N®. 81.
1206 Jaargang.
18TT.
Vrijdag
6 April.
Dit blad verschijnt dagelijks,'
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franèo f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën i 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor Belgifi en Frankrijk: de firma Havas, Laffiti C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 5 April.
FEUILLETON.
TWEEDE DEEL.
f 25,000 en tegen eene jaarlijksche annuïteit van
5 7„ °/oo gedurende 62 jaren.
Benoemingen en besluiten.
In de 4 April jl. gehouden algemeene jaarlijk
sche vergadering van het Zeeuwsch genoot
schap der wetenschappen zijn tot leden benoemd
de heeren:
Dr. H. A. de Jongh, arts, te Middelburg.
Dr. W. Kapteijnleeraar in de wiskunde en,
cosmographie aan de rijks hoogere burgerschool,
te Middelburg.
H. L. F. Pisuissejournalistte Middelburg.
N. M. la Fontijnofficier der infanteriete
Vlissingen.
Mr. P. J. Baehienelid van den raad van
statete's Gravenhage.
A. van Eek, bewaarder van de hypotheken, te
Hoorn.
Dr. C. K. Hoffmannhoogleeraar in de wis- en
natuurkunde, te Leiden.
Mr. J. G. Kistlid van den hoogen raad der
Nederlanden, te 'sGravenhage.
Mr. F. B. Coninck Liefsting, lid van den hoo
gen raad der Nederlanden te 's Gravenhage.
Jhr. mr. W. E. van Panhuijs, referendaris bij
het departement van koloniënte 's Gravenhage.
Mr. J. Telting, lid van den hoogen raad der
Nederlandente 's Gravenhage.
H. de Veer, letterkundige, te Amsterdam.
W. F. Versteegoud-kolonel der genie in Indië,
bestuurslid van het Aardrijkskundig genootschap,
te Amsterdam.
G. F. Westerman, directeur van het koninklijk
zoölogisch genootschap: „Natura artis magistra",
te Amsterdam.
Dr. Ch. Darwinte Downin het Engelsche
graafschap Kent.
Dr. F. Vanderhaeghen, bibliothecaris der hooge-
school, te Gent.
Henri Havardletterkundigete Parijs.
Dr. P. C. Pluggedirecteur van het scheikun
dig laboratorium, te Jeddo.
Ter vervanging van den heer dr. J. C. de Man
die als bestuurslid moest aftreden en niet dadelijk
herbenoembaar iswerd gekozen de heer F.
Nagtglas.
In de algemeene vergadering van hoofdingelan
den van het waterschap Schouwen op 3 dezer te
Zierikzee gehouden, iso.a. besloten tot sluiting eener
aanvullingsleening ter voltooiing der werken voor
het stoomgemaal, met de maatschappij voor ge-
meentecrediet te Amsterdam tot een bedrag van
Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood.
Hoofdstuk VI.
EE NE ONTZETTENDE TIJDING.
{Vervolg).
„Wat zou niet waar zijn? Dat er een later
testament bestaan zou O, dat is maar al te waar.
En heeft de majoor eene beroerte gekregen Ja,
een ongeluk komt zelden alleen."
„Zou ik mogen vragen hoe die omstandigheid
dat er een later testament bestaat n ter
oore is gekomen?"
„Ik ontving gisteren dit briefje van mijn broe
der den bankier," zet hij, na onder de papieren
op zijne tafel gezocht en er een briefje uitgehaald
te hebben, „waarin hij mij meldde dat er een
testament van later datum dan dat, krachtens
hetwelk majoor Raynor in het bezit van den
Arendshorst is opgevolgd, gevonden was, waarbij
het landgoed aan mijnheer George Atkinson
vermaakt was. Deze is nn op zijne terugreis uit
Australië, om er bezit van te komen nemen."
„Wat een uitkomBt zou het zijn, als het schip
De begrooting werd in ontvang en uitgaaf vast
gesteld op 314,643.86.
In het jaarverslag der Zuid-Hollandsche Maat
schappij tot redding van schipbreukelingen
wordt o. a. medegedeeld, dat in het jongste najaar
opnieuw te Brouwershaven eene reddingboot, van
zeiltuig voorzien, is geplaatst, welke bij strandin
gen op den Ooster-Banjaard of andere in de nabij
heid gelegen banken, door sleepbooten op de plaats
des gevaars gebracht kan worden. De te Zierik
zee geplaatste reddingkotter is vervangen door
een ijzeren vaartuig, de „Willem van Houten",
van minder diepgang en meer snelheid, terwijl in
plaats van den schokker n° 2 een grooter vaartuig;
de „Zierikzee", in December in dienst is gesteld.
