Telegraphische berichten. 0 n d e r w ij s, Marine en leger. Kunstnieuws. Rechtzaken. De visscherij op de Schelde en Zeeuwsche stroomen, een geschilpunt van burgerlijk recht, Thermometerstand. A. Weddepohl, J. Goossen Cz., W. F. K. Weth- mar, F. Armand, H. van der Bend, W. A, C. E. de Koo, F. G. Loder, L. J. A. P. G. W. Homeijer, J. Blitz, C. K. van Trotsenburg, J, F. van der Ven en P. F. A. Bekker. onderscheidingen. Vergunning verleend aan den bg het leger in Nederlandsch Indië dienenden korporaal der infanterie W. Thomas, tot het dragen van het Pruisische herinneringsteeken voor den veldtocht tegen Frankrijk in 1870 en 1871, hem door Z. M. den Duitschen keizer, koning van Pruisen, geschonken. Bij het de vorige week te Zierikzee gehouden examen werden tot de lessen aan de Oefenschool voor kweekelingen aldaar toegelaten zeven leer lingen alsdrie mannelijke, J. Kramer van Zierik zee, J. Evertse van Kerkwerve en A. L. Bouterse van Oosterland; en vier vrouwelijke, A. M. L. Buijze van Zierikzee, M. P. Goemans van Dreischor, C. de Graaf van Zierikzee en L. G. A. Verheijeu, mede van Zierikzee. (Z. N.) Tot hoofdonderwijzeraan een der openbare kostelooze scholen te Amsterdam is benoemd de heer C. J. Engelgeer. De scheepsklerk M. P. H. Krol, dienende aan boord van Zr. Ms. wachtschip te Willemsoord, wordt met den 15en dezer op nonactiviteit gesteld. De bekende Belgische schilder Jean Baptist© Madou is op 81jarigen leeftijd te Brusselzijne geboortestad, overleden. Hij was lid van de koninklyke Belgische academievoorzitter der academie van schilders in waterverf enz. Onder zijne verschillende ridderorden behoorde ook die van den Nederlandschen leeuw. Zijne geestige yewe-stukken die van de fijnste gaven van opmerken en wedergeven getuigen, verzekeren Madou eene blijvende plaats onder de eerste kunstenaars van onzen tijd. Ook als litho graaf heeft hij tot opluistering van verschillende prachtwerken bijgedragen. Om zijne edele hoeda nigheden van geest en gemoed was hij ook als mensch en als burger algemeen geacht. Naschrift. Voor uwe lezers, die niet goed meer en voor hen, die even slecht op de hoogte mochten zyn als de geheimzinnige X in n° 73, van de drie opstellen, die, onder bovenstaanden titel, geplaatst zijn in de Middelburgsche courant van 12, 13 en 15 Januari 11., is het noodig, indien zij en dit zal wel zoo zijn juister willeu oordeelen dan X, eenige schreden achterwaarts te treden, hoe gaarne een mensch ook genegen is om vooruit te gaan. Den 4en December 1875, des namiddags omstreeks twee uren, werd bevonden en natuurlijk bij proces-verbaal geconstateerd dat Marinus de Groen, visscher te Bruinisse, „nog niet had weg genomen en opgeruimd, zonder dat er iets van in den grond overbleef, eene door hem op het slik, gelegen in de Schelde en Zeeuwsche stroomeD, voor den polder Bruinisse, ten noorden van de haven aldaar, geplaatste vaste inrichting voor eene Dit strekt tegelijk tot antwoord aan X, in de Mid delburgsche courant van dit jaar, n° 73. maakte en den majoor onterfde. Dat testament had zij tot kort voor haar dood onder zich ge houden en het toen verzegeld aan Callard en Prestleigh gezonden, met verzoek om het bij de papieren van George Atkinson te leggen en het te zijner beschikking te houden. De heer Callard achtte het buiten twyfel, dat zij ook, hetzij ter stond nadat het nieuwe testament gemaakt was, hetzij eenigen tijd voor haar dood, aan George Atkinson geschreven en hem verwittigd had, dat zij ten zijne gunste had getesteerd en dat het testament hg zgne notarissen lag. „Maar, mijnheer," riep Frank uit, na de ver klaring van den heer Callard tot het einde toe aangehoord te hebben, „waarom hebt gij dat tes tament dan niet te berde gebracht toen mevrouw Atkinson overleden was? Waarom liet gij toe dat het andere testament geregistreerd werd en in werking