BUITENLAND.
Bismarck's aftreding.
Zeetijdi nge n.
Handelsberichten.
Gemeenteraad van Vlissingen,
Gemeenteraad van Goes,
Gemeenteraad van Zierikzee,
Algemeen Overzicht.
Graanmarkten enz.
Zitting van Woensdag 4 April.
Voorzitter de heer Winkelman.
Waarnemend secretaris de heer van der Bilt,
griffier.
De resumtie der notulen van de vorige verga
dering wordt tot eene volgende aangehouden.
Bij de uitlotiug van twee aandeelen in de
geldïeening ad 66000 worden getrokken de
n°\ 29 en 20, en van drie aandeelen in de geld
ieening ad ƒ200,000 de noa 49, 70 en 111.
Een verzoek van regenten over het gasthuis om
machtiging tot het doen van af- en overschrijving
op de begrooting hunner administratie wordt
ingewilligd.
Insgelijks wordt gunstig beschikt op een der
gelijk verzoek van regenten over het weeshuis.
Wordt gelezen het rapport der commissie,
bestaande uit de heeren J. J. P. Hector, Wibaut
en Pot, belast geweest met een onderzoek omtrent
eene verplaatsing van den beerput. Uit dit rap
port blijkt dat der commissie als de meest geschikte
plaats voor den beerput voorkomt het terrein
achter den nieuwen molon, zijnde een gedeelte van
de voormalige verdedigingswerken.
De voorzitter stelt namens burgemeester en
wethouders voor, de commissie diligent te verklaren
en haar te verzoeken met den gemeentebouwmeester
in overleg te treden ten aanzien van een raming van
kosten en het maken van een bestek, en voorts
te overwegen of, na het einde van het loopende
contract, zal worden overgegaan tot eene com-
postbereidingdan wel de tegenwoordige wijze
van het ophalen en verkoopen van beer en vuilnis
zal bestendigd blijven.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel
aangenomen.
Voorts wordt gelezen een brief van den com
missaris des konings in Zeelanddie daarin mede
deelt dat de koninklijke maatschappij „de Schelde"
zich beslist verzet tegen het maken eener vaste
brug over het marinedokdoch de minister van
binnenlandsche zaken zich bereid heeft verklaard
het maken eener schipbrug van rijkswege te
bevorderen, mits de gemeente het onderhoud en
de bediening dier brug voor hare rekening neme.
In dat geval zal de minister het maken der brug
in de staatsbégrooting voor 1878 aan de staten-
generaal voordragen.
Burgemeester en wethouders stellen voor genoe
gen te nemen met het aanbod van den minister.
De heer Laernoes wijst er op dat het onderhoud
eener schipbrug, uit ijzeren schepen bestaande,
voor de gemeente zeer kostbaar zal zijn. Zijns
inziens ware de gemeente misschien beter met
niemendal dan met zulk eene brug. Hij beroept
zich op de schipbrug te Arnhem. Wordt de
nieuwe weg verlegd, dan zal de behoefte aan
eene brug voor rijtuigen ook niet zoo dringend
zijn, om zich dergelijken onderhoudslast te moeten
getroosten.
De heer Kleijnhens was het voor een groot deel
met den heer Laernoes eens, doch sprak tevens
zijne overtuiging uit dat de brug niet zal ver
kregen worden als de raad de door den minister
gestelde voorwaarden niet aanneemt. Hij heeft
zich evenwel de vraag gesteld, of de vordering
der regeering wel billijk is tegenover Vlissingen,
en z. i. is veel daartegen te zeggen. Het marine
dok is tegenwoordig in den eigenlijken zin des
woords een bassin, eene binnenhaven van het
kanaal door WalchereD. De regeering noemt het
een zijtak van dat kanaal, en ook volgens de
politie-verordening maakt de marinehaven een
integreerend deel van het kanaal uit. Neemt men
nu in aanmerking dat aan beide zijden van het
kanaal overal de gemeenschap in alle opzichten
verzekerd is vanwege het rijk, dan mag het be
vreemdend heeten, dat de regeering dit ook niet
doet ten aanzien van eene brug over het marine
dok, als zijtak van het kanaal. Blijft de minister
bij zijn denkbeeld en vereenigt de raad zich daar
mede, dan zal zich te Vlissingen het vreemde
geval voordoen dat men op het rijks-kanaal heb
ben zal eene brug, gemaakt van rijkswege, maar
onderhouden en bediend op kosten der gemeente.
