BUITENLAND. Bismarck's aftreding. Zeetijdi nge n. Handelsberichten. Gemeenteraad van Vlissingen, Gemeenteraad van Goes, Gemeenteraad van Zierikzee, Algemeen Overzicht. Graanmarkten enz. Zitting van Woensdag 4 April. Voorzitter de heer Winkelman. Waarnemend secretaris de heer van der Bilt, griffier. De resumtie der notulen van de vorige verga dering wordt tot eene volgende aangehouden. Bij de uitlotiug van twee aandeelen in de geldïeening ad 66000 worden getrokken de n°\ 29 en 20, en van drie aandeelen in de geld ieening ad ƒ200,000 de noa 49, 70 en 111. Een verzoek van regenten over het gasthuis om machtiging tot het doen van af- en overschrijving op de begrooting hunner administratie wordt ingewilligd. Insgelijks wordt gunstig beschikt op een der gelijk verzoek van regenten over het weeshuis. Wordt gelezen het rapport der commissie, bestaande uit de heeren J. J. P. Hector, Wibaut en Pot, belast geweest met een onderzoek omtrent eene verplaatsing van den beerput. Uit dit rap port blijkt dat der commissie als de meest geschikte plaats voor den beerput voorkomt het terrein achter den nieuwen molon, zijnde een gedeelte van de voormalige verdedigingswerken. De voorzitter stelt namens burgemeester en wethouders voor, de commissie diligent te verklaren en haar te verzoeken met den gemeentebouwmeester in overleg te treden ten aanzien van een raming van kosten en het maken van een bestek, en voorts te overwegen of, na het einde van het loopende contract, zal worden overgegaan tot eene com- postbereidingdan wel de tegenwoordige wijze van het ophalen en verkoopen van beer en vuilnis zal bestendigd blijven. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. Voorts wordt gelezen een brief van den com missaris des konings in Zeelanddie daarin mede deelt dat de koninklijke maatschappij „de Schelde" zich beslist verzet tegen het maken eener vaste brug over het marinedokdoch de minister van binnenlandsche zaken zich bereid heeft verklaard het maken eener schipbrug van rijkswege te bevorderen, mits de gemeente het onderhoud en de bediening dier brug voor hare rekening neme. In dat geval zal de minister het maken der brug in de staatsbégrooting voor 1878 aan de staten- generaal voordragen. Burgemeester en wethouders stellen voor genoe gen te nemen met het aanbod van den minister. De heer Laernoes wijst er op dat het onderhoud eener schipbrug, uit ijzeren schepen bestaande, voor de gemeente zeer kostbaar zal zijn. Zijns inziens ware de gemeente misschien beter met niemendal dan met zulk eene brug. Hij beroept zich op de schipbrug te Arnhem. Wordt de nieuwe weg verlegd, dan zal de behoefte aan eene brug voor rijtuigen ook niet zoo dringend zijn, om zich dergelijken onderhoudslast te moeten getroosten. De heer Kleijnhens was het voor een groot deel met den heer Laernoes eens, doch sprak tevens zijne overtuiging uit dat de brug niet zal ver kregen worden als de raad de door den minister gestelde voorwaarden niet aanneemt. Hij heeft zich evenwel de vraag gesteld, of de vordering der regeering wel billijk is tegenover Vlissingen, en z. i. is veel daartegen te zeggen. Het marine dok is tegenwoordig in den eigenlijken zin des woords een bassin, eene binnenhaven van het kanaal door WalchereD. De regeering noemt het een zijtak van dat kanaal, en ook volgens de politie-verordening maakt de marinehaven een integreerend deel van het kanaal uit. Neemt men nu in aanmerking dat aan beide zijden van het kanaal overal de gemeenschap in alle opzichten verzekerd is vanwege het rijk, dan mag het be vreemdend heeten, dat de regeering dit ook niet doet ten aanzien van eene brug over het marine dok, als zijtak van het kanaal. Blijft de minister bij zijn denkbeeld en vereenigt de