N°. 159,
120e Jaargang.
1877.
Maandag
9 Juli.
rtttca^e T8m<l}G*.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen^
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên i 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,van 17 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, La ffite C°. te Brussel en Par ij s.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
Gemeente politie.
Middelburg, 7 Juli.
De Gouvernante,
Benoemingen en besluiten.
Rechtzaken.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
gezien het rapport van den commissaris van
politie van den 5en Juli 11.;
gelet op art. 91 der verordening van algemeene
plaatselijke politie; maken bekend:
dat in de t weede helft dezer maand eene tweede
keuring, alsmede eene herkeuring van rij- en
voertuigen en paardentuigen zal plaats hebben.
Middelburg, den 6en Juli 18T7.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
N. C. LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM, L. B.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Op de gisteren gehouden vergadering van het
alhier gevestigd departement der maatschappij
tot Nut van 't Algemeen, welke wegens andere
gelijktijdige vergaderingen zeer schaars bezocht
was, zijn de punten ter beschrijving van de aan
staande algemeene vergadering der Maatschappij
besproken. Slechts een dezer punten gaf tot ge-
dachtenwisseling aanleiding, namelijk punt IX,
voorstel van het departement Assen om art. 83
der Algemeene Wet aldus te wijzigen, dat de
bijdrage der departementen aan het hoofdbe
stuur bepaald zou worden op „minstens f 1.60
en ten hoogste 2", en zulks teneinde het hoofd
bestuur beter in staat te stellen om aan verschil
lende departementale instellingen den steun der
algemeene kas te verleenen.
Omtrent dit punt werd besloten den afgevaardigde
van het departement Middelburg te verzoeken
tegen het voorstel te stemmen.
Alle andere punten werden aan het oordeel van
den afgevaardigde overgelaten.
Op de vergadering der Middelburgsehe afdeeling
van Volksonderwijs werd gisteren mededeeling
gedaan, dat de als leden van het bestuur gekozen
heeren zich die benoeming hadden laten welgevallen
en het bestuur alzoo geconstitueerd was.
Het aantal leden der afdeeling is thans geklom
men tot 63, waaronder 15 begunstigers.
Door het bestuur waren de eerste stappen ge
daan tot het oprichten eener herhalingschool, als
voorbereiding tot de burger-avondschool, aan welke
voorbereiding, blijkens de ondervinding met de
I^DBXJTI-.XjETOÏST.
21.
Naar het Duitsch van Maria Calm.
{Vervolg.)
XIII.
„Zeg liever, dat ge in 't geheel niemand duldt
die een hart heeft," riep ik in ziedenden toorn
uit. „Het is u reeds vrij goed gelukt elke op
welling van gevoel uit uwe nabijheid te verbannen,
uitgezonderd wat de arme Ethel betreft...."
Hier bleef ik steken, want er vertoonde zich
een oogenblik een krampachtige trek om haar
mond en eene toornige fonkeling in hare anders
zoo strakke ooven, waardoor de woorden op mijne
lippen bestierven. Te midden van mijne geweldige
aandoening rees de vraag bij mij opis dat wezen
daar vóór mij dan toch niet de ijsberg waaraan
zij mij dikwijls heeft herinnerd, maar een uitge
brande vulkaanomgeven door eene ondoordring
bare korst van gestolde lava, terwijl toch het
vuur onder den grond voortbrandt Eer ik echter
die gedachte ten volle kon omvatten, had zij zich
weêr hersteld en sprak zij met haro gewone koud
heid en kalmte„Ik verzoek u, mij van Duitsche
sentimentaliteit te verschoonen. Laten wij bij de
zaak blijven. Wanneer zou het u schikken om
te vertrekken?"
toegelaten en afgewezen wordende leerlingen der
burgeravondschool, dringend behoefte bestaat. Die
eerste stappen hadden aanvankelijk bij den burge
meester alhier, den schoolopziener in bet le schooldis
trict en andere autoriteiten een gunstig onthaal
gevonden en zouden voortgezet worden. Een
voorstel om aan het bestuur eeu crediet van 75
tot dat doel te verleenen werd aangenomen.
Mede werd aangenomen het voorstel tot het ver
leenen van een crediet ter bevordering van het
sparen op de burger-avondschool.