trad, terwijl gij wist dat er een later testament onder uwe berusting was?" „Dat wisten wij niet, mijn jonge vriend, ge hebt mij niet goed begrepen," hernam de oude heer. „Toen mevrouw Atkinson ons het testament zond, lichtte zij ons niet in wat het was. Wij hadden er geen vermoeden van, dat het een testament was. Het was verzegeld in eene perbameBten omslag en droeg geen uitwendig kenmerk waar naar men den inhoud kon gissen." „En.... Loe weet ge het dan nu?" „Omdat wg schriftelgken last van mynheer George Atkinson hebben ontvangen om het per kament te openen en het testament te doen haringvisscherij, waarvan de opruiming op den 15en November bevorens moest hebben plaats gehad." De daarop tegen hem ingestelde vervolging werd door den kantonrechter te Zierikzee, bij zijn vonnis van 10 Juni 1876, met toepassing van art. 6 wetb. van strafvordering geschorst totdat de burgerlijke rechter over het door den beklaagde opgeworpen geschilpunt van burgerlijk recht zal hebben beslist. Hij beweerde namelijk het Blik, waarop bij zgne visscherij uitoefent, te hebben gepacht van de ambachtsvrouw van Bruinisse, eigenares van dat slik en rechthebbende op de visscherij buitendijks. De rechtbank te Zierikzee bevestigde den 22en December 1876 dit vonnis, en besliste te gelijk dat het aan de Groen te laste gelegde feit wettig en overtuigend was bewezen, doch nam op grond van, naar haar oordeel, door den beklaagde ge noegzaam gestaafde beweringen in de vroegere opstellen uitvoerig meegedeeld aan, dat ten deze bestaat een geschilpunt van burgerlijk recht en dat van dit geschilpunt afhangt de toepasselgk- heid van het reglement van 17 Juli 1875, Staats* -blad n° 134, op den beklaagde en dus de waar deering van het feit. Zij deed alzoo als de eerste rechter en schorste de strafvervolging. Bij de memorie van cassatie werd hiertegen aan gevoerd: „dat art. 6 van het wetb. van straf vord., krach tens hetwelk de schorsing heeft plaats gehad, vordert dat de beslissing van een geschilpunt van burgerlgk recht kan afhangen, en in de tweede plaats, dat er voor dat burgerlijk geding grond bestaat; dat geen van beide hier het geval is, zoodat de rechtbank had behooren uitspraak te doen of de zaak terug te wijzen naar het kanton gerecht om uitspraak te doen." Te dien opzichte besliste de hooge raad bij arrest van 19 Maart 1877 „dat de vraag of het aangevoerde geschilpunt van burgerlijk recht aan- vankelgk genoegzaam gestaafd is om op grond daarvan de schorsing van het strafgeding nit te spieken, is van geheel feitelgken aard en alzoo onttrokken aan het oordeel van den rechter in cassatie, die alleen heeft te onderzoeken of de waardeering van het te laste gelegde feit afhangt van het feitelijk aanwezig geachte geschilpunt „Overwegende, vervolgt het arrest verder, dat te dien aanzien by het beklaagde vonnis is ver staan dat, of het reglement van 1875 in dit proces van toepassing is, afhangt van de vraag of de visscherij, door den gedaagde gepacht, behoort tot het domein van den staat, dan wel is eene parti culiere visscherg; „Overwegende, dat wel en terecht door de recht bank wordt aangenomen, dat de artt. 11 en 12 van voormeld reglement, volgens inhoud en bedoe ling, ook betrekking hebben tot particuliere vis schergen, maar dat naar 's rechters oordeel een koninklijk besluit, regelende de visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche stroomen, alleen kracht van wet heeft voor zooverre die visschergen behooren tot het' domein van den staat; terwgl het niet geldig is voor de particuliere visschergen op die wateren, omdat er geene wet bestaat, die de rege ling van die particuliere visschergen aan den koning opdraagt; „Overwegende daaromtrent, dat door de Groen niet is beweerd dat de ambachtsvrouw van Brui nisse, van wie hij de uitoefening van haar recht van visscherij op de