Teiegraphische berichten.
Kerknieuws.
Marine en leger.
Kunstnieuws.
Rechtzaken.
verleend: in de provincie Zeeland, 1* batailjon,
aan mf. A. J. van Deinse, als auditeur bij den
schuttersraad.
hypotheken en kadaster. Benoemd tot bewaarder
van de hypotheken, het kadaster en de scheeps-
bewijzen te Maastricht, A. G. F. Koltrop, thans
in dezelfde betrekking te Assen.
Benoemd tot controleur der directe belastingen
en van het kadasterte RotterdamA. R.
Wittop Koning, thans in dezelfde betrekking te
's Hertogenboschte 's Hertogenbosch, R. Nicolaï,
thans landmeter van de 3e kl. bij het kadaster te
Arnhem.
leger. De 2e luitenant der artillerie J. M. Smeets,
magazijnmeester der artillerie van de 3e kl. te
Delft, is als zoodanig verplaatst naar Neuzen;
zijnde de kapitein W. H. B. Paravicini di Capelli,
magazijnmeester der artillerie te Neuzen, op zijn
verzoek op non activiteit gebracht.
De heer W. J. Unger, predikant te Koudekerke,
heeft voor het beroep als predikant bij de Herv.
gemeente te Hardenberg bedankt.
Tengevolge van de invoering der nieuwe
wet op het hooger onderwijs met 1 October a.,
werd Zondagmorgen in de Pieterskerk te Leiden
de laatste academiebeurt vervuld door den hoog
leeraar J. J. Prins.
In de inleiding zijner rede sprak de hoogleeraar
over de opheffing der zoogenaamde academie-
prediking. Vroeger, vóór de scheiding van kerk
en staatwas een tweetal hoogleeraren belast met
den dienst van éen predikantde overigen traden
slechts nu en dan op. In 1815 kwam hierin ver
andering en werd bepaald, dat de hoogleeraren
in de theologie wekelijks bij beurten zouden optre
den. Men noemde dit „academie-prediking"
waarom dit was voor den spreker niet helder.
Het kon toch niet zijn om het onderwijs in de
predikkunde door voorbeelden te steunen; dat
onderwijs was slechts aan een der hoogleeraren
opgedragenen de kweekelingen der hoogeschool
maakten niet dan een klein gedeelte der hoorders
uit. Zijns inziens was de instelling der academie-
prediking eene navolging van de gewoonte, die
in vroegeren tijd plaats haddat de hoogleeraren
in het academiegebouw eene godsdienstoefening
hielden in de Latijnsche taalvoor de vreemdelin
gen, die onze taal niet machtig waren.
Het was zeker voor den hoogleeraar een groot
genoegen .bij deze afscheidsrede nog onder zijn
gehoor te zien zijnen vaderden hoog bejaarden
Amsterdamschen emeritus-predikant Prins.
De officieren van administratie 3e kl. P. Gallas,
dienende aan boord van Zr. M\ artillerie-instruc
tieschip Het Loo, en J. Vasseur, dienende aan
boord van Z'. M". wachtschip te Willemsoord,
worden met den laatsten dezer op nonactiviteit
gesteld, en met den 1™ Juli daaraanvolgende ver
vangen door den officier van administratie 2e kl.
C. J. Lagaay en den officier van administratie 3e
kl. J. C. Kluit.
Op de tweede algemeene vergadering van de
Nederlandsche Toonkunstenaars-vereeniging
te Dordrecht is uit het verslag van den secretaris
gebleken: dat de vereeniging zich in bij zonderen
bloei mag verheugen; het ledental was ten vorige
jare 378, thans reeds 587; dat er in 't afgeloopen
jaar donaties werden geschonken ten bedrage van
450 guldendat op de uitgegeven prijsvragen vijf
antwoorden zijn ingekomen, waarvan bekroond
werdeneen vioolconcert van W. Kes en een duo
voor sopraan en bariton van A. Schliebner.
sche zijt, mevrouw Goring heeft mij dat gezegd,"
hernam zij, „en daarom onderstelde ik dat gij
muzikaal waart, want alle Duitschers spelen en
zingen. Ik heb vroeger, ook eene gouvernante
gehad, miss Müller, die verrukkelijk speelde.
Kent ge haar niet?"
