Telegraphische berichten.
Benoemingen en besluiten.
0 n d e r w ij s,
Kerknieuws.
Kunstnieuws.
Ko I o n i n.
bestuur van het zeemanshuis en den raad der
Yacbte'ub een diner aangeboden. Na afloop daar
van werd aldaar in de groote zaal de openbare
j aarlij ksche vergadering gehouden der genoemde
commissie lot onderzoek der verschijnselen op den
Oceaan, aan welke bijeenkomst ook Z. K. H.
deelnam.
In die vergadering deelde de prins o. a. mede
dat Z. M. de koning aan drie Rotterdamsche
gezagvoerders T. van Rossen (varende voor de
reederij Bonke c°.)Wiebenga (reederij van
Overzee c") en J. Janzen (Ned.-Amerik. stoomv.
maatsch.) wegens hunne geleverde journalen
de medaille van verdienste heeft toegekend, welke
eereblijken evenwel nog niet gereed waren en hun
dus later zouden worden toegezonden. Wat be
trof de gouden en zilveren medaillesdieinge
volge goedkeuring van het meteorologisch instituut,
door de commissie aan gezagvoerders waren toe
gekend, deze werden door Z. K. H. aan de aan
wezige bekroonden of hunne vertegenwoordigers
onder eene korte toespraak uitgereikt.
{N. Eott. Cour.
notarissen. Benoemd tot notaris blunen het
arrondissement Amsterdam, ter standplaats Am
sterdam, D. Stork, candidaat-notaris aldaar.
Op verzoek eervol ontslag verleend als notaris
te Utrecht aan mr. C. G. de Balbain van Doorn.
eager onderwijs. Vergunning verleend om hier
,te lande lager onderwijs te geven aan de juffrou
wen H. Caben wed. A. J. Zon, geb. te Weseke
(Pruisen); M. J. H. Canu, geb. te Vernon (Frank
rijk); L. J. Hoyois, geb. te Charleroi (België);
K. Southernwood, geb. te Hoxton (Engeland) en
den heer G. Patisson, geboren te Chatham (En
geland).
onderscheidingen. Toegekend de zilveren me
daille met loffelijk getuigschrift aan J. Balls, ka
pitein van de Britsche schooner Benjamin, als blijk
van Z'. M'. goedkeuring en tevredenheid wegens
de redding der bemanning van het op 8 Maart
1877 in de Noordzee verongelukte Nederlandsch
schip Fortuna.
Vergunning verleend aan dr. A. Hanlo en dr.
J. de Ligt, beiden te 's Gravenbage, tot het aan
nemen en dragen der versierselen van ridder der
orde van den H. Gregorius den Groote, hun door
Z. H. den paus geschonken.
leger. Voor vijf jaren gedetacheerd bij het
wapen der infanterie van het leger in Nederlandsch
Indië de le luitenants A. E. Mooijaart, van het
regiment grenadiers en jagers, en J. C. H. G. van
Deun, van het 1° regiment infanterie.
De raad der gemeente Apeldoorn heeft zich
nogmaals per adres tot den minister van koloniën
gewend ter verkrijging eener subsidie voor een
cursus van boschcultuur aan de kon. hoogere
burgerschool Prins Hendrik der Nederlanden aldaar.
Ook is tot den minister de vraag gericht: of de
verzekering kan gegeven worden, dat die jonge
lieden, die van rijkswege voor ambtenaar voor het
boschwezen in N.-I. thans in Duitschland worden
opgeleid, in het vervolg den cursus te Apeldoorn
zullen volgen, althans wanneer deze aan de eischen
voldoet.
De algemeene vergadering der Zuid-Beveland-
sche onderwijzers-vereeniging zal dit jaar gehouden
worden te 's Gravenpolder, den 6™ Juli a. Be
halve andere werkzaamheden zal weder een wed
strijd voor hulponderwijzers gehouden worden in
het spreken voor de vuist. Punten ter bespreking
zijn1° Welke is de beste methode voor 't taal
onderwijs op de lagere school? 2° Wanneer kan
men zeggen dat er te veel tijd aan het reken
onderwijs besteed wordt
Beroepen bij de Nederduitsche hervormde ge
meente te Bath en Rilland de heer W. A. F.
Winkel, candidaat der Utrecbtsche hoogeschool.