Schelde en Zeeuwsche stroo men zou ontleeneneigenares zou zijn van dat gedeelte der rivier, waar hij de bij dagvaarding bedoelde vaste inrichting voor eene haringvisscherij had gesteld, maar alleen dat zij daarop zou hebben een krachtens oudo titels verkregen recht van visscherg 3), waarvan de voortdurende bestaan- 2) Hierdoor is dus de quaestie in geen enkel opzicht veranderd, maar gebleven zooals zij was. 3) Zij beweert wel degelijk recht van eigendom te hebben op de slikkenwaarop die inrichting is gesteld. registreeren. Uit de ontvangst van dien last heb ben wg opgemaakt, dat mevrouw Atkinson hem bericht moet hebben gegeven, dat er zulk een testament bestond." „Hy heeft er den tijd voor genomen, eer hij gevolg aan de zaak gaf." „Het schgnt, zooals wy van mgnheer Edwin Street hebben vernomen, dat hij maanden lang in afgelegene gewesten van Australië gereisd en daardoor zijne brieven niet ontvangen had. Hij is thans evenwel op weg naar het vaderland." „Is het testament geopend Hebt gij het gezien vroeg Frank. „Èn gezien èn gelezen," antwoordde de oude heer, Frank met meewarigheid aanziende. „Over een paar dagen zullen wg het laten registreeren. Het spijt mg zeer voor u en uw vader." „Wie zijn de executeurs?" „George Atkinson en de bankier Street. Deze laatste zal voorloopig de zaken waarnemen." „En is mijnheer Atkinson werkelgk op de terugreis van Australië?" „Ja, met een zeilschip. Wg verwachten zijne aankomst over twee of drie weken. Zijne instruc- tiën kwamen met de laatste mail en werden ons ter hand gesteld door den heer Edwin Street, aan wien zg geadresseerd waren geweest. Mijnheer Atkinson verlangt dat al de voorbereidende maat regelen zonder verwgl zullen genomen worden, daar hg voornemens is dadelijk na zgne aankomst bezit van den Arendshorst te nemen." „Hij weet zeker niet, dat mijn oom erop woont?" baarheid wordt erkend in art. 577 aan het slot, in verband met het voorbehoud van „de rechten door derden verkregen", om eens anders wateren te hevisschen, in art. 641 van het B. W. „Overwegende dat het vischrechtwaarop de Groen zich beroept, ook al mocht dit voor den burgerlijken rechter volledig worden bewezen, volgens zyn eigen beweringen, niet meebrengt de bevoegdheid om ter uitoefening van dat recht ten allen tijde en zonder vergunning van staatswege eene vaste inrichting, als bij dagvaarding bedoeld, te hebben op een bevaarbaren en vlotbaren stroom of rivier, waarvan de eigendom krachtens artikel 577 van het B. W. den staat als zoodanig en dus jure publico toekomt. „Overwegende, dat, waar de wet aanneemt, dat de eigendom van stroomen of rivieren tot het publiek domein behoort en alzoo aan den staat uit kracht van zgn overheidsrecht toekomt, het onbetwistbaar behoort tot de grondwettige be voegdheid van den koning als hoofd der uitvoe rende macht om, met eerbiediging van door derden verkregen burgerlijke rechten, het gebruik van zoodanig staatseigendom in het algemeen belang, ook door algemeeno maatregelen van inwendig bestuur te regelen; „Overwegende, dat alzoo het reglement op het hevisschen der Schelde en Zeeuwsche stroomen, vastgesteld bij koninkiyk besluit van 17 Juli 1875, Staatsblad n° 134, ook voor zooveel het de uit oefening van particuliere visschergen op- en het tot dat einde stellen van vaste inrichtingen in die watereu in het openbaar belang regelt, als berus tende op art. 577 B. W., geen verbindende kracht mist; „Overwegende mitsdien, dat de rechtbank door bjj het beklaagde vonnis te beslissen, dat de toepasselijkheid van voormeld reglement, bepaalde lijk van de artt. 11 en 12, op het de Groen te laste gelegde feit, en derhalve de waardeering van dit feit afhangt van het antwoord, te geven op do vraag of de ambachtsvrouw, van wie hy, vol gens zgne bewering, de uitoefening van het recht van visscherij op de Schelde en Zeeuwsche