Ik stond op het punt haar te antwoorden, toen
mevrouw Goring naar mij toekwam met het ver
zoek ook iets voor te dragen. Zij had een kleed
van zware zwarte zijde aan, met eene soort van
groote kralen of paarlen bezet, die bij elke harer
bewegingen lichtelijk kletterden. Ik dacht hoe
aangenaam het zou zijn, wanneer zij die kralen,
die hare nadering verkondigden, altijd droeg;
want haar onhoorbare tred en hare plotselinge
verschijning waren mij dikwijls hinderlijk geweest.
Ik zette mij aan de piano, terwijl mijn hart
hevig bonste. Maar dat mocht zoo niet zijn,
want mijne stem zou daaronder lijden. Ik onder
drukte dus mijne ontroering met geweld en begon,
na een zoolang mogeljjk gerekt voorspel, Schu
bert's lied der Wanderer te zingen.
Ik had het niet gezongen, sedert ik uit het
moederlijk huis was vertrokken, en thans berouwde
het mij bijna, dat ik het had gekozen. De zwaar
moedige, klagende tonen overweldigde mij en als
ik niet had moeten ziDgen, geloof ik dat ik zou
geschreid hebben. Daaïop volgde, in levendige
rhythmus, de smachtende roep naar het vaderland
Wo bist du, wo bist du,
Mein geliebtes Land?
pet was mij alsof ik het kon roepen, alsof mijne
De penningmeester deelde mede, dat in de kas
op dit oogenblik ruim 1700 gulden voorhanden is,
zoowel om de kosten der uitvoeringen, dezer dagen
gegeven, des noodig te bestrijden, als om aan
andere verplichtingen te voldoen.
Er werd weder besloten tot het uitschrijven
van prijsvragen, en wel:
a een concertstuk voor piano (met of zonder
orkestbegeleiding): b een trio voor piano, viool en
violoneelc een concertstuk voor eenïg blaasinstru
ment (met orkest- of pianobegeleiding); d een
zangstuk, Nederlandsche tekst, voor vrouwenstem
men of gemengd koor zonder solo's, met piano
begeleiding.
Als premie wordt aangeboden voor en 6 elk
honderd gulden; voor c en d elk vijftig gulden,
te voldoen uit de kas der vereeniging. De prijs
kamp is alleen voor leden zoowel gewone als be
langstellende, der Nederlandsche Toonkunstenaars
vereeniging opengesteld. Inzending moet plaats
hebben voor primo Januari 1878 vrachtvrij aan
den secretaris, den heer Nicolaï (Veenkade 14 te
's Gravenhage.)
Naar aanleiding van een uitvoerig schrijven van
den heer Alex W. A. Heyblom werd besloten een
adres te richten tot de minister van binnenlandsche
zaken ten einde er op aan te dringen,"'dat het
onderwijs in den zang aan de lagere en middelbare
scholen worde gehandhaafd en verbeterd.
In de zitting van het kantongerecht te
Middelburg van 19 Juni zijn de volgende vonnissen
uitgesproken
1 wegens het maken van nachtelijk burengerucht
tot verstoring van de rust der inwoners te West-
kapelle, veroordeeld in eene boete van 5.50 of
gevangenisstraf van een dag; 34 wegens het spe
len met muntspeciën op den openbaren weg te
Ylissingen, veroordeeld ieder in eene boete van
f 1 of eene gevangenisstraf van een dag.
In zijne zitting van 1 Juni jl. beeft de hooge
raad een arrest geslagen, dat in de gevolgen van
groot belang voor Nederland zal zijn.
Na de ontdekking dat op Aruba gronden waren,
rijk aan pliosphorzure kalk, ook mindar juist
genaamd guano, dagvaardde de Aruba Island
Goldmining Company ingevolge een vroeger ver
leende concessie het bestuur der kolonie Curasao,
om te hooren verklaren dat de eischende Company
met uitsluiting van anderen gerechtigd is tot het
genot van de op het eiland Aruba gevondene of
nog te vinden phosphate of lime (phosphorzure
kalk) en tot de ontginning van die gronden.
Het hof van justitie in de kolonie Curasao over
woog, dat de concessie aan de Company, die daar
voor jaarlijks slechts de som van f 2500 betaalde,
alleen betrekking had op metalen en ertsen, niet
op de overige delfstoffen, aangenomen zelfs, dat
de gevonden phosphorzure kalk, als grootendeels
van dierlijken oorsprong, onder de delfstoffen kon
worden gerekend, en ontzeide dientengevolge aan
de eischeres hare vordering.
De Goldmining Company voorzag zich daarop
in hooger beroep bij den hoogen raad.
