120® Jaargang.
Woensdag
18 Juli.
N°. 167
1877.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen?
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën i 20 Cent jer
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.; v, 1—7 regels f 1,60
iedere regel meer f 0,i
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.'
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
MARKTWEZEN.
Middelburg, 17 Juli.
FETJILLETOlSr.
De Gouvernante.
MIDDELBURGSCH
JAARMARKT.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken bekend:
dat, gedurende de op den 28en dezer aanvangende
jaarmarkt, de weekmarkt voor groenten en vruch
ten zal gehouden worden op de Groenmarkt.
Hievan is op heden afkondiging geschied waar
het behoort.
Middelburg den 16en Juli 1877.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
SCHORER.
De secretaris
G. N. DE STOPPELAAR.
Het verslag der jongste zomer-vergadering van
de staten van jZeeland levert weinig stof tot
nadere bespreking op. Toch willen wij trachten,
uit de gevoerde beraadslagingen, enkele sprokkels
bijeen te garen, op welke de aandacht onzer lezers
met eenige vrucht gevestigd kan worden.
De verbetering en instandhouding der middelen
van gemeenschap in de provincie was ook nu
weder het voornaamste onderwerp van beraadsla
ging. Als het belangrijkst in dit opzicht mag
beschouwd worden het met 26 tegen 13 stemmen
genomen besluit, om terug te komen op de vóór
drie jaren gevallen beslissing, van geen rentelooze
voorschotten meer te verleenen aan gemeenten,
voor de verbetering der wegen. Bij het groote
werk van weg-verbetering in onze provincie, dat
thans, dank zij het door de staten eenige jaren
lang toegepaste stelsel van rentelooze voorschotten,
nagenoeg voltooid is, waren drie gemeenten in
het voormalig Staats-Vlaanderen, St. Kruis, Clinge
en Hengstdijk, overgeschoten. Tot haar voerde
nog geen bruikbare kunstweg, niettegenstaande zij
sinds jaren haar aandeel mede gedragen hadden
in de lasten, tengevolge der verstrekking van
rentelooze voorschotten aan alle ingezetenen opgelegd
en niettegenstaande juist in dat gedeelte der
provincie, wegens het vervoer van zware lasten
per as, goede kunstwegen onontbeerlijk zijn.
Dit een en ander werd door den grijzen doch
wakkeren vertegenwoordiger van het kiesdistrict
Sluis, den heer Hammacher, uiteengezet in woord
en in geschrift, bij eene nota welke hij tot onder
steuning van het voorstel overlegde, en in welke
een overzicht van de geheele geschiedenis der weg-
verbetering in ons gewest wordt aangetroffen. Wel
lieten bij de discussie nog eenige stemmen zich
28.
Naar het Duitsch van Maria Calm.
(Vervolg.)
XIX.
„Ja," hernam Milly lachend, „maar de photo-
graphie behoorde hem niet toetoen gij weg waart
stak Georgie die weer in Ethel's album; dat zag
ik tusschen de portière uit waarachter ik mij
verscholen had, onderwijl zijbeidenu uitgeleidden.
Georgie vroeg toen aan Ford waarom hij u den
brief niet getoond had, die toch het beste bewijs
zou zijn geweesten Ford antwoordde lachend dat
het in 't geheel geen brief was geweest, want dat
miss Elten hem alleen het bankbiljet had terug
gezonden, dat hij haar voor de reis geleend had,
en dat bij ook daarvoor haar adres had gekregen.
Eindelijk vroeg Georgie hem wat hij gedaan had
met den brief, dien hij uit het liederenboek had
genomen, waarop hij antwoordde, dat hij dien had
verbrand."
„Met welke gespannen aandacht ik naar dit ver
haal luisterde, welk een licht het plotseling op
het verledene wierp, met welke verrukking de
ontdekking van uwe onschuld mij vervulde, dat
behoef ik u niet te verzekeren, mijne Veronica.
Ik was er zoozeer mede vervuld, dat ik weinig
hooren, die met het oog op de zware financieele
lasten, aan de provincie reeds opgelegd en op het
hoog bedrag harer schuld, zwarigheid maakten
om den goeden weg, vóór drie jaren ingetreden,
weder te verlaten en opnieuw leeningen te gaan
sluiten; doch zij waren onmachtig tegenover het
in de nota van den heer Hammacher ontwikkelde
beginsel „dat goede middelen van gemeenschap
tot bevordering van het algemeen welzijn onont
beerlijk zijn en het dus onverantwoordelijk zou
wezen om, uithoofde van den druk van eenige
belasting, de middelen te weigeren waardoor dat
welzijn bevorderd kan worden, dewijl juist daar
door de bedoelde druk het minst gevoeld zal
worden." Het beginsel eener geldleening, waartoe
in de volgende najaarszitting het plan zal worden
ingediend, werd dus met de straks genoemde meer
derheid door de staten aangenomen.
