N°. 88.
120® Jaargang.
1877.
Zaterdag
14 April.
Dit blad versobij nt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiln20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer t 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte."
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffiti G°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 13 April.
FEXJXXj3L.BT01Sr.
TWEEDE DEEL.
de nieuwe woning.
In en om de Tuinbouwtentoonstelling
te Amsterdam,
MIDDELBl
De kiesvereeniging te Lienden heeft tot can-
didaat voor de tweede kamer gekozen mr W. H.
de Beaufort, te Leusden.
De heer T. Werdmiiller von Elggburgemeester
van Kuilenburgheeft thans de candidatuur voor
het lidmaatschap der tweede kamer in het kies
district Tiel aangenomen. Hij is door de kiesver
eeniging „Nederland en Oranje" candidaat gesteld.
De heer mr. Jac. Wertbeim schrijft aan de
Amsterdamsche Ct., dat hij zich „na rijp beraad,
om geheel persoonlijke redenenverplicht acht",
voor de candidatuur voor de tweede kamer te
bedanken.
Tot 1 April waren bij de Nederlandsche hoofd
commissie voor de tentoonstelling te Parijs in
1878, 448 inschrijvingen van inzenders ingekomen,
waaronder van 130 kunstenaars. Bovendien zijn
door den minister van binnenlandsche zaken en
koloniën ter beschikking van de commissie gesteld
de voorwerpen, die aan het rijk toebehooren en
uit Philadelphia zijn terugontvangen.
Evenals voor de tentoonstelling te Philadelphia
zal door den heer van Kerkwijk een overzicht, in
het Fransch, van de openbare werken in Nederland
worden gegeven, terwijl de heer d'. D. J. Steyn
Parvé zich belast heeft met het samenstellen van
een overzicht, in dezelfde taal, van de drie takken
van het onderwijs in Nederland, en de heer mr.
BüSüll Kemper met dat Vail con etatletieke
beschrijving van ons vaderland.
Voorts ligt het o. a. in de plannen der hoofd
commissie om zoo mogelijk een onderwp stentoon
stelling te arrangeeren, bestaande uit een gemeubeld
en van al het noodige voorzien lokaal van een
school voor lager onderwijs.
Onze Haagsehe correspondent schrijft
ons het volgende:
„De minister van binnenlandsche zaken is blijk
baar aan het overwegen van het voorloopig ver
slag over de onderwijswet. Of liever, om niet
meer te zeggen dan ik verantwoorden kan, de
minister schijnt het voorloopig verslag reeds te
hebben gelezen, en daaruit mag worden opgemaakt
dat een antwoord op dat stuk in bearbeiding is.
Ik maak dit op uit de uitvaardiging eener circu
laire aan gedeputeerde staten, waarbij inlichtingen
worden gevraagd omtrent de toepassing van arti-
78.
Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood.
Hoofdstuk VIII.
Vervolg
„Wat ter wereld moet ik nu beginnen!" zeï
Charles, wiens vurige hoop aanmerkelijk gedempt
was. „Ik had eene dringende zaak met hem te
behandelen."
„Kunt ge hem dan niet schrijven?" gaf de
juffrouw in overweging.
„Er zal niets anders overblijven, als ge me zijn
adres kant geven. Maar ik had hem eigenlijk
mondeling moeten spreken."
Zij nam van den schoorsteenmantel eene enve
loppe, waarop het adres van den kolonel, een
huis in de zoogenaamde Halve Maan te Bath,
geschreven was. Charles noteerde het en ging
heen. Daarop stond hij een oogenblik stil, over
wegende wat hij nu doen zou. Het was zoo lief
in de lucht en zoo levendig in de stad, dat het
zonde en jammer zon geweest zijn nu reeds naar
die doodscbe buitenwijk terug te keeren. Hij
kei 3 der wet van 1857, het verleenen van sub
sidie door gemeentebesturen aan bijzondere scholen.
