N». 143. 120® Jaargang. 1877. Woensdag k 20 Juni. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. O Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiên i 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz. van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.' Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Pafijs. BERICHT. In het feuilleton der Middelburgsche Courant zal in de volgende maand o. a. worden opgenomen: //Dora", novelle van Grazia Pierantoni-Mancini, uit het Italiaansch vertaald door mevr. de wed. J. C. de GraafF-Holtrop. Bij het nemen van een abonnement voor 1 Juli a., ontvangt men de tot dien datum verschijnende nommers gratis. Middelburg, 19 Juni, Een onpartijdig oordeel over de Transvaal-quaestie. feuilletom. De Gouvernante. MIDDELBURGSCHE De Kölnische Zeittmg heeft aan de ontwik keling der Engelsche koloniale heerschappij in Zuid-Afrika en aan de daarmede in verband staande inlijving der Transvaal-republiek een paar opstellen gewijdop welke wij de aan dacht onzer lezers wenschen te vestigen. Ze komen ons vooral belangrijk voor, .dewijl daarin meer onpartijdigheid en een onbevangener oordeel worden aangetroffen, dan in Neder- landsche beschouwingen over dit onderwerp dikwijls het geval is. Ontbreekt het den Duitschers eenerzij ds aan de nationale ver- wantschaps-sympathiedoor welke wij ons tot president Burgers en zijne republiek voelen aangetrokken, zij koesteren van den anderen kant geenerlei voorliefde voor Engeland en geen haat tegenover de Hollandsche „Boeren", door welken de Britsche koloniale ambtenaren zich laten bezie len. Bovendien bevinden zich in Zuid-Afrika zoo vele Duitsche nederzettingen en zijn de Duitsche zendelingen sedert tientallen jaren daar met zooveel ijver onder de inboorlingen werkzaam, dat het een groot Duitsch blad noch aan zuivere bronnen voor inlichtingennoch aan belang stelling in het lot dezer landen kan ontbreken. Als een bewijs van den invloed en het aanzien dezer Duitsche zendelingen, die over 'tal- gemeen de opheffing van de onafhankelijkheid Naar het Duitsch van Maria Calm. V. Vervolg.) Zonder hem antwoord te geven haalde ik de schouders op. „Evenwel," vervolgde hij, „het onderscheid tusschen onsAh, vergeef mij! bet onderscheid tusschen u en mij bestaat daarin, dat ik gedwongen mijne slavenketenen draagterwijl gij ze vrijwillig hebt aangenomen. Sedert den dag van uwe aankomst heb ik mij afgevraagd, wat n daartoe bewogen kon hebben? De eenvoudigste woning, het bescbeidenste bestaan is toch duizend maal beter dan dit buigen iederen dag en ieder uur voor een vreemden wil, die voortdurende herinnering aan eene minderheid, die slechts op uitwendige omstandigheden berust, terwijl wij ach, verschoon mij weêr! toch naar den geest veel booger staan dan die koude trotsche. „Kies, als ik u verzoeken mag, andere woorden, zoo ik hier zal blijven," viel ik hem, weêr opstaande, in de rede. „Ik mag zoo niet hooren spreken over menschen onder wier dak ik vertoef. Ook weet ik niets van die bestendige ondergeschiktheid, noch van slavenketenen. Gij hebt het nog gisteren bijgewoond dat ik mij niet onderwierp aan een der republiek met leede oogen aanzien, diene dat het tot stand komen van den vrede tusschen het kafferhoofd Sekoekoeni en de Transvaal voor een groot gedeelte aan de bemoeiingen van den heer Merenskydirecteur van het Berlijnsche zendelinggenootschap in de Transvaal, te danken is. Eene laatste reden, waarom wij aan het oordeel van het Duitsche orgaan over de Zuid- Afrikaansche toestanden groote waarde meenen te moeten hechten is dezedat de