raad zich daar mede, dan zal zich te Vlissingen het vreemde geval voordoen dat men op het rijks-kanaal heb ben zal eene brug, gemaakt van rijkswege, maar onderhouden en bediend op kosten der gemeente. Bovendien, er is altijd gezegd dat eene brug over het dok 140,000 zou moeten kosten, en nu zal het rijk er met 70,000 afkomen, zoodat voor dat belangrijk verschil het rijk gemakkelijk de kosten van onderhoud en bediening der brug op zich kan nemen. Hij acht het niet billyk dat die last op de gemeente gelegd worde, en daarom zou bij wenschen de geopperde bezwaren aan den minister alsnog mede te deelen. De heer Verkuyl Quakkelaar is het eens met de meening van den heer Kleijnhens dat, als het voorstel der regeering niet wordt aangenomen, men geen brug krijgen zal. Wordt in dat geval de gemeente over eenige jaren gedwongen tot het maken eener brug voor eigen rekening, dan zal zij daarenboven toch in de kosten van onderhoud en bediening moeten voorzien. De nieuwe weg achter de werf moet, indien er geen brug komt, geheel nieuw bestraat worden, hetgeen minstens 20,000 zou kosten, welke som men bespaart indien men eene brug krijgt. Hij zal dus vóór het voorstel stemmen. De heer Laernoes verklaart zich tegen het voor stel het onderhoud der te maken brug zal eeuwig durend zijn en na veertig jaren zal de gemeente desnoods zelve eene brug kunnen maken uit de bespaarde onderhoudskosten. De heer Mortier, van den voorzitter vernomen hebbende, dat de kosten van bediening en onder houd globaal geschat worden op eene som van ƒ2000 's jaars, verklaart dat dit bedrag hem niet afschrikt en hij dus voor het voorstel stemmen zal. De heer J. G. Hector zou bet voorstel willen aannemen, onder beding dat de gemeente niet meer dan ƒ2000 's jaars voor bediening en onder houd zal moeten betalen. De heer van Uije Pieterse meent, dat de dooi de heeren Laernoes en Kleijnhens geopperde be zwaren wel overweging verdienen. Ook hij gelooft dat Vlissingen door het voorstel van den minister niet billijk behandeld wordt en dat het wenschelijk is bezwaren bij de regeering in te dienen. De gemeente heeft altijd recht gehad op eene vaste brug. De aan de Kon. Maatschappij „de Schelde" ver leende concessie is oorzaak dat men geen vaste brug krijgt. Nu men het meerdere missen moet en de regeering alleen het mindere aanbiedt, moet zij billijkerwijze ook voorzien in de kosten van be diening en onderhoud eener vlottende brug. Dit is geen gunst, maar een zedelijke verplichting van het rijk. De heer Pot zou voor het voorstel stemmen, maar gaf in overweging bij den minister pogingen aan te wenden om de gemeente van den meer- genoemden last te ontheffen. De heer J. Gr. Hector was het eens met den heer van Uije Pieterse dat de regeering zedelijk verplicht is om alle kosten der brug op zich te nemen. Bij het indienen der bezwaren aan den minister zou hij bovendien bepaald willen doen uitkomen, dat alle andere bruggen over het kanaal van rijkswege bediend en onderhouden worden, en de brug over het marinedok dus eene uitzon dering zou maken. De heer de Kruijff merkt op, dat alle andere bruggen strekken in het belang van alle bewoners van Walcheren, maar eene brug over het marine dok daarmede niet gelijk gesteld kan worden: deze is meer bepaald van plaatselijk belang. De gemeente heeft aan eene brug behoefte, want de zoogenaamde nieuwe weg is allertreurigst. Neemt de raad nu het voorstel van den minister niet aan, dan vreest hij dat de minister zeggen zal dat Vlissingen alles van anderen wil hebben en zelf niets doen, dat zij zelfs opziet tegen de kosten van onderhoud. En wat de genoemde zedelijke ver plichting van het rijk betreft, gelooft hij niet dat deze zwaar wegen zal. De heer Quakkelaar gaat