Telegraphische berichten.
O n d e r w ij s,
Kerknieuws.
Kunstnieuws.
Landbouw.
Nog iets over tiend-afkoop-
Rechtzaken.
ISmdj
Voor de betrekking van hoofdonderwijzer aan
de openbare lagere school te Oud-Heille heeft
zich slechts éen sollicitant aangemeld, de heer
A. Nunnink, van Eede, die na afgelegd examen
op den 14en dezer aan den gemeenteraad ter be
noeming is voorgedragen.
De langdurigste predikants-vacaturo bestaat
wellicht wel te Kootwijk (gem. Barneveld),
namelijk reeds sedert 1868. Thans schijnt men
begrepen te hebbendat het nutteloos is verdere
pogingen te doen ter verkrijging van een predikant.
De Haagsche kroniekschrijver van het Handels
blad schrijft o. a. het volgende:
„Het koninklijk kabinet van schilderijen,
dat sinds eenigen tijd over het geheele Maurits-
huis beschikt, breidt zich van lieverlede uit. Daar
van hebben wij nu weder een blijk gekregen. De
vaderlandsche portretten, die gedeeltelijk in de
verzameling verspreid hingen, gedeeltelijk in slech
ten staat verkeerden en op de zolders naar licht
smachtten, zijn door de goede zorg der bestuur-
deren in eene afzonderlijke zaal gerangschikt.
Daar vindt men de sterren uit ons vorstenhuis.
„Willem I, Prince van Oraniën," omringd door
Louise de Coligny ea zijne zonen, prijkt in def
tige zwarte lijst, als het altaar in een tempel.
Daarenboven de drie Coligny's, waarvan de gra
vure bekend is. Boven den schoorsteenmantel,
van dikke lagen verf ontdaan en met al zijne
ornementatie in eikenhout prijkende, troont Wil
lem de derde, nog steeds zoo levend aan de
overzij van het kanaal, dat menig deftig Eugelsch-
maD, die 't museum bezoekt, zijn hoofd ontbloot
bij het aanschouwen der beeltenis. En ik, die
mijzelven betrapte met den hoed op het hoofd,
voor het portret van den vader des vaderlands
„Michiel Adriaanszoon de Ruyter en zijn zoon
door Ferdinant Bolde groote keurvorst met de
dochter van Frederik HendrikAmalia van Solms;
kortomal de beeltenissen, die het museum rijk
was, zijn daar bijeengebracht na eerst eene ver
jongingskuur te hebben ondergaan, die menig flink
geschilderd portret aan het licht heeft gebracht.
De kloeke en onversaagde troniën van bevelvoer
ders uit den oorlog tegen Spanje werden ten
minste vroeger nooit opgemerkt. Nu meent men
in hen zoo menige forsche figuur uit mevrouw
Bosboom's romans te herkennen. Al verdienden
nu ook onze schilderijen een doelmatiger gebouw
zooals Londen, Munehen, Brussel en andere steden
er wisten te veroveren, iedereen moet erkennen
dat van het Mauritshuis gemaakt is wat met
mogelijkheid kon. Deze nieuwe uitbreiding is er
een bewijs van."
Door onzen Schouwen-Duivelanclschen
correspondent).
III.
Algemeen is men, met de bekende provisioneele
representanten van het volk van Holland zoo
overtuigd, dat het tiendrecht „is een recht van
eigendom door derzelver bezitters bij titel van
koop, erfenis als anderszius bekomen en in deze
lande ook altijd als zoodanig geconsidereerd", dat
Publicatie van 17 Juli 1795.
