N°. 154, 12O0 Jaargang. 1877. Dinsdag 3 Juli. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Advertentiën'i 20 Cent per regel.' Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.! van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer t 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Hayas, Lafpitk G°. te Brussel en Parijs. VEEMARKT TE MIDDELBURG. Middelburg, 2 Juli. Benoemingen en besluiten. Donderdag den 5™ Juli 1877, van des voor- middags 8 tot des namiddags 4 uren. De burgemeester en wethouders voornoemd, S C H O E E E. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAK. Het beginsel der coöperatie, dat men zou bunnen omschrijven als het stelsel om, met opheffing der bestaande tusschenpersonen, de tot dusverre door deze behaald wordende win sten zelf door de verbruikers te doen verdienen en ten eigen bate aanwenden, dat be ginsel vindt tot dusverre in ons land schaarsche instemming en nog schaarscher deelneming. Wij durven dit beweren ondanks de eenige duizenden personen, die aanvankelijk toetraden tot de vereeniging, welker naam wij boven dit opstel schreven en dien wij alleen als titel kozen, dewijl daardoor het omschreven denk beeld op de kortste en meest bevattelijke wijze wordt uitgedrukt. Ondanks die duizenden, die hun werkzaamheid nog moeten aanvangen, blijft de coöperatie in ons land tot dusverre bepaald tot eenige weinige voorschot-vereeni- gingen, is de winkel-vereeniging ten onzent nog in bare kindsheid en van de kwalen en beproevingen van dien leeftijd geenszins vrij en kan men van de voortbrengingsvereeniging, die hoogste vorm der coöperatie, ternauwer nood een tweetal voorheelden in Nederland aanwijzen. De oorzaak van dit verschijnsel ligt niet alleen in de traagheid van onzen volksaard, die in het aannemen van nieuwe begrippen steeds een vijf en twintigtal jaren bij het overig Europa ten achter is, niet alleen in de weinige veerkracht welke onder onzen handwerksstand, voor wien de coöperatie in Duitschland en Engeland hare beste, meest zichtbare vruchten gedragen heeft, aangetroffen wordt, zij vloeit ten deele nog wel degelijk voort uit bestrijding van het beginsel der coöperatie, gegrond op de bewering dat dit beginsel aan bestaande klassen der maatschappij vijandig is en tegen over die klassen eene oneerlijke, ongeoorloofde en voor het algemeen welzijn schadelijke con currentie in het leven roept. „Uwe coöperatie, zoo redeneeren hare bestrijders ongeveer, belooft een luilekker land aan allen die tot dusverre niets bezitten of iets te kort komen. Alleen door dezelfde waren, die zij nu bij den kruidenier, den bak ker, den kolenkooper koopen moeten, in den coöperatie-winkel te gaan halen, of door het zelfde geld, dat zij nu voor hunne zaken van tijd tot tijdleenen moeten, op te nemen in de coöperatieve voorschot-vereenigingzullen zij mettertijd zelf bezitters worden. Aangenomen nu dat dit alles geen droombeelden zijn, dan moet het gevolg van de uitvoering van uw beginsel wezen: de ondergang van den nu bestaanden stand, die als tusschenpersoon werkzaam is en aan die behaald wordende winsten zijn leven en voorspoed dankt. Die stand, de zooge naamde middel-klasse of winkeliersstand, is voor de maatschappij onmisbaar, draagt een zeer be langrijk deel der gemeenschappelijke lasten en zijne opheffing zou dus niet anders dan tot on berekenbaar nadeel van het algemeen kunnen strekken." Dergelijke redeneeringen worden niet slechts in binnenkamers en particuliere gesprekken gehouden, maar geschreven en gedrukt, en wij zouden geen moeite hebben om de bewijsstuk ken, des gevorderd, over te leggen. Wij heb ben ons best gedaan om de tegenwerping in den meest beknoptén