mede met het denk beeld van den heer Kleijnhens om het voorstel aan te nemen, maar den minister op de geopperde bezwaren te wijzen en te trachten die te doen wegnemen. De heer van Uije Pieterse noemt dit het paard achter den wagen spannen; hij wil het er liever voor zetten en eerst trachten den minister te overtuigen dat zijn voorstel niet zeer billijk is. Misschien wordt de gemeente dan van onderhoud en bediening beideof wel van het onderhoud alleen vrijgesteld. De heer J. J. P. Hector is het eens met het denkbeeld van den vorigen spreker, overtuigd dat het rijk zedelijk verplicht is de brug geheel voor zijne rekening te nemen. De heer Verkuijl Quakkelaar kon zich met het voorstel van den heer van Uije Pieterse, om zich alvorens eene beslissing te nemen tot den minister te wenden, niet vereenigen. Bij aanneming daarvan loopt men gevaar dat de minister zeggen zal dat het te laat is om de brug op de staatsbégrooting voor 1878 te brengen. De heer van Uije Pieterse deelt dat bezwaar niet, daar het hem vrij onverschillig is of men een jaar langer wachten moet, met het oog op de kosten van onderhoud. Bij een jaar uitstel wint men een jaar onderhoud ad ƒ2000, zijnde de intrest van een kapitaal van f 40,000. Het straks genoemde voorstel van het dagelijksch bestuur tot aanneming van het voorstel der regee ring wordt alsnu ingetrokken, en daarentegen in stemming gebracht het voorstel van den heer van Uije Pieterse, om alvorens te beslissen de bestaande bezwaren aan den minister kenbaar te maken. Dit voorstel wordt met 7 tegen 6 stemmen verworpen. Voor stemden de heeren Schraver, van Uije Pieterse, Ockers, J. G. Hector, J. J. P. Hector en Laernoes. Vervolgens werd met algemeene stemmen aan genomen het voorstel van den heer Kleijnhens om het voorstel van den minister in beginsel aan te nemen, maar de bestaande bezwaren hem alsnog kenbaar te maken, in de hoop dat die zullen weg genomen worden. (Het ontslag en de benoeming eener gemeente vroedvrouw hebben wij gisteren reeds gemeld.) De zitting gaat alsnu over in eene met gesloten deuren ter behandeling der bezwaarschriften tegen het kohier der plaatselijke directe belastiDg op de inkomsten voor 1877. De behandeling zal in eene a.Vrijdag namiddag te houden zitting worden voortgezet. Zitting van Woensdag 4 April. Voorzitter de heer Blaaubeen. Afwezig met kennisgeving de heeren Fransen van de Putte en Busing, zonder kennisgeving de heeren Delbaere en Quist. De notulen der vorige vergadering worden na voorlezing goedgekeurd. De voorzitter doet de volgende mededeelingen 1. dat op Zaterdag 24 Maart is aanbesteed het onderhoud en schoonmaken der scholen, gebouwen en andere werken der gemeente, en het werk als minste inschrijvers is gegund aan: a J. Snoep Hz. de herstelling en het schoonmaken der scholen in 2 perceelen voor 383.72 en 956.52; b dezelfde, herstelling openbare gebouwen, kaaimuren, brug gen enz. voor ƒ997.63; c H. Boet, schoonmaken raadhuis voor 155; d dezelfde, het maken van 2 zinkputten voor ƒ204; en e W. de Beste, onder houd verhuurde gebouwen voor 69; 2. dat de kiezerslijsten den 28en Maart zijn vast gesteld zonder dat bezwaarschriften zijn ingediend, terwijl de rijks-ontvanger een woord van lof ver dient voor de nette wijze, waarop de lijst der belastingschuldigen is samengesteld; 3. dat aan J. Strijd vermindering zijner pacht som is toegestaan aan den berm van den West- havendijk, ad ƒ5 voor het innemen van gemeen tegrond. Worden ter tafel gebracht: 1. Van gedeputeerde staten goedkeuring der vastgestelde verordening tot wegneming en ver nietiging van rupsennesten, waarvan de afkondi ging heden zal geschieden. 