Trennach was Frank door zijn vriend Crisp in
kennis gebracht met zekere mevrouw Berkeley,
die zich met haar eenigen zoon, een ziekelijken
knaap van vijftien jaren, dien de dokters tot nog-
toe slechts met moeite in 't leven hadden kunnen
houden, naar Zwitserland wilde begeven. Deze
dame stelde aan Frank voor, haar als dokter ter
verzorging van haar zoon te vergezellen en had
er niets tegen, dat ook zijne vrouw tot het reis
gezelschap zou behooren. De voorwaarden werden
dus vastgesteld en men vertrok. Frank beschouwde
het als een fortuintje, dat hem ten deel viel, in
den tusschentijd dat hg op het terugvinden van
het vermiste geld wachtte.
Deze betrekking duurde echter niet lang. Nau
welijks in Zwitserland aangekomenstierf do
jongman en mevrouw Berkeley keerde naar Enge
land terug. Frank bleef waar hij was; de streek
beviel hem en hij hoopte in de praktijk te komen
bij de vele Engelschen die er woonden of als
trekvogels daar kwamen. Madeliefje wilde er
even gaarne blijven als hijzij hadden geld in
handen en behoefden dus nog niet te zorgen.
Jongelieden zijn doorgaans vol hoop en zelden
begiftigd met overleg, en dit ontbrak inzonderheid
aan Frank en diens vrouw. Frank kreeg werke
lijk eenige praktijk, doch slechts onbeduidende
gevallen en dan nog met lange tusschenpoozen.
Toen dus Kerstmis op handeD was en hij inzag
dat zijne vijfhonderd pond niet eeuwig zouden du-
reD, terwijl hij ook sinds lang bemerkt had dat
jdjne verwachting van voldoende praktijk ia die
men 'tis misschien middeleeuwsch zelden
naar des tiendheffers bewijzen vraagt.
Slechts eens heeft men de tienden naar het
leven gestaan en ze bijna wreedaardig gewurgd.
Het opgewonden bewind der Bataafsche republiek,
dat met het verleden totaal wilde afrekenen, had
namelijk de stoutheid, om het afstaan van de
tienden der veldvruchten „eene aanwijzing tot
vorige dienstbaarheid en onbestaanbaar met een
oppermachtig en vrij geworden volk" te noemen
en alle reeds gedane en nog te doene verpachtingen
af te schaffen en te vernietigentegen minnelijke
of door scheidsmannen vast te stellen vergoeding
maar dat was geheel in strijd met art. 25 der pas
afgekondigde staatsregeling en werd twaalf dagen
later „geaurcheerd en buiten werking gesteld".
Waagt men in onze dagen te vragen naar titels,
hetzij aan een particulier, hetzij aan het rijks- of
aan het kroondomein, dan zijn een hooge borst
en een paar machtspreuken veel gewoner dan
overtuigende, onomstootelijke bewijzen van de
oorspronkelijke vestiging. Dat dit vooral het geval
is met novale tienden, „geheveD wordende van
landen vöor de vestiging van het tiendrecht onbe
bouwd of onbeteeld, doch eerst in later tijd be
bouwd of beteeld geworden"heeft de heer Del
Campo, gelijk we reeds in een vroeger opstel ver
namen, te zijnen voordeele ondervonden. Hij staat
daardoor, en ook om andere hem toegewezen
vorderingen, bij het domein wel niet te boek onder
de „welgezinden", maar daar zal hij zich weinig
om bekreunen.
Op vele gronden, zegt men, maar „men" is
een oproermaker, schijnt het tiendrecht gevallen
als honigdauw, zonder dat men weet van waar het
komt. Hoe het heengaat, weet men beter.
Op dat gedeelte van den reeds genoemden Adriana-
Jobanna-polder, 't welk tot Duiveland behoort en
ruim dertien bunders groot is, drukt hierover
waren beide partijen het aanvankelijk eens, doch
thans schijnt de plichtige, in strijd met vroegere
overeenkomsten, dit door een rechterlijk vonnis te
willen laten beslissen tiendrecht ten behoeve
der gemeente Zierikzee.
Volgens een paar uitspraken herleven, bij
droogmaking van verdronken landen, de oude
tienden, vroeger op die gronden gevestigd.
