N>. 161.
120® Jaargang.
1877.
Woensdag
11 Juli.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s J
met uitzondering van Zon- en Feestdagen^
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën i 20 Cent per regel.'
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte^
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Par ij s.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
Oprichting eener slachtplaats.
Middelburg, 10 Juli.
De verkiezing van zes Raadsleden.
FEUILLETON.
De Gouvernante.
MSDlELBIÜlflSHIlI COURANT.
W
De burgemeester en wethouders var. Middelburg,
maken bekend:
dat, bij hun besluit van heden, aan den heer
M. van Os en zijne rechtverkrijgenden, vergunning
is verleend, om perceel N n°. 138 in de Verwerij-
straat, alhier in te richten tot slachtplaats.
Middelburg, den 9en Juli 1877.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
SCHOEER.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Omtrent vijf van de zes aftredende leden
van den Middelburgsehen gemeenteraad schijnt
onder de kiezers weinig of geen verschil van
gevoelen te bestaan. Tegenover de heeren
Luteijn, van Eekelenvan Hoek, Jeras en
Eoetert Tak worden geen andere namen ge
noemd. Daar in ons land het publieke leven
te weinig opgewekt en de band tusschen kie
zers en gekozenen, zelfs waar het de gemeen
telijke vertegenwoordiging betreft, te los is om
publieke bespreking aan weerszijden, hij het
ten einde loopen van het mandaat als verte
genwoordiger, tot regel te maken, zoo mag
ook van onzen kant die bespreking ten aanzien
dier raadsleden, waarover geen verschil van
gevoelen zich geopenbaard heeft, overbodig
geacht worden. Wij hopen slechts dat eene
talrijke opkomst der kiezers hun het bewijs
levere, dat de wijze waarop zij de gemeente
belangen behartigen, waardeerrng vindt en de
verlenging van hun mandaat algemeen gewenscht
wordt.
Ten aanzien van het zesde raadslid, den
heer Snouck Hurgronje, openbaart zich eenige
verdeeldheid van meeningen. De liberale
kiezersvereeniging „de Grondwet", hem niet
voor herkiezing aanbevelende, heeft het sein
tot een strijd gegeven, die in de gedrukte
stukken schaars, in particuliere gesprekken
met meer levendigheid gevoerd wordt. Over
23.
Naar Tiet Duiisch van Maria Calm.
(Vervolg.)
XV.
De overige uren van den morgen gingen spoedig
voorbij. Het sloeg éen uur en Bessy kwam met
een bediende, om mijn goed naar het rijtuig te
dragen. Ik volgde hem met Ethel, die mij niet
verlaten had. Beneden kwam Charles mij met
een grooten ruiker te gemoet, dien hij zich door
den tuinman had laten geven; Milly vermaakte
zich met den vederloozen papegaai, die mij de
woorden: „Ga weg!" waarmee hij mij eenmaal
verwelkomd had, nu als afscheid nariep. Mevrouw
Goring en Georgiana waren Diet te zien.
Ford ook niet. Dit bespeurde ik met zekere
voldoening. Hoe groot was dus mijne teleurstel
ling, toen ikde deur uitkomendehetzelfde
jaebtwagentje zag staan dat mij drie maanden
geleden hier gebracht had, en waar Ford weêr
als koetsier en geleider voorop zat!
Neen, dat was te erg! Er stonden twee of
drie equipages ongebruikt in bet koetshuis, en
moest ik mij nu met dat speelwagentje vergenoe
gen? Ik werd rood van verontwaardiging en
mijne eerste gedachte was te verklaren dat ik
dit onderwerp onze meening te zeggen, is het
doel van dit opstel.