Nog verdient hierbij aanteekening dat, blijkens
eene toelichting door een lid der gedeputeerde
staten gegeven, op grond der geblekene mindere
duurzaamheid van grint- of klinkerwegen, hier
alleen sprake is van keiwegen.
Onder het hoofd „verbetering der middelen van
gemeenschap" behoorde ook de regeling van den
provincialen stoomhootdienst op de Westerschelde,
een moeilijk onderwerp, waarbij het bevredigen
van alle wenschen, in verband tot de noodzake
lijkheid om op de financieele belangen van het
algemeen te letten, eene onmogelijkheid is. De
opheffing der Goesche rechtbank en de verplaat
sing harer jurisdictie naar Middelburg heeft weder
tot verschillende wijzigingen in den dienst aanlei
ding gegeven. Het postverkeer met het voormalig
4e district eischte ook in velerlei opzicht verbete
ring en, mocht het gedeputeerde staten gelukken
van den minister van financien eene verdubbeling
van het subsidie voor het brievenvervoer met
de provinciale stoombooten te verkrijgen, waardoor
het mogelijk was aan eenige der geuite wenschen
te voldoen, ondoenlijk bleek het weder ieder zijn
zin te geven. De overtuiging dat de behartiging
der verschillende belangen in dit opzicht het best
aan gedeputeerde staten is toevertrouwd, bleek
echter hij de vergadering zoozeer gevestigd, dat
de genomen maatregelen eenparig en zonder dis
cussie goedgekeurd werden en de verdere regeling
van den dienst aan het gedeputeerd college overge
laten bleef.
Het verzoek, door verschillende gemeentebesturen
gedaan en door de kamer van koophandel te
Zierikzee ondersteund, om door het aanleggen van
een steiger te Stavenisse het verkeer tusschen
Schouwen en Tholen gemakkelijker te maken,
werd mede, nagenoeg eenparig, toegestaan in dien
zin dat voorloopig een crediet verleend werd om
eene proef daarmede te nemen. Waren de staten
meer hoorde van 'tgeen de jongejuffer verder
vertelde omtrent de andere gesprekken, die zij
afgeluisterd had en waarin die schelm Georgiana
had bezworen dat hij u nooit bemind had en zich
slechts over den afkeer, dien gij hem betoondet,
had willen wreken. „Maar dat is niet waar", liet,
Milly er op volgen„Charles zei ook, dat Ford
razend op miss Elten verliefd was geweest, maar
dat zij hem niet mocht lijden en dat dit hem
woedend had gemaakt."
„Ik haastte mij deze weinig stichtelijke mede-
deelingen af te breken en nam van den heer
Goring afscheid, onder belofte spoedig terug te
komen.
„Zoodra ik buiten kwam had ik mijne blijd
schap wel willen uitjubelen. VeroBica, mijne
Veronica mij getrouwDe geheele wereld scheen
mij verjongdals met een tooverslag had ik mijn
vertrouwen op de menschheid teruggekregen.
Maar ik zelf in welk een licht moest ik u
voorkomen Gij hadt mij eenmaal gezegd dat die
bloem in Duitschland Manaentrouw wordt genoemd,
omdat zij zoo gemakkelijk afvalt; moest gij mij
nu niet voor trouweloos houden En wat kon er
al niet gebeurd zijn in de sedert verloopen jaren I
Zou ik u weêr vinden, en hoe zou het dan zijn
Ik ging zitten om u te schrijven; maar neen, dat
was onmogelijk; hoe kon ik u alles verklaren?
Ik moest zelf naar u heensnellen, aan uwe voeten
vergiffenis vragen en beproeven of ge mij die
zoudt kunnen schenken".
„En zie, dat alles heb ik nu verspeeld, omdat
in 1873 en 1874 van oordeel geweest dat aan het
aanleggen van den steiger, uithoofde der aanzien
lijke kosten, niet gedacht kon worden, hun gevoe
len was thans gewijzigd op grond van een rapport
van den hoofdingenieur van den waterstaat, waar
uit gebleken is dat een deel dier aanzienlijke
kosten in elk geval noodig zal zijn voor onder-
zeesehe oeververdediging, onafhankelijk van het
al of niet bouwen van een steiger. Bij het wel
slagen van de voorgestelde proef met het slaan van
proefpalen, zal dus de najaarsvergadering omtrent
dit punt definitief eene beslissing hebben te nemen.