Den 27en Mei zal de Nederlandsche toonkun
stenaars-vereeniging te Dordrecht hare tweede
jaarlij ksche vergadering houden. Daarop zullen
o. a. worden behandeld: het uitschrijven van prijs
vragen, meer bepaald wat solo-stukken (instrumen
taal) of zangstukkon betreft, waaraan gebleken is
behoefte te bestaan; een voorstel om maandelijksche
of veertiendaagsche bijeenkomsten te houden in
plaats van of nevens de uitvoeringen, zooals die
zijn voorgeschreven in art. 15 der statutenen een
voorstel om art. 2 b van de statuten aldus te
wijzigen: „door het zooveel mogelijk uitvoeren van
in Nederland geboren of aldaar wonende compo
nisten." Bij gelegenheid dier vergadering zullen
Zaterdag avond „de vliegende Hollander" van
Richard Hol en „der Feeënschleier" van G. A,
Heinze onder leiding der componisten worden
uitgevoerd. Zondag avond is er instrumentaal con
cert'en Maandag matinée muaicale met mondelinge
voordrachten.
De gouverneur der Straits Settlements heeft
antwoord ontvangen op zijn depêche betreffende
sultan Abdullah, sultan Ismail en de andere
hoofden van Perak, beschuldigd van medeplich
tigheid aan den moord van den heer Birch en de
onlusten in Perak. De beschikkingen komen
nagenoeg overeen met de adviezen van den gou
verneur, die geheel berusten op het rapport van
de commissie, belast met het onderzoek van deze
zaak. Het resultaat is, dat sultan Abdullah,
zijn orang Kaya Muntri (geheimraad), zijn laxa-
mana (admiraal van de vloot) en zijn shabandar
(ontvanger der in- en uitgaande rechten) allen
verbannen zullen worden wegens deelneming aan
deu moord op den heer Birch gepleegd. Sultan
Ismail zal in ballingschap blijven in het gebied
van den Maharajah van Johore.
Sultan Abdullah, de Laxamana en de Shaban
dar zijn naar de civiele gevangenis te Singapore
overgebracht, waar zij zullen blijven tot hun ver
banningsoord zal zijn aangewezen. Zij worden
onderhouden op kosten van Perak. De Muntri
zal eveneens binnen korten tijd gevankelijk naar
Singapore worden gevoerd.
Rajah Dris en den anderen Peraksche hoofden
is het toegestaan huiswaarts te keeren, daar de
regeering hun beloften van trouw en goed gedrag
welwillend heeft aangenomen.
Tegelijkertijd dat de Peraksche hoofden te
Singapore in hechtenis werden genomen, stelde
men een anderen staatsgevangene, Rajah Mahdie,
op bevel van den gouverneur, op vrije voeten.
Deze woelgeest heeft vroeger te Salangore veel
onlusten verwekt, doch men heeft hem vrijgelaten
op zijn belofte zich in de zaken te Salangore
niet meer te zullen mengen. Men zegt, dat Rajah
Mahie het voornemen heeft opgevat zieh naar
Sumatra te begeven. {Java Bode.)
buitenland.
Erzeroum. De linkervleugel van bet Rus
sische leger is tot op twee uren afstanda van
Karakilissa genaderd.
Berlijn. Sedert de terugkomst van prins von
Bismarck heerscht er bij het departement van
buitenlandsche zaken buitengewone bedrijvigheid.
Er heeft een druk telegrafisch verkeer plaats met
de heer J. R. Veder, den prins aan om hem
erkentelijkheid te betuigen voor zijne aanwezigheid
en hulde te brengen voor zijne toewijding aan al
wat het nationaal belang kan bevorderlijk wezen.
In het jaarverslag over 1876 wordt o. a. gewe
zen op den voortdurenden vooruitgang en de
ontwikkeling van de inrichting, zooals uit de
cijfers blijkt.
Sedert de opening van het zeemanshuis, op 1
October 1856, tot op 1 Januari jl., zijn 27,550
zeelieden opgenomen. In de eerste tien jaren
werd huisvesting verleend aan 10,135 zeelieden,
zijnde dooreen ongeveer 1000 per jaar. In het
volgend tiental was dit getal geklommen tot 17,415,
of dooreen 1741 per jaar.
Uit de balans van 31 December 1866 blijkt, dat
diverse zeelieden een bedrag van f 9077.73 ter beleg
ging aan het Zeemanshuis hadden toevertrouwd
op 31 December 1876 is dit bedrag tot 21,657.28
geklommen. Wij constateeren dus dat de belegde
spaarpenningen in tien jaren tijds met 12,579.55
of ruim 138 percent vermeerderd zijn.