Kölnische Zeitung uit den aard der zaak vrij is van de voor- of tegen-ingenojnenheidaan godsdien stige meeningen ontleenddoor welke de beschouwing der Transvaal-quaestie bij ons te lande voor een gedeelte beheerscht wordt. Onze kerkelijke strijd tusschen „orthodox en modern" heeft zich naar Zuidelijk-Afrika over geplant en menig rechtgeaard Nederlander is, zoodra die twee woorden in het spel komen, de onbevangenheid van zijn oordeel kwijt. Het diplomatiekestaatkundige en maatschap pelijke vraagstuk in hoeverre het bestaan der republiek voor Afrika's verdere ontwikkeling te verkiezen is boven de uitbreiding van Enge- land's gebied, en in hoeverre Engeland zelf al dan niet aan een drang der noodzakelijkheid ge hoor geeft door de grenzen zijner Zuid- Afrikaansche bezittingen steeds noordwaarts te verschuiven, al deze vragen lossen zich, bij menige Nederlandsche beschouwing van het onderwerp, op in de enkele tegenstelling: „dominé" Burgers, of „dominê" Lion Cachet. Sedert het begin dezer eeuw heeft de En gelsche heerschappij in Zuid-Afrika met den tegenstand der „boeren" te strijden. Zij waren, zegt het Duitsche blad, „een krachtig, ruw, doch gastvrij en eerlijk soort van menschen, welvarende veehouders en geweldige jagers." De inboorlingen des lands behandelden zij als slaven en hielden die in strenge, onmensehelijke onderdrukking, „overtuigd als zij waren, in hunne hoedanigheid van streng orthodoxe aanhangers der predestinatie-leer, dat het gekleurde ras door God tot slavernij voorbeschikt was." Zij koesterden overigens een diep gewortelden nationalen haat tegen de Britten, die in 1806 de Kaapkolonie aan de Hollanders ontrukt had den en weldra, juist in het onderdrukte in- landsche ras, een steunpunt zochten voor de bevestiging hunner heerschappij. Engelsche zendelingen begonnen het Chris- eiseh die mij onrechtvaardig voorkwam, en banden, die ik mij vrijwiliig heb aangelegd, kan ik geen slavenboeien noemen. Ook mij is mijn bescheiden tehuis duizendmaal liever dan al de heerlijkheid die mij hier omringt; maar juist om het te behouden en mijne moeder en zuster tot steun te zijn ben ik hier, en wel gaarne, omdat ik daardoor mijn doel bereik." „O ja, ik begrijp dat," zei hij op gedempten toon; „voor de zijnen te werken, moet altijd licht vallen. Maar moeder, zuster ik heb die namen nooit gekend." Er lag zulk een diepe, bittere smart in den toon, waarop dit werd uitgesproken, dat ik het leven digste medelijden met hem gevoelde, en met meer hartelijkheid, dan ik gedacht had ooit aan dezen man te kunnen betoonen, zei ik: „Dan zijt ge waarlijk zeer te beklagen!" Het volgende oogenblik berouwde bet mij echter, dat ik mij tot die betuiging had laten verleiden, want met eene warmte, die ik bij dit verbitterde karakter niet zou gezocht hebben, greep hij mijne hand en sprak: „Ik dank u, ik dank u voordat woord! Gij weet niet hoe weldadig deelneming is, als men alleen in de wereld staat!" „Gij zegt dat gij uwe moeder nooit gekend hebt vroeg ik snel, om het gesprek weêr op een positief onderwerp te brengen. „Neen, zij stierf bij mijne geboorte, nadat mijn vader eenige maanden te voren bij het springen van een ketel in de fabriek van den heer Goring het leven had verloren." tendom aan de Kaffers te predikende regeering hief in 1838 de slavernij op en zocht, door verspreiding van onderwijs, de inboorlingen te ontwikkelen. Reeds van 1815 af was eene geregelde landverhuizing der boeren, naar noor delijker streken, van deze en andere maatre gelen der Britsche regeering het gevolg, doch deze volgde hen op hunne schreden. Zoo