Een voorstel om bij de aanstaande verkiezing
voor leden van den gemeenteraad, vanwege de
afdeeling eene aanbeveling te doen uitgaan voor
die candidaten, van welke meer in 't bijzonder
ondersteuning der beginselen van „Volksonderwijs"
verwacht mag worden, werd na levendige bestrij
ding verworpen.
De Staats-courant van heden bevat een koninklijk
besluit van den 8en dezer,Staatsblad n° 156, bepalende
dat de wet van 28 Maart 1877 (Staatsblad n° 35),
tot wering van besmetting door uit zee aanko
mende schepen, in werking treedt op 1 Augus
tus 1877.
Blijkens eene vergelijkende opgave in de Staats
courant zijn voor de eerste maal Nederlandsche
zeebrieven uitgereiktin het eerste halfjaar van
1876 aan 32 en in het eerste halfjaar van 1877
aan 23 schepen. Daarvan waren in 1876 binnen
's lands gebouwd 20 en buiten 's lands 12in 1877
binnen 's lands 8 en buiten 's lands 15. De tonnen-
maat (2,83 kub. meter per ton) der gezamenlijke
schepen bedroeg in 1876 9,989,85 en in 1877
10,268,07.
Hoe dikwijls de wetenschap nog te kort schiet
om schijnbaar eenvoudige quaesties van algemeen
belang op te lossen blijkt op welsprekende wijze
uit het uitgebrachte rapport der bacteriëneom-
roissie in de natuurkundige afdeeling der konink
lijke academie van wetenschappen. Op verzoek
van den burgemeester van Amsterdam waren haar
door den minister van binnenlandsche zaken de
volgende twee vragen gesteld.
1° Welke zijn de eigenschappen, die de schade
lijkheid .bepalen voor de openbare gezondheid, van
het vuil van organischen oorsprong, dat in de
steden wordt voortgebracht.
2° In welke mate en in welke richting worden
die eigenschappen gewijzigd onder de natuurlijke
invloeden en de bewerkingen, aan welke dat vuil,
tijdens de voortbrenging, verzameling en verwijde
ring blootgesteld is?
De commissie bestaande uit de heeren
W. Koster, W. F. R. Suringar, A. C. Oudemans Jz».,
„Morgen."
„Goed! Zeg dan aan Bessy op welk uur ge
wenscbt af te reizener zal dan een rijtuig gereed
staan, om u naar Blackheath te brengen. Ook
zal ik, daar ik u de betrekking heb opgezegd,
u het honorarium voor de ingetreden maand
laten uitbetalen."
Dit zeide zij nog onder het beengaan maar ik
hield haar terug. „Met uw verlof, mevrouw,"
zei ik, moeite doende om mijne kalmte te bewaren;
„ik moet voor dat honorarium bepaald bedanken,
want de opzegging is niet van u, maar van mij
uitgegaan. Mijnheer Ashbourne verzocht n reeds,
mij van uwe verplichtingen jegens u te ontslaan
„O zoo, dus moet ik de woorden van mijn
heer Ashbourne als de uwe beschouwen? Ik zou
het zoo niet opgevat hebben, want ik weet dat
die jongman zeer vatbaar is voor indrukken en
geheel naar de inspraak van het oogenblik handelt.
Wat hij heden zegt en op het oogenblik zelfs
misschien uit volle overtuiging is hij morgen
weêr vergeten. Evenwel, zoo als gij wilt."
Met eene lichte hoofdbuiging verliet zij de
kamer en ik heb haar nooit weêr gezien.
XIV.
Derhalve nu naar huis!
Hoe dikwijls had ik mij in mijne droomerijen
den dag afgeschilderd, wanneer ik weêr huiswaarts
zou keeren, de verrukking waarmeê ik aan de
mijnen zou schrijven: Ik kom! Maar die voor-
Th. W. Engelman, (president). 'Th. H. Mac Gillavry,
J. VvS Gunning en T. Place, secretaris, begint
met te verklaren dat op dit gebied niets met
volkomen zekerheid bekend is en men den vasten
grond mist, waarop een wetenschappelijke uitspraak
rusten moet. De afdeeling wil echter aantoonen,
waarom vooralsnog de. wetenschappelijke beant
woording der vragen onmogelijk is en een opzet
telijk daartoe in het werk gesteld onderzoek
vrucht opleveren kan.
