Teiegraphische berichten. Onderwijs. Rechtzaken. Koloniën. gezeten, stapten, voor 't kerkportaal gekomen, uit en in dezelfde volgorde ging men langs den met rouwkleeden bedekten hoofdgang voor en achter 't lijk, het kerkgebouw binnen en naar 't koor. De hofbeambten en officianten plaatsten zich in twee rijen van de kerkdeuren tot 't koor het praalgraf van den Zwijger. In 't linkergedeelte der kerk hadden reeds te voren de raadslieden der kroon, de ministers van staat, de leden van het corps diplomatique, sommi gen der buitengewone gezanten, de hooge colleges van staat, bijna al de commissarissen des konings in de provinciën, de presidenten, griffiers en tal rijke leden van de beide kamers der staten-generaal, nog tal van andere hooggeplaatste personen plaats genomen. De lijkkist werd tegenover de groote tombe, aan de rechterzijde der kerk, geplaatst op een baar. Voor de lijkbaar stond de burgemeester van Delft, commissaris van het vorstelijk graf. Z. M. de koning en de prinsen naderden en plaatsten ziek naast de lijkbaar. Toen elkeen zijn plaats om het graf genomen en de stilte zich geheel hersteld had, nam de oudste van Delft's predikanten, d'. G. Molenkamp, het woord, om de gisteren in hoofdzaak medege deelde toespraak te houden. Deze korte lijkrede maakte op allen een diepen indruk. Prins Alexander, die zijn tranen niet had kunnen bedwingen, omarmde diep geroerd zijn broeder en zijn vader. Allen weenden. De koning naderde zijn wee- nende kinderen en drukte beiden een kus op het gelaat. Ook de prinsen Hendrik en de Nestor der vor stelijke familie, prins Frederik, spraken den koning en de zonen des konings moed en troost in. Op een wenk van den opperceremoniemeester werden kroon en ordeteekens van 't rouwkleed verwijderd en aan den grootmeester graaf Van Kandwijck overgegeven. Toen naderde de jongste van 's konings zonen nogmaals de lijkkist. Hij kon er niet van scheiden en in bittere tranen verzonken, drukte hij een hartstochtelijken kus op de kist, die de aardsche stof eener dierbare moeder voor immer van hem scheidde. De kist werd nadat de operintendant der koninklijke paleizen, baron Fagel, de kroon in be waring had genomen door den minister van justitie, met 't grootzegel des Rijks verzegeld; de lijkbaar werd boven het graf geplaatst en over- spreid met 'trouwkleed. De heraut Nederland kondigde met luider stemme aan, dat de teraardebestelling van het stoffelijk overblijfsel van hare majesteit was volbracht, Tot hoofdonderwijzer te Scherpenisse is jbjor den gemeenteraad benoemd de heer L. Heijboer, laatstelijk hulponderwijzer te Leiden, vroeger te Goes. Met hem stonden op de voordracht de heeren Pattist, Hubregtse, Clement en Pols, respec tievelijk te Dreischor, Scherpenisse, Geersdijk en Sliedrecht. Voor het gehouden ad missie-examen voor de hoogeschool te Groningen hadden zich 12 can- didaten aangegevendrie trokken zich tijdens het examen terugdrie werden afgewezen en zes tot de academische lessen toegelaten. Curatoren der Latijnsche school te Zwolle hebben voorgesteld de tractementen van de docenten aan het volgens de nieuwe wet op het hooger onderwijs in te richten gymnasium aldus te regelen rector f 3000, conrector f 2400, le praeceptor f 2000, 2e idem en 3" id.leeraar in de wiskundevoor de natuurkundige vakken en 4 leeraren in de nieuwe talen elk f 1800. De leeraar in de Ned. taal zal tevens in de aardrijkskunde onderwijs geven. De gemeenteraad van Doesburgh heeft bij meerderheid van stemmen besloten het stedelijk gymnasium aldaar bij de in werking treding der nieuwe wet op het hooger onderwijs te doen ver vallen. Dinsdag werd voor het gerechtshof te 's-Hage de zaak behandeld tegen den heer Smit te 's-Gra- venpolder, vervolgd wegens het geven van onder wijs aan kinderenvan wie niet gebleken was dat zij met goed gevolg waren gevaccineerd of aan de kinderpokken hadden geleden. De vraag gold, wie als hoofd eener bijzondere school was te beschouwen: de onderwijzer, die