Hetzelfde eindbesluit was de korte zin eener zeer
lange discussie over de verbetering van het wacht
huis nabij den steiger te Cortgene, eene discussie
waarbij de geest van vooruitgang onzer eeuw, het
spreekwoord festina lentede hooge bijdragen voor
de calamiteuze polders, de verantwoordelijkheid
van en het opdragen van ongepaste lastgevingen
aan gedeputeerde staten en nog andere dingen, te
veel om te melden, te pas kwamen. Dat het
wachthuis echter een onaangenaam, ongeschikt
verblijf is voor menschen en vee, een houten
gebouwtje, dat voor de guurheid van weer en wind
slechts onvoldoende beschutting oplevert gedurende
de uren waohtens welke men er soms moet door
brengen, dat alles werd niet weersproken.
Daarom zullen de gedeputeerde staten zien wat er
aau te doen is en zoo noodig in de najaarszitting
voorstellen indienen. Een voorstel van de heeren
Fransen van de Putte en Bybau om op de zaak
vooruit te loopen en gedeputeerde staten reeds nu
een bepaalden last te verstrekken, werd met 29
tegen 7 stemmen verworpen.
Hadden al deze beraadslagingen verbetering
der middelen van gemeenschap ten doel, eene
poging om die middelen te verminderen werd door
de staten verijdeld. Het bestuur van de Zeeuw-
sehe f.poorbootmaatschappij had ontheffing verzocht
van de haar opgelegde verplichting om hare booten
aan den steiger te Wolfaartsdijk te doen aanleggen.
Yan dat aanleggen, beweerde zij, werd
slechts door weinig passagiers gebruik gemaakt
en het joeg haar op buitengewone kosten, wegens
de noodzakelijkheid om te Wolfaartsdijk een veer
schipper aan te houden.
Niet minder dan acht gemeenten of onderdeelen
daarvan in Zuid-Beveland, waren door dit verzoek
uit hunne rust opgeschrikt. In bijna gelijkluidende
adressen betoogden zij dat de door de provincie
gesubsidieerde stoombootmaatschappij zich aan
den haar opgelegden last niet mocht onttrekken
ten nadeele van een aanzienlijk deel der provincie.
Wanneer er niet veel gebruik gemaakt werd van
den steiger te Wolfaartsdijk, dan, voegden
sommigen der tegen-adressanten er hij, was
dit meer de schuld van de spoorbootmaatschappij
ik te snel vergeten heb, dat ik boos op u moest
zijn," sprak ik schertsend.
„Ja, waarlijk, ge zijt te goed, ik verdien het
niet," antwoordde hij lachend. „Maar ge zult me
nog op den rechten weg brengen, niet waar?
en ik zal mij alle moeite geven, om u eer te doen.
Intusschen moet ge wetendat de onzekerheid
met opzicht tot u en de verschillende beletselen
die mijne reis vertraagden, straf genoeg voor mij
waren. Ik moest verlenging van verlof vragen,
mijn broeder spreken Ook mijnheer Goring
bezocht ik nog eens; zijne vrouw was van hare
reis terug, maar weigerde bepaald hare dochter
weêr te zien of te vergeven. Zij had zich in hare
kamers opgesloten en ontving niemand; de slag
moest die trotsche vrouw hard getroffen hebben
„En Georgiana
„De hemel weetwat van haar en haren niets
waardigen man zal worden; men zegt echter, dat
de heer Goring hen heimelijk ondersteunt."
Beiden bewaarden wij eenige oogenblikken het
stilzwijgenhet lot van die menschen trof ons
diep, want wij wisten dat wij er niet zonder in
vloed op waren geweest. Daarop vroeg ik Ed
mund, sedert wanneer hij hier was?
„Natuurlijk eerst sedert weinige uren", gaf hij
ten antwoord. „De kellner zette een verwonderd
gezicht toen ik in plaats van een diner het adres
boek vroeg en daarop informeerde of de in dat
boek vermelde mevrouw Elten slechts éeue dochter
hadof er geene in de laatste jaren getrouwd
wasen meer van dien aard. Toen ik nu vernam,
zelve, die het afzetten van passagiers aldaar op
allerlei wijzen bemoeilijkte, dan het gevolg van
weinig behoefte aan verkeer.