Bij monde van den advocaat mr. J. Kappeyne
van de Coppello drong zij hare in Curasao ge
voerde beweringen aan, betoogde recht te hebben
op ontginning van alle delfstoffen op Aruba, en
concludeerde met een beroep op verklaringen van
een aantal buitenlandsche geleerden tot een onder
zoek door deskundigen van de vraag of de gevon
den phosphorzure kalk al of niet tot de delfstoffen
moest worden gerekend.
Voor het bestuur der kolonie traden op de lands
advocaten mrs. A. de Pinto en G. M. van der
Linden.
Tevens trad voor het eerst in hooger beroep op
een interveniënt, J. Godden, civiel-ingenieur te
Curasao, die als eigenaar van de aan phosphorzure
stem tot mjjn vaderland kon doordringenmet
waar genot liet ik de tonen zwellen en opstijgen;
de tranen hadden zich in klanken veranderd, die,
omhoog klimmende, de borst verlichtten.
Eerst toen ik de smartelijke woorden zacht
gezongen had en de laatste toon was weggestorven,
bemerkte ik de diepe stilte, die op het geheele
gezelschap was neêrgedaald. Lady Sykes brak
die het eerst af met eene der gewoao lofspraken,
anderen volgden, en ook mevrouw Goring kwam
mij bedanken en maakte daarbij de opmerking,
dat zij inderdaad niet geweten had dat ik eene
zoo sterke stem bezat. Verscheidene heeren, over
de verzuimde ceremonie der voorstelling heenstap
pende, waren ook zoo goed mij eenige meer of
minder flauwe complimenten te maken; maar ik
luisterde slechts half, want een dat in mijne nabij
heid half luid werd gevoerd, leidde mij af. De
heer Ashbourne wenschte namelijk Georgiana geluk,
dat zij zulk eene kunstenares tot leermeesteres had;
en liet daarop, nadat zij daar zacht iets op
geantwoord had, volgen: „Wilt ge zoo goed zijn
mij aan de jonge dame voor te stellen?"
„Aan de gouvernante? Meent ge dat?"
„Voorzeker. Mag ik u verzoeken die goedheid
te hebben?"
O natuurlijk."
{WoriH vervolgd.)
kalk rijk bevondene gronden zijne rechten tegen
den ingestelden eisch kwam handhaven.
De drie laatstgenoemde advocaten verdedigden
het in Curasao gewezen vonnis en betoogden dat
door het voortreffelijk verslag van professor Gun
ning, gesteund door de uitspraken van andere
geleerden, in allen gevalle duidelijk was aange
toond, dat de stof waarvan sprake is, in geen
geval tot de delfstoffen kan worden gebracht.
De advocaat van den interveniënt, mr. D. van
Eek, nam bovendien nog een eigen standpunt in
en betoogde, met een beroep op de Nederlandsche
wetgeving en de koloniale ordonnantiën in verband
met de rechtsbegrippen die het mijnwezen beheer-
schen, dat aan het Curagaosch bestuur de bevoegd
heid niet kon worden toegekend om de beschik
king van de meststof, op de landerijen van zijn
cliënt aangetroffen, aan anderen toe te staan.
Van welke waarde de ontdekking van die rijke
laag van phosphorzure kalk door de auteurs van
zijn cliënt, voor de industrie en bovendien voor
de Nederlandsche schatkist was te achten, toonde
hij aan door er op te wijzen, dat door zijn cliënt,
nadat de ontdekking van de mesthoudende schat
ten door zijne voorgangers was gedaan, reeds lang
geleden concessie voor de exploitatie, onder aanbod
van eene beduidende retributie per ton, bij het
gouvernement was aangevraagd, aan welk verzoek
nog geen gevolg had kunnen worden gegeven,
hangende het proces met de Aruba goldmining
company, terwijl uit brochures en gedane bestel
lingen bleek, dat uit de onderneming van den
heer Godden voor hot gouvernement jaarlijks
alleen aan directe betaling in belastingen waar
schijnlijk een bate van f 70,000 tot f 100,000 zou
toevloeien, waardoor de kolonië Curasao, die
jaarlijks door het moederland met eene gelijke
som wordt ondersteund, zou ophouden geldelijk
eene lastpost te zijn.
De hooge raad, zonder in de bijzondere beschou
wingen van den heer Godden te treden en de
waarde daarvan iu het midden latende, heeft, een
nader onderzoek door deskundigen onnoodig
achtende, bij zijn arrest de uitspraak van het
gerechtshof van Curasao gehandhaafd, zoodat nu
spoedig eene overeenkomst tusschen de regeering
en den heer Godden wordt te gemoet gezien,
waaruit een groote bloei voor de kolonië zal
kunnen ontstaan.
binnenland.