Mogelijk wil men in dezen laten uitmaken, dat
de Adriana-Johanna-polder niet bestaat uit ver
dronken, maar uit nieuw land, aangewassen in het
dijkwater, en het tiendrecht niet over de wateren
kan zweven en langzamerhand in den aanwas
bezinken
Krachtens eene uitlegging van Karei V, van
1529, was het evenwel niet verboden tienden te
heffen „van landen die onsaeybaer gheweest syn,
ende artificialick met molens, caden of ander
saeybaer gemaeckt werden."
De tijd zal 'tleeren, en hoe dit nu zij, zeker is
het, dat in het vorige jaar op het besproken deal
voor het eerst tiendbare gewassen geteeld zijn,
waarna, tengevolge eener getroffen overeenkomst,
de waarde van het tiendrecht door drie mij onbe
kende deskundigen is bepaald op f 2150.72. Een
voorstel van burgemeester en wethouders, om die
som met een derde te verminderen, werd verwor
pen. Hoe de tiendplichtige er over denkt hebben
we al gehoord.
Tevergeefs heb ik getracht, enkel omdat dit
hier van belang zou zijn, te weten te komen,
waarop het verkregen cijfer steunt. Dit schijnt
het geheim der schatters te zijn, want naar men
mij uit vertrouwbare bron meegedeeld heeft, staat er
niets van in het rapport, en mist dit alzoo, naar
mijne meening, die ik gaarne voor beter geef, een
zijner allereerste vereischten.
Te oordeelen naar hetgeen later over die taxatie
Publicatie van 7 Juni 1798.
Hof Zeeland 25 Mei 1869 en rechtbank Botterdam
3 Januari 1877.
Zwitsersche stad een luchtkasteel was, keerde hij
met Madeliefje naar zijn vaderland terug en begaf
zich naar den Arendshorst, waarheen hij eene
uitnoodiging had ontvangen.
De Kerstdag en de daarop volgende dagen
verliepen vroolijk op den Arendshorst. Op Nieuw
jaarsdag werden allen op eene partij bij sir Philip
Stane genoodigd, eerst de majoor en zijne vrouw,
met Charles en Alice, terwijl later eene uitnoodi
ging voor Frank en diens vrouw volgde. Wiliiani
Stane kwam dikwijls op den Arendshorst als hij
bij zijn vader logeerde, en ofschoon hij zich nog
niet verklaard had, twijfelde niemand er aan, dat
Alice Raynor er zijn punt van aantrekking was.
Ja, zonneschijn en vrooiijkheid, overdaad en
roekelooze verkwisting regeerden binnen de muren
van den Arendshorst, maar daar buiten heerschte
niet veel anders dan armoede, verdriet en onte
vredenheid. Mevrouw Atkinson had altijd goed
voor het landgoed gezorgdhet land was uitmun
tend onderhouden en de belangen van de pachters
en daglooners had zij behartigd. Éene zaak echter
had zij niet op zoo milde wijze ter harte genomen
als zij wel had kunnen doen, namelijk de verbe
tering van de woningen dor veldarbeiders. Van
tijd tot tijd had zij reparatiëu laten doen, maar
die huisjes waren eigenlijk niet meer te repareeren.
Sommige waren niet veel beter dan varkenshokken,
en dat was nog het beste wat men er van zeggen
kon. Elke woning had noodig gerepareerd en
met een nieuw slaapvertrek vermeerderd, of anders
afgebroken en van den grond af nieuw opgebouwd
in den raad is voorgevallen, moeten mijne inlich
tingen juist zijn, althans de een was daar van
meening, dat de bepaling van de hoegrootheid
van den af koopprijs op het opbrengend vermogen
de ander dat zij op de waarde van den grond
rustte en men rekening gehouden had met het
nog ongescheurde gedeelte; hetgeen alles onnoodig
zou geweest zijn, wanneer het cijfer behoorlijk
toegelicht was.
