120® Jaargang.
1877.*
Vrijdag
18 Mei.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s J
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiens 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.! van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer Q,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte."
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Ha va», Lafpite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 17 Mei.
DERDE DEEL.
de ebbenhouten lessenaae.
N®. 116.
MIDDEL
Het gevoelen, in de zitting van den Middelburg-
schen gemeenteraad gisteren door den burgemeester
als zijn persoonlijke meening uitgesproken, „dat
het allerwenschelijkst is het gymnasium alhier te
behouden als een volledig gymnasium van den
eersten rang" zal ongetwijfeld door velen
gedeeld worden.
Onze provincie bevat niet éene gemeente van
20,000 inwoners of daarboven, aan welke inge
volge art. 6 der nieuwe wet op het hooger onder
wijs de instandhouding van een gymnasium als
een verplichting is opgelegd. Deinsde Middelburg
dus voor die taak terug, dan zou naar alle waar
schijnlijkheid in geheel Zeeland eene gelegenheid
ontbreken om jongelieden de wetenschappelijke
voorbereiding te doen genieten, welke voortaan
voor de toelating aan eene hoogeschool in den
regel gevorderd wordt.
Dat gevaar te voorkomen is onbetwistbaar eene
zaak van algemeen belang en het mag met grond
verwacht worden, dat de regeering met onbekrom
pen hand de hulp van staatswege zal toestaan,
tot welke in de wet het vooruitzicht geopend
wordt en die zeker noodzakelijk zal zijn, wil onze
gemeente eene verplichting op zich nemen, tot
welke zij volgens de letter der nieuwe regeling
voortaan niét meer geroepen is. Eene korte
herinnering aan de bepalingen omtrent de gemeente
lijke instellingen van hooger onderwijs in de wet
van 21 April 1876 (Stbl. n° 102) opgenomen, zal
hier misschien thans op hare plaats geacht worden.
Die wet, waarvan het tijdstip der in werking
treding onlangs bij koninklijk besluit op den
len October 1877 is vastgesteld, staat aan de
gemeentendie thans in het bezit zijn van een
Latijnsche school of gymnasium, een termijn van
drie jaren toe, te rekenen van den datum dier in
werking treding, om deze inrichtingen op den voet
der nieuwe regeling te brengen. Tot dien tijd
blijven de vroegere bepalingen (van het organiek
besluit van 2 Aug. 1815) van kracht. De snbsi-
diën, thans van rijkswege verstrekt wordende,
loopen nog gedurende een jaar door. De vroegere
bepalingen voor de toelating tot de examens aan
de hoogescholen behouden nog vier jaren lang
hare kracht. Na den straks genoemden termijn
van 3 jaren mag er geen gymnasium, dat niet over
eenkomstig de wet is ingericht, meer blijven
bestaan.
Aan de gymnasiën volgens de nieuwe wet
behoort onderwijs te worden gegeven in de
FETJILLBTOlsr.
100.
Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood.
Hoofdstuk Y.
(Vervolg).
Mevrouw Raynor liet haar werk vallen, sloeg
de handen ineen en riep verschrikt uit„0, Edina!"
Edina hervatte ondertusschen hare bezigheid
weêr en bewaarde het stilzwijgen, 't Was een
van die folterende gedachten die den geest op de
pijnbank leggen, omdat er geen bevredigend ant
woord op mogelijk is.
„O, ik hoop maar, dat de lessenaar niet van den
Arendshorst af is gegaan," zei mevrouw Raynor
met een zucht. „Ik geloof het ook niet. Maar
wat zou 't verschrikkelijk zijn, als die papieren
er in geweest waren! En een paar koffers had
ik nog in 't geheel niet ontpakt; zij zijn verbrand
zooals zij daar stonden."
„Als iemand van ons zich maar stellig kon her
inneren, dat de lessenaar op den Arendshorst is
achtergelaten, zou het eene groote verlichting zijn,"
gel Edina,
Grieksöhe, Latijnsche en Nederlandsche taal- en
letterkunde, de Fransehe, Hoogduitsche en Engel-
sche talen, de geschiedenis, de aardrijks-, wis-,
natuur- en scheikunde, en de natuurlijke historie.
Het Hebreeuwsch en de gymnastiek zijn vakken
welke desverkiezende kunnen onderwezen worden.