en meest afdoenden vorm saam te vatten en wenschen nu te beproeven haar van hare kracht te berooven. Daartoe is in de eerste plaats noodig, het goed recht van het coöperatie-beginsel aan te toonen, Is dit toch onbetwistbaar, dan lijdt het geen tegenspraak dat alle andere bezwaren hare grootste kracht verliezen. Voor- de in standhouding van een bestaanden toestand, hoe eerbiedwaardig, aangenaam of nuttig ook, doch welke gegrond is op verkorting der rechten van anderen, kan nimmer geëisckt worden dat die rechten ten eeuwigen dage verkort of onderdrukt zullen blijven. Zoodra zij de kracht zullen hebben om zich te doen gelden, moet de vrijheid daartoe hun, op straffe van erger, gelaten worden, zelfs al moest het gevolg, daarvan zijn een omkeering van het bestaande, welke intusschen, dit in 't voor- hijgaan gewoonlijk meer in de ontstel de verbeelding hunner bestrijders, dan op 'tge- bied der waarschijnlijkheid te vinden is. Verdeeling van den arbeid is een van de grondslagen eener ontwikkelde maatschappij. In een toestand, die het meest aan den natuur staat grenstvoorziet ieder mensch zooveel mogelijk in zijne eigen behoeftende vruchten van zijn akker, het wild dat hij doodt en de visch die hij vangt, strekken hem tot voedsel en kleedingde boomen die hij hakt en zaagt, de steenen die hij uitgraaft, vormen de wanden zijner woning. Naarmate meer menschen, met verschillende neigingen en bekwaamheden, zich op dezelfde plek vereenigen, splitsen zich hunne werkzaamheden naar den aard van hun aanleg en ook naar den loop van het toeval, en deze splitsing, steeds voortgezet, vormt ten laatste een der meest sprekende karaktertrek ken van het ingewikkelde samenstel, dat men de 19e eeuwsche beschaafde maatschappij noemt. In dezen toestand wordt tusschen alle men schen onderling een aanhoudende ruilhandel van diensten gedreven, welke op stilzwijgende overeenkomsten berust, die het eigenbelang tot grondslag en oogmerk hebben. Iedere partij tracht steeds, ten koste der geringst mogelijke offers, de meest mogelijke diensten van de andere te krij gen, tot verbetering en veraangenaming van haar eigen toestand. Andere beschouwingen dan die vanhet eigenbelang komen daarbij niet in aanmer king. Niemand koopt of verkoopt ten genoege van zijn huurman; ieder tracht zooveel winst te behalen of zoo weinig geld te besteden als hij kan, en de ruil wordt van zelf onmogelijk zoodra of de gevorderde prijs voor de verbrui kers absoluut of betrekkelijk te hoog, óf de aangeboden wordende betaling voor de winzucht van den voortbrenger of verkooper te laag is. Men zou dien staat van zaken, naar het woord van den Engelschen wijsgeer Hohhes, een „strijd van allen tegen allen" kunnen noemen, in dien daarbij slechts in aanmerking genomen wordt dat hij gevoerd dient te worden zonder de wapenen des gewelds, die elke samenleving onmogelijk maken, en met eerbiediging der vrijheid van allen. Deze laatste is het, die eene onbeperkte mededinging noodzakelijk maakt, als de zekerste waarborg dat de diensten aange boden zullen worden tot den laagsten prijs, dien het eigenbelang der eene partij veroor looft te vorderen en dat der wederpartij ver oorlooft aan te bieden. Wordt de concurrentie, - het buitenlandsche woord bezit voor vele Nederlandsche oor en een verstaanbaarder klank dan het inheemsche, wordt de mededinging op eenige wijze beperkt, door invoerrechten, door wettelijke prijsbepaling of door eenige andere inmenging in den vrijen loop der zaken, dan ondergaat ook de persoonlijke vrijheid in het aanbieden en uitkiezen der diensten eene belemmering, die op de hoofdvoorwaarde der overeenkomsten inbreuk maakt. Van dit standpunt gezien, heeft