ESotterdam. Blijkens de akte van dagvaar
ding tegen den heer J. de Decker, chef der firma
van Zeylen en Decker te Middelburg, luidt de tegen
hem gerichte beschuldiging„poging tot oplichting",
bij de assurantie van het driemastschip Oceanus.
In de zaak zal recht gesproken worden door de
heeren m". A. A. Weve, vice-president der arron-
dissements-rechtbank, J. van Heukelom en A. E.
Croockewit, rechters. Het openbaar ministerie
wordt waargenomen door den substituut-officier
m'. T. J. Noyon. De beschuldigde zal verdedigd
worden door den advocaat mT. J. C. Reepmaker.
»s Gravenhage. De begrafenis van H. M.
de koningin heeft heden geheel overeenkomstig
het vastgestelde programma plaats gehad.
Eene onoverzienbare menigte was in stilte bij
de plechtigheid tegenwoordig. Langs de geheele
Delftsche vaart waren schuiten geschaard, met de
vlaggen halfstoks, waarop zich talrijke groepen
toeschouwers bevonden. Onder de menigte heerschte
eene eerbiedige kalmte. In de residentie waren
alle huizen gesloten.
Te half twee kwam de stoet te Delft aan. De
predikant Molenkamp sprak eenige woorden van
troost. „De overledene vorstin, zeide hij,
was door God met edele gaven begiftigd. In hare
hooge waardigheid door liefde bezield, was zij
een sieraad van het koninklijke huis, een troost
en steun voor hulpbehoevenden, eene aanmoediging
en opwekking voor alle ontwikkelden, een zegen
voor velen. Wij zegenon haar nagedachtenis, met
de bede, dat zij ook hierdoor nog tot ons spreke
nadat zij gestorven is. De God aller ontferming
trooste den koning en de prinsen."
Alle aanwezigen waren ten diepste geroerd.
Prins Alexander weende bitterlijk en kuste her
haaldelijk de lijkkist, vóór dat die in de groeve
nedergelaten werd. De koning omhelsde de prin
sen en volgde met zijne zonen den prins van
Oldenburg en prins Hendrik de kist in den graf
kelder. Daarna werd de grafkelder ook door de
ministers en enkele andere aanwezigen bezocht.
Te half drie was de plechtigheid afgeloopen.
- In de spoorwegstations te Rotterdam was
heden het gedrang zoo groot, dat vele zioh in
hun wensch om eene plaats te bekomen teleurge-
gesteld hebben gezien.
Tengevolge van het uren lang wachten bij de
buitengewone hitte zijn eenige personen flauw
gevallen.
Men leest het volgende in de N. Rott. Ct.
Sedert de opening van den spoorweg door Rot
terdam Vinden velen jongens of andere balda-
digen er een soort van vermaak in, met steenen
of andere harde voorwerpen te werpen naar de
over het viaduct rijdende spoortreinen, of zich te
oefenen in het werpen van steenen tegen telegraaf,
palen en lijnen.
Men staat verbaasd over de menigte steenen,
welke dagelijks van den spoorweg moeten worden
opgeruimd, en hoewel het meerendeels kleine steenen
en andere voorwerpen zijn, die over de balustrades
worden geworpen, komen echter ook zulke groote
steenen (klinkers of baksteenen) voor, dat eene
ontsporing der wagens zeer goed denkbaar is,
indien zulk een steen toevallig bij de aansluiting
der rails in eene der vele krommingen kwam te
liggen. Het behoeft niet gezegd te worden dat
deze ontsporing verschrikkelijke gevolgen na zich
zou kunnen sleepen, daar op sommige punten de
balustrade een in gang zijnde locomotief en trein
niet zoude kunnen stuiten. Men heeft hier dus
te doen met eene baldadigheid van de ergste soort,
die zeer gestreng moet worden tegengegaan.
Reeds zijn er eene menigte deugnieten, die zich
daaraan hebben schuldig gemaakt, bij de politie
bekend en door haar aangehouden. Dat zij voor
beeldig gestraft zullen worden, is wel zeker.