onderwijs geeft, of de predikant, die het schoollokaal ver schaft en den onderwijzer aangesteld heeft? Het kantongerecht te Heinkenszanddat in eerste instantie geroepen was over deze vervolging te oordeelen, ontsloeg den hoofdonderwijzer van alle rechtsvervolging, maar de rechtbank te Goes achtte in hooger beroep den hoofdonderwijzer aanspra kelijk, en veroordeelde hem in eene boete van f 10 en een dag gevangenisstraf. In cassatie oordeelde de hoogste rechter, dat door de rechtbank ■«omtrent de bewuste vraag niet duidelijk was beslist en vorwees de zaak naar het gerechtshof. De beklaagde ontkende eeue ontduiking der vaccinewet op het oog te hebben gehad, maar gaf toe, dat, wat het geven van onderwijs betreft, hij de eenige persoon was. De kinderen werden door den predikant aangenomen en het schoolgeld werd ook aan dezen voldaan, zijn traktement ontving hij van den leeraar. Behalve den veldwachter werd ook de predikant als gefuige gehoord die de opgaven van den beklaagde bevestigde. Adv.-gen. mr. Gregory was van meening, dat uit de behandeling der zaak voldoende was gebleken, dat de onderwijzer als het hoofd der school kan beschouwd worden en requireerde diens veroordeeling tot f 10 boete en 2 dagen gevangenis straf. Mr. Thorbecke, voor den beklaagde het woord voerende, trachtte het tegendeel aan te toonen, en beweerde dat de onderwijzer geheel afhankelijk was Yan den predikant, die de kinde ren in de school toeliet en die de gelden voor het genoten onderwijs ontving. Deze was z. i. in den zin der wet het hoofd van de school. Aan staanden Maandag zal het hof uitspraak doen. Aan de mailberichten, loopende tot 16 Mei jl., is het volgende ontleend: „Gezondheidstoestand minder goed", zoo luidt een telegrafisch bericht van den militairen, tevens ci- vielen gezaghebber te Atjeh dato 10 Mei. De zaak is dat zich weder gevallen van cholera voordoen, en wel in den kraton. Het is te vreezen, dat die ziekte groote verwoestingen zal aanrichten enden kraton zoo spoedig niet verlaten zal. Nog seint generaal Diemont, dat de vijand den 24c" April jl. een verradelijken aanval op onze troepen te Analaboe heeft gedaan, waarbij aan onzen kant vier dooden en zeven gewonden vielen en dat een tweede aanval door den vijand werd gewaagd op den 1" dezer, die ons èen doode en negen gewonden (waaronder luitenant C. de Jongh) kostte. Dat onze troepen verontrust zouden wordeD was te verwachten; de ondervinding heeft geleerd, dat de Atjeher altijd tracht het bouwen eener versterking tegen te gaan, en door herhaalde aan vallen den bouw tracht te beletten. Van Kotta Radja zijn twee compagnieën naar Analaboe ver trokken, zoo om onze troepenmacht aldaar te ver- sterkeu als om met haar den vijand te tuchtigen. Over eenige dagen zal een nieuwe maatregel worden genomen, nl. het oprichten van nog twee garnizoensbataljons te Atjeh, zoodat dan driegar- goud galon afgezet, omhangen, terwijl op de scha brakken van dezelfde stof in de hoeken een orna ment van gouden kwasten is aangebracht. Het hoofdstel en de leidsels zijn eveneens blauw en goud, terwijl rouwcocardes aan het hoofdstel zijn be vestigd. Na den opperceremoniemeester, in een hof koets met vier paarden gezeten, volgde de heraut van wapenen van Wurtemberg, de heer jhr. A. Bo- reel tot Hogelandeneveneens in een prachtig overkleed, waarop de Wurtembergsche wapens zijn gewerkten voorafgegaan door den heer Christianse, wachtmeester, als wapendrager. Tui gen en dekkleeden van het paard zijn volkomen gelijk aan die van zijn voorganger, alleen is alles met geel galon afgezet. De sombere rouwwagen maakte een diepen iudruk in zijn doodsche pracht. Geheel met zwait- zijden fluweel bekleed, waren de lijsten afgezet met een breed zilveren galon; de kap liep in een spitsen hemel of baldekijn toe, aan de vier zijden waarvan de zinnebeelden der vergankelijkheid, waren aangebracht. De vier gordijnen werden met zware zilveren koorden en kwasten opgehou den, terwijl