N°. 146. 1206 Jaargang 1877. Zaterdag 23 Juni. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,van 1—7 regels 11,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.1 Hoofdagent voor Belgié en Frankrijk:, de firma Havas, Laffitjs C®. te Brussel en Parijs. BERICHT. In het feailleton der Middelburgsche Courant zal in de volgende maand o. a. worden opgenomen-, nDora", novelle van Grazia Pierantoni-Mancini, uit het Italiaansch vertaald door mevr. de wed. J. C. de Graaff-Höltrop. Bij het nemen van een abonnement vóór 1 Juli a., ontvangt men de tot dien datum verschijnende nommers gratis. Middelburg, 22 Juni. Benoemingen en besluiten. Kerknieuws. Marine en leger. Rechtzaken. Procedure zee-assurantie tegen den heer J. de Decker Gz. COURANT. In de vergadering van 25 Mei jl. heeft de hooge raad, overeenkomstig de voordracht van heeren advocaten te 's Gravenhagetot lid van den raad van toezicht en discipline voor de orde van advocaten bij den hoogen raad bij periodieke aftreding herbenoemd mr. G. M. van der Linden, en tot vervulling der vaeture, ontstaan door de benoeming van mr. P. L. F. Biussétot lid van de gedeputeerde staten van Zuid-Holland, benoemd den advocaat mr. D. van Eek. In de algemeene vergadering der Maatschappij van weldadigheid is, met het oog op den gel- delijken toestand der Maatschappij, het volgende besloten 1. Commissarissen zullen worden gemachtigd, om door opneming der gelden bij renteloos voor schot, of op andere voordeeligste voorwaarden, in de behoefte te voorzien. 2. Commissarissen worden desnoods gemachtigd eene algemeene collecte te doen houden. 3. Commissarissen worden gemachtigd de bestu ren van de verschillende afdeelingen uit te noodi- gen, om zooveel doenlijk het aantal hunner leden te vermeerderen. Door de regeering zijn aan de staten-generaal ingediend negen naturalisatie-wetsontwerpen, waaronder ook een betrekking hebbende op onzen stadgenoot dr. J. G. Vögler, conrector aan het gymnasium alhier. Omtrent de begrafenis van wijlen H. M. de koningin deelt het Vaderland nog het volgende mede: Op het Oude Delft was door verscheidene inge zetenen de weg, waarover het lijk zou worden vervoerd, met bloemen bestrooid. Mej. B., daartoe uit Utrecht overgekomen, bedekte als het ware een deel van den weg bij de Markt met witte rozen, acacia's en zwarte violen. In de rij van officianten en bedienden, die den rouwwagen voorafgingen, miste men er een, die zeker een eereplaats had verdiend, den ouden kamerdienaar van de koningin, den heer E. R. Dietz. Op löjarigen leeftijd trad hij bij de vorstin in dienst als commissionair, toen zij in 1839 hier heen kwam, en weldra klom hij op tot kamer dienaar, in welke betrekking de trouwe man al de genegenheid zijner vorstelijke meesteres ver worven had. Hij volgde de koningin overal in het buitenland, en nog op de beide laatste reizen naar 't Zuiden van Frankrijk was de heer Dietz met den dienst bij H. M. belast. Thans alleen vergezelde hij de lijkbaar niet. Als oudsten dienaar had de opperceremoniemeester hem opgedragen de zorg voor 't afnemen van de versierselen en bloemen vau 't lijkkleed in de kerk en om de plaatsing der bloemen en kransen op de lijkkist in den grafkelder op zich te nemen. Voor zeker een schoone taak voor den man, die zoovele jaren om en nabij de vorstin was. De Fransche en Belgische bladen hebben het publiek ten oprechte verontrust en ons advies aan reizigersop gezag daarvanwas dus eveneens voorbarig. Het Fransche Journal officiel deelt nl. mededat wel maatregelen worden beraamd om oude munten aan den omloop te onttrekken, maar dat daarvoor nog geen datumen dus ook niet de 30™ Juni is vastgesteld. (DU.) Niet zonder reden plaatsten wij eergisteren bij hetgeen de Haagsche correspondent der Gron. Ct. omtrent het testament van wijlen H. M. de koningin wist te vertelleneen zeer groot vraag- teeken. Zie hier reeds de tegenspraak in de Amst. Ct., wier inlichtingen omtrent dergelijke zaken gewoon lijk meer vertrouwen verdienen. „In strijd met wat sommige daaromtrent melden, kunnen wij verzekeren, dat alles wat aangaande de testamentaire beschikkingen van H. M. de koningin wordt verteld, tot het rijk der gissing en fantazie behoort. De executeurs-testamentair hebbennaar men ons verzekertnog slechts in zooverre kennis genomen