2. Het proces-verbaal der opneming van kas en boeken bij den gemeenteontvanger op 30 Maart 1877, waaruit blijkt dat in kas was en behoorde te zijn 15583.92. Voor notificatie aangenomen. 3. Adres van den heer W. L. Kakebeeke om vrijstelling van betaling van zijne contributie over 1874, voor het stellen van een nummer verwisselaar bij de schutterij, met advies van burgemeester en wethouders om hierop afwijzend te beschikken; wordt alzoo besloten met algemeene stemmen. 4. Jaarverslag van de schoolcommissie over 1876; ter visie voor de leden, om daarna in het gemeente verslag over 1876 te worden opgenomen. 5. Eenige rapporten van de financieele commis sie, te renvooieren naar burgemeester en wethouders. Daarna is aan de orde de beschikking op re clamation in zake den aanslag in den hoofdelijken omslag en wordt met algemeene stemmen besloten vrij te stellen B. de Vlieger en W. J. Hartman; over te brengenM. Labeur van de 6e naar de 4e klasse, wed. Eochefort—de Leeuw van de 8e naar de 6e, A. C. de Jonge van de 9e naar de 8e, M. J. Soutendam van de 16e naar de 15« en J. A. Fransen van de Putte van de 28" naar de 25" klasse; te handhaven: W. Leempoel in de le klasse, M. C. Kerspel in de 5e, L. Marinusse in de 7e, W. Oense in de 8", C. J. van Sluijs in de 10e en J. P, Boshoff in de 13° klasse; weduwe L. J. P. KakebeekeVader in 29e klasse; niet te behandelen wed. H. MaartenseDonk als niet aangeslagen en H. J. Slieger te laat ingediend Wordt alzoo het kohier vastgesteld tot een bedrag van 27135.42 met een factor van 84. En einde lijk wordt het kohier van de honden vermeerderd met een bedrag van 18 en alzoo vastgesteld tot een som van 509, door het ontdekken van nog 7 honden die niet op het kohier voorkwamen. De voorzitter sluit daarna de vergadering. Zitting van Dinsdag 3 April. Afwezig zijn de heeren Houwer, Koole en La brijn. Na lezing en goedkeuring der notulen van de vorige vergadering komt o. a. ter tafel. Een brief van den heer E. A. Remij verzoekende ontslag als secretaris der openbare brei- en naai school wegens vertrek naar elders, hetwelk eervol onder dankbetuiging voor de bewezen diensten wordt verleend. In zijne plaats wordt benoemd de heer E. Snellen. Een verzoekschrift van mej. K. J. Kasteleijn ge meente-vroedvrouw om verhooging harer jaarwedde. Op voorstel van B. en W. wordt besloten de jaarwedde van 200 tot ƒ300 te verhoogen. Een brief van den heer R. Koole, houdende kennisgeving dat hij zijn ontslag neemt als lid van den raad, wordt voor kennisgeving aangenomen. Tot leden van het bureau van stemopneming voor de verkiezing van een raadslid op 17 April e. k. worden gekozen de heeren Mulock Houwer en Pilaar en de overige leden als stemopnemers. Een verzoekschrift van den heer M. F. C. de Kater, om de boomen voor zijne woning staande voor zijne rekening te mogen roeien tegen genot van het daaraf komende hout. Op voorstel van B. en W. wordt hierop gunstig beschikt onder voorwaarden daarvoor nieuwe boomen in de plaats te planten. Komt in behandeling een verzoekschrift van den heer D. B. P. Zuurdeeg, verzoekende om als nog op de kiezerslijsten te brengen den naam van den heer C. van der Lek de Clercq. B. en W. stellen voor hierop afwijzend te beschikken. Het wordt gesteld in handen van de heeren Schnei ders van Greijffenswert, Ochtman en Pilaar om daarop staande vergadering rapport uit te bren gen. Hierop was de zitting eenige oogenblik- ken geschorst. Heropend zijnde brengt de heer Schneiders namens de commissie ad hoe rapport uit op bovengenoemd verzoekschrift, strekkende om, aangezien de omstandigheden onder welke de raad ten vorige jare besloot, den naam van den heer mr. de Clercq op de kiezerslijsten te brengen dezelfde zijn gebleven, daarbij ook nu te blijven volharden en mitsdien dien naam alsnog op de kiezerslijsten te