Ook in den financieelen toestand is verbetering.
Terwijl de exploitatie-rekening over 1866 met een
nadeelig saldo van f 4466.36 sloot, hebben wij
thans, gesteund door de jaarlijksche bijdragen en
tonnegelden, en dank zij het goede en zuinige be
heer van onzen tegenwoordigen directeur en zijn
geachten voorganger, niet alleen het bestaande
tekort overwonnen, maar wij hebben bovendien
op de balans het gebouw op eene som kunnen
stellen die, hoewel nog te hoog, toch meer over
eenkomt met zijne werkelijke waarde, terwijl voorts
de inrichting, door schenkingen en legaten, den
eigendom heeft verkregen van een aantal aandee-
len in het Zeemanshuis, tot een gezamenlijk be
drag van 8700.
Er werden in 1876 opgenomen: 246stuurlieden,
1351 onderofficieren en matrozen, 88 lichtmatrozen,
33 jongens, te zamen 1818 zeelieden, zijnde 47
meer dan in het vorige jaar. De kostdagen waren
18237, dus 48 minder dan in 1875. Het gemid
deld aantal verblijven den was 50 per dag en de
duur van het verblijf dooreen ruim tien dagen.
De inrichting bleef in 1876 borg tegen te ont
vangen handgelden en advance notes voor een
bedrag van f 23,488.65eenig verlies, op die
borgstellingen geleden, kon worden gedekt door
de korting van vijf percent op de advance notes.
Door 85 zeelieden werden in de bank f 11,188.98
gebracht, en daarentegen door 91 zeelieden voor
een bedrag van f 7907.29 daaruit genomen, zoo
dat de maatregel van renteverhooging, waarvan
wij in ons vorig verslag gewaagden, goede vruch
ten draagt."
In de plaats van de heeren J. R. Veder en
S. J. R. de Monchydie aan de beurt van aftre
ding en niet herkiesbaar warenwerden tot
leden van het bestuur verkozen de heeren Joan
van Vollenhoven en H. Muller Szn.
Z. K. H. prins Hendrik bracht kulde nan de
goede diensten door den heer Veder bewezen.
Z. K. H. verklaarde dat het hem een genoegen
was deze vergadering weer te hebben kunnen
bijwonenvooral nu hij heeft mogen vernemen
dat de inrichting meer en meer in bloei vooruit
gaat. Z. K. H. besloot zijne rede met een woord
dat van levendige belangstelling getuigde in het
lot van den zeemantot welke nationaliteit hij
ook moge behooren.
Nadat de voorzitter nogmaals een woord van
erkentelijkheid tot den prins had gericht, werd
de vergadering gesloten.
Z. K. H. heeft, vergezeld door den burgemees
ter en verscheidene andere aanzienlijke ingezete
nen na afloop der vergadering per stoomboot een
tocht naar de overzijde gemaakt ter bezichtiging
van de Koningshaven en de werken op Feyenoord.
Bij de terugkomst werd den prins in het Yacht-
clubgebouw door de meteorologische commissie, het
dat hij op den Arendshorst is, want dan kan ik
persoonlijk naar hem toegaan, in plaats van hem
te schrijven. In zulke gevallen helpt het veel
meer, dat men iemand spreekt, dan hem schrijft.
In ieder geval, Mary, znlt ge mij wel geluk op
mijn tocht toewenschen."
„Van ganscher harte, Edina," antwoordde
mevrouw Raynor.
Andermaal stond Edina voor de poorten van
den Arendshorst. Toen zij van het station der
waarts wandelde want hare middelen veroor
loofden haar niet eene vigilante te nomen
troffen haar de groote veranderingen die
hadden plaats gehadniet aan de huizing of het
park, maar bij de aanhoorigheden. Het land was
goed onderhouden; de „varkenskotten" waren
vervangen door nette en gezonde arbeiderswonin
gen; de rij huizen, waaraan het bouwen gestaakt
was, zoodat zij als geraamten waren blijven staan,
was afgebouwd; nieuwe rijen waren er bij gezet'
en alle waren nu betrokken door tevredene bewo
ners. De mannen en vrouwen, die Edina voorbijging,
waren fatsoenlijk gekleed en schenen zich geluk
kig te gevoelen. Degeen, die thans het landgoed
den Arendshorst zag, begreep dadelijk dat de
eigenaar een goed en verstandig man was. Van
tante's schrielheid en des majoors algeheele ver-
waarloozing was geen spoor meer over.