Het grootste gevaar vreest men bij ontbinding
van organisch vuil, waarbij in geval van rotting
zeer lage organismen ontstaan. Bij ruimen toevoer
van lucht maakt rotting echter voor vertering of
oxydatie plaats, waarbij in vasten vorm niets of
weinig koolstofrijke materie overblijft. Proeven
van Panum hebben geleerd, dat bij rotting,
vooral van eiwitachtige stoffen, verbindingen ont
staan, die een doodelijk vergif bevatten, even
gevaarlijk als curare en slangen vergif. Er bestaat
wel eenige grond om aan te nemen, dat de afvoer
van zulke stoffen in openbare wateren en wellen
het water voor de gezondheid schadelijk kan maken;
men lette bijv. op Rotterdam. Omtrent de schei
kundige samenstelling der bedoelde organische
verbindingen is tot dusver niets bekend. Dezelfde
onzekerheid bestaat over het schadelijke der bacte
riën, doch de ingestelde onderzoekingen geven aan
het vermoeden een hoogen graad van waarschijn
lijkheid. Zelfs onder het sterkste mikroskoop is
weinig meer dan de vorm te onderscheiden; deze
en andere bezwaren, die het antwoord opsomt,
maken een onderzoek uiterst moeilijk en bewerken,
dat ons weten aangaande de bacteriën en de rol,
die zij in de huishouding der organische natuur
speL,-*-, -iog zoo weinig voldoende is.
De eerste vraag is dus veel te omvangrijk om
beantwoord te kunnen wordenom éen enkel punt
tot klaarheid te brengen zijn wellicht jaren noodig.
De tweede vraag kan evenmin bevredigend worden
beantwoord, zoolang men de bestanddeelen van
het vuil niet kent. Al houden door karbolzuur
enz. de rotting en de stank op, dan bewijst dit
niet, dat het vuil geheel onschadelijk is geworden;
ook verhitting helpt niet altijd.
De afdeeling wijst er dus met nadruk op, dat
de oplossing der ingewikkelde en omvangrijke
quaestie niet door éen opzettelijk daartoe in het
werk gesteld onderzoek kan worden verkregen.
Zij wekt echter tot het doen van onderzoekingen
op, en spoort de regeering aan, die door alle haar
ten dienste staande middelen te bevorderen. „De
wetenschap", zoo eindigt het rapport, „zoowel als
de volksgezondheid zouden daardoor gebaat worden,
want de vruchten, die men er van hopen mag,
mogen langzaam rijpen, uitblijven zulleu zij niet."
uitzichten hadden betrokking op eene onbepaalde,
verre toekomst; het waren beelden der fantaisie,
die ik mij voor den geest riep, zonder er zelve
aan te gelooven.
Nu was echter de droom verwezenlijkt en het
toekomstige was het tegenwoordige geworden.
Reeds morgen reisde ik huiswaarts! Ik stond in
mijns kamer met de hand tegen het voorhoofd
gedrukt-fen herhaalde het woord dat het verstand,
ofschoon 't het verstaan moest, toch niet vatten
wilde. En ook het hart hield zijne belofte niet.
Hoe blijde had het geklopt bij 't enkele vooruit
zicht, de enkele hoop op het weerzien van de
mijnen; en thans, nu ik wist dat die hoop in weinige
dagen vervuld zou worden, klopte het bang en
werd het pijnlijk aangedaan door de gedachte:
Morgen ga ik van hier voor altijd!
Doch ik had den tijd niet, om aan smartelijke
overdenkingen den teugel te vieren. Morgen moest
ik vertrekken, en hoeveel had ik nog vooraf te
verrichten! Ik haalde het reisboek te voorschijn,
dat ik voor den tocht herwaarts gebruikt had;
daar stond hetStoomvaart tusschen Londen en
Rotterdam, eiken Dinsdag en Yrijdag, en heden
was het? Ik moest mij een oogenblik bedenken
welke dag het was; mijn hoofd was met de tijd
rekening geheel in de war.
