n°.
120e Jaargang.
1877.
Middelburg, 5 Juni.
Het zwaartepunt der Oostersche
quaestie.
DERDE DEEL.
BIJgS-BELASTlN GEN.
De burgemeester van Middelburg,
maakt bekend:
dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger der
directe belastingen ter invordering is verzonden het
door den provincialen inspecteur der directe belastin
gen enz. te Middelburg, den ltn Juni 1877, invorder
baar verklaarde kohier n° 1 der belasting op het per
soneel voor het dienstjaar 1877/8, met uitnoodiging
aan een ieder wien zulks aangaat, om na bekomen
kennisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste
het door hem verschuldigde te doen kwijten, met
herinnering tevens, dat de bezwaren, welke dien
aangaande mochten bestaan, binnen drie maanden
na heden behooren te worden ingediend;
terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die in
den loop des dienstjaars een perceel verlaten, zon
der daarin eenige roerende goederen of iemand in
hunnen dienst achter te laten, indachtig maakt op
de gunstige bepaling van art. 7 der wet op de
personeele belasting van den 9en April *1869 (Stbl.
n° 59).
Hiervan is heden afkondiging geschied waar
het behoort.
Middelburg, den 4en Juni 1877.
De burgemeester voornoemd,
S CHOKER.
GEMEENTEBELASTINGEN.
Kohier voor de plaatselijke directe belasting
op de honden over 1877.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
brengen ter kennis van de ingezetenen, dat het
primitief kohier voor de plaatselijke directe be
lasting op de honden voor het jaar 1877 door
gedeputeerde staten van Zeeland is goedgekeurd
en ter invordering aan den gemeente-ontvanger
uitgereikt.
Middelburgden 4™ Juni 1877.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
SC HOE EE.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
QEMEENTERAA».
De burgemeester van Middelburg,
maakt bekend
dat op Woensdag den 6en Juni 1877, des na
middags te drie uren, eene openbare zitting van
den gemeenteraad zal plaats hebben.
Middelburg, den 5C° Juni 1877.
De burgemeester voornoemd,
SCHOEEE.
Men stelt zich de Oostersche quaestie vaak
voor als alleen bestaande in de vraag, op welke
DPEXJXXiXiETOJST-
Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood.
Hoofdstuk XI.
ALLEBWEGE ZONNESCHIJN.
{Slot).
Niemand was zoo fier als Madeliefje, die met
een kind van drie maanden in de armen, den
tuin op- en neêrliep. Het wicht werd Francis
George genoemd en George Atkinson trad als
peetvader op. Men had het dien dag zoo druk
gehad, dat er weinig gelegenheid voor een gere
geld gesprek was geweest; maar nu men weêr
wat tot kalmte kwam, vroeg de heer Atkinson
hoe het Frank nu in de zaken ging.
.Uitstekendwas het gulle antwoord. .Ik
wenschte, dat het iederen beginner zoo goed ging."
.En mama is nu ook bijgedraaid," ze! Madeliefje
vrij oneerbiedig, terwijl zij het kind aan de kin
dermeid, die in de nabijheid was, overgaf. .Ik
heb gisteren morgen een langen brief van haar
ontvangen, waarin zij mij genadig vergeeft en mij
zegt dat ik mijn deel zal ontvangen van het geld,
dat oom Tom haar verleden jaar heeft nagelaten,
wijze de toestand te regelen, is der ontevreden
Christen-bevolking van het Turksche rijk en -
onder wiens gezag de landen komen moeten,
thans in Europa aan den sultan gehoorzamende,
wanneer het wanbeheer zijner ambtenaren en
het verzet zijner onderdanen tot eene oplos
sing van het Turksche rijk in Europa gevoerd
zullen hebben.