de wettigheid der coöperatieve beweging geen verdere ver dediging noodig. De diensten der tusschen personen, waarvan men de aanneming- op een gegeven tijdstip in de ontwikkeling der menschheid onontbeerlijk achtte, kunnen op een ander overbodig blijken. Wanneer een zeker aantal verbruikers het oogenblik ge komen achten om zich van die tusschenper sonen te ontslaan en op eigen kosten en ge vaar den door deze verrichten arbeid op hun schouders te nemen, dan moeten zij daar toe de onbelemmerde bevoegdheid bezitten. Het doet er volstrekt niets toe of de winsten dier tusschenpersonen tot dusverre hoog of laag, buitensporig of nauwelijks toereikend geweest zijnen ten onrechte doet men het voorkomen alsof de coöperatie berust op een beginsel van jaloerschheid en standen-haat. Zijn de winsten hoog geweest, dan bewijst dat alleen dat de diensten tot dien prijs begeerd werden en het beginsel van het eigenbelang, dat de tusschenpersonen zoowel als hunne clienten dreef, kon hen tot geen aanbod tegen lageren prijs nopen. Was hun voordeel gering, dan bewijst alleen het feit dat zij van hun arbeid toch leven konden, dat er, door dien arbeid op te heffen, winst moet vrij komen, die voor verdeeling onder de verbruikers vat baar is. De overeenkomst moet kunnen op houden wanneer eene der partijen haar niet meer verlangt en daar zij geen geschreven akte, niet aan een bepaalden termijn van afloop of aan andere omstandigheden gebonden, maar alleen door den stand der dingen in het leven -geroepen is, moet ook eene verandering in dien stand der dingen haar ontbinding ten gevolge kunnen hebben. Na aldus van een algemeen standpunt het goed recht der coöperatie beschouwd te hebben, rest ons de bespreking van het vraagstuk in meer onmiddellijk verband tot onze eigen maatschappij en tot het doel dat men zich voorstelt. Men schrijft ons uit Oostburg van 30 Juni: „Onder begunstiging van het heerlijkste zomer weder, werd hier gisteren het aangekondigde mu ziekfeest of festival gehouden. Eene groote schare feestvierenden, waaronder velen uit het naburige België, vulde de straten van het vriendelijke stadje; allerwegen wapperde de driekleur en voornamelijk de lange Zandstraat, met zijne drie eerepoorten en tal van vlaggen, vormde eene aliêe, die een ver rassend gezicht opleverde. Het feestterrein zelf, de Markt, was smaakvol versierd met kolossale poorten aan de drie ingangen en omringd door witte masten, waarvan de nationale wimpel vroolijk wapperde. Op de plaats waar des Woensdags Mercuur zijn staf zwaait en wekelijks duizende hectoliters granen verhandeld worden, verhief zich nu een sierlijk gebouwde muziektempel en gebood thans Apollo; rondom dien tempel waren zitplaat sen aangebracht voor ben, die tegen betaling van 25 cent het recht hadden verkregen zich binnen den omheinden driehoek te bewegen. „Zeven muziekgezelschappen waren opgekomen: Vlissingen, St. Margriet (België), Groede, Malde- gem (België), Aardenburg, IJzendijke en Zuidzando; achtereenvolgens voerden ieder twee stukken uit, terwijl de „Oostburgsche fanfaren" opende en sloot. Aan ieder gezelschap werd een zilver vergulde gedenkpenning uitgereikt. Maldegem had de be leefdheid hare beurt van uitvoering aan te vangen met het Nederlandsche volkslied als extra nommer, waardoor het uitstekende korps de toejuiching der gansche menigte verwierf. „Te 7 uren werd een luchtballon opgelaten en te 10 uren het feest besloten met een vuurwerk. „Het was een prettige dag en de vreemdeling, die voor het eerst zulk een festival bezocht, kon de ingenomenheid begrijpen, waarmede die feesten steeds door onze grensbewoners van deze, en van gene zijde worden begroet." haven. Het is