Bovendien, er is altijd gezegd dat eene brug over
het dok 140,000 zou moeten kosten, en nu zal
het rijk er met 70,000 afkomen, zoodat voor
dat belangrijk verschil het rijk gemakkelijk de
kosten van onderhoud en bediening der brug op
zich kan nemen. Hij acht het niet billyk dat die
last op de gemeente gelegd worde, en daarom zou
bij wenschen de geopperde bezwaren aan den
minister alsnog mede te deelen.
De heer Verkuyl Quakkelaar is het eens met
de meening van den heer Kleijnhens dat, als het
voorstel der regeering niet wordt aangenomen,
men geen brug krijgen zal. Wordt in dat geval
de gemeente over eenige jaren gedwongen tot het
maken eener brug voor eigen rekening, dan zal
zij daarenboven toch in de kosten van onderhoud
en bediening moeten voorzien. De nieuwe weg
achter de werf moet, indien er geen brug komt,
geheel nieuw bestraat worden, hetgeen minstens
20,000 zou kosten, welke som men bespaart
indien men eene brug krijgt. Hij zal dus vóór het
voorstel stemmen.
De heer Laernoes verklaart zich tegen het voor
stel het onderhoud der te maken brug zal eeuwig
durend zijn en na veertig jaren zal de gemeente
desnoods zelve eene brug kunnen maken uit de
bespaarde onderhoudskosten.
De heer Mortier, van den voorzitter vernomen
hebbende, dat de kosten van bediening en onder
houd globaal geschat worden op eene som van
ƒ2000 's jaars, verklaart dat dit bedrag hem niet
afschrikt en hij dus voor het voorstel stemmen zal.
De heer J. G. Hector zou bet voorstel willen
aannemen, onder beding dat de gemeente niet
meer dan ƒ2000 's jaars voor bediening en onder
houd zal moeten betalen.
De heer van Uije Pieterse meent, dat de dooi
de heeren Laernoes en Kleijnhens geopperde be
zwaren wel overweging verdienen. Ook hij gelooft
dat Vlissingen door het voorstel van den minister
niet billijk behandeld wordt en dat het wenschelijk is
bezwaren bij de regeering in te dienen. De gemeente
heeft altijd recht gehad op eene vaste brug.
De aan de Kon. Maatschappij „de Schelde" ver
leende concessie is oorzaak dat men geen vaste
brug krijgt. Nu men het meerdere missen moet en
de regeering alleen het mindere aanbiedt, moet zij
billijkerwijze ook voorzien in de kosten van be
diening en onderhoud eener vlottende brug. Dit
is geen gunst, maar een zedelijke verplichting
van het rijk.
De heer Pot zou voor het voorstel stemmen,
maar gaf in overweging bij den minister pogingen
aan te wenden om de gemeente van den meer-
genoemden last te ontheffen.
De heer J. Gr. Hector was het eens met den
heer van Uije Pieterse dat de regeering zedelijk
verplicht is om alle kosten der brug op zich te
nemen. Bij het indienen der bezwaren aan den
minister zou hij bovendien bepaald willen doen
uitkomen, dat alle andere bruggen over het kanaal
van rijkswege bediend en onderhouden worden,
en de brug over het marinedok dus eene uitzon
dering zou maken.
De heer de Kruijff merkt op, dat alle andere
bruggen strekken in het belang van alle bewoners
van Walcheren, maar eene brug over het marine
dok daarmede niet gelijk gesteld kan worden:
deze is meer bepaald van plaatselijk belang. De
gemeente heeft aan eene brug behoefte, want de
zoogenaamde nieuwe weg is allertreurigst. Neemt
de raad nu het voorstel van den minister niet
aan, dan vreest hij dat de minister zeggen zal
dat Vlissingen alles van anderen wil hebben en zelf
niets doen, dat zij zelfs opziet tegen de kosten van
onderhoud. En wat de genoemde zedelijke ver
plichting van het rijk betreft, gelooft hij niet dat
deze zwaar wegen zal.
De heer Quakkelaar gaat mede met het denk
beeld van den heer Kleijnhens om het voorstel
aan te nemen, maar den minister op de geopperde
bezwaren te wijzen en te trachten die te doen
wegnemen.