De reddingboot van Zoutelande werd naar Vlis
singen verplaatst, waar een geschikt terrein van
het rijk tegen eene kleine jaarlijksche recognitie
verkregen werd.
In de laatste drie jaren werden 97 menschen-
levens door de bemoeiingen der Maatschappij ge
red. Hare stations zijn thans gevestigd te Ter
Heyde, 's Gravesande, Maassluis, Brielle, Ouddorp,
Brouwershaven, Zierikzee en Burchtsluis, en Vlis
singen.
De inkomsten der Maatschappij verminderden.
Het bestuur doet daarom een beroep op de alge
meene medewerking, om de instandhouding pn uit
breiding zijner werkzaamheid te ondersteunen.
In ons land, waar zeker niemand is die het nut
en het menschlievend streven eener maatschappij
tot redding van schipbreukelingen niet erkent en
waardeert, zal zulk een beroep ongetwijfeld bij
velen weerklank vinden.
De Staats-courant van heden bevat de wet van
den 28en Maart jl., Staatsbl. n°. 34, houdende
goedkeuring van eenige bepalingen der overeen
komst, tusschen Nederland en Duitschland op 12
October 1876 te Berlijn gesloten, nopens verbindin
gen tusschen Nederlandsche en Pruisische kanalen.
Onze Haagsehe correspondent schrijft
ons het volgende:
„Voetje voor voetje begint ons de verkiezing-
strijd te naderen. De couranten geven, als eerste
voorlooper, de lijst der aftredende kamerleden,
waarover de kiezers op 12 Juni (over tien weken)
hunne stem hebben uit te brengen, en van de
anti-revolutionaire partij hebben we reeds de ge
wone snorkerij van alleen op eigen kracht te willen
vertrouwen, geen zeer orthodox beginsel, tus
schen twee haakjes, vernomen, die bij de stem-
eens met hem naar den bodem der zee ging
dacht Frank, toen de laatste straal van hoop
verdween. „Gij gelooft dus, dat die onaangename
tijding zeker is
„Ja, ten volle. Mijn broeder is een der voor
zichtigste menschen onder de zon, en zou," bij
die woorden wees hij op den brief, „nooit op zoo
bepaalden toon gesproken hebben als er een zweem
van twijfel had bestaan. Zeer waarschijnlijk heeft
bij de tijding van mijnheer Atkinson zelf, die
hem vóór zijn vertrek uit Australië wel zal
geschreven hebben. Ge weet zeker wel, dat mijn
heer Atkinson de voornaamste deelhebber in dat
bankierskantoor is, eigenlijk het hoofd daarvan-
Ik had verwacht dat mijn broeder gisteren avond
nog bij mij zou gekomen zijn, maar ik heb hem
niet gezien, en ik van mijn kant kan niet uitgaan,
daar ik een ongemak aan mijn voet heb gekregen."
„Maar is dan dat briefje van mijnheer
iEdwin Street de eenige zekerheid die ge tot
nogtoe bezit?"
„Ja; maar ik weet, dat ik mij daarop verlaten
kan. Ik achtte het dus het best maar dadelijk
te schrijven, om den majoor op de hoogte te
brengen, want zooals nu de zaken staan zal hij
maar weinig tijd hebben om zijne maatregelen te
nemen en zich op de verandering voor te bereiden.
„Ik zal dan zoo vrij zijn, mijnheer, uw broeder-
zelf eens te gaan spreken," zei Frank opstaande.
„Dat mag ik toch zeker wel doen?"
„O, gerust," antwoordde de notaris. „Hg heeft
mij ongetwijfeld geschreven, opdat ik uwe familie
bus steeds vergeten wordt. Het bevreemdt mij
telkens dat er nog liberalen zijn die zich door dit
komediespel zand in de oogen laten strooien, en
dat men over het algemeen in de liberale kringen
wo hoog opgeeft van de beginselvastheid dier
anti-revolutionaire helden. Tegen elke verkiezing
gaan er wel is waar manifesten en preeken uit,
dat die partij alleen op hare geestverwanten stem
men moet, dat zij in elk district een eigen candidaat,
waarvan er gewoonlijk een redelijk getal in het
hoofdkwartier pasklaar en beschikbaar worden
gehouden, behoort te stellen, en dat zij, waar de
strijd tusschen andere partijen gevoerd, en bij
voorbeeld herstemming tusschen een liberaal en
een conservatief, of een liberaal en een ultramon-
taan noodig wordt, zich behoort te onthouden.