brengen. Dienovereenkomstig wordt besloten met 5 tegen 3 stemmen, die van de heeren de Jonge, Moens en Boeije, hebbende de heeren Fokker en Moolenburgh zich van stemming onthouden. Wordt vastgesteld het kohier der hondenbelas ting voor 1877 op 531. De rekening van het pensioenfonds van gemeen te ambtenaren wordt overeekomstig het advies der commissie ad hoe goedgekeurd in ontvang en uit gaaf op 935.68$. De bijdrage door de gemeen te bedroeg 483.30. De eindrekening van het fonds voor verminkten eh gekwetsten bij brand wordt goedgekeurd in ontvang op 1053.91$, in uitgaaf op 1053,95$ kwaad slot 0,04 overeenkomstig het advies der commissie ad hoe. Hierna wordt de vergadering gesloten. Geheel de Europeesche pers is in rep en roer over wat zij noemt „den val van von Bismarck", en indien de rijkskanselier wellicht een April grap had willen hebben zou hij er geen hebben kunnen bedenken waarvan hij meer satisfactie had. Hoe het zij ernst of kortswijlprins Bis marck kan nu vernemen welke de publieke opinie in Europa is en wie of zijn vrienden en vijanden zijn, want gelijk men gewoon is de opkomende zon te aanbidden, is men evenzeer geneigd den Staf te breken over hem wiens macht en invloed verminderen of dreigen te verminderen. De Mor- ning-Post zegt openhartig, dat zij deze gebeur tenis als een zegen voor Europa beschouwt, omdat daardoor uit den raad der Europeesche mogendheden een voortdurende bron van oneenig- heid' zal worden verwijderd. Het blad is over tuigd, dat men thans gunstige gevolgen kan verwachten van het Londensche protocol. Daily- Telegraph en Pall Mall Gazette toonen zich even eens voldaan over de aftreding van von Bismarck. Niet minder is dit het geval te Parijs, waar hij beschouwd wordt als de verpersoonlijking van het antagonisme tusschen Duitschland en Frankrijk. Hoewel de Times zich veel gematigder uitlaat brengt zij toch ook de handelwijs van den rijks kanselier in verband met de Oostersche quaestie en is overtuigd, dat hij, wanneer in weerwil der onderteekening van het protocol, de oorlog in het Zuidoosten van Europa mocht uitbreken, weder aan de regeering zal terugkeeren, want het is een onloochenbare waarheid dat Duitschland geen ander zoo bekwaam politiek man heeft aan te wijzen als prins Bismarck is. Opmerkenswaardig is, dat terwijl in de berich ten die tot nogtoe werden medegedeeld, van den gezondheidstoestand van den prins volstrekt niet als hoofdzaak sprake was, maar wel van onder scheidene onaangenaamheden door hem in de binnenlandsche politiek, ook in de hofkringen ondervonden, thans de Provincial Correspondenz uitdrukkelijk verzekert, dat, daar de gezondheid van den prins ernstig is geschokt, hij heeft verzocht van zijne betrekking te worden ontsla gen waarop de keizer hem een verlof van een jaar heeft toegestaan zonder dat eenige verandering zal worden gebracht in het bestuur der binnen-of buitenlandsche zaken, zoodat bij slot van rekening de toestand weder dezelfde wordt als in de laatste jaren meermalen bet geval was: prins Bismarck neemt groot verlof, maar verschijnt als de omstandigheden het eischen weer op het tooneel om persoonlijk in de zaken in te grijpen. Laatstgenoemd orgaan deelt ook mede, dat aan de Porte onmiddellijk mededeeling is gedaan van de onderteekening van het protocol door de vertegenwoordigers der groote mogendheden. Hoe wel de publieke opinie in Duitschland grooten- deels van meening is, dat het te eeniger tijd in het Oosten tot een oorlog zal komen, dringen toch de officieuse organen er sterk op aan dat de thans bestaande overeenstemming tusschen de mogend heden de Porte zal bewegen om voldoende waar borgen te geven voor de rechtvaardige eischen van Europa eu dat daardoor het dreigende