N«. 147.
120® Jaargang.
1877.
Maandag
25 Juni.
Dit blad verschijnt d a g e 1 y k s J
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.'
Prijs per 3/m. franco f 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Hoofdagent voor België en
Advertentiën i 20 Cent per regel,'
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer t 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte?
te Brussel en Parijs.
BERICHT.
In het feuilleton der Middelburgsche
Courant zal in de volgende maand o. a.
worden opgenomen: //Dora",novelle
van Grazia Pierantoni-Mancini, uit het
Italiaansch vertaald door mevr. de wed.
J. C. de Graaff-Holtrop.
Bij het nemen van een abonnement
vóór 1 Juli a., ontvangt men de tot
dien datum verschijnende nommers gratis.
Nationale Militie.
RIJKS-BELASTINGEN.
FJBXTILLETOIST.
De Gouvernante,
Middelburg, 23 Juni.
MIDDELBll
001
Oproeping ran Verlofgangers der lichting 4874.
De burgemeester van Middelburg,
gezien de circulaire van den commissaris des
koniDgs in deze provincie van den 12en Mei 1877
A n° 2175, 3' afdeeling (Provinciaal blad n° 58)
roept bij deze op de in deze gemeente wonende
milicien verlofgangers der lichting 1874, behoorende
tot bet bataljon mineurs en sappeurs en bet korps
pontonniers, om op den tijd en plaats als in de
aan hen uit te reiken order is vermeld tegen
woordig te zijn, voorzien van al de voorwerpen
van kleeding en uitrusting, door hen bij bun ver
trek met groot verlof medegenomen, benevens van
bun verlofpas, teneinde rechtstreeks naar hun korps
te vertrekken.
Zij moeten zich vooraf en wel op Maandag den
9™ Juli a. des voormiddags tusschen 10 en 11
uren bij den burgemeester hunner woonplaats
aanmelden, voorzien van hun verlofpas,-teneinde
de noorige biljetten, alsmede daggeld, indien zij
dit verlangen en daarop recht hebben, te ont
vangen.
De verlofgangers, die op het bepaalde uur niet
ter aflevering verschijnen, worden bij hun korps
gestraft.
Zij die niet aan de oproeping voldoen, worden
als deserteurs behandeld; terwijl degenen, die
door ziekte verhinderd worden op deu bepaalden
dag onder de wapenen te komen, van die omstan
digheid, onder overlegging van eene verklaring
van den geneesheer, tijdig kennis behooren te ge
ven aan den burgemeester. Na hun herstel ver
voegen zij zich bg bun korps.
Middelburg, den 23eB Juri 1877.
De burgemeester voornoemd,
SCHOEEK.
De Burgemeester van Middelburg maakt bekend
dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger
der directe belastingen ter invordering is verzon
den het door den provincialen inspecteur der
directe belastingen enz. te Middelburg, den 20™
u.
Naar het Duitsch van Maria Calm.
VII.
(Vervolg.)
Zij stond op en met een haast, die haar. anders
niet eigen was, den kring doorgaande, die zich
eenigszins verwonderd terugtrok, noemde zij
kort weg de beide namen en wendde zich onmid
dellijk met eene vraag tot een der heeren in de
nabijheid.
.Vergun mij u persoonlijk dank te zeggen voor
het genot, dat gij mij bereid hebt," zei Ashbourne
hartelijk tegen mij. .Sedert ik hier woon, heb
ik niet hooren zingen."
.En houdt ge van muziek?"
.Zeer veel, ofschoon ik er weinig verstand van
heb. Ik houd daarom ook alleen van die muziek
die recht uit het hart komt, die aangeboren en
niet aangeleerd is. Men hoort bijna altijd slechts
muziek uit de tweede hand."
.Ja, muziek uit de tweede handdat is eene
zeer juiste uitdrukking," gaf ik lachend ten
antwoord.
.Maar juist omdat ik van de kunst te weinig
versta," vervolgde hij, .is het mij ook niet voldoende
de tonen te hooren, maar wensch ik tevens den
zin der woorden te kennen. Uw lied was zeer
Juni 1877, invorderbaar verklaarde kohier der
personeele belasting n° 2, voor het dienstjaar 1877/8,
met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat
om na bekomen kennisgeving van zijn aanslag,
ten spoedigste het door hem verschuldigde te
kwijten, met herinnering tevens, dat de bezwa
ren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen
drie maanden na heden behooren te worden inge
diend
terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die in den
loop des dienstjaars een perceel verlaten, zonder
daarin eenige roerende goederen of ieuiand in hun
dienst achter te laten, indachtig maakt op de
gunstige bepaling van art. 7 der wet op de per
soneele belasting van den 9en April 1869 (Stbi.
n°. 59).