Langen tijd scheen voor deze beschouwing
alle grond te bestaan. Zoolang Engeland met
hand en tand de instandhouding van het Turk
sche rijk in Europa verdedigde, bleef zij aan
nemelijk. Sedert echter de geheele JFAiy-partij
zich van Turkije zoo goed als losgemaakt en
haar vroegere leiderde heer Gladstone, zich
als de hevigste beschuldiger van den sultan
opgeworpen heeft; sedert het Tbry-ministerie,
ofschoon alle Turksche sympathieën nog niet
prijsgevend, echter feitelijk de verantwoorde
lijkheid voor de onschendbaarheid van het rijk
der Halve Maan van zich afgeworpen heeft,
is het duidelijk geworden dat het zwaartepunt
der Oostersche quaestie elders dan in de be
schikking over de landen ten Zuiden van den
Donau gelegen moet zijn. Het doel waar
Engeland in 1854 nog een oorlog voor over
had, zou het in 1877 uiet laten varen indien
daarvoor niet eene dieperliggende reden bestond.
Die reden bestaat werkelijk. Aan de Oos
tersche quaestie, die in haar Europeesch-Turk-
sche beteekenis reeds zoo onoplosbare moeilijk
heden oplevert, heeft zich ten allen tijde een
ander vraagstuk vastgeknoopt: de strijd tus-
schen Rusland en Engeland om de heerschappij
over de rijke gewesten in Midden-Azië. Het
is omdat dit laatste vraagstuk in de jongste
25 jaren van stand veranderd isdat ook de
inzichten van Engeland ten opzichte der Oos
tersche quaestie in Europa eene wijziging
hadden ondergaan.
Tusschen het Altaï-gebergte, dat de Zuider
grens van Siberië vormt, en den Himalaya-
bergketen, ten zuiden waarvan Engeland den
staf zwaait, strekt zich een ontzaglijke strook
lands uit, die in het Oosten de Noordelijke
provinciën van het Chineesche rijk in het
Westen Turan, Turkestan, Afghanistan en
andere landen bevat, wier rijkdom en vrucht
baarheid in alle eeuwen tot een levendigen
karavaan-handel met Europa aanleiding gege
ven, en tevens de hebzucht aller verove
raars opgewekt hebben.
't geen ten minste eenige duizenden ponden
bedraagt."
„Ja, dat weten wijhet geld stapelt zich altijd
op den grooten hoop, en nu komt het, nu wij
het niet bepaald noodig hebben," merkte Frank
aan.
„Maar nu zullen wij rijtuig kunnen nemen," zei
Madeliefje, „want Frank heeft het hard noodig."
„Ja, Frank heeft het noodig voor zijne patiënten
en gij wenscht het om vertoon te maken," ze!
George Atkinson lachend.
„Dat is ook precies zoo," erkende Madeliefje,
„ofschoon ik er niet veel gebruik van zal hebben
als zijne praktijk toeneemt. Wanneer betrekt gij
uw huis in de stad, mijnheer Atkinson? Het ligt
niet ver van het onze af."
„Ik ga er morgen heen," was zijn antwoord,
„ofschoon misschien nog niet om er te blijveD,
want ik heb nog geen vast plan gemaakt."
„Nog nietriep Madeliefje uit. „Ik dacht dat
gij, daar ge 't niemand behoeft te vragen, den
eersten Januari uwe plannen reed8 voor het geheele
jaar maaktet."
„Maar als ik nu eens een besluiteloos, wispel
turig mensch was?"
„O, dan is het wat anders, ofschoon ik dat niet
van u zou gedacht hebben. Maar vertel mij eens,
mijnheer Atkinson, wat zeggen de menschen wel,
nu zij ontdekt hebben dat gij, gij zelf, drie jaren
geleden incognito onder hen gewoond hebt?"
„Zij zeggen tegen mij niets en zullen waar
schijnlijk denken dat ik er mijne redenen voor
In die landen bevatten de bergen edelge
steenten en de rivieren goud, groeien thee en
allerlei specerijen, en worden zijden en wollen
stoffen vervaardigd, wier fijnheid van weefsel
en glans van kleur allen namaak tarten. De
namen van Samarkande, Boukhara, Khokand,
Kashgar, Kaschmir zijn voor ieders verbeelding
verbonden met Oostersche pracht en weelde.