oorlogsgevaar zal worden afgewend. Duitschland heeft in de laatste onderhandelingen medegewerkt om, in het belang van den Europeeschen vrede, overeenstemming te bewerken tusschen de mogend heden en vooral tusschen Engeland en Rusland. Geen wonder dat het zijne pogingen gaarne met een gunstig gevolg wenscht bekroond te zien; de taal van genoemde organen heeft dan ook waar schijnlijk ten doel zekere pressie uit te oefenen op Turkije. Het verblijf van de Fransche ministers Jules Simon en Léon Say te Rome wekt zeer de aandacht te Parijs. In politieke kringen aldaar verzekert men, dat genoemde ministers conferenties zullen hebben met verschillende Italiaansche staats lieden niet alleen om te onderhandelen over de grondslagen voor een handelstraktaat, maar ook over de eventualiteiten die zich kunnen voordoen bij den dood van den paus, wiens gezondheids toestand in de laatste dagen weder gunstiger is. Reeds sedert verscheidene dagen zoo wordt uit Berlijn gemeld zijn geruchten in omloop over de aftreding van den rijkskanselier. Zij zijn ontstaan op het oogenblik toen de heer von Stosch weder zijne betrekking als chef der admiraliteit hervatte. Zulke geruchten ten aanzien van prins Bismarck zijn echter volstrekt niet nieuw, daar zij bijna ieder jaar zijn voorgekomen, doch telkens spoorloos zijn verdwenen en ditmaal werd er nog minder geloof aan gehecht, omdat niet alleen de keizer en de kroonprins, maar zelfs de admiraal von Stosch den rijkskanselier op zijn verjaardag kwamen gelukwenschen. Het big kt echter, dat ditmaal de geruchten niet ongegrond waren. Prins Bismarck heeft wel dege lijk zijn ontslag aangeboden en, in weerwil van de levendige bemoeiingen van den keizer en den kroonprins, het niet willen intrekken, maar zich ten slotte tevreden gesteld met een verlof voor een jaar. Binnen weinige dagen zal hij reeds naar Varzin vertrekken. Zpn artsen wenschten dat hij reeds in Mei naar Kissingen zoude gaan, doch of hij hiertoe zal besluiten of, overeenkomstig den wensch zijner familie, een reis naar Engeland zal ondernemen, is nog twijfelachtig. In Pruisen wordt, volgens de wettelijke bepa lingen, zijne betrekking waargenomen door den vice-president van het staats-ministerie, den minister van financiën Camphausenin rijksaangelegenheden wordt hij vervangen door den staatssecretaris von Bülow voor buitenlandsche en door den staatsmi nister Hoffmann voor binnenlandsche aangelegen heden. Daar velen van gevoelen zijn, dat het verlof slechts een voorbode is van zijn aanstaande aftreding, heerscht daarover groote verslagenheid. Onder de velen die als zijn eventueele opvolgers worden genoemd schijnt het meest in aanmerking te komen de Duitsche gezant te Weenen graaf Otto zu Stolberg Wernigerode. Reeds vroeger, toen er sprake was van zijne aftreding, heeft von Bismarck op hem de aandacht gevestigd, als een geschikt opvolger en met het oog daarop den wensch geuit, dat hij eerst nog eenigen tijd in een belangrijken gezantschapspost zou werkzaam wezen. Eindelijk wordt nog vermeld, dat er mogelijkheid bestaat op den terugkeer van den minister Del- biiick in den dienst van het rgk. Binnengekomen te Vlissingen de Engelsche stoomboot Monaco, gezagv. Bevan, geladen met ijzererts, komende van Bilbao. Middelburg, 5 April. Door het aanvangen met den veldarbeid was de aanvoer uit Walcheren geringmeest tarwe en bruineboonen. Door de hooge vraagprijzen der landlieden bepaalde het nog verhandelde in tarwe zich bijna geheel voor consumtie. üok van buiten was weinig ter markt. De handel was onbeduidendin de prijs- noteeringen der verschillende artikelen is geen verandering op te geven. Ter veemarkt van heden waren aangevoerd;

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 3