De heer van Uije Pieterse noemt dit het paard
achter den wagen spannen; hij wil het er liever
voor zetten en eerst trachten den minister te
overtuigen dat zijn voorstel niet zeer billijk is.
Misschien wordt de gemeente dan van onderhoud
en bediening beideof wel van het onderhoud
alleen vrijgesteld.
De heer J. J. P. Hector is het eens met het
denkbeeld van den vorigen spreker, overtuigd
dat het rijk zedelijk verplicht is de brug geheel
voor zijne rekening te nemen.
De heer Verkuijl Quakkelaar kon zich met het
voorstel van den heer van Uije Pieterse, om zich
alvorens eene beslissing te nemen tot den minister
te wenden, niet vereenigen. Bij aanneming daarvan
loopt men gevaar dat de minister zeggen zal dat
het te laat is om de brug op de staatsbégrooting
voor 1878 te brengen.
De heer van Uije Pieterse deelt dat bezwaar
niet, daar het hem vrij onverschillig is of men een
jaar langer wachten moet, met het oog op de kosten
van onderhoud. Bij een jaar uitstel wint men
een jaar onderhoud ad ƒ2000, zijnde de intrest
van een kapitaal van f 40,000.
Het straks genoemde voorstel van het dagelijksch
bestuur tot aanneming van het voorstel der regee
ring wordt alsnu ingetrokken, en daarentegen in
stemming gebracht het voorstel van den heer van
Uije Pieterse, om alvorens te beslissen de bestaande
bezwaren aan den minister kenbaar te maken.
Dit voorstel wordt met 7 tegen 6 stemmen
verworpen. Voor stemden de heeren Schraver,
van Uije Pieterse, Ockers, J. G. Hector, J. J. P.
Hector en Laernoes.
Vervolgens werd met algemeene stemmen aan
genomen het voorstel van den heer Kleijnhens
om het voorstel van den minister in beginsel aan
te nemen, maar de bestaande bezwaren hem alsnog
kenbaar te maken, in de hoop dat die zullen weg
genomen worden.
(Het ontslag en de benoeming eener gemeente
vroedvrouw hebben wij gisteren reeds gemeld.)
De zitting gaat alsnu over in eene met gesloten
deuren ter behandeling der bezwaarschriften tegen
het kohier der plaatselijke directe belastiDg op de
inkomsten voor 1877.
De behandeling zal in eene a.Vrijdag namiddag
te houden zitting worden voortgezet.
Zitting van Woensdag 4 April.
Voorzitter de heer Blaaubeen.
Afwezig met kennisgeving de heeren Fransen
van de Putte en Busing, zonder kennisgeving
de heeren Delbaere en Quist.
De notulen der vorige vergadering worden na
voorlezing goedgekeurd.
De voorzitter doet de volgende mededeelingen
1. dat op Zaterdag 24 Maart is aanbesteed het
onderhoud en schoonmaken der scholen, gebouwen
en andere werken der gemeente, en het werk als
minste inschrijvers is gegund aan: a J. Snoep Hz.
de herstelling en het schoonmaken der scholen in 2
perceelen voor 383.72 en 956.52; b dezelfde,
herstelling openbare gebouwen, kaaimuren, brug
gen enz. voor ƒ997.63; c H. Boet, schoonmaken
raadhuis voor 155; d dezelfde, het maken van
2 zinkputten voor ƒ204; en e W. de Beste, onder
houd verhuurde gebouwen voor 69;
2. dat de kiezerslijsten den 28en Maart zijn vast
gesteld zonder dat bezwaarschriften zijn ingediend,
terwijl de rijks-ontvanger een woord van lof ver
dient voor de nette wijze, waarop de lijst der
belastingschuldigen is samengesteld;
3. dat aan J. Strijd vermindering zijner pacht
som is toegestaan aan den berm van den West-
havendijk, ad ƒ5 voor het innemen van gemeen
tegrond.
Worden ter tafel gebracht:
1. Van gedeputeerde staten goedkeuring der
vastgestelde verordening tot wegneming en ver
nietiging van rupsennesten, waarvan de afkondi
ging heden zal geschieden.
2. Het proces-verbaal der opneming van kas en
boeken bij den gemeenteontvanger op 30 Maart
1877, waaruit blijkt dat in kas was en behoorde
te zijn 15583.92. Voor notificatie aangenomen.