op de baldekijn zes witte vederbossen, met zwarte panaches waren geplaatst. Het rijtuig werd door acht, met zwart fluweelen kleeden overdekte paarden, in treurenden gang, voortgetrokken. Op het met zilveren tranen en kransen bedekte lijkkleed waren op een rood- fluweelen kussen gehecht de koninklijke kroon, benevens de ordeteekenen. Onmiddelijk achter den lijkwagen volgde de koninklijke koets, met acht paarden bespannen, en drie lakeien naast elk portier. In deze koets waren Z. M. de koning, benevens hunne hoogheden de prins van Oranje, beiden in generaals-uniform, prins Alexander in marinetenue, en de groothertog van Saksen-Weimar gezeten. Z. K. H. prins Hendrik der Nederlanden, Z. K. H. prins Frederik der Nederlanden, Z. K, H. prins Albert van Pruisen, Z. K. H. prins Nicolaas van Oldenburg, waren gezeten in een hofkoets, met 6 paarden bespannen, gaande drie lakeien naast elk portier. In een derde galakoets hadden plaats genomen Z. K. H. de prins von Wied, Z. K. H. Herman van Weimar en Z. K. H. de hertog van Teek. Alle vorsten waren versierd met het grootkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw. Na de koninklijke rijtuigen volgden die van de vreemde vorstenhuizen, bij deze plechtigheid ver tegenwoordigd. In de Wagenstraat stonden al de leerlingen van de industrieschool voor meisjes geschaard, met de directrice en 't bestuur, en vooraan twee van de meisjes met een bloemenkrans, dien ze als blijk van dankbaarheid voor 't geen de koningin als beschermvrouw voor de school heeft gedaan, op de lijkkist legden. Weldra had de stoet de uiterste grens der hof stad bereikt. Aan de Rijswijksche barrière bevonden zich de burgemeester van 's Gravenhage, met de wethou ders der gemeenteden procureur-generaal, fungeerend directeur van politie, en de commis sarissen van politie, benevens nog enkele andere autoriteiten. Zij lieten den rouwstoet passeeren met ontblooten hoofde en brachten een laatste hulde aan het stoffelijk overschot der vorstin. Toen men Delft genaderd was, nam een bataljon der Delfsche schutterij de eereplaats van de Haagsche in, terwijl de burgemeester, de wethouders, en de secretaris van Delft, den stoet ontvingen. Nn trok de stoet langs het Oude Delft (en over de Kerkbrug) door de Nieuwstraat, voorbij de Hal, achter het stadhuis om, langs de hoofdwacht die aangetreden stond en de geweron presenteerde óver de Groote markt naar de Nieuwe kerk, die 't gebeente der Oranjes bevat. De vorstelijke en andere personen, in rijtuigen zooveel roem verbonden te zijn en wanneer zij, binnen Weinige dagen, te Delft zal rusten, nabij den Zwijger dien zij zoo bewonderde, dan zal haar graf een zegel te meer hechten aan het verbond tusschen Nederland en het huis van Oranje, dat de grondwet is voor het zelfstandig bestaan des lands. Ook Frankrijk had zij lief. Op den dag van haar huwelijk, in 1839, meende de protestantsche predikant, die de huwelijks-inzegening uitsprak, zijne rede te mogen opluisteren met een uitval tegen Napoleon. Een volle neef der vorstin, een jongmensch van zeventien jaren, die zich onder het gehoor bevond, stond op en ging de kerk uit. Het feit maakte veel opspraak aan het kleine hof en veroorzaakte eene soort van schandaal. „Indien ik had kunnen doen zooals ik wilde, zeide de prinses, had ik hetzelfde gedaan." De groot heid van het heldentijdvak der Fransche geschie denis, welke uit twee onafscheidelijke deelen, de groote omwenteling en het keizerrijk bestaat, had reeds vroeg een onuitwischbaren indruk op hare verbeelding gemaakt. Zij had ons lief, met onze gebreken. Zij was gemeenzaam met onze schrijvers, onze kunstenaars, onze geestigste mannen; zij kende hen soms beter dan wij zeiven. Zelfs ons streven naar volksheerschappij boezemde haar be langstelling in. Zóo bevreesd was zij, iets onop gemerkt te laten, dat misschien in de toekomst tot ontwikkeling zou kunnen komen. Arm Frank rijk 1 Zij vergaf het alles, want zij wist dat een groote ziel