werden, op de noordelijke grenzen der Kaap kolonie, achtereenvolgens Klein-Namaqualand met zijne rijke kopermijnen, Oost-Griqualand, Basutoland, Fingoland en Romansland, na eerst door de boeren en andere landverhuizers ontgonnen te zijn, ingelijfd. Erkend moet overigens worden dat onder de uitgeweken Boeren, met welke zich, door land verhuizing, een aantal Duitsche, Engelsche en andere elementen begonnen te vermengen, langzamerhand een ruimer, vrijzinniger geest, een beter begrip van hetgeen tot het vormen van een zelfstandigen staat gevorderd wordt, begon te ontwikkelen. Zoo slaagden zij er in, twee zelfstandige republieken te vestigen, den Oranje-vrij staat, met ongeveer 30,000 blanke inwoners, onmiddellijk aan de Noordelijke grens van de Kaap-kolonie, en de Transvaal, welker Europeesche bevolking op 40,000 zielen geschat wordt, ten Noorden van den Oranje-vrijstaat. On der een president, met een volksraad als parlement, gingen deze republieken, ofschoon herhaaldelijk met de Kaffers in oorlog, én de inboorlingen op eigen gebied in een staat van strenge afhankelijkheid houdende, langzaam doch vrij regelmatig op den weg eener geleidelijke ont wikkeling voort. De Britsche „luipaard" liet hen echter niet lang met rust. Toen in 1869 de in den Oranje- vrijstaat ontdekte diamantvelden stroomen van landverhuizers derwaarts lokten, had het kolo niaal bestuur spoedig een voorwendsel gevon den om, daar de republikeinsche regeering niet krachtig genoeg was om onder deze nieuwe bevolking de noodige orde te handhaven, het diamantengebied, onder den naam van West- Griqualandzoogenaamd van een inlandsch hoofd te koopen en te annexeeren. Evenzoo ging het toen omstreeks 1872 in Leidenburg, ia de Transvaal, goudmijnen ontdekt werden. Tusschen de daarheen gestroomde landverhui zers en de inboorlingen ontstonden weldra oneenigheden en deze waren het die tot de onderhandelingen aanleiding gavenwelke „VerschrikkelijkEn toen heeft mijnheer Goring zich uw lot aangetrokken?" „Ja, bij besteedde mij eerst bij de vrouw van een fabriekarbeider en plaatste mij later in een weeshuis. Toen zijn zoon Cbarles geboren werd, kwam hij op de gedachte mij tot diens gouverneur te doen opleiden; ik werd op eene goede school gebracht, mocht leeren wat ik wilde, kreeg zelfs privaat-onderwijs en verkeerde met jongelieden uit de beste standen. Maar de man uit het volk wordt nimmer, ten minste naar het uiterlijke niet, een gentleman. Gij hebt zelve gezien Ten tweede male wilde hij mij verwijten, dat ik hem voor een hofmeester had gehouden. Ik zag dat aankomen en sneed hem daarom het woord af met de opmerking, dat hij toch alle redenen had om den heer Goring dankbaar te zijn. „Dankbaar, o zeker," antwoordde hij, „zoo als de slaaf, die goed onderhouden wordt, om des te beter voor zijn meester te kunnen wer ken." „Ja," zei ik koel, want zjjne woorden ergerden mij, „dankbaarheid is eene deugd, die men slechts bij de edelste naturen aantreft." „Waartoe ik dus niet behoor? hernam hij met bitterheid. „Gij kunt gelijk hebben. Maar edele naturen ontwikkelen zich slechts in eene edele, zuivere atmospheer, en die heeft mij altijd ont broken. Ook schijnt het mij toe dat men dank baar, werkelijk dankbaar is niet voor eene gave, die de eigenbaat of zelfs het medelijden ons toe reikt (want ook het medelijden is vernederend), ten laatste op de inlijving van de Transvaal zijn uitgeloopen. De reden waarom het „trouwelooze Albion" deze republieken zoo vijandig was, zijn niet ver te zoeken. Overal waar eene groote kolo niale mogendheid met zwakkere, nog niet meer dan