staatsspoorweg in de gemeente Rotterdam. Be-
stelgoederen kunnen alleen ontvangen worden aan
het station aan de Delftsche poort, waarvan de
toegangswegen voor wagens bijna niet te berijden
zijn. Het gevolg is dan ook dat sommige firma's
reeds aan Duitsche huizen geschreven hebben om
den staatsspoor zooveel mogelijk te mijden. De heer
Mees wenschte daarom dat op Feijenoord aan de
spoorweghaven gelegenheid tot het ontvangen van
goederen gegeven zou worden, dewijl dan het
transport met lichters nog goedkooper zou uitko
men dan thans dat per as.
De kamer heeft eene commissie benoemd om een
onderzoek in te stellen en maatregelen te beramen*
De woorden door paus Pius IX tot de Neder-
landsche katholieken te Rome gericht, worden
door de katholieke bladen anders medegedeeld dan
vroeger getelegrapheerd is. Men zal opmerken dat
de nieuwe lezing voor het gevoel van hen, die
eerbied voor onze roemrijke vaderlandsche geschie
denis koesterenminder stootend is dan aanvan
kelijk verondersteld kon worden, toen er sprake
was van de uitwissching der „verschrikkelijke blad
zijden van de vervolging der kerk door de geuzen."
De paus moet namelijk gesproken hebben als volgt:
„Door de innigste gevoelens van liefde ben ik
steeds verbonden geweest aan het katholieke Ne
derland, dat land, door de H. Bonafacius, Winfried
en Willebrordus uit het heidendom herboren. Wel
is er met de reformatie een groote verdrukking
gekomen, doch die heilige apostelen moeten wel
krachtig gebeden hebben voor het land, aan welks
bekeering zij zich gewijd hadden, want steeds is
het aan zijn geloof getrouw gebleven. Ik dank
u voor al het goede, reeds door u verricht, en
vooral voor de gastvrijheid aan de uit Duitsch-
land verdreven bisschoppen verleend, die bij u
bescherming gezocht en gevonden hebben. Als
gij te huis zult weergekeerd zijn, bidt dan uw
afgedwaalde broeders dat zij toch terugkeeren tot
de katholieke kerk. Zegt hun, dat de paus te
Rome hen zoo gaarne weer als zijne kinderen aan
het hart zou drukken; dat wanneer zij komen,
ik hen met open armen zal ontvangen. Ten slotte
schenk ik u allen persoonlijk, aan uwe familiën,
aan uwe kennissen en vrienden mijn zegen.
„Benedictio Dei," enz.
De ongunstige mededeelingen door den minister
van koloniën onlangs gedaan over den staat der
Indische financiën hebben meer dan in den laatsten
tijd het geval was, de aandacht gevestigd op de
oorzaken, welke tot dien financieelen teruggang
aanleiding hebben gegeven.
Natuurlijk wordt van conservatieve zijde weder
de bewering vernomen dat de liberalen, door hun
„onberaden hervormingen", door toe te geven aan
hun „holle theorieën", den tegenwoordigen stand
van zaken op hun geweten hebben.
Over dit onderwerp zou zeer veel te zeggen
vallen. Wij bepalen er ons echter voor het oogenblik
toe, om een opstel dat onlangs in de Zutfensche
courant werd opgenomen en waarin eenige hoofd
punten der quaestie behandeld werden, bijna in
zijn geheel hier te laten volgen.
Wat heelt, zoo vraagt de Zutf. Ct., in ant
woord aan hen, die de klachten van liberale ka
merleden, als de heer Blussé o. a., trachten te
gebruiken tot bestrijding der liberale financieele
politiek, wat heeft de heer Blussé gezegd in
de zitting van Zaterdag 12 Mei?
„Het is opmerkelijk dat vóór de afschaffing van
de suikerbelasting in Engeland, al de Javasuiker
niet die, welke naar den Indisehen Archipel en
naar Nieuw Holland gaat, maar die met bestem
ming bewesten de Kaap naar Nederland ging.
Dit is veranderd door die afschaffing en door den
ongelukkigen toestand van onze suikerwet, die
geen vrije beweging van het artikel veroorloofde.
juffer Raynor. Ik kan niet zeggen, wat ik zou
gedaan hebben, indien ik arm ware geweest.