onder zijne gebreken verborgen ligt en dat de verloren zoon eenmaal meer liefgehad zal worden dan die nooit gezondigd hebben. Zoo heeft dan deze koningin, de meest Duitsch, gezinde misschien van alle vorstinnen onzer eeuw- niets dan sympathie gekoesterd voor hen, die door geestdrijvers als vijanden van haar volk verfoeid wor den. Zij had te gelijk Frankrijk en Duitschland lief en terecht. Wat edel is, verre van iets af te stooten, trekt aan en vereenigt, en wij houden vol, dat de groote Duitschers van weleer als hunne afstamme lingen naar den geest veeleer hen zouden erkennen, die sedert tien jaren hunne stem verheffen tegen eene staatkunde des gewelds, dan hen die zich door dit vertoon van macht laten verblinden. Diep voelde de koningin zich in haar gemoed gekrenkt, toen zij ontwaardde dat hetgeen zij vereerd had als een streven naar gerechtigheid, gemaakt werd tot eene ruwe verloochening aller idealen. De Duitsche eenheid was een harer droomen geweest, doch zij wenschte die op andere wijze. Het Duitschland harer jeugd kon zij te nauwernood herkennen in deze nabootsing der dwalingen van ons eerste keizerrijk, in deze hooghartige verlooche ning van al wat op edelmoedigheid geleek, in deze hebbelijkheid om anderen tot een verwijt te maken dat zij datgene, wat Duitschland in zijne schoonste dagen zelf gedaan heeft, tot voorbeeld namen by hun eigen pogingen tot hervorming. Dit heftig bewogen leven verteerde zich zelf; eene soort van inwendig vuur vernielde dit gemoed, dat voor niets onverschillig was. Het lag niet daaraan dat de koningin geen rust wist te nemen. Haar vreedzaam Huis Ten Bosch, nabij den Haag, ademde kalmte en ongestoorde opgeruimdheid. Geschiedkundige studiën, waarmede zij zich gaarne bezig hield en door welke zij zich afleiding trachtte te verschaffen van hare bezorgdheid voor het tegenwoordig oogenblik, gaven aan haar verstand een uitstekende werkzaamheid. Niettemin vertoon den zich ernstige teekenon eener hartkwaal. Toen zij, in de jongste Decembermaand, Parijs voor het laatst bezocht, sloeg haren vrienden de vrees om het hart. De zachte en rustige omgeving van den Haag deed haar weder een weinig vooruit gaan. Een feest, door eenige beoefenaars der wijsbegeerte aangelegd om den gedenkdag van Spinoza's sterven te vieren, wekte haar levendigste belangstelling. Zij wenschte er in den geest bij tegenwoordig te zijn en liet in de feestzaal een portret van den Nederlandschen wijsgeer hangen, het eenige mis schien waarvan de echtheid niet betwijfeld kan worden, dat anders eene vaste plaats in haar eigen vertrek had. Op den avond van dien dag bracht zij de schoone spreuk van den grooten denkerin herinnering„Wijsbegeerte is bespiegeling des levens, niet die van den dood." Haar overiyden is voor Nederland een nationale rouw geweest. Haar leven zullen wij misschien eenmaal tot het onderwerp onzer beschouwingen maken, wanneer het mogelijk zijn zal bij de gedachte aan haar aan iets anders toe te geven dan aan onze droefheid. P. nizoensbataljons daar zullen aanwezig zijn. Het reeds bestaande garnizoensbataljon is 1300 man sterk; de twee nieuwe zullen een sterkte hebben respectievelijk van 1200 en 1000 man. De batal jons zullen worden gekommandeerd door luit.- kolonels, zoodat het aantal majoors te Atjeh zal verminderen. Behalve de garnizoensbataljons zul len nog een drietal bataljons op de gewone sterkte onder 't bevel van majoors te Atjeh verblijven, te zamen uitmakende de mobile kolonne. Omtrent den koffie-oogst in de Preanger zij n do berichten zeer goed. Van elders wordt een niet zoo groote oogst als verleden jaar voorspeld. Uit Pasoeroean verneemt men, dat enkele suiker fabrieken reeds op 't punt zijn het maalseizoen te beginnen. Mej. Merkus, wier verschijning in Servië een jaar geleden opzien baarde, bevindt zich thans bij familie in Oost-Indië. Op den 26en April jl. verliet Z. M. stoomschip Curasao de reede van Soerabaija, met twee stoom- barkassen op