„Is mijnheer Atkinson te huis?" vroeg Edina,
toen een bediende, dien zij niet kende, op haar
schellen voorkwam.
„Ja, mevrouw, maar ik geloof niet dat hij te
spreken zal zijn," was het antwoord, „want hij
voelt zich zeer ongesteld en ontvangt geen bezoek.'
„Misschien zal hij m ij echter wel te woord
willen staan," hernam zij, nam een blaadje uit
haar zakboekje, schreef er haar naam op en voegde
er bij, dat zij hem uiterst gaarne zou spreken.
De bediende liet haar een oogenblik in een
zijkamer en kwam daarop spoedig terug om haar
naar mijnheer te geleiden. Bij haar binnentreden
rees George Atkinson op van de sopha bij het
venster, waarop hij gelegen had, en ging baar te
gemoet met den uitroep: „Edina!"
Die oude gemeenzame naam van die eenmaal
en wie weet of het nog niet zoo was? zoo
geliefde lippenuitgesproken op den eenmaal ge-
meenzamen toon deed haar hart trillen en een
traan in haar oog opwellen. De heer Atkinson
bood haar een stoel aan en nam op een anderen
plaats. Het venster stond ppen, omdat het zulk
een heerlijke zomerdag was, de morgenzon scheen
er nog binnen (want Edina was zeer vroeg geko
men, het was nog niet ver over elven) en in het
verschiet had men 't gezicht op een liefelijk land
schap. Doch de eerste opwelling van gevoel,
waardoor hij haar met warmte verwelkomd had,
scheen spoedig weg te sterven, en koeler en
kalmer voegde hij haar toe:
„'tls een merkwaardige samenloop van omstan
digheden, juffer Raynor, dat ge bier komt. Dien
brief daar op de tafel wilde ik juist op de post
laten brengen. Lees het adres eens."
Edina deed het en zag dat de brief aan haar
zelve geadresseerd was: „adres den heer Charles
Raynor bij de heeren Prestleigh en Preeu."
„Ik kende uwe woonplaats niet," vervolgde hij.
„Wel wist ik dat het ergens in of bij Londen
was, maar ik miste het juiste adres. De brief
bevat enkel het verzoek, of ge de goedheid zoudt
willen hebben hier eens bij mij te komen."
„Ik?" riep zij met verwondering uit.
„Ja, ik wenschte u te spreken. Maar ik zal
eerst de huishoudster schellen om u eene kamer
te wijzen, waar ge uw boed kunt afzetten.
„Ik kan niet blijven," sprak zij. Een half nur,
en minder zal genoeg zijn om mijne zaak met u
af te handelen."
„Maar niet genoeg om de mijne met u af te
doen," hernam hij. „Blijf van daag hier," liet hij
er op verzoekenden toon op volgen, „en beur een
armen zieke een weinig op."
Edina bood geen verderen weerstand en toen
zij in zijne kamer terugkeerde, en er zoo frisch
in haar eenvoudig kleedje uitzag, hoe oud het
ook ware, met het bruine haar van haar opgeruimd
gelaat ter zijde weggestreken en hare bruine
oogen even ernstig en oprecht als te voren, maakte
Atkinson bij zich zelve de opmerking hoe weinig
zij veranderd was tegen vroeger. Die soort van
kalme gezichten veranderen ook niet licht. Eigen
lijk was geen van beiden veel veranderd. Hij zag
er wel bleek uit en droeg nu een baard, een
langen on zijdeachtigen bruinen baard, doch
gelaat, oogen en stem waren dezelfde bij hem als
yioeger. Nu zij zich in zijne tegenwoordigheid
alle Duitsche gezanten en inzonderheid met de
regeering van Italië.
Er zijn hier, naar het schijnt, mededeelingen
gedaan omtrent de aangelegenheden te Londen en
vooral over de houding van von Beust. Die mede
deelingen hebben hier een ongunstigen indruk
gemaakt.
Volgens het Wiener Tagblatt wordt uit Bel
grado gemeld, dat de nationale militie den 29"
dezer onder de wapeuen moet komen en alle oud
soldaten en manschappen met verlof zijn opgeroepen.
Te Bergen op Zoom is Zaterdag eene groote
hoeveelheid ansjovis binnengebracht. Hoewel men
met betrekking tot den tijd van vangst ongeveer
een maand ten achter is bij andere jaren, kunnen
hoeveelheid en hoedanigheid ditmaal bevredigend
worden genoemd. De prijzen zijn nog onbekend;
deze worden gewoonlijk geregeld in verband met
de meerder of minder goede vangst aan de Zui
derzee.