stroo men zou hebben gepacht, zoodanig recht op die wateren bezit, de artt. 11 en 12 van het reglement heeft gesehonden met verkeerde toepas sing van art. 6 Wetb. v. Strafv." Op deze gronden en krachtens art. 105 der wet op de rechterlgke organisatie werd zoowel het vonnis der rechtbank te Zierikzee, als dat van het kantongerecht aldaar vernietigd en de Groen veroordeeld tot eene geldboete van f 10 wegens overtreding van art. 12 van het reglement, dat is wegens het niet opruimen na 15 November van zijn haringweer, zonder dat er iets van in den grond overbleef. Wat er bij het arrest wel en wat er niet bij beslist is, zal na deze breedvoerige mededeeling geene verdere opheldering behoeven. Eenige oogenblikken na de uitspraak werd het my door eene welwillende hand bekend, natuurlgk zonder de gronden, waarop het rust. Ik besloot daarom de zaak onvermeld te laten tot na de ontvangst van het afschrift van het arrest. X, die blijkbaar de uitspraak slechts bij over levering kent, dacht zeker dat ik kleingeestig genoeg zou geweest zgn om de zaak verder blauw blauw te laten. Ik gun hem gaarne dat onschuldig genoegen. Alleen zou het mij aangenaam zgn op slechts enkele myner dwaze aanvallen tegen het domeinbestuur te worden gewezen, en dit zal voor hem of haar vroeger was X een Xantippe niet moeilijk zgn, daar mgn beschouwingen, vol gens zijn of haar beweren, er mee „doorregen" zijn; 'tpubliek mocht anders eens gaan denken, De Groen heeft verlof gevraagd en verkregen vol gens de publicatie van 24 Februari 1806, en van bet bestuur der visscherijendoch van dit laatste slechts tot 15 Nov. 1875. „Ik houd het er voor, dat hij het wèl weet. Hij wist, dat majoor Raynor in het bezit was gekomen, want wg schreven het hem toen ter tijd, en hij onderhoudt eene geregelde briefwisse ling met zgn compagnon Street." „Dan is het maar al te waar en is het ergste gekomen!" riep Frank uit, want het werd hem nu zonneklaar wat dit alles voor den armen majoor en diens gezin beteekende. „Het verwon dert mg," vervolgde hg, „dat George Atkinson het landgoed aanneemt en het hun ontrukt. Naar het weinige wat ik van hem gehoord heb, dacht ik dat hg een vriendelijk en rechtvaardig man was." „Wel, dat is hij ook," bevestigde Callard, groote oogen opzettende. „Wij kennen hem zeer goed, maar, jonge vriend, een testament is een testament. Men kan een testament zoo maar niet stilletjes passeeren als eene mondelinge boodschap. „Het zal een verschrikkelijke slag vóór mijn oom en zijn gezin zijn. Het is hunne ruïne „Ja, treurig is het, dat lijdt geen tegenspraak," hernam de oude heer, meelijdend het hoofd schud dende. „Wij notarissen moeten dikwijls zware slagen toebrengen en kunnen er niets tegen doen." „Nog éene vraag, als het geoorloofd is," zei Frank, zich tot vertrek gereed makende. „Bij het vroegere testament was majoor Raynor tot universeel erfgenaam verklaard, zoodat hem ook de roerende goederen ten deel vielen, ofschoon de losse gelden nog niet gevonden zijn. Wie heeft daar nu aanspraak op?" Wordt vervolgd). dat hij of zij niet meer te zeggen heeft dan X in den regel van drieën. SchouwenDuiveland, 31 Maart 1877. Verleden Donderdag zijn drie ingezetenen der gemeente Baarland, die, voorzien van kleine con senten, onlangs de Schelde hebben bevischt met zoogenaamde scharkorren, die vastgemaakt waren aan paaltjes in den grond, door het kantongerecht te Heinkenszand veroordeeld tot geldboete, op grond dat scharkorren, die vastgemaakt zijn, als vaste inrichtingen worden beschouwd, waarvoor de kleine consenten niet voldoende zijn (G. Ct.) eerste kamer. De rechterlijke wetsontwerpen werden heden uitvoerig bestreden door de heeren Fické, Hein, Dumbar en van Akerlaken. Zij ontkenden het verhand tussehen deze ontwerpen en de hovenwet en merkten op hoe men, ten opzichte der rech terlijke organisatie, tot