3. Adres van den heer W. L. Kakebeeke om
vrijstelling van betaling van zijne contributie over
1874, voor het stellen van een nummer verwisselaar
bij de schutterij, met advies van burgemeester en
wethouders om hierop afwijzend te beschikken; wordt
alzoo besloten met algemeene stemmen.
4. Jaarverslag van de schoolcommissie over 1876;
ter visie voor de leden, om daarna in het gemeente
verslag over 1876 te worden opgenomen.
5. Eenige rapporten van de financieele commis
sie, te renvooieren naar burgemeester en wethouders.
Daarna is aan de orde de beschikking op re
clamation in zake den aanslag in den hoofdelijken
omslag en wordt met algemeene stemmen besloten
vrij te stellen B. de Vlieger en W. J. Hartman;
over te brengenM. Labeur van de 6e naar de
4e klasse, wed. Eochefort—de Leeuw van de 8e
naar de 6e, A. C. de Jonge van de 9e naar de 8e,
M. J. Soutendam van de 16e naar de 15« en
J. A. Fransen van de Putte van de 28" naar de 25"
klasse; te handhaven: W. Leempoel in de le
klasse, M. C. Kerspel in de 5e, L. Marinusse in
de 7e, W. Oense in de 8", C. J. van Sluijs in de
10e en J. P, Boshoff in de 13° klasse; weduwe
L. J. P. KakebeekeVader in 29e klasse; niet
te behandelen wed. H. MaartenseDonk als niet
aangeslagen en H. J. Slieger te laat ingediend
Wordt alzoo het kohier vastgesteld tot een bedrag
van 27135.42 met een factor van 84. En einde
lijk wordt het kohier van de honden vermeerderd
met een bedrag van 18 en alzoo vastgesteld tot
een som van 509, door het ontdekken van nog
7 honden die niet op het kohier voorkwamen.
De voorzitter sluit daarna de vergadering.
Zitting van Dinsdag 3 April.
Afwezig zijn de heeren Houwer, Koole en La
brijn.
Na lezing en goedkeuring der notulen van de
vorige vergadering komt o. a. ter tafel.
Een brief van den heer E. A. Remij verzoekende
ontslag als secretaris der openbare brei- en naai
school wegens vertrek naar elders, hetwelk eervol
onder dankbetuiging voor de bewezen diensten
wordt verleend.
In zijne plaats wordt benoemd de heer E. Snellen.
Een verzoekschrift van mej. K. J. Kasteleijn ge
meente-vroedvrouw om verhooging harer jaarwedde.
Op voorstel van B. en W. wordt besloten de
jaarwedde van 200 tot ƒ300 te verhoogen.
Een brief van den heer R. Koole, houdende
kennisgeving dat hij zijn ontslag neemt als lid
van den raad, wordt voor kennisgeving aangenomen.
Tot leden van het bureau van stemopneming
voor de verkiezing van een raadslid op 17 April
e. k. worden gekozen de heeren Mulock Houwer
en Pilaar en de overige leden als stemopnemers.
Een verzoekschrift van den heer M. F. C.
de Kater, om de boomen voor zijne woning staande
voor zijne rekening te mogen roeien tegen genot
van het daaraf komende hout. Op voorstel van
B. en W. wordt hierop gunstig beschikt onder
voorwaarden daarvoor nieuwe boomen in de plaats
te planten.
Komt in behandeling een verzoekschrift van
den heer D. B. P. Zuurdeeg, verzoekende om als
nog op de kiezerslijsten te brengen den naam van
den heer C. van der Lek de Clercq. B. en W.
stellen voor hierop afwijzend te beschikken.
Het wordt gesteld in handen van de heeren Schnei
ders van Greijffenswert, Ochtman en Pilaar om
daarop staande vergadering rapport uit te bren
gen. Hierop was de zitting eenige oogenblik-
ken geschorst. Heropend zijnde brengt de heer
Schneiders namens de commissie ad hoe rapport
uit op bovengenoemd verzoekschrift, strekkende
om, aangezien de omstandigheden onder welke de
raad ten vorige jare besloot, den naam van den
heer mr. de Clercq op de kiezerslijsten te brengen
dezelfde zijn gebleven, daarbij ook nu te blijven
volharden en mitsdien dien naam alsnog op de
kiezerslijsten te brengen. Dienovereenkomstig wordt
besloten met 5 tegen 3 stemmen, die van de
heeren de Jonge, Moens en Boeije, hebbende de
heeren Fokker en Moolenburgh zich van stemming
onthouden.