In Kashgar vindt meu, thans als in de middel
eeuwen ten tijde van Marco Polo, een nijvere
en welvarende bevolking, uitmuntende wegen,
met post- en pleisterplaatsen op geregelde af
standen voor karavanen en reizigers, eene
veiligheid voor personen en goederen welke
niets te wenschen overlaat, onder het bestuur
van een vorst, Yahoub-Khan, die sedert hij in
1864 het land van de Chineesche overheer-
sching vrijmaakte, zich met bekwaamheid en
geestkracht te midden der Russische en En-
gelsche intriges staande heeft gehouden. Yar-
kand, de voornaamste handelsplaats, en Kash
gar, de hoofdstad, zijn steden van 40,000 en
25,000 inwoners, die met haar drukken handel,
haar levendige straten, haar goed geordende
en waakzame politie, in niets gelijken op de
slordige en slaperige steden van Indië en
Perzië. Beide zijn door uitgestrekte moestuinen
en uitmuntend bouwland omgeven. Van het
sedert ruim een jaar als eene Russische pro
vincie ingelijfde Khokand lezen wij, dat het
een klimaat bezit als het Zuiden van Frankrijk,
dat tarwe, allerlei vruchten en de wijnstok er
In overvloed wassen, doch zijde en katoen de
hoofdvoortbrengselen zijn, terwijl de bergen
een rijkdom van koper, lood, ijzer en edele
steenen bevatten. Van Kashgar naar Samar
kande, zegt een oud spreekwoord, kon
een kat vroeger de reis maken, zonder een
anderen weg te kiezen dan de muren der steeds
elkander opvolgende tuinen.
Naar dit beloofde land, welks voortbrengse
len en handel den weg zoeken die de meeste
veiligheid en voordeel oplevert,, schrijden de
Russen sedert ongeveer 25 jaren onvermoeid
voort. Minder uit stelselmatige veroverings
zucht, dan gedreven door die neiging tot uit
zetting, welke iedere beschaafde mogendheid,
in onmiddellijke aanraking met minder ont
wikkelde volksstammen, onwederstaanbaar voort
stuwt. Uit St. Petersburg gaan steeds in-
structiën aan de Russische gezaghebbers op
de grenzen van Siberië, om zich met
had. Of misschien houden zij het er voor, dat ik
alleen gekomen was om mij wat te ontspannen,"
ze! hij, met een blik op Edina.
Edina zag bem van haar kant glimlachend aan,
want einde goed alles goed, en dat incognito was
ten slotte zeer goed afgeloopen. Alleen aan haar
had hij de beweegredenen die hem gedreven, de
indrukken die zich van hem meester gemaakt
hadden, ten volle geopenbaard.
Edina was nog in haar gausche leven zoo fraai
niet uitgedost geweest als thans eu had er ook
misschien nog nooit zoo goed uitgezien. Een lila
zijden kleed met witte kant omsloot hare leden
en op hare borst prijkte eene zacht gekleurde
roos. Zij was nu rijk uit het oogpunt waaruit
zij rijkdom beschouwde. Zevenduizend pond, en
dat alles haar volle eigendom! Zij had zich lang
tegen de aanneming verzet en den heer Atkinson
voorgehouden dat het onrechtvaardig was haar
die som te geven, daar hare tante Anna nooit
voornemens was geweest haar iets te vermaken;
maar hare tegenwerpingen vonden geen ingang
bij hem. Hij sloot er de ooren voor, en maakte
het geld aan haar over, in weêrwil van hare
protesten. Het eerste gebruik dat zij van haar
schatten maakte, was aan dominé Pine een wissel
van honderd pond te zenden, om die gift onder
de armen van Trennach te verdeelen.
Evenals George Atkinson had ook Edina nog
geen vaste plannen gemaakt. Zij kon het met
zicli zelve niet eens worden, waar zij hare woon
plaats zou vestigen. Mevrouw Raynor en Charles
de meer zuidelijk gelegen landen niet in te
laten, en uit Londen waarschuwt men bij voort
during de koloniale ambtenaren in Britsch Indië,
dat het de bedoeling van Engeland niet is,
zijn ontzaglijk koloniaal rijk nog verder uit te
breiden. Het baat niet. De eerzucht van
den eenen ambtenaar, de drift van den ander, de
achteloosheid van een derde, maken dat, te
genover de slecht gewapende, onderling verdeelde,
door godsdiensttwisten verscheurde landen van
Klein-Azië de oude vergelijking van „de olievlek
op een vel papier" zich steeds verwezenlijkt.
