en te bezichtigen. Yan het zich bij ons met het lager ónder wijs Eenige geestelijke vereenigingen, enkele afzonderlijke ge meenten en sommige weldenkende mannenwier op zichzelf staande pogingen wel vruchteloos moe ten zijn. Op een goed overzicht van het geheel, op een samenhangend stelsel is nagenoeg niemand bedacht. Wel is waar is het getal scholen aan zienlijk vermeerderddoch dat van bekwame onderwijzers is nagenoeg in dezelfde evenredigheid verminderd omdat hun lot over 't algemeen zeer beklagenswaardig is." Een ander schrijverJ. C. van Nerum, schreef in zijn werk De V organisation de Venseignement primaire en Belgique' (Gent 1839) „De goede onderwijzers zijn niet meer te vinden. Men heeft hen al te zeer afgeschrikt en vernederd. Als handwerkslieden behandeld, hebben zij bun plaats aan handwerkslieden ingeruimdDik werf is de onderwijzer met zijn gezin aan wezen lijke armoede ten prooide zorg voor het levens onderhoud maakt het hem onmogelijk te denken aan hetgeen hem in kunde nog ontbreekt, of om zich verder te bekwamen door naburige steden en dorpen te bezoeken, teneinde de verbeteringen in andere scholen ingevoerd, de leerwijzen door zijne ambtgenooten gevolgdte leeren kennen. Teneinde hun bestaan zooveel mogelijk nog te verbeteren, oefenen enkelen de betrekking van landmeter, anderen die van herbergier of kleer maker bij hun werkzaamheid als onderwijzer uit. In de 255 gemeenten, welke door ons in 1836, '37 en '38 bezocht werden, vonden wij 220 onderwij zers, die slechts eene armzalige hut tot woonstede hadden, slechts een of twee vertrekjes bevattende, die gelijktijdig moesten dienen tot keuken, slaap plaats en schoolvertrekIn gemeenten waar het moeite kosten moet e n e n enkelen onderwijzer een sober bestaan te verschaffen, hebben wij er meermalen vijf, zes of zeven aangetroffen van die soort als wij zoo even hebben aangeduid, die onderling bestendig een strijd op leven en dood voeren." By deze aanhalingen zullen wij het voor het oogenblik laten. Wil men er meer van weten men leze het werk „'t Lager onderwijs in ons vaderland", in 184143 door dr. H. J. Nassau uitgegeven en dit jaar onder zijne verzamelde geschriften (bij J. B. Wolters te Groningen) op nieuw opgenomen. Daar vindt men uitvoeriger toelichting van de onderwijsquaestie, zooals zij zich voor 40 jaren reeds voordeed en op het oogenblik nog weinig veranderd is, en ook meer bijzonderheden omtrent het nut der vrijheid van onderwijs, naar Bclgië's ondervinding. Ter civiele terechtzitting der arrondissements rechtbank alhier heeft heden de heer mT. A. C. B. Amphitheater is alleen de aréna (kampplaats) goed bewaard gebleven. Van de andere overblijfselen heeft men in vroe gere eeuwen de stadsmuren gebouwd. Het Am phitheater kan 57000 toeschouwers bevatten. Het kan echter op verrena de vergelijking niet doorstaan met dat van Verona, hetwelk goad bewaard is gebleven, 70 000 toeschouwers kan bevatten en nog gebruikt wordt tot schouwplaats, al is het voor andere uitspanningen. Bij de Porte-Nigra hebben thans de belangrijkste uitgravingen plaats 'tgaat echter vrij langzaam. Men vindt er vele overblijfselen uit den Romein- schen tijd: urnen, grafsteenen met inscripties bustes, enz. De Porte-Nigra zelf is uit zwaren zandsteen opgebouwd. De zware stukken zijn niet met mortel verbonden, maar worden door zware ijzeren krammen samen gehouden: voor twee steenen éen kram. In vroegere oorlogen zijn de meeste dezer ijzeren krammen weggenomen om to dienen tot ammunitie. In het Hoogaltaar dei- Domkerk wordt de rok zonder naad van Christus bewaard In 1844 werd hij het laatst met een stuk van de doornekroon en een nagel van het kruis tentoongesteld voor meer dan een millioen goedgeloovigen en nieuwsgierigen! Eene wandeling of rijtoer naar de Mariazuil een gekroond Mariabeeld, hoog op een zuil over Schrijdersdorf waarbij zich eene bezitting van prins Hendrik der Nederlanden bevindt, geeft een goed uitzicht over Trier en omstreken. Een