Ofschoon ik meen dat al de gevraagde inlichtingen
zonder zooveel omhaal en tijdverlies te putten
zouden zijn uit de aan 's ministers departement
voorhanden bouwstoffen waaruit het jaarverslag
over het onderwijs wordt samengesteld, wraak ik
het niet dat ze met eenige plechtigheid worden
opgevraagd, en bij dit opvragen reeds het bezwaar
aangeduid wordt, waarop ik in een vroeger schrij
ven doelde. In menige gemeente verleent het
bestuur eene subsidie aan eene bijzondere school
van meer uitgebreid lager onderwijs om zoodoende
op eene voor de gemeentekas weinig bezwarende
wijze aan de ingezetenen de gelegenheid te geven
om- hunne kinderen, zonder ze van huis te zenden,
iets meer te doen onderwijzen dan de lagere volks
school geeft. De hier bedoelde scholen zijn veelal
kostscholen, welker vertier in de gemeente het
bedrag der subsidie ruimschoots terugbetaalt. Door
nu rauwelijks dit subsidieeren te verbieden, gelijk
bij het ontwerp-Heemskerk geschiedt, zou men
het dubbel nadeelig resultaat verkrijgen, dat 1°
vele dergelijke scholen gesloten werden, ten schade
van de kleinere gemeenten, waar wel degelijk
behoefte bestaat aan iets meer dan het gewoon
lager onderwijs geeft, en 2° in die behoefte aan
iets meer bijna uitsluitend zou worden voorzien
door het kerkelijk onderwijs. Zoo nuttig en heil
zaam als het bijzonder onderwijs, in den zin van
vrije nijverheid beschouwd, te achten is, zoo ver
derfelijk zou eene dergelijke uitbreiding van het
kerkelijk onderwijs wezen.
„Nu doet de minister onder anderen in zijne
circulaire de vraag: „of de subsidiën worden ver
kend met het doel om der gemeente grootere
kosten voor gewoon of meer uitgebreid lager
onderwijs te besparen, dan wel uitsluitend om eene
bijzondere scbool in stand te houden?" Het is
vreemd, dat de minister nog dergelijke vragen
stellen moet, na bij het wetsontwerp, tegen het
eenparig gevoelen van alle inspecteurs, eenvoudig
het vervallen van alle subsidiën te hebben voor
gedragen. Was men dan aan het departement
zoo slecht op de hoogte van de zaak Kent men
daar zelfs het onderscheid niet tusschen het bijzon
der onderwijs, den concurrent van het openbare
op denzelfden gezonden grondslag, en het bijzon
der onderwijs, den vijand van openbaar onderwijs
krachtens kerkelijk karakter? een onderscheid,
dat de kerkelijke partijen opzettelijk ignoreeren,
doch dat Jn den lande door de groote meerderheid
der bevolking zeer wel gekend wordt. In elk
geval, de minister blijkt thans iets meer te willen
weten van dit onderwerpmisschien geeft het nog
wel aanleiding tot wijziging van het ontwerp, hoe
onmogelijk het ook zij dit door wijzigingen voor
de liberale partij aannemelijk te maken.
besloot dus, nu hij toch eenmaal hier was, er den
dag maar aan te geven en begon met de tentoon
stelling van schilderijen.
De tijd gaat snel voorbij, wanneer men kunst
werken bezichtigt en de dag begon ten einde te
loopen, toen Charles dacht dat hij nog pas op de
helft was. Bij zijne tehuiskomst was het over
negenende kinderen waren reeds ter rustezijne
moeder was ook te bed gegaan, met hoofdpijn,
en Edina zat alleen met Alice bij de lamp te
werken. De laatste had een handwerkje en Edina
verstelde een gescheurd voorschootje; 't was er
een van een heelen stapel.
Onderwijl Charles zijn avondeten gebruikte
vertelde hij hoe slecht hij het met kolonel Cock-
burn getroffen had, en toen de borden enz. waren
weggeruimd nam hij pen en inkt en begon hem
te schrijven.
„Zoudt ge niet denken, dat hij van onzen
tegenspoed gehoord zal hebben, Edina?" vroeg
hij. „Ik geloof dat ik er maar vluchtig op behoef
te zinspelen."
„Natuurlijk heeft hij het gehoord," zei Alice
spijtig; „de heele wereld moet er van gehoord
hebben."
Charles begon te schrijven, maar zijn eerste
brief behaagde hem niet, en toen die bijna af was
verscheurde hij hem en ving een nieuwen aan.
„Men weet nooit wat men zeggen moet in die
soort - van brieven, en ik ben ook niet knap in
't schrijven riep hij met oprechtheid uit.