van het testament als noodig was vóór de begrafenis." Aan het Haagsche Dagblad is het volgende ingezonden XX. Jan. MDCCCLXXVII. Sepulchrum. Opertum. Populi. Habet. Instum. Amorem Het gesloten graf bevat Die de rechtmatige liefde van Haar volk had verworven. burgemeesters. Benoemd tot burgemeester der gemeente Ooststellingwerf F. Feytama Tjalingiü belastingen. Benoemd tot rijksontvanger: te Noordwelle c. a. L. de Fouw, thans surnumerair ter inspectie Middelburg; te Wijchen c. a. W. C. Kantelaar, thans te Afferden, en te AfferdenP. P. E. Hoefnagels, thans surnumerair te Maastricht; te Vlissingen, G. M. A. Passtoors, thans te Kerk- rade, en te Kerkrade J. D. A. Hollweg, thans surnumerair te Eindhovente Koudum c. a. A. L. Thierens, thans te Bladel c. aen te Bladel c. a. G. C. Drooglever Fortuyn, thans surnumerair te Rotterdam; te Smilde c. a. A. W. Linssen, thans te Arcen c. a., en te Arcen c. a. C. G. Bannier, thans surnumerair te Rotterdam; te Eindhoven (buitengemeenten) H. J. van Ebbenhorst Tengber- gen, thans surnumerair te Amsterdamte Rijp c.a. M. J. Römer, thans te Beilen c. a., en te Beden c. a. J. F. Mirandolle, thans surnumerair te Am sterdam; te Geldrop c. a. E. L. A. H. Ariëns, thans te Venray, en te Yenray C Kok, thans surnumerair te Amsterdam; te Makkinga c. a. J. Edema, thans commies ter inspectie te Amsterdam. De heer B. van Schelven, beroepen predikant bij de N. H. gemeente te Alkmaar, werd Zondag jl. aldaar bevestigd door den heer E. B. Gunning en hield des avonds zijne intree rede, naar aanleiding van 1 Cor. 3, vs. 9. De jaarlijksche reünie van afgevaardigden der Waalscke kerken werd gisteren te Haarlem geopend onder voorzitterschap van den heer Ger- lach, predikant te Middelburg, terwijl de heer Luti als secretaris fungeert. Naar men verneemt, zal het ramtorenschip Koning der Nederlanden naar Engeland ver trekken om gedokt te worden, aangezien de sluizen te Willemsoord niet toelaten genoemd schip in de dokken aldaar op te nemen. (Van onzen eigen verslaggever.) I. Zooals wij in ons vorig nommer reeds in do rubriek „Telegraphische berichten" gemeld hebben, werd gisteren door de rechtbank te Rotterdam een aanvang gemaakt met de behandeling dezer zaak, welke in de laatste weken zoo te Middelburg als elders veel sensatie beeft verwekt. Dat de belang stelling groot was, bleek ter terechtzitting uit de aanwezigheid van een bijzonder talrijk publiek, zoowel op de gewone tribune als in de gereser veerd© ruimte. De afmetingen der rechtszaal in het paleis van justitie aijn echter uiterst be scheiden, zoodat de warmtegraad eene meer dan gewenschte hoogte bereikte. Deze omstandig heid was vooral voor de vertegenwoordigers der dagbladpers alles behalveaangenaam, te meer daar zij, tengevolge van de hun aangewezen plaats in het achtereinde der zaal, zeer sterke proeven moes ten nemen omtrent de soliditeit hunner gehoor organen, welke proeven niet zelden mislukten, vooral wanneer sommige getuigen zoo zacht spra ken alsof zij bang waren voor het hooren hunner eigene verklaringen. Van hetgeen wij hoorden volgt hier een zoo getrouw mogelijk overzicht met weglating van noodelooze en plaats roovende herhalingen. Het voorzitterschap werd waargenomen door den vice-president mr. A. A. Weve, op eene wijze die getuigt dat hij dóór en dóór met alle bijzonder heden van het proces bekend is, 'tgeen trou wens zeker voor een groot deel het gevolg is van de omstandigheid, dat hij de zaak als rechter commissaris heeft geïnstrueerd. Voorts hebben als rechters zitting de heeren m".J. van Heukelom en A. E. Croockewit. Het openbaar ministerie wordt waargenomen door den substituut-officier van justitie mr. T. J. Noijon, terwijl de heer mr. G. Polak Danièls als substituut-griffier zitting heeft. De heer mr. J. C. Reepmaker treedt op als verdediger van den beklaagde. Nadat de openbare terechtzitting geopend was, werden den beklaagde de gewone vragen gedaan, welke hij beantwoordde als te zijn J. de Decker Gz. oud 46 jaren, seheepsreeder te Middelburg. De heer de D. bleek eenigszins doof te zijn, wat hij volgens zijne mededeeling na zijne arrestatie ge worden is. Vervolgens werd voorlezing gedaan van het bevel van verwijzing, door de rechtbank in raadkamer uitgevaardigd, en de zaak door den ambtenaar van het openbaar