Gedurende de beide Pinksterdagen bedroeg het
aantal reizigers van en naar Utrecht langs de
lijnen van de Rijn- en staatssporen ruim 15000 en
van de Oosterspoor 3000 reinigersde treinen
vertrokken geregeld en nergens heeft eenig onheil
plaats gehad.
Te oordeelen naar de overblijfsels van ge
bouwen, steenen, vloeren en muren, welke van
tijd tot tijd op den Westwal, benoorden Wieringen,
ontdekt en opgegraven zijn, was de daar verzon
ken stad Grebbe ongeveer in de gedaante van een
cirkel-sector gebouwd. De nog bestaande bena
mingen van Noorderzijl en Zuiderzijl waren toen
waarschijnlijk twee sluizen aan de noord- en zuid
zijde der stad. Het nu ontblootte kerkhof lag
hoogstwaarschijnlijk aan de noordwestzijde der
stad. Bij een onderzoek in loco bleek, dat de lijk
kisten vervaardigd zijn van zeer dik hout, dat
van buiten geheel verteerd, doch inwendig nog
vrij gaaf en hard was. Ook de beenderen en
schedels met helder witte tanden waren goed ge
conserveerd. Opmerkelijk was daarbij dat, in af
wijking der daar gevolgde gewoonte, de deksels
der k'sten van dwarsplanken waren vervaardigd,
en de lijkkisten allen in de richting van zuidwest
en noordwest waren geplaatst.
De haringvisscherij op de Zuiderzee voor de
bokkingrookerijen is voor dit jaar geëindigd. Over
het geheel bleef de vangst ongunstig, beneden het
middelmatige. In het geheel werden te Lemmer
aan wal gebracht ruim achttien duizend tal, die
werden opgekocht voor ruim 30,000. De hoogste
prijs was dit jaar 8, de laagste f 0,50 per tal
of 200 stuks.
Een fabriekarbeider, vader van een talrijk
gezin, Zaterdag namiddag van zijn werkzaamheden
aan de Twentsche stoombleekerij naar zijn woning te
Eisen terugkeerende, werd door den bliksem ge
troffen en onmiddellijk gedood.
Aan het hoofd van het jongste nommer der
Provinciale N.-Brab. en Bossche Ct. leest men:
„Wegens het Pinksterfeest zal het volgend
nommer niet verschijnen."
Aan het stadhuis te Sittard is door een agent
van politie der gemeente aangeplakt, dat ter eere
van het Pansfeest volle aflaat te verkrijgen is.
{N. li. Cour.)
Op den 2en Pinksterdag is op de kermis te
Groningen brand ontstaan in de tent van den
heer Calpdie dit jaar niet geassureerd was. Alle
bezoekers trachtten zieh door een overhaaste vlucht
te redden hetgeen wel geluktemaar de meesten
moesten een en ander in den steek laten en een
kind van elf jaar heeft een been gebroken. De
brand is veroorzaakt door het omvallen van een
petroleumlamp.
bevond en die welluidende stem hoordedien
vasten maar vriendelijken blik zag, vergat zij
bijna hare ontevredenheid op hem wegens zijn
gedrag ten opzichte van de Raynor's.
„Gij behoort, geloof ik, tot de gouverneurs van
Christ's Hospital," begon zijterstond ter zake
komende, zoodra zij weêr plaats genomen had.
„Dat is zoo," bevestigde hij.
„Het doel van mijne komst was u te verzoeken
een knaap op de school te plaatsen, wanneer het
uwe beurt van benoeming is. Hebt gij uw woord
reeds aan een ander gegeven?"
„Nog niet. Mijne beurt komt het volgende jaar."
„Dan zult ge 't zeker wel aan mij willen geven?"
vervolgde zij. „Het is voor bet jongste zoontje
van mevrouw Raynor. Wilt gij hem plaatsen?"
„Neen."
„Niet?" herhaalde zij op den toon der nitersto
teleurstelling. „Waarom niet?"
„Ik heb het oog op een knaapje dat er de
grootste behoefte aan heeft méér dan mevrouw
Raynor's zoontje zal hebben."
„'t Is bijna onmogelijk, dat eenig kind er grooter
behoefte aan hebben kan dan die arme Robert."
{Wordt vervolgd.)