In de eerste plaats dient een verkeerd begrip
uit den weg geruimd te worden. Ofschoon
niet geroepen om ons met de verdediging der
meeningen en handelingen van de kiezersver
eeniging „de Grondwet" te belasten, mogen
wij toch, daar dit een vraagstuk vanalge-
meenen aard is, aantoonen dat zij, die hun
„bevreemding" uitgesproken hebben dewijl „de
Grondwet" geen verlenging van het mandaat
des heeren Hurgronje verlangt, zich hoege
naamd geen rekenschap van den feitelijken
toestand geven. De „Grondwet" is eene liberale
kiezersvereeniging; de heer Snouck Hurgronje
een man van erkend conservatieve beginselen,
die vroeger, toen er hier ter stede nog eene
conservatieve kiezersvereeniging bestondin
haar bestuur zitting had. De heer H. is dan
ook nooit candidaat van „de Grondwet" ge
weest, die in 1871 den heer Ermerins tegenover
hem stelde, welke candidaat echter verzocht
niet voor verkiezing in aanmerking te komen.
De „Grondwet" kon dns, zonder ontrouw
aan hare beginselen te plegen, den heer Snouck
Hurgronje niet aanbevelen.
De vraag doet zich hier voor of dan een
liberaal kiezer zijne slem niet geven kan, voor
de gemeentelijke, provinciale of landsvertegen-
woordiging, aan iemand wiens staatkundige
beginselen niet met de zijne overeenstemmen
Naar onze meening, vooral waar het de
heide eerstgenoemde lichamen betreft, in som
mige gevallen wèl. Wanneer er sprake is van
een man van niet liberaal-staatkundige denk
wijs, doch van speciale bekwaamheid in eenig
bepaald vak, of van buitengewone werkzaam
heid in het algemeen, van een man dus, wiens
gemis in het gemeentelijk of provinciaal college
eene voor 't oogenblik onherstelbare leemte
zou teweeg brengen, dan gelooven wij dat
zulk een man, zonder ontrouw aan de vlag
der beginselen, ook van liberale zijde kan
aanbevolen worden. Mannen van dien aard
komen, als candidaten voor eereposten, te wei
nig voor om, als men hen bezit, ter wille dei-
plaats die zij innemen, niet heen te stappen
over het bezwaar dat men hen, als het de in
die vergaderingen zeldzamer voorkomende
staatkundige punten betreft, aan eene zijde
zien moet waar men hen liever niet zag.
Zulk een man is echter de heer Snouck
den weg liever te voet zou afleggen; doch daar
voor was het reeds te laat, ik zou den trein
missen, en zooals altijd moest ik er mij weêr
in schikken.
Nog eenmaal omarmde ik de snikkende Ethel,
zet Bessy vaarwel en nam, de hand versmadende
die Ford mij van zijne zitplaats toereikte, zwijgend
naast hem plaats. Hij bracht het reeds ongeduldige
paard in gang, het kiezelzand knarste onder de
wielen, een verward tafereel van bonte bloemen,
klaterende fonteinen en statige beelden vloog mijn
oog voorbij; daarop sloot de "tuiniersjongen het
ijzeren hek achter ons en snel rolde het rijtuig
den grooten weg op.
Overigens sloeg ik weinig acht op de omgeving.
„Zal hij komen?" was de vraag, die mij onophou
delijk bezig hield. Als hij kwam (en ik hoopte
dat niet alleen, maar rekende er vast op) was het
waarschijnlijk, dat hij mij dan weêr in gezelschap
van dien gebaten Ford zou zien! Doch misschien
zou hij er pas na mij komen ot was hij er reeds,
overeenkomstig zijne ongeduldige natuur. O, welk
een genot zou het wezen, zijn vriendelijk oog te
ontmoeten onder al die vreemde, koude blikken
en door hem verlost te worden van den lastigen
geleider aan mijne zijde.