ministerie voorgedragen. Uit een en ander bleek, dat de heer de D. terecht staat als beklaagd wegens de feiten, in ons vorig nommer bereids medegedeeld. Als eerste van de twaalf getuigen werd gehoord de heer J. A. van Nahuijs, kantoorbediende bij de firma van Zeijlen Decker, welk verhoor ruim anderhalf uur duurde. De voornaamste punten er van komen op het volgende neder. De getuige was, ook in 1874, als bediende op hetkantoor der firma van Zeijlen Decker te Rotterdam belast met de uitvoering van het slui ten van assurantiën. Op dat kantoor had hij een mahoniehouten schrijflessenaar,- welke met een in zijn bezit zijnden sleutel werd afgesloten, en waar van ook de heer de D. een sleutel bezat. Indien de heer de D. niet op het kantoor was, werden de telegrammen die bezorgd werden door den getuige geopend en vervolgens aan zijn patroon toegezon den, die ze dan gewoonlijk later weêr meebracht naar 't kantoor, alwaar zij werden geliasseerd. Getuige genoot van zijn patroon het volste ver trouwen. Meestal teekende laatstgenoemde de door zijn bediende geschreven brieven zonder ze gelezen te hebben, ja zelfs de mailDrieven werden vooruit, ter vermijding van oponthoud, door den heer de D. iu blanco geteekend, ter hoogte als dit door zijn klerk noodig werd geoordeeld. Alleen kreeg deze somtijds een korte opgaaf van wat hij schrijven moest. Het sluiten van assurantiën ge schiëdde alleen op directen last van zijn chef. Zoodanigen last ontving hij ook op 14 October 1874 tot het doen sluiten eener assurantie ad 60,000, op vrachtpenningen te bevaren met bet schip „Oceanus", van Java naar Nederland, dooi de makelaars in zee assurantiën Schaay Le- deboer. Of die last mondeling of schriftelijk is geweest, wist getuige zich niet te herinneren. Dat zijn patroon voor 24,800 aandeelen had in de „Oceanus" was hem bekend. De woorden „van Java naar Nederland" betee- kenen volgens hemdat het schip op een der 1 plaatsen van Java lag in retour naar Nederland. Op den gezegden 14™ Oct. '74 was het den getuige niet bekend dat het schip gestrand was. Het geïncrimineerde telegram van 13 Oct. '74 (houdende bericht van dat stranden en bij de processtukken voorhanden) is aan de achterzijde beschreven met de namen van de verschillende spoorwegstations tusschen Middelburg en Rotterdam, blijkbaar door de hand van den heer de D., die echter zeide niet te weten of hij dat gedaan heeft. Volgens den getuige was zijn patroon tegenover hem mededeelzaam en gewoon over belangrijke zaken met zijn bedienden te spreken, doch of dit ook het geval is geweest ten aanzien van het be wuste telegram van 13 October '74 wist hij zich niet te herinneren, evenmin of zijn patroon den 14™ Oct. '74 op 't kantoor is geweest. Aangaande het ontvangen van een orderbriefje zeide de beklaagde, dat hij zich met dergelijke ondergeschikte zaken niet bemoeide, maar die aan zijn bedienden overliet, welk gezegde den voor zitter de opmerking deed maken, dat het sluiten eener verzekering van f 60,000 toch wel niet onder de kleinigheden kan gerekend worden. Getuige verklaarde verder, dat hij op 14 Oct, '74 niets wist van het ongeval van de „Oceanus", doch hij op 17 Oct. daaraanvolgende, tijdens zijn patroon zich niet te Rotterdam bevond wegens den jaardag van zijn zoon, een telegram heeft ge kregen uit Indië, vermeldende dat de gestrande „Oceanus", n a lossing der lading, ter reparatie ge sleept was naar Batavia, en tegelijkertijd dat het schip „Susanna Johanna" verbrand was. Den avond van dien dag haalde get. den heer de D. van de boot af en deelde hem toen dit ongeval mede. Den 17™ Oct. '74 is de heer de D. niet op 't kantoor geweest, maar wel op den 18™. Het memorandum betreffende de assurantie is door hem geschreven. De vermindering van het bedrag der verzekering van f 60,000 tot f 40,000 is den getuige door zija patroon niet medegedeeld. De beklaagde erkent dat de getuige Nahuijs hem aan de boot het bericht van het verbranden der „Susanna Johanna" heeft medegedeeld en zegt dat hij daardoor zoo hevig verschrikt was, dat hij voor niets anders ooreD had of aan niets anders denken kon. De getuige weet niet of zijn patroon het telegram, waarin die ramp werd gemeld en dat hij medenam, aan getuige dadelijk dienzelfden avond weêr teruggegeven heeft. Verder blijkt, dat