Hiervan is heden afkondiging geschied waar het
behoort.
Middelburg, den 23™ Juni 1877.
De burgemeester voornoemd,
S CHOKER.
Gisteren heeft Z. M. de koning in een bijzonder
gehoor ontvangen den minister Mnrad Eflendi,
ter overhandiging zijner geloofsbrieven als minister
resident van Z. M. den sultan vau Turkije bij het
Nederlandsehe hof.
De anti-revolutionaire kiesvereeniging „Neder
land en Oranje" te Delft heeft besloten zich van
deelneming aan de herstemming voor een lid der
tweede kamer te onthouden.
Eergisteren werd te Leiden de vergadering der
maatschappij van Nederlandsehe letterkunde gehou
den. De voorzitter, prof. Kuenen, bracht in de
eerste plaats hulde aan H. M. onze overledene
koningin, die ook als beschermster der vaderland-
sche letteren eene zoo hooge plaats innam, en aan
de overleden leden der maatschappij, onder welke
Motley, de groote geschiedschrijver van ons
heldentijdvak, de gast en vriend onzer koningin.
Onder de 26 nieuw gekozen binuenlaudsche
leden der maatschappij, vinden wij onzen stadge
noot, den beer J. C. Altorffer, vermeld.
In de badplaats Domburg zijn op het oogen-
blik de volgende vreemdelingen gelogeerd:
Mevrouw de douairière de Bruijn van Middel
burg, gelogeerd Bad Hotel; mejuffrouw Forsten
van 's Gravenhage, gelogeerd Bad Hotelde heer
Rollin Jacquemyns en familie van Gent, gelogeerd
Schuttershof; de heer en mevrouw Joh. Luteijn
van Middelburg, gelogeerd Schuttershof; mevrouw
treurig, maar wien de daarin uitgedrukte smart
geldt, weet ik niet."
„Zij geldt het verre vaderland," ze! ik, voor de
eerste maal naar hem opziende.
Welk eene innigheid lag er in zijne oogen! Ik
trachtte er onbevangen in te zien, maar was er
niet toe in staat; ik moest de mijne neerslaan en
wendde mijn hoofd een weinig af.
Waarschijnlijk gaf hij eene andere uitlegging
aan die beweging, want op deelnemenden toon
zei hij: „O, ik begrijp het," en daarop ging hij
luider voort: „Zou het niet te onbescheiden zijn,
als ik u verzocht het lied eens voor ons te vertalen
Ik ben overtuigd, dat lady Sykes ook de woorden
gaarne zou hooren."
Deze dame gaf levendig hare toestemming te
kennen, en daarom zocht ik in eene muziekporte-
feuille het lied op en vertaalde het zoo goed
mogelijk.
Eenige heeren en dames, die zich in de nabijheid
bevonden, waren ook naderbij gekomen om te lui
steren, en daaronder Ford, die al dien tijd met
een boek in de hand in een hoek van de muziek
kamer had gezeten. Toen ik met de overzetting
van het gedicht teneinde was, verzocht men om
nog eenige liederen. Het gezelschap begon zich
rondom de piano te verdringen, maar de heer
Ashbourne verklaarde dat de klank zou lijden als
de kamer zoo vol was, en men trok zich dus in
het salon terug, om na afloop van elk lied weder
te naderen. Ik zong eenige vroolijke volksliederen
en daarop ten slotte het zwaarmoedige: Wenn
Wicherlinek van Zwolle, gelogeerd Markt; mejuf
frouw van Nas van Rhenen, gelogeerd bij J. Pas-
seniermevrouw de wed. Elout en familie van
>-U, gelogeerd bij den heer Elout; de heer en
mevrouw F. D. Sprenger van Middelburg, gelo
geerd A 80de heer J. J. I. Sprenger en famil ie
van Middelburg A 81de heer en mevrouw de
Harven van Antwerpen, gelogeerd hij deu heer
v. d. Broecke; de heer en mevrouw Lantsheervan
Middelburg, gelogeerd Hof van Domburg.