sleeptouw, bestemd naar Atjeh. Des avonds kreeg een der barkassen, tengevolge der woelige zee, zooveel water in dat het vaartuig, voor dat men ter redding kon toeschieten, in de diepte zonk, waarby drie schepelingen, de matroos 2e kl P. Luiks en de matrozen 3e kl. J. J. Bussink en L. H. W. van Lieshout, het leven verloren. Van onzen eigen verslaggever Rotterdam21 Juni 1877. Heden werd voor de rechtbank alhierin tegen woordigheid van een zeer talrijk publiekde zaak behandeld van den heer J. de D. Gz.scheeps- reeder te Middelburg. Hij wordt beklaagd van te Rotterdam door bedriegelijke middelen en wel meer bepaald door, nadat op 13 October 1874 by zyne firma te Rot terdam een telegram was ingekomenvermeldende het stranden van het tot zijne firma behoorende schip „Oceanus" te Krawang, met opzettelijke verzwijging en terughouding van dat bericht en telegramop 14 October '74 te doen afgaan een schrifteiyk verzoek aan de makelaars in zee assurantiën Schaaij en Ledeboer te Rotterdam, om te sluiten f 60,000 assurantie op vrachtpennin gen, te bevaren met het schip „Oceanus", met by voeging der woorden van Java naar Ne derland, eene bijvoeging kennelijk ter aan duiding van het laatst bekende bericht, en door die assurantie als verder te laten geschieden op de gewone wijze volgens de gewone beurs- usantiën a zich in den persoon zijner gemachtigden de makelaars Schaap Ledeboer, te Rotterdam, op den 14 October '74 ten behoeve zijner firma, waarvan hy alleen de beheerende vennoot was, en ten laste van na te melden assuradeurs te hebben doen afgeven door de verzekeringmaatschappij „de Rotte" en andere te Rotterdam gevestigde verze keraars het sluitbriefjewaarbij deze zich als verzekeraars overeenkomstig bovenvermeld ver zoek verbonden ad f 60,000 op gezegde vrachtpen ningen te verdienen met gemelde Oceanus op de reis van Java en Sumatra naar Nederland; b zichmet verdere verzwijging van den op 17 October 1874 door hem ontvangen telegram, ver meldende het na lossing der lading sleepen van „de Oceanus" naar de reede van Batavia ter repareeringalzoo als ware steeds aan het verze kerde belang, voor zoover bekend, nog geene schade overkomen en na niettegenstaande die weten schap op een door hem zei ven daartoe schrifteiyk per post op 17 of 18 October '74 aan de makelaars Schaay en Ledeboer toegezonden verzoek, om de gezegde f 60,000 vrachtpenningen „Oceanus", onder voorwending van een in de berekening ge maakt abuis, te verminderen tot op 40,000, te hebben doen afgeven eene polis van zee assurantie, waarbij voormelde verzekeraars zich aanvankelijk verbonden ad 60,000, zooals ook blijkt uit do clausule in fine der polis staande en door de verzekeraars onderteekend en alzoo op die wijze bedriegelijk getracht te hebben zich ten nadeele der verzekeraars meester te maken van assurantiepenningen, waartoe in 1876 van zijnentwege aan hem zijn ingezonden de polis, de dispache en de schade-papieren, ter wijl de door de verzekeraars alsdan te verrichten afschrijving der polis én de daarop volgende uit betaling tot het gevraagde schadebedrag ad 24,048 slechts zijn achterwege gebleven door de van zijnen wil onafhankelijke omstandigheid dat het in den aanvang vermelde telegram werd ont dekt. Het verhoor der 12 getuigen a charge en 3 ge tuigen a décharge is heden afgeloopen. Drie der gehoorde getuigen, waaronder de gezagvoerder A. Nicaise, waren voor den beklaagde vooral be zwarend. Ook het verhoor van den beklaagde is afgeloo pen. Hij hield in de krachtigste bewoordingen vol, tijdens de assurantie niets van het telegram betreffende de stranding van de Oceanus geweten te hebben. De beklaagde was, vooral op het laatst der zitting, zeer ontroerd. De zitting is te ruim half vijf verdaagd tot morgen te tien uren. Alsdan zal door het O. M. requisitoir genomen worden. BUITENLAND. Brussel. De senaat heeft heden met eenparig heid de verkiezing van don heer de la Roche,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 2