Misschien zou ik de erfenis dan hebben willen
behouden. Maar ik was rijk en had die niet
noodig. Ik vertrok naar Engeland en begaf mij
dadelijk na mijne aankomst naar Londen om mijn
compagnon Street te spreken, bij wien ik 's avonds
aankwam. Hij was alleenwant zijne vrouw
bevond zich met de kinderen te Brighton en wij
konden dus eenige uren ongestoord praten. Het
eerste wat ik hoorde, was de ellendige toestand
waarin hier alles verkeerde. De Arendshorst ging
ten verderve, zeï Street, en de majoor met zijn
zoon er bij. „Dan zal ik zelf incognito eens gaan
zien," zei ik tegen Street, „en ondertusschen moet
gij aan niemand zeggen, dat ik terug ben." Ik
ging er dus heen, zooals ik u gezegd heb, reeds
den volgenden dag, en Street hield het geheim,
dat ik in Europa terug was. Als hij mij te
Grassmere schreef adresseerde hij zijne brieven
aan „den heer George." Toen ik daar was, nam
ik alles nauwkeurig op."
„Hoe komt het, dat mijn oom Francis u niet
herkende
„Omdat hij mij niet zag. Aanvankelijk nam ik
de meest mogelijke voorzorgen dat hij mij niet
zou zien, maar weldra vernam ik, dat daarvoor
niet veel gevaar bestond, omdat hij niet buiten
zijn tuin kwam. Maar al had hij voor mij gestaan,
geloof ik, dat hij mij niet gekend zou hebben
want mijn baard maakte mij onkenbaar en ik
frok mijn breedgeranden hoed over mijne oogen.
De verschillende nommers van de suiker kunnen
hier to lande niet tot hun recht komen. Daarom
gaat de suiker naar Engeland. Dat is het, maar
niet gebrek aan veerkracht bij de handelaars (gelijk
de minister had beweerd) wat teweegbrengt dat
de suikerhandel zich verplaatst."
Het verloopen onzer suikermarkt wordt dus door
den heer Blussé niet aan de afschaffing der
differentieele rechten in Indimaar aan de
afschaffing van den suikeraccijns in Engeland
geweten. Een liberale Engelsche maatregel heeft
onze suikermarkt doen verloopen.
Onze suikerwet vrucht der conservatieve
accijnsliefde heeft de vrije beweging van het
artikel belet.
Wie heeft op afschaffing van onzen suikeraccijns
aangedrongen? De liberale oeconoom, de heer
de Bruyn Kops.
Wie heeft de afschaffing tegengehouden?
De conservatieve party met den minister van
financiën aan het hoofd.
Yfaar dus sprake is van hot verloopen onzer
suikermarkt, hebben „geen holle liberale theorieën"
daaraan schuld, maar de conservatieve accijnsliefde.
Wie hebben jaar uit jaar in gewaarschuwd te
gen de ongelukkige gewoonte om Neêrlands finan
ciën afhankelijk te maken van het batig slot?
Wie hebben in dagbladen en kamerzittingen altijd
weer het Nederlandsche volk gewaarschuwd tegen
het ongelukkig systeem, dat Indië maakte tot de
kurk waarop Nederland dreef?
Wie hebben de lessen der historie ter harte
genomen en, met Engeland's koloniale geschiedenis
en koloniaal bestuur voor oogen, getracht in
Indië verbeteringen aan te brengen en recht en
gerechtigheid gehandhaafd tegenover willekeur en
dwingelandij
Wie anders dan de liberalen
En wie hebben die maatregelen tegengehouden
Alweer staart ge op conservatieve namen.
Wie hebben altijd rooskleurige voorstellingen
van onze financieele toekomst gegeven
Conservatieve ministers van financiën.
Wie daarentegen lieten volle buidels aan hunne
opvolgers na
Om by den laatsten liberalen minister van finan
ciën te blijveno. a. de heer van Delden, hoe
ook gesmaad en verguisd.
Wie waarschuwde in het vorige jaar tegen mo
gelijke tekorten en drong aan op zuinig beheer
en financieele hervormingen?
Wie anders dan dezelfde oud-minister Blussé,
van wien straks sprake was?
En wie geloofde hem niet, maar zag de toe
komst schooner dan ooit in Wie was zorgeloos
De tegenwoordige conservatieve minister van
financiën.
Maar die 14 a 16 millioen tekort
„De verkoop van producten heeft in 1876 een
veel geringer excedent opgeleverd dan in '75",
liet de minister van koloniën verluiden.
„Daarby had de koffieoogst van 1876 tenge
volge, dat ongeveer 6 millioen meer dan geraamd
was, voor inkoopprijs moest worden uitgegeven",
voegde hij er bij.
Noch het een, noch het ander is aan liberalen
of conservatieven te wyten.
De eersten hebben echter altijd iets dergelijks
voorzien, altijd gerekend op een dergelijke moge-
ïykheid en daarom altijd geroepen: laat ons toch
omzien naar middelen om ons zeiven te helpen
En zq hebben dit niet alleen gezegd, maar ook
practisch trachten te volbrengen.
