N°. 134. 120® Jaargang. 1877. Zaterdag 9 Juni. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Z o n- en Feestdagen, Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiëni 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België ten Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 8 Juni. ONZE TEGENPARTIJ. FEXJiXjijE'roisr- De Gouvernante. Ontvangen bij de redactie van dit blad, ten behoeve van het gezin van den gewezen hoofdon derwijzer te Sint-Anna ter Muiden (Zie advertentie M. Ct. van 6 Juni) van L. W. /3.50. Wat hebben wij liberalen in het kiesdistrict Middelburg, bij de verkiezing op 12 Juni a. van onze tegenstanders te vreezen? Indien alle kiezers zich rekenschap geven van hunne stem, dan, naar onze overtuiging, niets hoegenaamd. De veronderstelling dat de verschillende anti-liberale elementen, die zich bij vroegere gelegenheden tegen onze candida- ten kantten, zich nu, met bewustzijn en over leg, kunnen vereenigen op den anti-revolutio nairen tegen-candidaat, die veronderstelling is eene beleediging van het gezond verstand, welke tegenover het zelfstandig oordeel der kiezers geen oogenblik stand kan houden. Twee jaren geleden is de verkiezing van den heer Tak belet door eene vereeniging vanorthodoxe protestanten (anti-revolutio nairen) en katholieken, wien de liberale can- didaat als godloochenaar, materialist en vijand der kerk werd afgeschilderd, en half-liberalen, anders gezegd conservatieven, wien hij te „ra dicaal" was. Voeg daarbij de bedriegelijke gerustheid der liberalen, die zich van de over winning zeker waanden, en ge hebt de volledige verklaring der nederlaag van Juni 1875. Thans zijn de hekken verhangen. De tegen partij zoekt niet meer den steun van katholie ken of conservatieven. De katholieken duwt zij met ruwheid van zich af, althans in het hoofdkwartier van „de Standaard." In de kleinere kampementen regelt men den toon in dit opzicht naar plaatselijke behoefte en het hier verschijnende Christelijk-historische blad „het Zuiden" heeft zich wel gewacht om in zijne geregelde „overzichten der Christelijke pers" de heftige aanvallen te vermelden, nog onlangs door de Standaard, o. a. bij gelegen heid der rechterlijke benoemingen, op de ka tholieken gedaan. Ook met de' conservatieven wil de partij niets meer -te doen hebben en ^risxx&maammBa—aeB—na—eopanaaMiMaBBCB0.|U.r|.flP~i— Naar het Duitsch van Maria Calm. L Mevrouw Goring had mij namelijk geschreven dat zij, als ik haar den bepaalden tijd mijner aan komst liet weten, mij aan de St. Catherina werf zou laten afhalen. Ik had haar dus uit Botterdam den naam der stoomboot waarmee ik vertrok, als mede het vermoedelijke uur van aankomst te Londen getelegrapheerd, en zag nu naar iemand uit die ook van zijn kant naar iemand zou uitzien. Doch zoo iemand was in dit gedrang moeielijk te ontdekkeö en daar ik onmogelijk mijn naam op mijne borst spelden of als eene cocarde op mijn hoed zetten kon, zorgde ik ten minste dat mijn reiszak mijn koffer niet bedektewaar ik naar Engelsch gebruik met groote letters mijn naam „V. Elten", op had laten schilderen. Dit bleek een probaat middel te zijn, want toen het gedrang op het schip reeds veel begon te verminderen en ik verlaten naast mijn koffer stond, merkte ik een heer op, die langzaam tus- schen de nog achtergebleven passagiers heen gleed en elke vrouw, die op eenige jeugd aanspraak kon maken, door zijn bril heen met zulk eene vrijmoe digheid fixeerde, dat meer dan éen vertoornde blik jzijn loon was en een heer hem zelfs een woedend het is geen overdrijving te beweren, dat ner gens dieper klove gaapt dan tusschen diegenen, wien de heer Tak in 1875 te „radicaal" was en hen, die door het Haagsclie Dagblad tegen woordig