Ja, het was Maandag. Dat kwam juist goed
uit. Te 6 uren 's namiddags vertrok do stoomboot
ik behoefde dus pas tegen den middag van hier
te vertrekken en vóór dien tijd kon ik alles in
orde hebben.
zeemacht. Aan den luitenant ter zee 2e klasse
C. J. Damme en den scheepsklerk J. F. de Meester
is op hun verzoek eervol ontslag uit den zeedienst
verleend.
leger. Bij koninklijk besluit is de 2e luitenant
A. Wilmaring, van het le regiment infanterie, op
nonactiviteit gesteld, in afwachting dat omtrent
hem nader zal worden beschikt.
Landbouw.
De Landbouw courant geeft, daar het laodhuis-
houdkundig congres dit jaar uitgesteld en er dus
geen gelegenheid is om over het nut van een
rijks landbouwraad in het openbaar te spreken,
alle maatschappijen van landbouw in overweging
1° om het vraagpunt: „een Rijks Landbouwraad"
of „een Rijks Landbouw-College" op de agenda
te brengen van bare dit jaar te houden algemeene
vergadering. En 2° het daarheen te leiden, dat
duidelijk blijke hoe de belanghebbenden dat zijn
de landbouwers, over het tot stand komen van
zulk een officieel lichaam denken.
Uit het programma der rijks-landbouw
school te Wageningen blijkt dat de lessen in den
afgeloopen cursus door 39 leerlingen gevolgd
werden. De meeste hunner waren zonen van ont
wikkelde landbouwers, die later practisch den
landbouw zullen beoefenen. Ook onder hen, die
zich voor den volgenden cursus hebben aangemeld,
is dit het geval, en dat het onderwijs gewaardeerd
wordt door hen die er nn gebruik van gemaakt
hfllihAnLlglil) d<xcx?»ni+- rïo'f uil do >Vditf
de meeste tegenwoordige leerlingen thuis hooren,
ook de meeste aspiranten voor het volgende jaar
zich aangemeld hebben.
Men meldt uit Amsterdam, dat de ex-secre
taris der Amsterdamsche kanaalmaatschappij geen
cassatie heeft aangeteekend van het veroordeelend
arresttegen hem gewezen.
Naar wij vernemen is de onlangs door ons
vermelde uitnood iging aan de muziekvereeniging
te Kruiningentot bijwoning van een muziekfeest
te Brussel, aan alle dergelijke genootschappen in
Zeeland, o. a. ook aan „Accelerando" te Middel
burg gericht.
Laatstgenoemde vereeniging is echter verhinderd
Alles De met geweld onderdrukte smart brak
plotseling onweêrstaanbaar uit. Alles in orde,
wanneer ik Engeland verliet, zonder hem nog
eenmaal te zien? O, Edmund! Edmund!
Ik zette mij neêr, om hem te schrijven. Deze
maal bedacht ik mij niet lang, hij moest alles,
alles weten! mijn gesprek met mevrouw Goring,
mijn overhaast vertrek, de omstandigheden ten
mijnent; ik verzweeg niets anders voor hem dan
Georgiana's gedrag; de zwakheid eener zuster
moest hij niet vernemen. Aan het slot echter (en
het was mij een genot dat te verklaren) zeide ik
hem hoe innig ik hem lief had, hoe volkomen mijn
hart hem toebehoorde en dat het nimmer aan een
ander zou geschonken worden. „De Veronica ia
bestendig," zoo eindigde ik; hare blaadjes zullen
nimmer af rallen."
Toen mijn brief gereed was zag ik op de pen
dule. Reeds half tien! Heden kon ik hem dus
niet meer verzendenen morgen Er was mij
alles aan gelegen, dat hij de tijding van mijn
aanstaand vertrek spoedig kreeghij zou dan zeker
te twee uren aan het station zijn; ik kon nog
veel met hem bespreken en hem dat was voor
mij de hoofdzaak, nog eenmaal zien. Maar met
de post ging dat niet; ik moest een bode zenden.
Daar viel mij het liederenboek in, dat hij mij
geleend had. Ik baalde het snel te voorschijn,
legdo er den brief in,' verzegelde het pak en stelde
het daarop aan het meisje, dat mij bediend had, ter
hand, met verzoek het morgen zoo vroeg mogelijk
aan zijn adres te doen bezorgen.