welker voorbereiding deze ontwerpen dienen moeten, volkomen in duisternis verkeert. De quaestie der traktementsverhooging is geheel lokaal eD geen beweegreden voor eene ingrgpende indeeling, door welke de rechts spraak niet verbeterd, doch daarentegen tal van intellectueele en materieele belangen benadeeld worden. Voorts opperden zg bezwaar tegen de ontbinding der rechterlgke collegiën en tegen de levenslange benoeming der kantonrechters. De beer Borsius verdedigde de strekking der wetsontwerpen. Zg zgn de onmisbare voorberei ding voor eene nieuwe rechterlgke organisatie, welke de grondwet vordert. Hij keurde ook de voornaamste beginselen der ontwerpen goed en bestreed het aan de grondwet ontleende bezwaar tegen de ontbinding der collegiën. Heden ontving de rederij kers-vereeniging „Vriend schap en Vergenoeging" alhier uit Oatende per telegraaf het bericht, dat haar, naar aanleiding van den wedstrgd, waaraan zy in December jl. deelnam, de tweede prgs voor het blijspel is toegekond, terwijl mej. Adrianisse den prijs als dilettante in het drama „Mathilda of een Vrouwen hart" heeft verworven. Een schrijver ter gemeente-secretarie te Am sterdam is door de rechtbank aldaar, wegens dief stal van gelden op zijn kantoor tot een bedrag van f 1720, veroordeeld tot twee jaren cellulaire gevangenisstraf. De veroordeelde was 22 jaren oud, van fatsoenlgke familie en onbesproken gedrag, woonde hij zgne ouders in en maakte, zoover bekend was, geen grove verteringen. Zijn trak tement bedroeg f 500. Hij had met behulp eener schaar den achterkant van eene lade, in de tafel waaraan zijn chef werkte, terwijl deze afwezig was, losgebroken en op die wijze een bundel papieren geld ontvreemd. De diefstal werd eerst eenigen tijd naderhand ontdekt. De veroordeelde heeft alles bekend, doch bleef weigerachtig om te verklaren wat hij met het geld uitgevoerd had. Maandag avond werd te Amsterdam weder de rust verstoord door eenige beschonken mariniers, die door hun getier op Rapenburg do jeugd meer tot zich trokken dan hun lief scheen te zijnal thans een der militairen trok zijn sabel en bracht een kind een zeer gevaarlijken slag op het hoofd toe. Eenige politieagenten herstelden de rust. Het is te hopen dat de roekelooze niet ongestraft blijve. Den wensch, dat eindelijk eens aan militairen ver boden worde buiten diensttijd met wapens te loopen, zullen wij maar niet herhalen. Het helpt toch niet! 1 {Ebl.) Een met lof bekend Franseh schilder, Charles Marchal, heeft zich van het leven beroofd, naar het schijnt omdat zijn gezichtsvermogen slecht werd en hij dus bezwaarlijk kon schilderen, en tevens in geldelijke verlegenheid verkeerde. Bij gelegenheid van het dinér op tweeden Paaschdag in het paleis van den kroonprins van Duitschland gegeven, deelde de keizer aan de leden van zijn huis mede, dat de oudste dochter van den kroonprins en de kroonprinses, prinses Victoria Elizabeth Auguste Charlotte, geboren den 24'n Juli 1860, was verloofd met den erfprins Bern- hard van Saksen Meinungen geboren den 1*» April 1851. De Petit Republique Frangaise bevat een merkwaardig lgstje van veroordeelingen sedert 1° Ja- n uari jl. uitgesproken tegen geestelijken in Frankrijk. Daarop komen voor elf veroordee lingen van priesters wegens aanranding der eer baarheid, twee vonnissen wegens diefstal, een wegens bedelarij en dronkenschap, een wegens verduistering van fondsen, een wegens het toe brengen van slagen aan een onderwgzer, een wegens het plegen van geweld en het beleedigen eener vrouw en haar vader, een wegens beleediging va n een maire, een wegens beleediging van een agent van het openbaar gezag en eindelijk een wegens het dragen van verboden wapenen. 4 Apr. 's av. 11 u. 51 gr. 5 's morg. 7 u. 47 gr. 's midd. 1 u. 54 gr. 's av. 6 u. 52 gr.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 2