Of beeft niet dezelfde oud-minister Blussé in
dertijd door zijn voorstel tot invoering eener in
komstenbelasting tenminste het kwaad trachten
te voorkomen?
Wy hebben een zeer dure huishouding van
staat en het duurste budget is dat van oorlog,
veel te hoog opgevoerd voor een klein land als
het onze.
Ik. was dus volkomen op mijn gemak en bleef
totdat ik mijn doel bereikt had."
Hij zweeg een oogenblik, alsof hij zich die
tooneelen uit het verledene voor den geest bracht.
Ediua maakte geenerlei aanmerking en weldra
ging hij voort
„Wat ik hier zag ergerde mij. Ik vond geen
enkel lichtpunt in het gedrag van den majoor en
de zijnen, ofschoon het mij genoegen zou hebben
gedaan, indien ik iets van dien aard had mogen
aantreffen. Uit het oogpunt waaruit ik de zaak
beschouwde zou het weinig minder dan zonde
zijn geweest het landgoed in hunne handen te
laten; ik zou er de arme lieden, die er op woon
den, een groot onrecht meê gedaan hebben. Ik
overlegde dus hoe ik moest handelen en kwam
eindelijk tot een besluit. De bankier Street
maakte mijne spoedige terugkomst bekend en zond
een brief van mij (oogenschijnlijk nog in Australië
geschreven) aan Callard en Prestleigh, waarbij hun
kennis werd gegeven dat het testament in hunne
bewaring was en zq het te voorschijn moesten
brengen om het te laten registreeren. Ik was
volkomen gerechtigd om te handelen gelijk ik
deed, zooals ik het toen inzag en," voegde hij er
met nadruk bij, „het nog op dit oogenblik inzie."
„Nu, ik kan niet zeggen dat ge er niet toe
gerechtigd waart," verklaarde Edina, „maar ons
kwam het bitter hard voor, dat er volstrekt niet
gevraagd werd wat er van de Raynor's zou
wordon en dat hun niet de minste hulp werd
geboden."
Wie hebben op besparing aangedrongen en
dringen er nog op aan?
Niet om het land weerloos te laten, maar om
zekerheid te hebben dat het uitgegeven geld wer
kelijk nut draagt, en tegelijk de uitgaven de
draagkracht der bevolking niet te boven gaan?
Wie anders dan de namen van liberale afge
vaardigden zweven u op de lippen?
14 a 16 millioen tekort! Geen kleinigheid!
Behalve de mindere opbrengst van den koffie
oogst en de uitgave van 6 millioen voor inkoops
prijs, draagt de oorlog tegen Atchin daarvan de
schuld.
Die oorlog, door den drang der noodzakelijk
heid geboden, door het zeeroovend Atchin, een
gevaar voor on3 rustig bezit van Indië, voor het
behoud van ons prestige, ja voor ons recht als
koloniale mogendheid tegenover de geheele be
schaafde wereld ons als 't ware afgeperot, heeft
zooveel schatten en menschenlevens gekost, sinds
men van Swieten's raadna de inname van den
kraton, om de genomen positie te versterken en
een afwachtende houding aan te nemenin den
wind geslagen en de afwachtende houding in een
aanvallende veranderd heeft.
En wie gaf daartoe bevel?
Wie anders dan de conservatieve minister van
koloniënde heer W. baron van Goltstein
En wie maande tot voorzichtigheid, wie ried
op grond onzer koloniale geschiedenis aan om
niet alles in eens te willenmaar tot de afwach
tende houding weer te keereneen raad die thans,
waarlijk niet tot schade onzer positie, opgevolgd
wordt(de reis van den gouverneur-generaal naar
Atchin staat daarmeê in verband) wie anders dan
de oud-minister van koloniën, de leider der liberale
koloniale politiek de heer Fransen van de Putte
En wie wijzigde de gewraakte taktiek van zijn
voorganger Wie anders dan de liberaal gezinde
minister van koloniën Alting Mees?
Welk recht heeft men dus den liberalen het
thans bestaande „tekort" als hun schuld voor de
voeten te werpen
Den 16e" Mei jl. werd door president en com
missarissen der Nederlandsche bank het ge
wone j aarlij ksche verslag over het afgeloopen
dienstjaar 1876/77 uitgebracht, dat niet door bij
zondere belangrykheid heeft uitgemunt, daar op
de credietmarkt gedurende dat geheele tijdvak
zich zelfs tijdelijk geenerlei spanning heeft doen
gevoelen. De gang van zaken bij de instelling
bleef steeds kalm en moeilijkheden deden zich
weinig voor. De voortdurend lage rentestand
is meer nog dan de beperktheid der operaties oor
zaak, dat de voordeelen voor de aandeelhouders
minder groot zijn dan zq in de laatst voorgaande
jaren waren.