In tusschen ligt het voornamelijk op den weg der
onderwijzers, de onder hun toezicht geplaatste kin
deren streng tegen deze strafbare handelingen te
waarschuwen en hen te wijzen op het kwaad, dat
zij daarmede kunnen stichten, terwijl het verder
aan alle ingezetenen mag worden aanbevolen de
politie zooveel mogelijk behulpzaam te zijn in het
tegengaan dezer al te erge baldadigheid, ook door
haar de schuldigen over te leveren.
De verblijfplaats van Z. M. den koning in
Zwitserland gedurende de maand Juli a., is Zurich.
Het gevolg bestaat alleen uit de heeren graaf
Dumonceau, jhr Gevers Deijuoot en Stacky.
Ter gelegenheid der begrafenisplechtigheid
van H. M. de koninginzijn te Delft aangekomen
103 treinen, waarvan de eerste 's morgens 3 u. 30 m.
De stoombooten mochten niet verder dan tot
Delfshaven komen.
In het Hbl. wordt gewezen op het gevaar,
dat de bij ons leger in gebruik zijnde wijze van
aanwijzing bij het schijfschieten voor de marqueurs
oplevert. Telkens gebeurt het, dat er iemand
dood geschoten wordt. Dit kan geheel voorkomen
worden door eene doelmatige inrichting der schiet
schijven. „Bij den schietwedstrijd te Luik, heeft
men onlangs kunnen zien op welke wijze dit
voordeel in België wordt verkregen. Vóór en
onder de schijven is een gemetselde waarnemings
post de schijvendie om een horizontale as
kunnen draaienworden na elk schot door den
waarnemer vöor zich in den kelder gebracht. De
plaats waar het schot gevallen iswordt door
een daarmede overeenkomend nummer te vertoonen
aangegeven."
Men behoeft echter het voorbeeld niet eens zoover
te halen. De Nederlandsche Weerbaarheidsbond
is in dezen het leger voor geweesten bij den
schietwedstrijt in het kamp aan de Bilt in 1869
was soortgelijke inrichting van schietschijven in
gebruik en voldeed toen uitmuntend. Ook de later
ontworpen inrichting van den gepensioneerden
luit-kol. Veeren en van den kolonel der scherp
schutters te Delft Moermans bieden waarborgen,
dat deze noodlottige gevolgen kunnen worden
voorkomen
Het jongste nommer van het muzikaal tijd
schrift Caecilia behelst een warme hulde aan onze
overleden koningin, als beschermster der toon
kunst. Aan het slot daarvan leest men:
„De „Nationale zangschool voor handwerkslieden"
wenschte op haar aanstaanden verjaardag haar
die bij wat men „'t Volk" noemt algemeen bemind
was een serenade te brengen, woorden en
muziek van de heeren J. E. Banck en W. F. G.
Nicolaï. Het laatste couplet daarvan luidde als
volgt
«Blijf nog langen tijd een sieraad
Van ons vorstelijk geslacht,
Vredig zij uw levensavond
Als uw dagtaak is volbracht.
Maar het uur der ruste nadert
En onmerkbaar daalt de nacht,
Nog éen heilgroet hij het scheiden:
Koninginne sluimer zaeht!"
„Wie had kunnen bevroeden dat de slotwoorden
een zoo droeve beteekenis zouden erlangen, nog
eer de dag van 17 Juni zou zijn aangebroken
De aanvraag om plaatsbiljetten voor de heden
van Rotterdam vertrekkende treinen Holl. spoor
naar Delft en den Haag was gisteren zoo groot,
dat aan de bureaux van uitgifte een tiental poli
tieagenten moeite hadden om de orde te handhaven
Een gewezen ingenieur der telegraphie schrijft
aan de Amst. Ct. het volgende over de inlijving
van de Transvaal. De daarin gegevene omschrij
ving van het Engelsehe volkskarakter komt ons
niet onjuist voor:
„Gedurende ruim 5 jaren heb ik onder het
Engelsehe volk geleefd en heb mij altijd moeite
gegeven, zoowel bij dit volk als ook bij andere
volken, waarmede ik in aanraking ben gekomen
gedurende de zeventien jaren, die ik buitenslands
was, om niet alleen hunne talen te leeren, maar
ook de algemeene karaktertrekken dier volken
te leeren kennen. Van welke zijde heb ik nu het
Engelsehe volk leeren kennen? als een zich
zelf verheffend, blufferig, eenzijdig ontwikkeld,
een inhumaan volk, niettegenstaande het kind met
de moedermelk reeds de termen inzuigt waarmede
de volwassene altijd schermt: „We are the best,
the cleverestthe finest, the most human people of
the world." Het kind wordt het allereerst min-