Alice werd ondertusschen slaperig, begon over
„Jammer dat deze administratieve enquête niet
wat vroeger is opgezet. Er gaan minstens een
week of vier voorbij, voordat de gevraagde opga
ven in een bruikbaren toestand aan het departement
ontvangen zijn. Heden is het 11 April, en naar
dezen termijn te oordeelen zal dus het antwoord
van den minister wel niet vóór half Mei bij de
tweede kamer kunnen ontvangen worden. Het is
dus onmogelijk dat het wetsontwerp vóór de ver
kiezingen afgedaan is. Of de tweede kamer, die
aanstaanden Dinsdag, 17 April, hare werkzaam
heden hervat, echter wel genoeg te doen zal vin
den om tot half Mei bezig te wezen, en haar
kermisgeschenk van den minister Heemskerk in
ontvangst te nemen, meen ik te mogen betwijfelen."
Gisteren had te Rotterdam met het beste
gevolg de beproeving plaats van de spoorwegbrug
over de Schie en van' nog vijf in de nabijheid
gelegen kleinere spoorwegbruggen of viaducten.
Alle in den spoorweg door Rotterdam gelegen
bruggen en viaducten zijn nu beproefd.
Te Groningen zal dit jaar op 19 en 20 Juni de
algemeene vergadering der Maatschappij tot bevor
dering der geneeskunde worden gehouden.
De werkzaamheden voor de aardebaan van den
spoorweg LeidenWoerden zijn eergisteren
morgen buiten de voormalige Koepoort te Leiden
aangevangen. Sedert eenige weken zijn ze reeds
buiten de voormalige Wittenpoort aldaar in vollen
In de Staats courant van heden is opgenomen
het verslag aangaande de koninklijke biblio
theek te 'sGravenhage gedurende 1876.
In hetzelfde nommer komt voor een rapport van
den directeur van het Nederlandsch museum
omtrent de voorwerpen uit het legaat van wijlen
jh*. mr. J. de Witte van Citters in genoemd mu
seum.
Men schrijft ons uit Rotterdam:
„Heden avond hield de hier gevestigde Vereeni-
ging tot bevordering van fabriek- en handwerks-
nijverheid de aangekondigde vergadering, gewijd
aan de welbekende plannen van den heer Geesink
uit Amsterdam, om hier in het feestgebouw eene
tentoonstelling te houden. Op uitnoodiging van
het bestuur der vereeniging waren eenige bestuurs
leden der Utrechtsche afdeeling overgekomen,
om nadere modedeelingen te doen betreffende de
Utrechtsche tentoonstelling van het vorig jaar. Die
mededeelingen waren zeer belangrijk. In de eerste
plaats werden de in het rapport der Utrechtsche
commissie vermelde feiten nader toegelicht en met
haar werk te knikkebollen, wenschte de beide
anderen goeden nacht en ging naar boven. Edina
gaf ook aan de meid verlof om naar bed te gaan
en nam een volgend voorschootje onder handen.
„Zoo denk ik dat het wel zal gaan," zei Char
les en las haar zijn brief voor.
„'tls heel goed," verklaarde Edina. „Maar,
Charles, ik voorzie allerlei soort van moeilijkheden.
In de eerste plaats weet ik niet of gij wel voor
eene benoeming in aanmerking kunt komen en of
ge niet vooraf op de militaire school te Woolwich
zoudt moeten gaan."
„Dat is volstrekt niet noodig," zeï hij beslissend.
„Welke verdere moeilijkheden vreest ge, Edina?"
„Ik wenschte, dat ge het geheeie denkbeeld liet
varen."
„Welnu komaan! En wat moet ik dan doen
als ik het heb laten varen
„Aan uw hoogmoed vaarwel zeggen en eene
betrekking zoeken."
Charles wierp het hoofd in den nek, want de
hoogmoed was nog even sterk bij hem als ooit te
voren. Hij vond Edina oud en vervelend, maar
gedachtig aan 't geen zij voor hem gedaan had,
wilde hij niet openlijk met haar twisten.
„'t Zal tijd genoeg zijn om daar eens over te
spreken, Edina," zet hij dus, „als ik eerst antwoord
van kolonel Cockburn heb gehad."
Eenige oogenblikken bewaarde zij het stilzwijgen.