Maar geen hoefgetrappel liet zich hooren; de
groote weg was ongewoon eenzaam. Onder de
weinige voorbijgangers zag ik slechts éen mij
bekend gezicht, een man in donkere livrei, Ash
bourne's bediende. Ik boog mij onwillekeurig naar
hem toe, toen ik hem herkende; maar reeds was
Hurgronje niet. Wij meenen dit te mogen
zeggen, zonder iets te kort te doen aan zijne
„rechtschapenheid", zijne „onbaatzuchtigheid","
of,bok aan de „achtenswaardigheid zijner fa
milie", waarmede bij al dergelijke gelegenhe
den zóo druk geschermd wordt, dat men haast
bang zou worden om zijn gevoelen over iemand
te zeggen. Alsof ieder braaf man daarom
alleen een geschikt raadslid was en alsof wij
den tijd, dat „deftige relatiën" alleen iemand
op het kussen voerden en hielden, niet geluk
kig te hoven waren
De heer H. behoort tot het rechtsgeleerd
element in den raad dat, zooals wij straks
nader zullen aantoonen, daarin reeds ruim
schoots vertegenwoordigd is. Daar hij zeer
zelden zijn gevoelen in openbare zitting uit
spreekt en nooit als raadslid over eenig on
derwerp op andere wijze zijne denkbeelden
openbaar maakt, is het moeilijk omtrent
zijne werkzaamheid of omtrent de plaats,
welke hij in den raad inneemt, zich eene
juiste voorstelling te maken. Wat het uit
brengen zijner stem betreft, kan men hem
slechts kennen als den standvastigsten voor
stemmer van alles wat door burgemeester en
wethouders wordt voorgesteld. Ofschoon deze
laatste eigenaardigheid, evenals zijn voortdu
rend stilzwijgen, op zich zelf in een raadslid
geen gebreken zijn, behoeft het echter geen
betoog dat zij, vereenigd, de gegevens ople
veren om met de minst mogelijke zelfstandig
heid en eigen werkzaamheid het mandaat als
gemeentelijk vertegenwoordiger waar te nemen.
Voegen wij hier nog bij de niet sterke ge
zondheid van den heer Hurgronje, welke,
naar wij vermoeden, de reden geweest zal zijn
waarom o. a. in het jaar 1876 van de 16
raadszittingen er 8 door hem niet werden bij
gewoond, dan gelooven wij aangetoond te heb
ben waarom er voor een liberaal kiezer geen
bijzondere aanleiding kan bestaan, om hij deze
gelegenheid van zijn natuurlijken stelregel af
te wijken en aan een man van tegenoverge
stelde staatkundige beginselen opnieuw plaats
in den gemeenteraad te verschaffen.
Tegenover den beer Hurgronje wordt alleen
genoemd, weder als candidaat van „de Grond
wet", de heer mr. F. M. C. van Deinse,
procureur alhier. Het doet ons leed te moeten
zeggen dat deze candidaat niet alle eigenschap
pen in zich vereenigt, welke ons zonden kunnen
het rjjtuigje hem voorbij en zuchtend drukte ik
mij weêr in mijn hoek.
Eindelijk bereikten wij het station. Mijn hart
klopte bijna hoorbaar toen ik afstapte en Ford
den commissionair, die mijn koffer droeg, volgde
om een biljet voor mij te gaan nemen. Ik bleef
bij een der houten pijlers van het overdekte perron
staan en zag rond. Maar er kwam niemand. Ik
ging naar de wachtkamer/waar reeds verscheidene
heeren en dames zich hadden neêrgezet, maar hij
was er niet.
Ik ijlde weêr naar buiten en kwam Ford tegen,
die mij reeds gezocht had.
„Het is nog tien minuten vóór den tijd," zet
hij„wilt ge liever in de wachtkamer blijven of
hier
Daarbij wees hij op eene onbezette bank en ik
nam er zwijgend plaats.
Nog slechts tien minuten en nog was hij er niet?
Met zoekenden blik zag ik rond, maar ik ont
waarde niets dan vreemde, onverschillige gezichten,
en toen mijn oog op mijn geleider rustte, meende
ik op zijn gelaat een trek van triomf waar te
nemen, die mijn bloed van verontwaardiging deed
koken.
„Laat ik u niet langer ophouden, mijnheer Ford,'
zei ik geprikkeld. „Ik dank u, dat ge alles zoo
goed voor mij bezorgd hebt, maar nu.
„Nü kan ik heengaan," viel hij met bitterheid
in de rede. „Gij misgunt mij das zelfs deze laatste
minuten in uw nabijheidGoed, ik zal u niet
langer lastig vallen."
nopen hem ter vervanging van het aftredende
raadslid aan te hevelen.