Kon men de intime geschiedenis onzer eigen
uitbreiding op de Oost- en Westkust van Su
matra, en in menig ander deel van ons Indisch
gebied raadplegen, men zou tot ontdekkingen
van verrassende overeenkomst tusschen oorza
ken en gevolgen, daar en ginds, gevoerd worden.
De Russische expeditiën naar Khokand,
Samarkande, Boukhara en Khiwa zijn voor
een groot -deel van het Europeesch publiek
bijna onopgemerkt voorbijgegaan. Men gaf zich
althans de moeite niet, den draad te volgen,
welke al die veroveringstochten onderling
verbond en op dit oogenblik nog zal menigeen
misschien moeite hebben zich te overtuigen,
dat op die wijze in de laatste jaren in Midden-
Azië onder het Russisch gezag een gebied
gebracht is, dat in uitgebreidheid dat van
Oostenrijk-Hongarije, Duitschland, Nederland
en België te zamen overtreft.
Wat dit rijk voor de Russen waard is, valt
voor alsnog moeilijk te zeggen. Het Russische
rijk kan er nieuwe hulpbronnen van macht en
grootheid opsporen het kan ook aan de ge
volgen zijner bovenmatige uitzetting bezwijken.
De Mahomedaansche bevolking van Midden-
Azië verdraagt niet zonder onwil het juk baret
overheerschers, die minder' dan de Engelschen
en Nederlanders in hun koloniaal rijk, den
wijzen stelregel volgen van zich met den gods
dienst der overwonne* volken niet in te laten.
Maar de grootere voortreffelijkheid der Russi
sche wapenen en de eenheid van het Russisch
bestuur maken hun overwicht niettemin onweder
staanbaar. Met de spoorwegen achter zich,
kunnen de Russische legers thans uit bijua
alle punten van het onmetelijke rijk het hart
van Midden-Azië hereiken in zooveel weken
als er vroeger maanden voor noodig waren.
Een leger kan uit Moscou, langs den spoor
weg en de Wolga, door de Kaspische zee
trachtten haar natuurlijk over te halen op den
Arendshorst te blijven wonen, maar zij aarzelde
op dat puntwant de begeerte begon bij haar op
te rijzen, om een eigen haard, een eigen verblijf
te hebben, en dan kon zij toch van tijd tot tijd
de familie op den Arendshorst gaan bezoeken.
Maar zou hare kleine woning dicht in hunne
nabijheid zijn, of wel te Trennach? Dat kon zij
nog niet beslissen. Zij zou daartoe echter zeer
spoedig moeten komen, want zij was voornemens
haar besluit den volgenden dag bekend temaken.
Zij wandelde weg van de overigen, die in drukke
gesprekken gewikkeld waren, en van de kinderen
die vol blijdschap rondsprongen en zette zich op
eene bank onder zwaar geboomte neder, waar zij
niets van het gezelschap hooren of zien kon.
„Ik houd veel van Trennach," overdacht zij,
„want dat is de verblijfplaats mijner jeugd geweest,
en degenen, die er wonen, zijn mij lief. Ik zon
bijna met Ruth kunnen zeggen „Uw volk zal
mijn volk zijn, en hun God mijn God." Aan den
anderen kant hebben de Arendshorst en Frank
met Madeliefje aanspraken op mij. Allen zijn mij
dierbaar. Mary zegt dat zij mij niet missen kan,
en de kleinen hebben mij misschien ook noodig.
Wist ik maar wat ik doen moest!"
„Wat zoudt ge willen weten vroeg eene stem
achter haar, want zij had die laatste woorden
hoorbaar gesproken.
't Was George Atkinson, die haar aldus stoorde.
Hij had haar overal gezocht en haar eindelijk hief
gevonden. Terwijl hij zich naast haar zette,