Toen stond zij op, schudde het kleine kleeding-
stuk uit, vouwde het op en zei„Ik had een
plannetje in mijn hoofd, Charleymaar gij schijnt
bewijzen gestaafd. Verder waren nog een aantal
andere feiten medegedeeld, die het onomstootbaar
bewijs leveren, dat de inzenders, die in handen
vallen van ondernemers als die der Utrechtsche
tentoonstelling, aan de' Grieken zijn overgeleverd.
Men moet zich inderdaad verbazen, hoe dergelijke
feiten kunnen plaats hebben, zonder dat de justi
tie er zich mede bemoeit. Wanneer jongens, die
een appel van den boom halen, vrouwen die een
paar takjes hout oprapen, en zelfs knapen die met
sneeuwballen gooien, voor den rechter worden ge
bracht, hoe kunnen dan lieden, die tentoonstellin
gen organiseeren, zoogenaamd in het belang der
nijverheid, en de inzenders zoo geducht laten
bloeden als in menigte van brieven van exposan
ten werd geklaagd, vrij loopen?
„Van de nieuwe feiten, die werden medegedeeld,
vermelden wij er hier als proeve een paar. Een
Duitschen inzender werden voor het exposeeren
van twee flesschen wijn 32 Mark en 14
Pfennigen in rekening gebracht. Van een ander
Duitscher, die eene piano tentoonstelde, werd 452
Mark geëischt, eene som, die toen hij reclameerde
op 161 Mark gebracht werd. Eene piano van een
Utrechtschen fabrikant, door hem voor eene ver
koopwaarde van f 200 aangegeven, werd buiten
hem om door de ondernemers der tentoonstelling
voor f 225 geprijst. Van gelijken aard zijn al de
feiten, die met de stukken gestaafd kunnen worden.
„De vergadering (bij vergissing werd in het
vorig bericht gemeld, dat zij publiek zou zijn)
heeft bij acclamatie besloten een resumé van het
verhandelde in de voornaamste bnitenlandsche
dagbladen te plaatsen en voorts de zustervereni
gingen in het buitenland op de hoogte van de zaak
te brengen, niet alleen tot waarschuwing, maar
ook opdat het buitenland weten zou, dat voor
het te Utrecht gebeurde niet Nederland aanspra
kelijk ia. In den vreemde namelijk wist men niet,
dat de Utrechtsche tentoonstelling eene particu
liere onderneming was, evenmiH als men er de
geannonceerde Rotterdamsehe tentoonstelling voor
aanziet. Het Technologisch bureau houdt men daar
voor een officieel lichaam".
(Van onzen eigen verslaggever.)
Amsterdam 12 April 1877.
Henri Havard maakt in zijn „Amsterdam et
Venise" de opmerking dat iedere stad, hoe eigen
aardig en schilderachtig ook, hij het aankomen in
een spoorwegstation en bij het binnentreden van
den stationskant af, denzelfden alledaagschen indruk
niet te willen luisteren naar 't geen ik over dit
onderwerp te zeggen heb."
„Ik zal luisteren," antwoordde CharJes, eenigs-
zins nieuwsgierig gemaakt door dat woord
plannetje.
„Welnu dan, ik verbeeld mij, dat als er aanzoek
wierd gedaan bij den heer George Atkinson, hij
u eene betrekking op zijn kantoor zou geven.
Hij behoorde het althans te doen. Na u uit den
Arendshorst gezet te hebben.
„Ik wil het hem niet verzoeken en ik zou het
ook niet van hem aannemen," viel Charles, op
't enkele hooren van dien naam in woede ontsto
ken, haar heftig in de rede. „Als hij mij morgen
den mooisten post op zijn kantoor aanbood, zou
ik dien met verachting van de hand wijzen.
Goeden nacht, Edina! Ik ga naar bed. Ik wil
liefst niet hooren van verplichtingen, die ik aan
hem zou hebben."
Den dag van Edina's terugkeer naar Trennach
bracht de ochtendpost een zeer korten brief van
kolonel Cockburn. Met den hoed op bleef Edina
staan, om den inhoud over Charles' schouder heen
te lezen. De kolonel gaf te kennen dat hij het
verzoek eigenlijk niet goed begreep, maar dat hij
als hij te Londen terugkwam, er Charles wel
nader over spreken zou.
„Er zat dus niets op dan te wachten, en ik
hoop dat het niet al te lang zal duren," zet Charles,
terwijl hij den brief toevouwde. „Ge zult wel
inzien, Edina, dat er niets anders aan te doen is,"