Gedeputeerde staten wisten ook hier de strijdige
belangen te vereenigen, door hun aanvankelijk
voorste], tot toewijzing van het verzoek, in dien
zin te wijzigen dat de verplichting om te Wol
faartsdijk aan te leggen zou blijven bestaan,
doch de daarvoor veroorzaakte kosten (hoogstens
f 150 'sjaars) onder zekere voorwaarden door
eene verhooging van het subsidie goedgemaakt
zouden worden.
Hiermede zijn wij aan het eind der eenigszins
belangrijke beslissingen. Bij de begrootingen
werd bijna geen discussie gevoerd. Een voorstel
van den heer Moolenburgh om bij adres aan de
tweede kamer te verzoeken, op de staatsbe-
grooting eene zoodanige som voor „bezoldiging
der ambtenaren ter provinciale griffie van Zeeland"
te brengen, dat het mogelijk zou zijn hen meer
overeenkomstig hunne verdiensten te salarieeren,
werd natuurlijk eenparig aangenomen. Neemt
men in aanmerking datniettegenstaande er
verdienstelijke ambtenaren ter griffie zijndi.e
meer dan 50 jaren dienst hebben en niettemin
nog niet eens het wettig voor hun betrekking
aangewezen maximum-traktement genieten, dan
mag waarlijk de wensch wel gerechtvaardigd
heeten dat ditmaal de tweede kamer aan het ver
zoek der staten gevolg geve.
Bij bet hoofdstuk „calamiteuze polders" werd
het eenparig leedwezen eener afdeeling in het
verslag uitgedruktover de niet voldoende gemo
tiveerde verplaatsing van den ingenieur van den
waterstaatden heer Stieneker van Neuzen naar
Nijmegen. Met het oog op de belangrijke werken
aan den Nieuwe-Neuzenpolderachtte men het
vertrek van den ontwerper dier werken, die met
de plaatselijke omstandigheden het best bekend
waszeer te betreuren.
De post van ƒ2000voor „bevordering en aan
moediging van het schoolgaan", gaf weder tot de
jaarlijkschedoch ditmaal korte bespreking aan
leiding. Tot ons genoegen was de heer Moolen
burgh vroeger een der tegenstemmersthans
bekeerd. Hij begreep waarschijnlijk dat de kleine
uitgave toch altijd, vooral ook als aanmoediging
van wege de provincie aan de gemeentebesturen,
nuttig werkt. In elk geval noemde hij zich een
te groot voorstander van het openbaar onderwijs
om dit middel tot bevordering er van niet te
ondersteunen.
Ook de heer Snijder nam deze gelegenheid waar
om te verklaren dat hij geenszins als een tegen
stander van het openbaar onderwijs wenschte
beschouwd te worden. In tegenstelling met den
heer Moolenburgh, deed zijne warme vriendschap
dat gij in het concert voor de arme invaliden
zoudt meewerken, snelde ik daarheen en het
verdere weet gij I
„Maar nu van uw broeder gesprokenvroeg
ik met bezorgdheid; „hebt gij hem gezegd
„Alles," viel Edmund mij in de rede, „en hij
keurt alles goed. Maar bovendien," voegde hij
er met eene uitdrukking van fierheid bij, „hang
ik nu van iemand meer af; ik ben mijn eigen
meester, -en dat heb ik aan u te danken, die mij
gezegd hebt: Geen mensch moet moeten".
Wat zou ik nu nog verder vertellen? Dat wij
aan het in zijne soort luisterrijke souper, 't geen
moeder in aller ijl had gereed gemaakt, niet veel
eer bewezen, in weêrwil dat zij ons bestendig
aanspoorde toe te tastendat Edmund verklaarde
Duitsch te willen leeren en ik mij vinden liet om
hem eiken morgen eene les te geven, onder voor
waarde dat hij mjj zou leeren paardrijden; dat
hij mij vertelde van Amoe, die den veldtocht
meêgemaakt en hem als een trouw vriend ook
herwaarts vergezeld had. Dit en nog veel meer
was zeer interessant voor ons, maar voor de overige
wereld waarschijnlijk onverschillig. En dan de
weken, die nu volgdenHet kwam mij voor alsof
ik de prinses uit het sprookje was, die de prins
uit een jarenlangen doodslaap had opgewekt. Onze
buren waren, geloof ik, van dezelfde gedachten, toen
zij eiken morgen dien knappen ruiter op zijn prachtig
paard zagen voorbij galoppeeren en stil-houden voor
ons huisje, waar ook dag aan dag uit de naaste
tuinderij de heerlijkste bloeipeii werden afgeleverd.