der merkwaardigste gedenkteekenen uit den Romein- Thomaes den vereisebten eed als advocaat afgelegd. De heer J. de Vos, candidaat notaris alhier, is in dezelfde zitting der rechtbank beëedigd als deurwaarder-bij het kantongerecht te Goe3. Te Hoedekenskerke is tot lid van den gemeen teraad gekozen C. de Putter, met 30 van de 53 ingeleverde geldige biljetten. Het getal kiezers bedraagt 60. Z. M. de koning heeft volgens de Fransche bladen op zijn doorreis van Zwitserland naar Bagnè- res de Luchon, van Lyon komende, zich Zaterdag korten tijd opgehouden te Murat en Anrillac. In eerstgenoemde stad werd Z. M. gecomplimenteerd door den sous-prefect en te Aurillac door den prefect van het departement Cantal, vergezeld van zijn secretaris generaal. De koning, die het grootkruis van het Legioen van eer droeg, merkte aan het station een kwar tiermeester der gendarmerie op, die met de militaire medaille gedecoreerd wasZ. M. ging op hem toe, sprak den krijgsman vriendelijk aan en drukte hem minzaam de hand. (Vad.) In de laatste zitting der provinciale staten van Friesland is behandeld het adres van den gemeenteraad van Sneek ter bevordering van den aanleg van een kanaal langs den ontworpen spoorweg SneekStavoren, en in verband daarmede de verbetering van de LeeuwarderSneeker trek vaart. De vergadering was van gevoelen, dat de provincie tot den bedoelden aanleg voor haar rekening, zij het ook met subsidiën van het rijk, andere provinciën en daarbij belanghebbende gemeenten, niet kan overgaan, doch dat er termen bestaan, bij aanleg voor rekening van het rijk van Leeuwarden naar Stavoren, een provinciale subsidie te verleenen hoogstens tot een bedrag van f 500,000. De vergadering besloot gedeputeerde staten uit te noodigen, op die grondslagen de onderhandelingen met de regeering over den aanleg van meergenoemd kanaal voort te zetten en van den uitslag daarvan mededeeling te doen. De minister van marine brengt ter kennis van belanghebbenden dat aan twee jonge lieden vrn een gezond gestel, onderwijs genietende aan de polytechnische school te Delft, die, vóór zij hun 24en levensjaar zijn ingetreden, in het bezit zijn van een der getuigschriften B, artikel 6164 der wet van 2 Mei 1863 (Staatsblad n°. 50), en zoo door betoonden ijver als door lust en studie en aanleg, den waarborg geven dat zij kundige en degelijke ingenieurs zullen worden, eene toezeg ging zal worden gegeven van eene benoeming iet schen tijd is voorzeker de „Igelerzuil", door het volk de Heidenthurm genoemd, 2 uur van Trier, wellicht in de 2e eeuw onzer jaartelling opgericht ter gedachtenis aan de vrouw van Secnndinus Aventinus, L. Saccius Modestus en Modestius Macedo zijn zoon, door hen zelf tijdens hun leven opgericht. Zoo ongeveer luidt het inschrift. Van Trier gingen we een uitstapje maken naar Conz, waar de beide rivieren Moezel en Saar samenkomen, om forellen of makreel te vangen. De Saar is zoo ondiep, dat zij slechts met kleine schuitjes bevaarbaar is. Op de platen in de rivier houdt zich de meeste visch op. Men vaugt ze, waaronder ook baardvisch, met werpnetten. Hoe men ook over forellen moge roemen, wij vinden dat zij lang niet halen kunnen bij onze rivier- of meerbaars, zelfs niet bij snoek. Wij verlieten Trier, om den Moezel af te varen naar Coblentz, daar de boorden van den Moezel op sommige punten kunnen wedijveren met die van den Rijn. We lieten ons echter te Alf afzetten, om het 2 uur binnenwaarts gelegen badplaatsje Bertrich in het Eifelgebergte te bezoeken. Na het gebruik van een forellenmaal lieten wij ons per rijtuig naar Bertrich brengen, langs een mooien weg en eene kronkelende rivier. Bertrich is een kleine, doch lieve badplaats, waar velen heil zoeken, die door verouderde rheumatisme, verlamming, podagra, lever- en onderbuikskwalen gekweld worden. Het is te Bertrich niet duur in vergelijking met andere badplaatsen. Wij hadden in het badhotel

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1