Bijvoegsel van de Middelburgsche courant van Zaterdag 14 Juli 1877. cp het gevaar at van niet als een warm vriend van dat onderwijs te worden beschouwd, zal hij toch tegen dezen post stemmen, die, naar zijne meening, niet aan zijne bestemming voldoet. De heer @chorer wenscht met een enkel woord te antwoorden op het gesprokene door de afgevaar digden uit Veere en uit Zierikzee. Zij hebben het nl. doen voorkomen alsof de vergadering van meening zou zijn, dat de verdeeling der gelden door den inspecteur en de schoolopzieners op een min of meer verkeerde wijz8 zou zijn geschied. Hij meent dit niet onopgemerkt te mogen laten, daar hij betwijfelt of die meening wel door de vergadering gedeeld wordt. Wel verre dan ook van den inspecteur en de schoolopzieners te wil len beperken in de vrije beschikking over de gelden door de provincie toegestaan, zou hij liever zien dat gedeputeerde staten hun de meest volledige vrijheid lieten in het gebruik van de som van f 2000. De grieven door sommigen medegedeeld zijn, naar sprekers bescheiden meening, vooral een gevolg van den knellenden band, den autoriteiten aangelegd, om de gelden uitsluitend te besteden in prijzen van geld of boekjes. Als men in aanmerking neemt, dat de schoolopzieners mannen zijn, volkomen in staat om te beoordeelen op welke wijze de gelden het best kun nen worden besteed, daar zij voortdurend in aanraking komen zoowel met de gemeentecbesturen als met de onderwijzers, en dat zij met de meeste zorgvuldigheid en met opoffering van veel tijd en oneindig veel moeite de verdeelmgen tot stand brengen, dan meent hij dat aan hen het best kan worden overgelaten op welke wijze de gelden zullen worden besteed. Eene gelijke verdeeling is daarbij onmogelijk. Als men opmerkt, dat sommige gemeenten niet eens verklaar den of zij van het subsidie wilden gebruik maken, andere de gelden aannamen zonder het de moeite waardig te achten een klein verslag te geven van hetgeen er mede is verricht, en dus duidelijk hare onverschilligheid aan den dag legden, dan komt men tot de conclusie dat niet allen evenzeer aanspraak hebben op een aandeel in het subsidie, en het is ook daarom, dat hij gedeputeerde staten verzoekt den inspecteur en de schoolopzieners de meest mogelijke vrijheid toe te staan in het gebruik der gelden. De heer Meijse had geen plan zich in de dis cussie over deze zaak te mengen, maar moet nog een enkele opmerking maken naar aanleiding van het gesprokene door den heer Schorer. In sprekers district is de geringe belangstelling voor het sub sidie niet een gevolg van den dwang wat betreft de wijze waarop de gelden moeten worden besteed, maar van de voorwaarden aan het subsidie verbonden. Men verlangt, dat hetzij door de gemeente, hetzij door par ticulieren bij bet te verkrijgen subsidie eea zoo aan zienlijk bedrag worde bijgelegd, dat het in vele geval len onmogelijk is daaraan te voldoen. Zoo zou b. v. door Zierikzee voor een subsidie van f 68 ongeveer het drievoudige moeten zijn bijgedragen, en om die reden heeft men aldaar voor het subsidie bedankt. De heer ÏSateux betuigt zijn genoegen dat de heer Moolenburgh ditmaal voor de bijdrage, ter bevor dering van het schoolgaan en van h'et getrouw school bezoek, zal stemmen en verzekert dat het aangenaam was van de verschillende sprekers eenige wenken te ontvangen, omtrent de uitvoering aan dien post te geven. Hij meent dan ook, namens gedeputeerde staten, de verzekering te mogen geven dat op die wenken zal worden gelet, bij het nader overleg met den inspecteur van het lager onderwijs, opdat de bezwaren zooveel mogelijk zullen worden uit den weg geruimd en de post zooveel mogelijk aan de bestem ming zal beantwoorden. In stemming gebracht wordt deze post aangenomen met 32 tegen 4 stemmen. Tegen stemden de heeren: Bybau, Snijder, Vis en Winkelman, terwijl de heeren van Waesberghe Janssens, Onghena en Dieriek afwezig waren. De overige posten der Uitgaven alsmede die der Inkomsten worden zonder discussie of stemming goed gekeurd en vervolgens de begrooting in haar geheel aangenomen met algemeene stemmen, zijnde de drie zooeven genoemde heeren ook thans afwezig. Het hiervoren genoemde voorstel tot het heffen van opeenten gaf geen aanleiding tot discussie en werd mede aangenomen met algemeene stemmen. De heeren van Waesberghe Janssens, Onghena en Dieriek waren ook thans afwezig. Daar geen werkzaamheden meer aanhangig zijn stelt de voorzitter voor, thans de vergadering te verdagen tot Dinsdag den 10™ dezer des namiddags te 1 uur, teneinde alsdan, overeenkomstig de bepaling der wet, over te gaan tot de benoeming van een lid der eerste kamer ter voorziening in de vacature ontstaande door periodieke aftreding van den heer mr. C. J. Pické. Aldus besloten zijnde wordt deze bijeenkomst door den voorzitter gesloten.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 10