toegewezen aan den hoogsten bie der, den heer C. Wisse aldaar, voor de som van f 10101, en aangekocht met het doel om bet in te richten tot eene Eoomsch katholieke school en armen- gesticht. Men schrijft uit Vlissingen aan het Handels, blad, dd. 28 Juni jl. „Maakten wij onlangs melding van de door niets gewettigde voorkeur voor Belgische loodsen van den Nederlandschen gezagvoerder der Johanna, en van het krenkende hierin voor de Nederlandse he loodsen gelegen, een dergelijk geval deed zich heden op nog stuitender wijze voor. „Het Nederlandsche schip Francois, gezagvoerder de Eijke, van de reederij van den heer F. Wibaut, president van de kamer van koophandel te Vlis singen, wees, heden namiddag hier binnenkomende, den Vlissingschen loods af en nam .den Belgischen aan, die zich eerst, geruimen tijd later aanmeldde. „Terwijl deze voorkeur, aan het een of andere loodswezen geschonken, niet het minste voordeel kan opleveren voor de vaart, moet men als zacht ste gevolgtrekking besluiten, dat het met den nationaliteitszin dier gezagvoerders vrij treurig is gesteld." In het bij de Staats-courant van 1 en 2 dezer behoorende bijvoegsel zijn opgenomen de statuten der sociëteit „Eensgezindheid" te Goes, geconsti tueerd voor vijf en twintig jaren en gehouden op de bovenzaal van het „Café Hartman" op de Groote Markt aldaar. Op 30 Juni werd te Eierikzee in het openbaar geveild het hótel „van Veen" staande op de Oude De heer dr. E. J. P. Jorissen, procureur-generaal der Transvaal-republiek, is te Botterdam aan gekomen en zal zich weldra met den heer Paul Krüger naar Londen begeven, om het protest tegen de inlijving aan de Engelsche regeering over te brengen. De keuze van dezen mede-afgevaardigde komt ons zonderling voor, indien althans de berichten omtrent de verregaande onbeschaafdheid en het gebrek aan ontwikkeling van den heer Krüger, omtrent dezen verspreid toen hij als candidaat voor het presidentschap tegenover d'. Burgera optrad, juist zijn geweest. Zoo iemand zal zeker te Londen niet.den besten indruk teweeg brengen. De hoogleeraar Quack wijdt aan JEL M. konin gin Sophia in het Juli-nommer van de „Gids" een kort, doch keurig woord, waarin deze zinsnede voorkomt. „Het Nederlandsche volk zal haar dankbaar blijven, dat zij den naam van Oranje den echoon- sten naam der wereld heeft geacht, gelijk inder daad Prins van Oranje te heeten dé hoogste eer is, die aan een troonsopvolger in Europa te beurt kan vallen en in zijn herinneringen zal dat volk koningin Sophia steeds plaatsen in de Oranje zaal van het Huis ten Bosch, omstraald door den gloed van al wat ons roemrijk vorstenhuis in den besten tijd groot en edel deed zijn." Van eene goldleening door den Nederlandschen staat is, naar hetgeen door het Haagsche Dagblad „op zeer goede gronden", in strijd met de meening van onzen Haagsehen correspondent, verzekerd wordt, op het oogenblik volstrekt geen sprake. Bij ministerieele beschikking van 29 Juni jl. is aan M. Thomasz te Nieuwediep, tot wederopzeg ging, vergunning verleend voor een stoomsleep- dienst op de stroomenrivieren en kanalen in de provinciën Zuid-Holland, Noord Holland en Zeeland. De Staats-courant van 1 en 2 dezer bevat het koninklijk besluit van den 21eD Juni jl., Staatsbl. n° 152houdende instructie voor den geneeskun dige belast met het gezondheidsonderzoek, bedoeld bij art. 7 der wet van 28 Maart 1877 (Staatsblad n° 35), tot wering van besmetting door uit zee aankomende schepen. telegraphie. Weder benoemd, in dezelfde be trekking, de eervol ontslagen telegrafist 2° klasse A. C. van HeelsbergeD. kadaster. Op verzoek eervol ontslag verleend

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1