als „calvinistische democraten" dieper verfoeid worden dan alle liberalen. De anti-revolutionaire partij gaat voortaan op eigen heenen en zij heeft zich voor dezen tocht een pakje aangeschaft, dat haar wonder lijker kleedt dan alle costumen, welke zij bij hare vroegere gedaante-verwisselingen droeg. Na eerst voor grondwetsherziening gestreden, doch deze als een „vernageld kanon" op zijde gezet te hebben, na vervolgens broederlijk met alle andere anti-liberalen als goede vrien den van bet ministerie Heemskerk naar de stembus gewandeld te hebben, komt zij thans voor den dag als zelfstandige „volkspartij". De gedaante-verwisseling was gemakkelijk men leende van de liberalen eenige leuzen, borgde van de Parijsche commune-mannen een roode muts, die altijd goed kleedt voor eene volkspartij, en liet voorts het oude anti-revolu tionaire vaandel„Strijd tegen de ontchriste- ning van het volk", wapperen. Wij zeiden dat de anti-revolutionaire partij haar leuzen bij de liberalen leent. Inderdaad, wat zij nu op hare banier schrijft, is door de liberalen jarenlang niet alleen gezegd, maar, zoover de omstandigheden het toelieten, g e- d a a n. Aan wie dankt de Boomsche kerk de consequente toepassing van het beginsel der vrijheid van gedachte en propaganda, krachtens welke het mogelijk was de herstel ling der bisschoppelijke hiërarchie in Nederland toe te laten Aan wie heeft zij het te dan ken, indien het onderwijs op de openbare sehool gegeven wordt met eerbiediging van ieders, ook der katholieke, godsdienstige begrippen Wie heeft men de vrijheid der drukpers, de opheffing van het dagbladzegel te danken, door welke alleen thans het leven der kleine anti-revolutionaire dagbladen mogelijk is? Aan wie de vrijheid van vereeniging Aan wie de afschaffing der doodstraf? Of zijn dit alles geen volk s-belangen De anti-revolutionairen trekken de „sociale quaestie" tot zich, maar ook in deze heeft de liberale partij sinds lang haar „staten van dienst" aan te wijzen. De wet op den kinder arbeid heet, naar haar voorsteller, de wet-van Houtenhet voortbouwen op die wet is, onder „Sir!" naar het hoofd wierp. Daarop naderde hij mij, verwaardigde mijne geringheid met eene nauwkeurige inspectie van het hoofd tot de voeten, liet zijn oog vervolgens over mijn koffer gaan en zet toen, met een zucht van verlichting, terwijl hij zijn hoed even aanraakte: „Ah miss EIten?" Ik knikte bevestigend en nadat hij een pakdrager geroepen had om den koffer te vervoeren, volgde ik hem naar den wal en in de vigilante, waarin hij tegenover mij plaats nam. Ik beschouwde mijn geleider nu eenigszins nader. Het was een man van middelbare grootte met dun, rosachtig haar, dito bakkebaarden en de bij die haarkleur behoorende blanke tint met sproeten. Welke kleur zijne oogeu hadden kon ik niet goed onderscheiden, want zij waren geheel achter de bril verborgen en schenen bovendien slechts kleur te bezitten wanneer zij eene bijzondere uitdrukking aannamen, zooals bij het beschouwen van de passagiers. Als zij in rust waren, kwamen zij mij als de onbeduidendste gezichtsorganen voor, die ik nog ooit had leeren kennen. Dit alles interesseerde mij evenwel slechts zeer weinig en ik onderwierp dezen heer aan dit onder zoek, alleen omdat ik wenschte te weten wie hij eigenlijk was. Uit zijne eenvoudige zwarte kleeding kon ik niets opmaken, en evenmin uit zijn onbe- rispelijken hoed. Vervolgens wierp ik een blik op zijne handen, want aan de hand herkent men in Engeland zonder feil of men een gentleman dan wel een man uit de mindere klassen voor zich heeft; doch hij der liberalen aandrang, door het tegenwoordige ministerie ter hand genomen. De opheffing der strafbepalingen, welke de vrijheid van bewe- gihg