Dit zijn de volledige gymnasiën met zes
jarigen cursus, waarop de voorzitter van den
gemeenteraad doelde. Gemeenten beneden de 20,000
inwoners mogen den cursus met twee jaren vermin
deren, waardoor volgens het leerplan, vastgesteld
bij koD. besluit van 27 April jl., Stbl. n" 85, ook
de natuur- en scheikunde, benevens de natuurlijke
historie, geheel van het programma wegvallen.
Het volgen van den cursus aan zoodanige pro-
gymnasiën geeft echter geen recht tot toelating
aan eene hoogeschool.
Voor het bijwonen van den geheelen cursus kan
van iederen leerling eene bijdrage gevorderd worden
van hoogstens f 100 's jaars. Het genieten eener
rijks-subsidie voor haar gymnasiën brengt voor
de gemeenten o. a. de verplichting mede, hare
regeling van de traktementen der leeraren aan de
goedkeuring van den minister van binnenlandsche
zaken te onderwerpen.
De wet regelt verder het examen van toelating
tot het gymnasium (lezen, schrijven, rekenen, be
ginselen der Nederlandsche taal, der aardrijkskunde
en der geschiedenis), de overgangs-examens, de
vereischten om tot leeraar te worden benoemd en
de rechten aan die betrekking verbonden, benevens
het toezicht, uit te oefenen door het college van
curatoren en door de rijks-inspecteurs.
Bij het straks genoemde koninklijk besluit zijn
de lessen geregeld, welke, voor zooveel de ver
plichte vakken betreft, in alle zes de studiejaren
28 uren per week omvatten. Een volgend kon.
besluit (Stbl. n° 86) behelst de regeling van het
eind-examen der gymnasiën.
Den gemeenteraad is verder opgedragen de
regeling van al hetgeen betreft de toelating tot
de gymnasiën, de verplichtingen van den rector
en de leeraren, de regeling van het onderwijs en
de vacantiën, de benoeming der leeraren, de vast
stelling hunner traktementen, het bepalen van het
leergeld enz.
Dit korte overzicht zal voldoende zijn om te
doen beseffen voor welke gewichtige en ingrijpende
vragen onze gemeenteraad zich, tengevolge der
nieuwe regeling van het hooger onderwijs, ge
plaatst ziet en te doen wenschen dat de oplossing
dier vragen beproefd worde met al den ernst en
de ruimte vaD blik, welke het gewichtig algemeen
belang, dat op het spel staat, in zoo hooge mate
vordert.
In de heden voormiddag gehouden eerste open-
„Ik heb den lessenaar gezien," riep Kate uit,
van het spelboekje opziende waarin zij zat te
leeren.
„Hebt gij hem gezien juist vóórdat wij uit het
huis gingen vroeg mevrouw Raynor op een toon
van verwachting en zich aan een stroohalm vast
houdende.
„Dat geloof ik niet, mama," antwoordde Kate,
het hoofd schuddende. „Ik weet het niet goed meer.
Ik zag Frank er al de papieren uitschudden."
„Dat is waarFrank heeft den lessenaar nage
zien," zei mevrouw Raynor. „Dat herinner ik mij
nu ook. Het was den dag na de begrafenis. Gij
waart boven, Edina, om het goed van Madeliefje
voor Londen in te pakken. Ik schreide over het
geld dat wij nog schuldig waren, ofschoon ik niet
wist of het veel of weinig was, en Frank zei dat
het goed zou wezen de rekeningen eens na te zien.
Ik zei hem dat die waarschijnlijk alle in den
ebbenhouten lessenaar zouden liggen en daarop
ging hij ze halen."
„Ik heb het hem zien doen," zei Kate. Ik was
in het kleine kamertje met mademoiselle Delrue,
en hij maakte den lessenaar open, schudde er al
de papieren uit en nam ze mee."
„En wat deed hij met den lessenaar?" vroeg
Edina. „Liet hij dien staan?"
„Dat weet ik niet. Ik geloof dat hij hem ook
meenam."
„Hebt ge den lessenaar nog gezien Kate, nadat
wij in dit huis waren gekomen. Ik meen natuur
lijk niet dit huis, maar dat andere waar wij dat
bare terechtzitting der rechtbank alhier zijn in,
üantfen van den president de voorgeschreven eeden
afgelegd door den heer mr. P. Roetert Tak Ez.
als substituut-griffier en door de heeren A. W.