Het behoort ons streven te zijn, deze
woorden werden in dit blad reeds eenmaal
(zie M. Ct. van 17 Jan. 1872) gezegd en mogen
nog wel eens in herinnering gebracht worden,
den gemeenteraad „zooveel mogelijk te doen
zijn eene vertegenwoordiging van alle kringen
van maatschappelijk verkeer en te waken dat
hij niet van lieverlede ontaarde in een vrien
denkransje, welks leden alleen de meest intime
bekenden zouden wenschen geïntroduceerd te
zien."
Onderzoeken wij in hoeverre de raad, zooals
hij thans is samengesteld, aan het eerste gedeelte
dezer stelling voldoet.
Van zijne 17 leden vinden wij er 6 met het
predicaat van „mr. in de rechten", waaronder
éen practiseerend advocaat en éen rechterlijk
ambtenaar; voorts éen practiseerend en éen
rustend geneeskundige; éen gepensioneerd amb
tenaar, éen gepensioneerd zeeofficier, 3 rustende
handelaren, 2 die wij als „technische mannen"
zullen aanduiden, (de heeren Dronkers en Jeras)
en 2 (de heeren Fokker en Lutejn), die het
best in de categorie van „mannen van zaken"
gebracht kunnen worden.
Het valt in het oog dat in deze opsomming
het rechtskundig element het leeuwendeel
inneemt, wat dus zonder nadeel, indien andere
belangen daardoor gebaat werden, eenige ver
mindering zou kunnen ondergaan. Daarentegen
vinden wij geen enkel ambtenaarzijn de
„mannen van zaken" te weinig talrijk om
waarborgen op te leveren dat handel en nijver
heid, bj hunne voortgaande ontwikkeling, steeds
in hunne veelzijdige en afwisselende eischen
naar hehooren in den raad vertegenwoordigd
zullen Worden, en ontbreekt, in het gewichtige
vak der openbare werken, de deskundige voor
lichting welke in vroeger jaren, door het lid
maatschap van den heer Conrad, aan den raad
verzekerd en daarin zoo hoog gewaardeerd
werd.
Wij schrijven hier slechts wenschen op. Het
is toch genoeg hekend dat, bij het kiezen van
raadsleden, de moeilijkheid minder nog bestaat
in het beoordeelen van de geschiktheid der
candidaten, die men ter beschikking heeft,
dan in het vinden van bekwame personen die
zich tot de aanvaarding van een mandaat be
reid verklaren.
Bij die woorden stond hij op. Ik gevoelde mij
daardoor vrij wat verlicht; maar daar viel mj in,
dat hij, hij-alleen, voor mij gezorgd had; ik her
innerde mij de vijf pond sterling, die hij mij had
geleend, en het was mij alsof ik mij voor dien dienst,
voor dat geld verkocht had.
„Ik heb u niet willen krenken," mompelde ik
verlegen.
„Daar zoudt ge ook verkeerd aan gedaan hebben."
zei hij zacht en weêr plaats nemende, „want miss
Elten, ik heb het niet aan u verdiend. Toen ik
n voor drie maanden afhaalde, deed ik de gelofte
uw lot een slavenlot, zoo goed als het mijne
zooveel in mijn vermogen stond te verzachten.
Maar gij waart te trotsch om u met den gewaanden
hofmeester gelijk te stellen, te trotsch om u van
hem gevoelens te laten welgevallen, die.
„Mijnheer Ford, ik kan en wil dit niet aanhooren."
„O, ik ben er dadelijk meê gereed; maar nu,
voor de eerste en de laatste maal, wil ik zeggen
wat mij op 't hart ligt. Ja, Veronica, gij waart te
trotsch om gevoelens te aanvaarden en te beant
woorden, die veel oprechter, veel beter gemeend
waren dan die van dien man, die, ofschoon een
aristocraat, u met honigzoete woordjes betooverd
heeft en.
Ik was opgesprongen en had mij eenige schreden
van dat verschrikkelijkemensch verwijderd; maar
mijne manier van doen had j eeds de opmerkzaam
heid getrokken: Ik zag verscheidene blikken
nieuwsgierig, andere impertinent op mij gericht
en waagde het niet mij onder dien drom te mengen.