Hoewel de crediet-operaties minder dan de drie
vorige jaren waren, zqn zij echter niet onaanzien-
lijk geweest. De gezamenlijke disconteeringen be
liepen 491,630,296 of 49,343,688 minder
dan in het vorige jaar. Het gemiddeld bedrag
van het opereerend kapitaal wa3 92,750,528 of
6,861,292 minder dan in het vorige jaar.
Merkwaardig is, dat de operaties by de agent
schappen, niet slechts in verhouding tot die bp
de hoofdbank en de bijbank, maar ook op zich
zeiven beschouwd, zeer belangrqk zyn toegenomen
zonder dat de geest van ingetogenheid, die de
Nederlandsche bank steeds heeft gekenmerkt, bq
de agentschappen verloochend is.
De rentestandaard is gedurende het geheele
jaar dezelfde gebleven, nl. 3 percent voor wissel
brieven, binnenlandsche effecten en goederen, 3.5
voor promessen en buitenlandsche effecten en 1
voor specie.
De disconteering van wisselbrieven enander han
delspapier beliep 817,726,556, dat is 77,674,568
minder dan in het vorige jaar. Het agentschap
Middelburg disconteerde 3,782,544.43. Op 31
„Wacht even," ze! hij; „ik heb er naar ge
vraagd. Ik vernam dat juffer Edina Raynor uit
Trennach te hulp was gekomen en mevrouw
Raynor in eene school gezet had, die goed scheen
te zullen opnemen. Verder hoorde ik dat Charles
Raynor een steun vond in een oud vriend van
zijn vader, zekeren kolonel Cockburn, die hem in
de wereld zou voorthelpen. Kortom, toen ik En
geland weder verliet verkeerde ik in de meening,
dat de Raynor's, ofschoon op kleiner voet, weêr
evenveel voorspoed hadden als vroeger op den
Arendshorst."
„Wat een dwalingen!" riep Edina uit. „Die
school werd weldra door een brand vernietigd en
kolonel Cockburn had alleen een gesprek met
Charles om hem te verklaren dat hq niets voor
hem doen kon. Hun leven gedurende de drie
laatst verloopene jaren is eene aaneenschakeling
van vernedering, armoede en strqd geweest."
„Ja, en die hebt gij vrijwillig met hen gedeeld,"
antwoordde hij, haar recht in het gelaat ziende.
„Welnu, zq hadden behoefte aan die les. Maar
ik zou Charles' vriend zijn geweest indien hij dat
gedoogd en zich niet als een hoogmoedige parve
nu gedragen had, evenals ik het voor zqn neef
den dokter had willen zijn. Toen Charles, nog op
den Arendshorst, in 'tnauw zat over eene schuld
en gevaar liep daarvoor gegqzeld te worden,
verzocht ik hem mij zijn bezwaar toe te vertrou
wen en mijne hulp aan te nemen. Maar dat wilde
hij niet. Hij antwoordde mij zoo brutaal, alsof
ik een hond was. Ik liet hem dus zqn gang gaan,
Maart 1877 waren de loopende disconto's van dit
agentschap 884,633.22.
De geheele som der op de gezamenlijke disoon-
teeringen ontvangen rente is 1,746,104.32$ ge
weest, waarvan voor het agentschap Middelburg
30,778.20.
In tegenstelling met de disconteeringen zijn de
effectenbeleeningen uitgebreider geweest dan ooit te
voren. De gesloten posten, nieuwe en geprolongeerde
te zamen, bedroegen ƒ135,627,050 of 35,856,445
meer dan in het vorige jaar. Het middelcijfer was
ƒ30,980,177, ruim 8 millioen meer dan in het vorige
jaar. Voor het agentschap Middelburg bedroeg
het saldo der gesloten en geprolongeerde belee
ningen op effecten 6,205,200.
De goederenbeleeningendie in de twee voor
afgaande jaren een zoo buitengewone uitgebreid
heid hadden, zijn tot het normale cqfer terug
gebracht en bedroegen 37,473,635 of 4,475,570
minder dan in het vorige jaar. Voor het agent
schap Middelburg bedroeg het beleeningscijfer
606,600waaronder slechts 60,500 voor nieuw
gesloten beleeningen, terwijl het overige bedrag
prolongaties betrof; afgelost werd bij dat agent
schap 137,700.
De beleeningen op muntmateriaalnieuwe en
geprolongeerde te zamen bedroegen 685,900.