Houpt en G. C. Reijers als beëedigde klerken ter
griffie van genoemde rechtbank.
In deze zitting werd het openbaar ministerie
voor de eerste maal waargenomen door den offi
cier van justitie mr. J. A. van Hoek terwijl de
heer mr. J. van der Lek de Clercq voor het eerst
als rechter zitting had.
Te Tholen is een afdeeling van het Antidienst-
vervangingbond opgericht. In het bestuur werden
benoemd de heeren jhr. F. C. de Casembroot,
C. J. de Yulder van Noorden en J. C. Benteijr.
Het aantal leden bedraagt 27.
In de vergadering van ingelanden van den
polder van Lijnden, gisteren te Neuzen gehou
den, is tot ontvanger-griffier van dien polder
benoemd de heer J. Sturm, te Neuzen.
In het bij de Staats-courant van heden behoo-
rende tweede bijvoegsel zijn opgenomen, onder
n° 7, de statuten van de Coöperatieve winke'-
vereeniging te Leeuwarden.
De minister van binnenlandsche zaken heeft be
paald, dat den 12tn Juni a. de verkiezing zal
plaats hebben van leden voor de tweede kamer:
a in het hoofdkiesdistrict Gouda in de plaats van
den heer d'. A. Kuijper, die zijn ontslag heeft
genomen; h in de hoofdkiesdistricten Amersfoort,
Alkmaar, Dokkum en Appingedamtengevolge
van het aannemen van rechterlijke betrekkingen
door de heeren m>\ M baron Mackay, W. van der
Kaay, R. P. baron van Harinxma thoe Slooten en
D. de Ruiter Zylker; en c in het hoofd kiesdistrict
Eindhoven, tengevolge van het aannemen van
rechterlijke betrekkingen door de heeren mr. A. J. H.
van Baar en P. J. A. Smitz.
In de algemeene vergadering van aandeelhouders
der Nederlandsche bank zijn gisteren herko
zen als directeur de heer Beels en als commissa
rissen de heeren CrommelinRueb en prof. Vis
sering.
Ondanks de opwekking tot bijwoning der ver
gadering van aandeelhouders der Nederlandsch
Indische spoorwegmaatschappij waren op
die bijeenkomstwelke gisteren te Amsterdam
gehouden werd, slechts 4791 aandeelen vertegen
woordigd terwijl 5000 het getal wastot het
nemen van een wettig besluit, vereischt.
ongeluk hebben gehad. Hebt gij hem daar nog bij
het goed gezien, kindlief?"
„Neen, mama, ik heb hem niet meer gezien.
Maar het is alsof ik Frank dien morgen op deu
Arendshorst de papieren er nog uit zie gooien."
„Zou Frank er zich nog iets van herinneren?"
zei Edina. „Misschien heeft hij den lessenaar,
nadat hij er de papieren uitgenomen had, hier of
daar in eene kast weggezet."
„O, dat heeft hij misschien gedaan," riep me
vrouw Raynor uit. „'t Is vreemdwaar de lessenaar
heengekomen kan zijn. Ik ben geschrikt, Edina,
van de gedachte dat hij verbrand kon wezen."
„Dan spijt het mij wol, Mary, dat ik die vrees
uitgesproken heb," antwoordde Edina. „Maar,"
liet zij er op volgen, „ik kan wel eens naar Frank
gaan en vragen of hij zich iets herinnert."
„Gij zult zoo moê zijn, Edina, na die wandeling
naar Bayswater."
„Dat is zoo erg niet. Ik had mij voorgenomen
de boordjes van de jongens en de manchetten van
Charles nog te' strijken, maar dat kan ik even
goed morgen ochtend doen."
Mevrouw Raynor maakte geen verdere beden
kingen en Edina ging er op uit. Het bezoek van
den bankier had allen neêrslachtig gemaakt. Moest
het zulk een leven blijven? hadden zij zich reeds
dikwijls afgevraagd, en voor zoover zij zien konden
moesten zij er ja op antwoorden. Zelfs Edina liet
soms den moed zakken en gaf in het verborgen
deD vrijen loop aan hare tranen.