half beschaafde nederzettingen in aanraking komt, delven deze laatste vroeger of later het onderspit. Het behoeft geen betoog dat de pas geboren republieken, tegenover het mach tige Engelsche bestuur, op geen hoogeren titel dan die van „half-beschaafden" aanspraak kon den maken en in weerkracht verre aan den „luipaard" ondergeschikt waren. De heersch- en veroveringszucht der Britsche ambtenaren deden het overige. Zij haatten en duchtten den stoeren onafhankelijkheidszin der Boeren, overal waar die zich vertoonen kon. Toen de Boeren, den strijd met de Engelsche hebzucht moede, er over dachten zich naar het verre Westen, in eene gezonde streek aan den Atlantischen Oceaan, in de Walvisch-baai, te verplaatsen, kwam ijlings de Britsche vlag, op de kust geplant, hen waarschuwen dat zij ook daar hunne aartsvijanden zouden ontmoe ten, Nauwelijks beraamde president Burgers het plan, om door het aanleggen van een spoorweg uit de Transvaal naar de Delagoa-baai zijn land de onmisbare gemeenschap met de zee te bezorgen, of de Engelsche regeering begon aan de Portugeezen te betoogen dat de Delagoa- baai, die tot hun gebied in Afrika heette te behooreneigenlijk Britsch eigendom was. Het geschil werd aan de scheidsrechterlijke uitspraak van - den president der Fransche republiek onderworpendoch hoewel de maar schalk de Mac-Mahon zeer heslist verklaarde dat de aanspraken van Engeland op de Delagoa- baai ongegrond waren, vergat de Engelsche regeering eenvoudig die uitspraak publiek te maken of te erkennen, zoodat het vooruitzicht niet onwaarschijnlijk is dat op een goeden dag ook dit gebied aan de zwakke, tegenover Enge land zeer onderdanige Portugeesche regeering ontrukt en daarmede de gemeenschap der Trans vaal met de zee aan het goedvinden van En geland ondergeschikt gemaakt zal worden. De Transvaal-republiek is dus achtereenvol gens aan alle kanten ingesloten. De oorlog met het Kafferhoofd Sekoekoeni was voor de republiek niet gelukkig men behoefde trouwens niet te vragen hoe de Kaffers aan de uitmuntende maar slechts voor datgeen wat werkelijke deelne ming of liefde ons schenkt. Dat maakt ons dank baar, en edel bovendien." Wonderbaar wezen! Leelijk en terugstootend zooals altijd stond hij daar voor mij, zijne on evenredige vormen vielen nog meer in 't oog ten gevolge van zijne onberispelijke zwarte kleeding; en door zijn bril hield hij zijne kleine grijze oogen op mij gevestigd met eene uitdrukking, die mij noodzaakte de mijne af te wenden. Ik voelde mij geenszins op mijn gemak, en desniettemin was het hem gelukt mij eene soort van belangstelling, ja deelneming in te boezemen, die mij hier geboeid hield en mij noopte het gesprek voort te zetten. „Maar gij zijt toch niet voor altijd aan dit huis gebonden", zei ik; „wanneer de opvoeding van Charles voltooid is, zult ge uw eigen meester zijn." „Ja, dat hoop ik!" gaf hij met levendigheid ten antwoord. „Over vier of vijf jaar misschien nog vroeger ben ik vrij en dan denk ik eene school of kostschool op te richten. Aan bekenden, door wier medewerking ik leerlingen zal krijgen, ontbreekt het mij nietmen zal mij, wanneer ik er goede leermeesters bij neem, gaarne een hoog schoolgeld betalen, en dan zal ik onafhankelijk zijn, een eigen haard hebben Hij had zich meer en meer over mijn stoel gebogen en fluisterde mij die woorden met eeu vuur en eene hartstochtelijkheid toe, die weinig bij hun inhoud schenen te passen. Ik was beangst en verward, eu toen ik bij de laatste woorden zijn warmen adem langsmijne wang voelde strijken.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1