voor den werkman belemmerden, is mede het werk van den heer van Houten. De coöperatie-wet is eerst een eisch der liberalen geweest, later door hen tot stand gebracht. Dat voor het spaarbankwezen eindelijk van staatswege iets gedaan wordt, is aan de liberalen te danken dat er nog niet genoeg voor gedaan wordt is te wijten aan den anti-liberalen tegenstand. Dat de jachtwet, de grief van den landbouwer vooral, nog niet ingetrokken is, is waarlijk de schuld niet ha- rer liberale bestrijders, maar van hare anti revolutionaire, conservatieve en andere vrienden. De anti-revolutionaire candidaat in het dis trict Middelburg zal, zoo wordt ons in de ooren geroepen, „optreden om een rechtvaardig be stuur voor Indië te eischen." Ware het niet zoo bedroevend, op deze wijze, met een omhaal van allerlei vrome praat, het volk te zien mis leiden, men zou er om kunnen lachen! Wie strijden, sinds bijna 25 jaren, voor de vrijma king van den arbeid op Java, zonder daarbij het oog te sluiten voor de gevaren, nit de hebzucht der particuliere ondernemers voort vloeiende voor uitroeiing van de laatste sporen der slavernij, voor het onderwijs van den inlander, voor eene minder inhalige staat kunde dan die, welke de koloniën slechts als eene koffie- en suikerfabriek deed beschouwen Wie hebben het koffie-plantloon verhoogd, de rottingstraf en het passenstelsel afgeschaft en aan het misbruik der heerendiensten een einde gemaakt Wie moeten zich voor dat werk nog dagelijks de beschuldiging laten welgevallen van de koloniën bedorven en hare financiën te gronde gericht te hebben En dat alles zullen wij gedaan hebben, onder allerlei miskenning en laster en smaad, om op een goeden dag door eene partij, die tot dusverre godzaliglijk met de vijanden van allen vooruitgang en alle vrijheid onder éen hoed gewandeld heeft, ver loochend te worden en ons werk, ons streven als eene spiksplinternieuwe vrucht van anti revolutionaire wijsheid den volke verkondigd te zien! Al deze volksbelangen, - waarhij zich nog komen voegen afschaffing der dienstvervanging, verlaging van den census, met algemeen stem recht in 't verschiet, en nog eenige, tot dus verre als „radicaal" verfoeide desiderata al deze dingen zullen voortaan- zoo in als bui ten de tweede kamer behartigd en tot stand gebracht worden door de heerenbaron de Geer van Jutfaas, baron Mackay, baron van Dedem, baron Schimmelpenninck van der Oye, baron van Wassenaer Catwijck, baron van Doorn van Westcapelle, baron van Heemstra, generaal von Wrangel auf Lindenberg, jonkheer Cremer van den Berch van Heemstede, jonkheer de Sa- vornin Lohman, jonkheer de Jonge, jonkheer van der Hoop van Slochteren, Bichon van IJsselmon- de,Messchert van Vollenb oven, Teding van Berk hout, enz. enz. enz. Waarlijk, de heer Woli ers, die ons als een fijn beschaafd en bemiddeld man wordt voorgesteld, bevindt zich in deftig ge zelschap. Wij zijn hoegenaamd geen verach ters van een adellijken titel of een patricisch geslacht en ook de liberale partij telt edellie den in haar midden, baron van Hoëvell is haar eerste koloniale hervormer geweest, op welke zij trotsch is. Maar wanneer wij zoo het anti-revolutionaire namenlijstje eens nagaan, dan komt ons onwillekeurig de Génes- tet's versje, met een kleinen variant, in de gedachten «Zij zijn met heel hun hart de Bichtmg toegenegen, »Die ziet er zoo fatsoenlijk nit!" En alvorens te gelóoven dat deze heeren het werk, dat zij der bourgeoisie satisfaite uit de handen willen nemen heter dan deze zullen doen en voor het volk meer tot stand zullen brengen dan de liberale partij gedaan heeft, hebben wij meer noodig dan aanbevelingen in anti-revolutionaire courantenuitvloeisels eener nieuwe frontverandering