Wordt vastgesteld het kohier der hondenbelas
ting voor 1877 op 531.
De rekening van het pensioenfonds van gemeen
te ambtenaren wordt overeekomstig het advies der
commissie ad hoe goedgekeurd in ontvang en uit
gaaf op 935.68$. De bijdrage door de gemeen
te bedroeg 483.30.
De eindrekening van het fonds voor verminkten
eh gekwetsten bij brand wordt goedgekeurd in
ontvang op 1053.91$, in uitgaaf op 1053,95$
kwaad slot 0,04 overeenkomstig het advies der
commissie ad hoe.
Hierna wordt de vergadering gesloten.
Geheel de Europeesche pers is in rep en roer
over wat zij noemt „den val van von Bismarck",
en indien de rijkskanselier wellicht een April
grap had willen hebben zou hij er geen hebben
kunnen bedenken waarvan hij meer satisfactie
had. Hoe het zij ernst of kortswijlprins Bis
marck kan nu vernemen welke de publieke opinie
in Europa is en wie of zijn vrienden en vijanden
zijn, want gelijk men gewoon is de opkomende
zon te aanbidden, is men evenzeer geneigd den
Staf te breken over hem wiens macht en invloed
verminderen of dreigen te verminderen. De Mor-
ning-Post zegt openhartig, dat zij deze gebeur
tenis als een zegen voor Europa beschouwt,
omdat daardoor uit den raad der Europeesche
mogendheden een voortdurende bron van oneenig-
heid' zal worden verwijderd. Het blad is over
tuigd, dat men thans gunstige gevolgen kan
verwachten van het Londensche protocol. Daily-
Telegraph en Pall Mall Gazette toonen zich even
eens voldaan over de aftreding van von Bismarck.
Niet minder is dit het geval te Parijs, waar hij
beschouwd wordt als de verpersoonlijking van het
antagonisme tusschen Duitschland en Frankrijk.
Hoewel de Times zich veel gematigder uitlaat
brengt zij toch ook de handelwijs van den rijks
kanselier in verband met de Oostersche quaestie
en is overtuigd, dat hij, wanneer in weerwil der
onderteekening van het protocol, de oorlog in het
Zuidoosten van Europa mocht uitbreken, weder
aan de regeering zal terugkeeren, want het is
een onloochenbare waarheid dat Duitschland geen
ander zoo bekwaam politiek man heeft aan te
wijzen als prins Bismarck is.
Opmerkenswaardig is, dat terwijl in de berich
ten die tot nogtoe werden medegedeeld, van den
gezondheidstoestand van den prins volstrekt niet
als hoofdzaak sprake was, maar wel van onder
scheidene onaangenaamheden door hem in de
binnenlandsche politiek, ook in de hofkringen
ondervonden, thans de Provincial Correspondenz
uitdrukkelijk verzekert, dat, daar de gezondheid
van den prins ernstig is geschokt, hij heeft
verzocht van zijne betrekking te worden ontsla
gen waarop de keizer hem een verlof van
een jaar heeft toegestaan zonder dat eenige
verandering zal worden gebracht in het bestuur
der binnen-of buitenlandsche zaken, zoodat bij
slot van rekening de toestand weder dezelfde
wordt als in de laatste jaren meermalen bet geval
was: prins Bismarck neemt groot verlof, maar
verschijnt als de omstandigheden het eischen weer
op het tooneel om persoonlijk in de zaken in te
grijpen.
Laatstgenoemd orgaan deelt ook mede, dat aan
de Porte onmiddellijk mededeeling is gedaan van
de onderteekening van het protocol door de
vertegenwoordigers der groote mogendheden. Hoe
wel de publieke opinie in Duitschland grooten-
deels van meening is, dat het te eeniger tijd in het
Oosten tot een oorlog zal komen, dringen toch de
officieuse organen er sterk op aan dat de thans
bestaande overeenstemming tusschen de mogend
heden de Porte zal bewegen om voldoende waar
borgen te geven voor de rechtvaardige eischen
van Europa eu dat daardoor het dreigende
oorlogsgevaar zal worden afgewend. Duitschland
heeft in de laatste onderhandelingen medegewerkt
om, in het belang van den Europeeschen vrede,
overeenstemming te bewerken tusschen de mogend
heden en vooral tusschen Engeland en Rusland.