Uit het verslag der commissie tot onderzoek
der werken van het waterschap der Sluis aan de
Wielingen, bestaande uit de heeren J. v. d. Vegt,
C. Carpreau en J. F. Hennequin blijkt dat die
werken door haar alleszins voldoende zijn bevonden
om aan de gewone stormen weerstand te kunnen
biedenbehoudens de ontworpen verbeteringen en
versterkingen door het waterschapsbestuur aan te
brengen, welke verbeteringen deze week reeds
zijn aanbesteed. Alleen vond de commissie dat
de zeesluis te veel blootstaat aan de zware deining
zoowel bij hoog als laag waterwaarom zij aan
geraden heeftden mond der Suatiogeul te ver
nauwen en de opening van het staketwerk klei
ner te makenzoomede nog eene rij boogere
palen aan te brengen.
Verder vond zij het overbodig den oostelijken
kanaaldijk tusschen de zee en wachtsluis te ver
zwaren welke verzwaring door het bestuur der
watering Cadzand verlangd werden waartoe op
de vergadering van ingelanden dier watering
reeds besloten werd. De oommissie is van ziens
wijze dat de zeesluis met de andere daarbij
gelegen werken in zoodanigen toestand verkeeren,
dat het vooreerst niet te denken is dat genoemde
kanaaldijk als waterkeering zal moeten dienst
doen/ en bij een onverhoopt geval ook nu, zonder
die verzwaringde watering van Cadzand voor
ondervloeien zal kunnen beschermen.
Aan het eind van het rapport drukt de com
missie den wensch uitdat alle vrees bij het
publiek voor zware ongevallen moge geweken zijn,
evenwel zonder dat de waakzaamheid van het uit
voerend bestuur, voor werken onmiddellijk aan de
Noordzee gelegen, hierdoor mag verminderen.
(SI. Weelcbl.)
i.. - in i in
Onze Haagache oorrespondent schrijft
ons het volgende
„Voor uitweidingen over den uitslag der ver
kiezingen is het thans geen tijd meer. De liberalen
hebben bij de stembus gewonnen, hetgeen te ver
wachten was, en wat ik bijna even gelukkig
vind als de zegepraal der liberalen, slechts in
twee districten is herstemming noodig. Nu mag
men het betreuren dat de liberale candidaten ook
sich zwei Herzen scheiden." Toen stond ik op;
men begreep ook, dat dit het laatste was en
drong niet verder aan.
Het was dan ook reeds laat geworden. De gasten
begonnen afscheid te nemen en vele kwamen bij
mij om mij goeden nacht te zeggen. Ik was niet
meer de gouvernante; ik was ook „iemand" gewor
den. De heer Ashbourne was naast de piano
blijven staan en speelde afgetrokken met mijn
zakdoek, dien ik met mijne handschoenen daarop
had laten liggen.
Toen de anderen de muziekkamer verlaten had
den, ging ik er heen om mijn eigendom te halen.
„Vergeef mij," zei hij, terwijl hij mij den zak
doek overhandigde, „ik ben nog geheel onder den
indruk van uwe melodiën. Wat een geluk moet
het zijn, zich zóo te kunnen uitziugen!"
„Ja, als men niemand heeft tegen wien men
zich kan uitspreken, is het zeker eene verlichting
als men zich kan uitzingen".
Dit was een onvoorzichtig woord, maar de def
tige terughouding en oppervlakkigheid begon mij
zoo zwaar te vallenOverigens scheen het hem
niet beter te gaanwant hij antwoordde levendig
„Dat kan ik zeer goed begrijpenhet zou mij ook
zoo gaan, als ik uwe kunst bezat. Maar onge
lukkigerwijze kan ik niet zingen, niet dichten,
niet schilderen en wat zoudt ge dus wel
denken, dat mij tot afleiding strekt voor die ge
voelens of gedachten, die men niemand kan of mag
toevertrouwen? Mijn paard, de sterke uitwendige
beweging, dat is mijne afleiding. Ik rijd mij uit!"
te Gouda, Gorinchem en Leiden het niet zoover
gebracht hebben als te Delft en Almelo, het
is echter een groot voorrecht dat niet wederom
een groot gedeelte des lands in de opschudding
van een verkiezingsstrijd gebracht wordt.