van de anti-revolutio naire partij. Wat nu den heer Wolbers betreft, wij kun nen weinig van hem zeggen, want wij weten niet veel van hem. Hij heeft indertijd een ijverig en eervol deel genomen in een werk, dat de liberale partij onder hare eeretitels telt, de afschaffing der slavernij in de West. Hij is hoofd-redacteur van het weekblad „de Werk mansvriend", dat van anti-revolutionair stand punt op loffelijke wijze aan de studie der maatschappelijke vraagstukken van onzen tijd deelneemt. Daar echter alle opstellen in dat blad wel niet van zijne hand zullen zijn, laat deze wetenschap niet toe een volledig oordeel over zijne persoonlijke bekwaamheden te vellen. Te Utrecht gevestigd en steeds met de studie droeg zwarte handschoenen en mijne onzekerheid werd ook hier niet opgeheven. Hij sprak weinig. De straten die wij passeerden, zooals het StrandLudgate HillOxford Street waren te vol gedruis dan dat daar een gesprek mogelijk zou zijn geweest. In de laatstgenoemde straat liet hij het rijtuig voor een grooten visch- winkel stilhouden. „Ge zult me wel een oogenblikje exeuseeren," zei hij afstappende; „ik kom dadelijk terug." Dit zelfde herhaalde zich bij een vleesch- houwer en een banketbakker. Aha, dacht ik; moet bestellingen doen; is dus geen gentleman; ware het niet om zijn bril, dan zou ik hem voor den hofmeester houdenen toch, waarom zou een bijziend hofmeester geen bril dragen? Eindelijk kwamen wij aan het spoorwegstation in Baker-street. „Hoever is het nog?" vroeg ik, toén wij daar in den onderaardschen spooorweg plaats namen. „Vier stations tot aan Blackheath," antwoordde hij, zich weer tegenover mij zettende. Met dof geratel vloog de trein over den onder- grondschen weg daarheen. Toen ik eens opkeek en bij het onzekere licht der lamp in het rijtuig het bleeke met sproeten bezaaide gelaat van mijn geleider met de verborgene oogen voor mij zag, kreeg ik de overtuiging dat ik bang voor hem zou zijn geweest wauneer ik hem hier als vreemde had aangetroffen. Vermoeid van de reis vlijde ik mij tusschen de kussens van het rijtuig en sloot de oogen. Doch zonder het te zien, gevoelde ik dat zijn blik op mij rustte, en toen ik plotseling de oogen open deed betrapte ik hem nog op dien blik, zoo koel en impertinent, dat ik er tegen wil en dank rood van werd. Van dit oogenblik af vatte ik een afkeer van dien man op en gevoelde spijt, wie hij ook zijn mocht, dat ik waarschijnlijk onder óen dak met hem zou moeten wonen. Eindelijk bereikten wij Blackheath. Hij liet mij op eene bank van het perron wachten om, zoc« als hij zeide, het rijtuig to halenwant wij moesten nog een half uur rijden om te Airy-Hill, de bui tenplaats van mevrouw Goring, te komen. Nog een half uur! Ik trachtte mij voor te bereiden tegen het oogenblik dat ik het huis zou binnentreden, waaraan ik misschien voor jaren zou gebonden zijn; doch ik kon do vereischte kalmte niet verzamelen, 't Was alsof ik nog in al mijne ledematen het schommelen van het schip voelde; in mijne ooren dreunde nog het ratelen van den spoortrein; voor mijne oogen, of ik ze open of gesloten hield, dansten nog de groote roode, geelo en blauwe letters, waarmede op de-affiches, die mij aan alle zijden omringd hadden, Johnsons beste en goedkoopste thee en Barton's onovertref-, felijke Windsor-zeep was aanbevolen. De men- schenmenigte golfde voorbij mij heen en weêr, nu mij aanstarende, dan tegen mij aanloopende; ik voelde mij zeer weinig op mijn gemak en was ten slotte blij toen mijn zonderlinge geleider terug kwam en mij verzocht met hem naar den anderen kant van het station te gaan, waar het rijtuig wachtte. Zoo ik gemeend had in dat rijtuig wat te kunnen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1