lang vóór October 1874 be kend was dat de factorij der Handelmaatschappij op 24 Juli de bevrachting van de „Oceanus" aan genomen had. De getuige draagt ook kennis van een Reuter- telegram van 27 October, waarin gemeld werd dat de „Oceanus," van Probolingo bestemd naar Neder land, aan den grond was geraakt. De voorzitter wees op het bevreenldende, dat eerst op 27 October '74 per circulaire aan de aandeelhouders is kennis gegeven van het ongeval van de „Oceanus", dus tien dagen na het telegram van 17 October, maar vooral dat in die circu laire gesproken wordt van stranding bij „Krawang," welk woord niet voorkomt in het telegram van 17 October '74, maar alleen in dat van 13 October, welks inhoud de beklaagde beweert niet geweten te hebben. De heer de D. antwoordde hierop, dat hij het er voor houdt dat de kennisgeving aan de aan deelhouders vertraagd is, omdat men eerst een nader telegram heeft afgewacht ter bevestiging van den inhoud van het vorige. Dit is het cenige wat hij er van denken kan. De stukken in de Nieuwe Rotterd. courant tegen den heer de D. aangaande deze zaak en de ver dediging van laatstgenoemde in het nommer van 11 Maart jl. waren den getuige Nahuijs bekend. Den 19en Dec. jl. heeft getuige van zijn patroon een briefje gekregen, waarin deze schrijft zich te herinneren dat hij in October 1874 een briefje aan hem heeft gericht, waaruit blijkt dat hij op 13 Oct. '74 uit de stad was en toen aan zijn bediende een aasurantiepost heeft opgegeven. Van zoodanig briefje was getuige tot 19 Mei jl. niets bekend, maar op 29 Mei heeft hij het bij onderzoek ge vonden in een vak zijner schrijftafel. Dit kwam hem zeer vreemd voor, te meer daar hij sinds October '74 natuurlijk herhaaldelijk papieren, die in bedoeld vak op het gevonden briefje lagen, daaruit genomen heeft en de schrijftafel ook gele digd en schoongemaakt is geworden. Op eene vraag van den voorzitter bevestigde hij dat bedoelde schrijftafel met een blad gesloten wordt en zij geheel van mahoniehout is, van binnen onbekleed, dus zeer glad, zoodat papieren gemak kelijk er in geschoven kunnen worden. Ook ver klaarde hij, dat zijn patroon mede eeu sleutel van die schrijftafel had en dus, ook buiten tegenwoor digheid van zijn bediende, die schrijftafel openen kon. Op het bewuste briefje staat vermeld „8 uur", terwijl de heer de D. anders niet gewoon is het uur van 't schrijven in zijne brieven aan te duiden. Dat briefje was geschreven op een stuk postpa pier groot formaat, waaraan ontbrak een strook, ter grootte der plaats waarop de naam der firma te Middelburg voorkomt en daarna in de helft gevouwen. Bij vergelijking met de door de firma gebezigde papiersoorten te Rotterdam en te Mid delburg bleek dit, ook in verband met do lijnen in het postpapier. Getuige verklaarde ten slotte, op de vraag des voorzitters, pertinent dat hij de mogelijkheid erkent dat de heer de D. met opzet dat briefje in de genoemde schrijftafel gelegd heeft; getuige rele veert tevens eene uitdrukking van zijn patroon, die gezegd heefter moet maar éene stem van het kantoor uitgaan als ik voor den rechter-commis- saris moet verschijnen, opdat er overeenstemming zij. De beklaagde ontkende te dier tijde een sleutel van de schrijftafel van zijn bediende Nahuys in bezit te hebben gehad en beweert dat hij dien in 1875 bij zijn vertrek naar Middelburg aan den getuige heeft ter hand gesteld. Hij wilde dat men zijn huis te Middelburg zou laten doorzoeken, zeker zijnde dat men geen sleutel van die schrijf tafel vinden zou. De getuige daarentegen verklaarde dat hij altijd maar éen sleutel gehad heeft. De heer de D. protesteerde hiertegen. „De ge tuige Nahuijs, zeide hij, spreekt tweeledig, zoodat hij nooit te vangen is; ik heb liever te doen met iemand die flink voor zijn gevoelen uitkomt." De voorzitter merkte hem op, dat de getuige staat onder den door hem afgelegden eed en niets stellig heeft verklaard wat hij niet met zekerheid wist. De beklaagde weersprak, dat het afscheuren van 't papier, waarop 't bewuste briefje geschreven is, iets ten zijnen uadeele bewijzen kan. Hij draagt nooit een portefeuille bij zich en is gewoon de onbeschreven gedeelten van door hem ontvangen brieven te gebruiken voor dergelijke briefjes. Het

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1