„Ik zou over de verkiezingen geheel hebben ge
zwegen, indien ik niet hetgeen ik een paar weken
geleden schreef aan den uitslag der eerste stem
ming in een naburig Zuid-Hollandsch kiesdistrict,
van Delft, toetsen wilde. Ik schreef toen dat in dit
district, tot nog toe een der redtósteilingen van het
conservatisme, de bakermat van de heeren Wintgens,
van Kuijk, Hoekwater en de Casembroot, en
Nierstrasz niet te vergetende kans voor de
ultrarnontanen uitstekend stond. Men heeft de
waarheid van deze bewering in twijfel getrokken,
en wat is de uitslag der stemming geweest?
Tegenover de 964 stemmen, die op den liberalen
candidaat Schagen van Leeuwen (die, onder ons,
uit oude betrekking vele stemmen van conserva
tieven en halve antirevolutionairen bleef aantrek
ken) waren uitgebracht, had de heer Gille Heringa
er 893, zoodat hij in herstemming kwamen
ik ben nog volstrekt zoo overtuigd niet dat de
herstemming zal uitvallen gelijk de liberale orga
nen het schijnen te verwachten. De ultrarnontanen,
ik bezig dat woord opzettelijk omdat de ver
kiezingen in Limburg, met meer dan duizend
stemmen op andere candidaten dan de bescherme
lingen van bisschop en pastoor, duidelijk hebben
gemaakt hoe volkomen onrechtmatig die partij
zich den uitsluitenden naam van „katholiek" aan
matigt de ultrarnontanen hebben in Delft eene
uitstekende keuze gedaan. De heer Gille Heringa
is een protestant, een oud school wetman, een oud
inwoner van het district; nu hij eenmaal dezelfde
bevredigende verklaring aan den roomschen clerus
had afgegeven, die den heer van Kuijk vroeger
redde en handhaafde, kon hij gerust aan alle ul-
tramontaansche kiezers worden aanbevolen, en
licht stemden een zeker getal oude kennissen van
deu candidaat, halve liberalen of om en bij con
servatieven, met de volgzame kudde mede. Met
Heringa was er dus kans op bondgenooten, die
met een roomsehen candidaat, al heette hij van
der Kun of Nolet, stellig tegenstanders zonden
zijn. Hoe goed de berekening was kwam op 12
dezer aan den dag, en zal naar ik vrees, 26 dezer
nog sterker aan den dag komen. In het kiesdistrict
Delft heerscht een hevige liberalen-haat. Al is de
heer Schagen van Leeuwen, persoonlijk bekend hij de
meerderheid der kiezers, op zich zelf geen ongeschikt
candidaat, de bestrijding die dat „gruwelijk" „Volks
onderwijs" den tegencandidaat aandoet, en waaruit
voortvloeit dat die vereeniging den Delftschen notaris
ondersteunt, zal misschien ten slotte de balans naar
de zijde des heeren Gille Heringa doen overslaan.
„Dat kan ik ook zeer goed begrijpen",antwoordde
ik lachend, „vooral wanneer men zoo goed rijdt
als gij. Ik vind het rijden iets heerlijksna het
vliegen, waartoe wij het helaas niet kunnen brengeD,
komt het my als de aangenaamste beweging voor."
„Hoe weet gij, dat ik goed rijd vroeg hij
met een ondeugend lachje, dat hem zeer goed
stond.
„Ik heb u eenmaal zien voorbij rijden," ant
woordde ik. Wel was mijne stem kalm, maar ik
kon niet beletten dat het bloed naar mijne wan
gen steeg.
Hij ze! daarop niets, maar keek mij met eene
nadenkende uitdrukking aan. Ik gevoelde dat dit
gesprek een einde moest nemen, want dat nog
andere oogen op mij rustten. Daar in een hoek
op een lagen stoel zat weêr mijnheer Ford. Zoo
als hij zich voordeed, met zijne zwart bekleede
magere beenen opgetrokkenzij ne lange zwarte
armen over het boek gekruist en zijn hoofd even
eens daarover heengebogenleverde hij eene
merkwaardige overeenkomst met eene groote
zwarte spin op. Ik wierp een vluchtigen blik op
hem en deed een stap naar het salon.
„Gij hebt gelijk," zei de heer Ashbourne zacht,
alsof hij antwoordde op eene aanmerking, die ik
gemaakt had; „het is tijd dat ik ook ga. Ja",
vervolgde hij luider, terwijl hij zich naar de zijde
van mevrouw Goring wendde, die juist van haar
laatsten gast afscheid genomen had, „de Duitsche
melodiën zijn zeer roerend, maar wij bezitten op
dat gebied ook veel schoons. Vooral dunkt mij,