Bij Frank Raynor was het niet veel beter ge-
In eene volgende vergadering welke op gisteren
over vier weken bepaali iszal door de dan ar n-
wezige aandeelhouders eene beslissing over de
voorstellen van het bestuur genomen worden.
De Standaard maakt zich boos op de anti
revolutionaire kamerleden dewijl zij n:et gepro
testeerd hebben toen de heer Kappeijno in de
zitting van Dinsdag beweerde „dat de liberale
beginselen voor ons land zijn wat de zon voor de
aarde is."
Misschien zagen de heeren de Jonge e. s. op
tegen de moeite om op den vollen middag iemand
te overtuigen dat het stikdonkere nacht was.
De paus heeft de Nederlandsche bedevaart
gangers, die hem het adres overhandigden bij
gelegenheid van zijn öOjarig bisschopsjubileum,
beantwoord met eene herinnering uit onze vader-
landsche geschiedenis. Hij wenschte er zich geluk
mede „dat de verschrikkelijke bladzijden van de
vervolging der kerk door de Geuzen thans zijn
uitgewischt." Voorts noodigde hp de geloovigen uit
om voor de verblinde Jansenisten en protestanten
te bidden.
De pau3 had er bij kunnen voegen dat het voor
de kerk, aan wier hoofd hij staat, gelukkig is dat
zij de macht niet meer bezit om door het vervol
gen van andersdenkenden, dezen aanleiding te
geven tot wraaknemingen, welke thans door ieder
protestant worden afgekeurd. Als de ketters
nu nog, even als in de 16e eeuw, bij duizenden
gedood werden, kan men er zeker van zijn dat
er ook nog wel hier en daar, even als toen, een
enkel katholiek slachtoffer vallen zou.
Het antwoord, door den minister van koloniën
in de laatste zitting der tweede kamer aan den
heer Fransen van de Putte gegeven over den toe
stand in Atchin, lijkt ons belangrijk genoeg om
hier verkort te worden medegedeeld
„Vier jaren zeide de ministerhadden
wij te kampen met een hardnekkigen vijand, zoc?
als wij in Indië nog niet ontmoettenen met de
hevigste tegenspoeden. Op het onbekend en ontoe
gankelijk terrein verdedigde het volk zich met
ongekende doodsverachting. Cholera en moeras
koortsen gebrek aan drinkwater en levensmidde
len waren de eigenschappen van het terrein waar
wij ons moesten vestigen en decimeerden ons leger
meer dan de klewang des vijands.
„En al naderen wij thans schijnbaar het einde,
toch heerscht er nog groote spanning. Maar wij
moesten, om onze eer en ons prestige, krachtig
blijven optredenal kostte de oorlog ook li mil-
steld. Daar was wel geen sprake van armoede
of ontberingen, maar het oude geluk, dat hij met
zijne vrouw genoten hadwas weggevlcden.
Madeliefje was ten eenenmale veranderd. Dat
hartelijke meisje was eene koele, stugge, onver
schillige vrouw geworden. Haar man kreeg geen
yriendelijken blik meer van haar, en hoorde geen
liefelijken klank meer in haar toon. Zij klaagde
niet; zij deed hem geen verwijten; zij maakte
nergens aanmerking opmaar zij ging het leven
door alsof zij dood was, alsof er niets ter wereld
meer bestond dat haar belang kon inboezemen.
Frank schreef het alles toe aan teleurstelling over
hunne weinig schitterende omstandigheden en den
geringen voet waarop zij moesten leven. Nu en
dan trachtte hij haar voor te houden dat er wel
eens verandering in zou komen, maar zij gaf er
nooit antwoord op.
Want mevrouw Raynor was tot over de ooren
in hare oude ellendige jaloerschheid verzonken.
Gedurende het geheele verloopen jaar had zij
die zorgvuldig aangekweekt. Het was eene ziekte
geworden, die bij dag haar gemoed vervulde
en haar des nachts den slaap benam. Wat
haar het meest ergerde, was dat zij volstrekt geen
tastbaar bewijs van haar mans schuld had, niets
bepaalds waarover zij eene opschudding kon
maken; en hoe ergerlijk de afwezigheid van znlk
een bewijs voor eene jaloerschp vrouw is, zou
menigeen kunnen getuigen. Dat haar man dik
wijls bij juffrouw Bell kwam, was zeker; doch
daar stond weêr tegenover, dat het als dokter was