Van de gezamenlijke beleeningen is een rente
van 1,278,461.56$ genotenwaarvan bij het
agentschap Middelburg 46,704.914.
De handel in muntmateriaal was niet belangrijk.
Al het zilver dat de bank bij den aanvang van
het boekjaar nog bezat, 22,056 kilo's fijn, heeft
zij verkocht. Van goud verkocht zij 483, maar
kocht zij daarentegen 1,967 kilo's fijn. Vermun-
ting had voor rekening der bank niet plaats. Het
aanvangcijfer der speciekas was 126,289,891 en
het slotcijfer 119,792,980. Het aanvangeqfer
bestond voor 87,473,241 uit zilver en voor
38,816,650 uit goudhet slotcqfer voor ƒ79,638,960
uit zilver en voor ƒ40,154,020 uit goud. De
goudkas is dus met 1,337,370 vermeerderd en
de zilverkas met 7,834,281 verminderd.
In hoever met deze veranderingen in de specie-
kas ook veranderingen in de omloopende specie
samenhangen, is wat het goud betreft met vry
groote nauwkeurigheid te berekenenomdat men
mag aannemendat van het aangemunte goud nog
geen noemenswaardige uitvoer of versmelting heeft
plaats gehad.
Op 31 Maart 1876 bedroeg de aangemunte gou
den munt 56,171,060waarvan 38,816,650 zich
in de bankkelders bevond, zoodat ruim ƒ17,000,000
in omloop was. Gedurende den loop van het
boekjaar is de hoeveelheid aangemunt goud door
aanmuntingniet van de bankmaar van de
bankiersvermeerderd tot 65,312,030waarvan
40,154,020 op 31 Maart 11. in het bezit der bank
was. De omloopende gouden munt was dus op
laatstgemeld tijdstip ruim 25,000,000, dat is
8,000,000 meer dan een jaar vroeger.
Ten opzichte van de zilveren munt is het niet
mogelqk soortgelqke berekening anders dan bij
grove benadering te maken. Er is van 31 Maart
1876 tot 31 Maart 1877 door het gouvernement
voor ƒ14,000,000 aan zilveren munt naar Indië uitge
voerd. Maar daartegenover staan zeer belangrijke
doch in juist bedrag onbekende hoeveelheden,
welke door bankiers en handelaars uit Indië her
waarts zijn aangebracht. De directie meent echter
dat de uitvoer den invoer zeer overtroffen heeft,
en gelooft daarom datterwql de bank op het
eind van het boekjaar 7,834,281 minder zilveren
munt bezat dan bij den aanvang, de hier te lande
in omloop zijnde hoeveelheid van die munt gedu
rende dat tijdsbestek geen groote verandering
ondergaan heeft.
Het cqfer van omloop der bankbiljetten was in
het afgeloopen jaar gemiddeld 3,577,968 hooger
dan dat van het vorige jaar, toen 183,693,149,
thans ƒ187,271,117. Het netto deelbare winst-
ofschoon ik in het geheim de schuld voor hem
betaalde. Indien hij geweten had wie ik was en
dat het in myne macht stond hem en de zijnen
van den Arendshorst te laten zetten, dan had ik
zijn gedrag kunnen begrijpen; maar dat kon hij
niet weten en ik heb nooit een zoo onbeleefd
gedrag jegens een onbekende gezien. Ja waarlijk,
Charles Raynor had eene les noodig, en hq heeft
die gehad."
„Ja, hij heeft die gehad en al de anderen ook.
Maar thans is Charles zoo goed, oprecht en welge
zind als hq vroeger onnadenkend en verwaand
was. Er bestaat geen vrees, dat hij in zijne vorige
fouten zal terugvallen."
„Ik heb hem een jaar geleden op het kantoor
van Preen gezien en toen bevielen zijne manieren
mij wél," hernam Atkinson. „Preen geeft mij de
beste getuigenissen van hem en zijne zuster."
„Dat verdienen zq ook," zei Edina. „Maar,"
liet zij er op volgen met eene stem, die door ont
roering haperde, „gq weet niet welk een strqd
het is voor ons allen, of welk eene weldaad het
zou zqn, als die kleine op de school van Christ's
Hospital kon geplaatst worden. Als gij het wist,
zoudt ge mqn verzoek wel inwilligen."
„Neen, dat zou ik niet," bleef hij volhouden,
Edina min of meer glimlachend aanziende. „De
plaats komt pas het volgende jaar open en dan
zal de kleine Raynor het niet meer noodig hebben.
Hij zal dan hier weêr op den Arendshorst terug
zijn."
Wordt vervolgd.)