Dit is een achtenswaardig en edel beginsel,
dat voor levensvatbaarheid en eerbied voor
eigen overtuiging getuigt; eene partij die daar
naar handelt, beeft aanspraak op aller achting
niet alleen, maar ook op een toenemenden invloed.
Het handelen blijft bij de anti-revolutionairen echter
geregeld achterwege; de heldere vlag, in top ge-
beschen zoo lang er geen gevaar dreigt, wordt
onmiddelijk weggemoffeld, zoodra het op tronw aan
de kleuren aankomtnog geen enkele herstemming
heeft er in ons land tusschen liberaal en conser
vatief, tusschen liberaal en ultramontaan plaats
gehad, of dé anti-revolutionairen in het district
hebben door hunne stem, wanneer 't mogelijk was,
den doorslag gegeven ten nadeele der liberalen.
Al braakten de anti-revolutionairen in de voorbe
reiding tot de verkiezing vuur en vlam tegen
Rome en zijne trawanten, al betuigden ze op
allerlei wijs en toon hunne minachting voor de
beginselloosheid en halfheid der conservatieven
toch kwamen bij de tweede openstelling der stem-
ïms de goedgeloovigen van Dordt op de volgens
van Loyola, de beginselvaste anti revolutionairen
op de conservatieve slijmgasten stemmen. Nu is
de trouw aan eigen beginselen voor een deel eene
quaestie van smaak en aanleg, maar dit neemt niet
weg dat men, dunkt mij al heel onverstandig doe
met de antirevolutionairen als monsters van be
ginselvastheid en heelheid te bewierooken, die
daar den schijn van aannemen, doch het wezen
telkens en telkens verloochenen.
„De vraag, hoe eene party die in de minderheid
is, zich by de verkiezing behoort te houden, blijft
altoos van gewicht. Het is natuurlijk dat men
bij elke eerste stemming een eigen candidaat
stelt: wie op den naam van politieke party prijs
stelt, behoort dat niet te verzuimen. Nergens
mag dan ook het voorbeeld gevolgd worden, door
de Haagsehe liberalen in 1875 gegeven, toen zij,
door allerlei drogredenen en valsche voorspiege
lingen misleid, en bovenal zich zeiven mislei-
zou voorbereiden, mijnheer Raynor. Ge zult hem
wel op het kantoor vinden."
Frank ging. De bankier, die van denzelfden
stuggen en teruggetrokken aard als zijn broeder
scheen, ontving hem koel. De gedachte rees bij
Frank op, zonder dat hij eigenlijk wist hoe of
waarom, dat Edwin Street een afkeer van den
naam van Raynor had.
„Ik zal n naar de heeren Callard en Prestleigh,
mijnheer Atkinson's notarissen, moeten verwijzen,"
zei Edwin Street, zoodra Frank verklaard had
waarom hij kwam. „Deze kunnen u alles mede-
deelen wat noodig is."
„Maar zondt ge mij niet willen zeggen hoe de
zaak zich ioegedragen heeft?" vroeg Frank, wiens
losse manieren in het sterkste contrast met de
stijve houding van den bankier stonden. „Zoo
mevrouw Atkinson een later testament gemaakt
heeft, waar heeft dat dan al dien tijd gezeten?
Waarom komt het pas na een jaar voor den dag,
en niet onmiddellijk na haar dood?"
„Naar ik vernomen heb heeft het stuk bij de
heeren Callard en Prestleigh gelegen."
„Maar waarom brachten Callard en Prestleigh
het dan niet ter rechter tijd te voorschijn?" bleef
Frank aanhouden."
„Dat zullen die heeren zelf u het best kunnen
zeggen," was het stijve antwoord."