Geen wonder dat het zijne pogingen gaarne met
een gunstig gevolg wenscht bekroond te zien; de
taal van genoemde organen heeft dan ook waar
schijnlijk ten doel zekere pressie uit te oefenen
op Turkije.
Het verblijf van de Fransche ministers Jules
Simon en Léon Say te Rome wekt zeer de
aandacht te Parijs. In politieke kringen aldaar
verzekert men, dat genoemde ministers conferenties
zullen hebben met verschillende Italiaansche staats
lieden niet alleen om te onderhandelen over de
grondslagen voor een handelstraktaat, maar ook
over de eventualiteiten die zich kunnen voordoen
bij den dood van den paus, wiens gezondheids
toestand in de laatste dagen weder gunstiger is.
Reeds sedert verscheidene dagen zoo wordt
uit Berlijn gemeld zijn geruchten in omloop
over de aftreding van den rijkskanselier. Zij zijn
ontstaan op het oogenblik toen de heer von Stosch
weder zijne betrekking als chef der admiraliteit
hervatte. Zulke geruchten ten aanzien van prins
Bismarck zijn echter volstrekt niet nieuw, daar
zij bijna ieder jaar zijn voorgekomen, doch telkens
spoorloos zijn verdwenen en ditmaal werd er nog
minder geloof aan gehecht, omdat niet alleen de
keizer en de kroonprins, maar zelfs de admiraal
von Stosch den rijkskanselier op zijn verjaardag
kwamen gelukwenschen.
Het big kt echter, dat ditmaal de geruchten niet
ongegrond waren. Prins Bismarck heeft wel dege
lijk zijn ontslag aangeboden en, in weerwil van de
levendige bemoeiingen van den keizer en den
kroonprins, het niet willen intrekken, maar zich
ten slotte tevreden gesteld met een verlof voor
een jaar. Binnen weinige dagen zal hij reeds naar
Varzin vertrekken. Zpn artsen wenschten dat hij
reeds in Mei naar Kissingen zoude gaan, doch of
hij hiertoe zal besluiten of, overeenkomstig den
wensch zijner familie, een reis naar Engeland zal
ondernemen, is nog twijfelachtig.
In Pruisen wordt, volgens de wettelijke bepa
lingen, zijne betrekking waargenomen door den
vice-president van het staats-ministerie, den minister
van financiën Camphausenin rijksaangelegenheden
wordt hij vervangen door den staatssecretaris von
Bülow voor buitenlandsche en door den staatsmi
nister Hoffmann voor binnenlandsche aangelegen
heden. Daar velen van gevoelen zijn, dat het
verlof slechts een voorbode is van zijn aanstaande
aftreding, heerscht daarover groote verslagenheid.
Onder de velen die als zijn eventueele opvolgers
worden genoemd schijnt het meest in aanmerking
te komen de Duitsche gezant te Weenen graaf
Otto zu Stolberg Wernigerode. Reeds vroeger,
toen er sprake was van zijne aftreding, heeft von
Bismarck op hem de aandacht gevestigd, als een
geschikt opvolger en met het oog daarop den
wensch geuit, dat hij eerst nog eenigen tijd in een
belangrijken gezantschapspost zou werkzaam wezen.
Eindelijk wordt nog vermeld, dat er mogelijkheid
bestaat op den terugkeer van den minister Del-
biiick in den dienst van het rgk.
Binnengekomen te Vlissingen de Engelsche
stoomboot Monaco, gezagv. Bevan, geladen met
ijzererts, komende van Bilbao.
Middelburg, 5 April. Door het aanvangen met
den veldarbeid was de aanvoer uit Walcheren
geringmeest tarwe en bruineboonen. Door
de hooge vraagprijzen der landlieden bepaalde
het nog verhandelde in tarwe zich bijna geheel
voor consumtie. üok van buiten was weinig ter
markt. De handel was onbeduidendin de prijs-
noteeringen der verschillende artikelen is geen
verandering op te geven.
Ter veemarkt van heden waren aangevoerd;