Het scheen wel, dat er van mijnheer Edwin
Street niets meer te vernemen zou wezen, zoodat
Frank hem goeden morgen wenschte en naar
Callard en Prestleigh ging, die hun kantoor nabij
dende, hunne stem uitbrachten op dén Leer
Winfgens, ja hem zelfs tot den officieelen liberalen
candidaat proclameerden. Maar wat bij dé eerste
stemming voor de hand ligt, is by de herstemming
nog voor velen niet duideiyk. Toch komt het
mij voor dat er geen redelijke twijfel kan bestaan
of eene partij, die zich zelve respecteert, moet
zich bij de herstemming tusschen twee tegenstan
ders onthouden. Bij de eerste stemming heeft ze
gelegenheid om te doen zién hoever zij 't brengen
kan op den weg naar de meerderheidis het dan
gebleken dat ze minderheid is, ze getrooste
zich de stelling eener minderheid, door de meer
derheid aan het woord te laten. Elke partij moet
alleen op eigen krachten vertrouwen, ziedaar een
grondbeginsel der constitutioneele regeering. Het
ondersteunen van elkanders candidaten is hiermede
in strijd, omdat daarbij de onafhankelijkheid
altoos min of meer geschonden wordt, omdat
natuuriyk voor den by de stembus geschonken
steun het billijkheidsgevoel van den ondersteuner,
of de erkentelijkheid van den ondersteunde op
eenige erkenning bedacht is. Het terrein van
wederkeerige diensten tusschen vyandelijke poli
tieke partqen nu is bij uitstek glibberig; beter,
grooter en waardiger is het geene rekening-cou
rant te openen.
„In de districten waarin de liberalen de minder
heid hebben mag dit een en ander wel overwogen
worden. Vooral in 1877, met de onderwijsquaestie
vlak voor ons, komt het op beginselen en heel
heid van kiezers en candidaten aan; nn vooral is
transigeeren, waarby men altoos te ver gaat om
dat men transigeert met wat men bestrgdt, onge
oorloofd. Beter eene stem in de kamer direct
verloren dan een verkapten tegenstander of halyen
vriend gekozen, die ons ten slotte, gelijk de heer
Wintgens de Haagsehe liberalen, toch bedrogen
zou doen staan."
consulaten. Erkend en toegelaten H. Reineke
als consul der republiek Oriental del Uruguay te
Amsterdam, en L. H. G. Regont als consulair agent
van Frankrijk te Maastricht, beiden op den voet
van Nederlandsch onderdaan.
telegraphie. Benoemd, met ingang van 1 Mei
a., tot directeur van een der rijkstelegraaf kan
toren, de telegrafist 2° kl. J. A. de Man, en, op
zijn verzoek, tot telegrafist 2e kl. J. A. Valentijn,
thans directeur van een der rijkstelegraafkantoren.
Benoemd tot telegrafist 3e kl. de klerken 2' kl.
bij de rijkstelegraaf: J. E. L. Rnytenburg, J. R.
van Beek, J. L. Spee, J. M. van der Poel, J. W.
Stevens, E. J. vanLienden, D. Lokker, D.Frijlink,
den Templé hadden. „Van Pontius naar Pilatns,"
dacht hij„maar eindelgk zal ik toch iets moeten
hooren."
De heer Callard was een oud man met grijs
haar, ook we) wat afgemeten van manieren,
maar toch tamelijk beleefd jegens Frank. Hy
maakte geen bezwaar om hem de gewenschte
inlichtingen te geven, want hjj hield hem voor
den zoon van majoor Raynor, en ofschoon Frank hem
tweemaal op dat punt torecht wees, bleef de oude
heer er bij, dat hij Frank beschouwde als dengeen,
die, indien alles by 't oude was gebleven den
Arendshorst geërfd zou hebben, 't Was overigens
eene vergissing van weinig belang.
De lezer zal zich nog wel herinneren, dat mevrouw
Atkinson, toen zij haar voornemen te kennen gaf
om een nieuw testament ten voordeele van George
Atkinson te maken en majoor Raynor te ontervenj
den notaris Street naar den Arendshorst ontboden
had, om dezen het stuk te laten opstellen. Street
had (zooals hij later aan den majoor vertelde)
mevrouw Atkinson voorgehouden dat dit onrecht
vaardig zou zijn, en haar daardoor overgehaald
(zooals hij zioh verbeeldde) om van haar plan of
te zien en het oude testament in kracht te laten.
Daarvan overtuigd was hij naar Londen terug
gekeerd en hij had sedert ook niets vernomen
om hem te doen twijfelen. Het was nu echter
gebleken, dat mevrouw Atkinson na zijn vertrek
van den Arendshorst een notaris uit de buurt had
laten halen om een nieuw testament te maken,
waarbij zy George Atkinson tot haar erfgenaam