Het vruehtgevend vermogen hangt grootendeels
van den eigenaar en van de wijze zijner bebou
wing af, en kan ieder jaar eindigen, door den
grond tot weide aan te leggen. Bovendien kan
hij nog verscheidene andere dingen doen, die alle
tengevolge hebben, dat de tiendeigenaar jaarlijks
weinig trekt, en hem toch noodzaken om, na ver
loop van vijftien jaren, zijn recht af te staan,
berekend volgens alinea twee.
Kon de waarde van den grond in aanmerking
komen, dan was het gemakkelijk gevonden, en
had men overal en voor alles een vasten maatstaf.
Evenals nu de tiendheffcr van elke 110 schoven
ér acht trekt, zou men hem van iedere 110
waarde aan grond er acht kunnen geven.
Laten wij dit ten laatste eens beproeven, daar
het vaststaat, dat de waarde van een tiendblok,
die geene of nog geen vijftien jaren tiendbare
gewassen heeft opgebracht, naar billijkheid moet
kunnen bepaald worden en het dus onze plicht is
een uitweg te zoeken.
Om tot een eenigszins juist cijfer te komen,
stel ik voor bij de bepaalde verkoopwaarde van
den grond, die in zulk een tiendblok ligt, aan te
nemendat de kans, om hem verder, of gedurende
de eerste vijftien jaren, met tiendgevende gewas
sen te bezaaien, even groot is als de mogelijkheid
om dit niet te doendat deze wisselvalligheid
de waarde van het tiendrecht met de helft ver
mindert; dat het dus billijk is van de bepaalde
waarde de helft af te trekken, en van de overige
helft den tiendheffer zijn deel op de reeds ver
melde wijze toe te kennen, dan zou hij van
elke f 110 grondwaarde geen f 8, maar slechts
f 4 ontvangen. Zoo doende zou het tiendrecht
van een bunder grond, die een waarde heeft van
f 1100, veertig gulden bedragen. Mogelijk zeggen
de taxateurs, die ik hiervoren een pluimpje gege
ven heb, dat mijn tiendrekenbord een slag van
den molen beet heeft.
Als het nu waar is, dat bij de vaststelling van
den af koopprijs van het tiendrecht in den Adriana-
Johanna-polder, de waarde van den grond in acht
genomen en als de vrucht verdeeld is, zou bij
deze leer de bepaalde 2150.72 met de helft ver
minderd en op 1075.36 gebracht moeten worden,
overeenkomstig welke berekening het afkoops
kapitaal nog nagenoeg 83 per bunder bedragen
zou; een prijs veel hooger dan de eigendoms-
waarde van een geheelen bunder, tijdens de oor
spronkelijke vestiging of bezinking van het tiend
recht.
Het kan natuurlijk mijn doel niet zijn, om te
trachten door dit betoog eene der partijen voor-
of nadeel toe te brengen. Ik wensch slechts te
weten welke som het billijkst is en het naast
aan de waarheid komt.
Dit neemt niet weg, dat ik mij verbeeld hier
min of meer heftig tegenover mij te zien staan:
een grondeigenaar en een tiendheffer, gereed mijne
geheele redeneering omver te halen; de een met
de bewering dat de tiendheffer geen recht op den
grond, maar slechts op een zeker deel van zijne
tiendgevende gewassen heeft en het van hem
afhangt, die al of niet voort te brengende an
der dat het belang van den grondeigenaar hem
juist dwingt tiendbare en geen andere vruchten
te telen.
Arrest hof N.-Holland 2 Sept. 1847.
te worden. Mevrouw Atkinson scheen in het
laatste jaar haars levens plotseling tot de overtui
ging te zijn gekomen, dat er iets gedaan moest
worden. Misschien dat zij bij de nadering des
doods (die onze oogen opent voor vele zaken,
waar zij anders voor gesloten waren gebleven) de
nalatigheid inzag waaraan zij zich schuldig had
gemaakt. Haar notaris Street werd in allerijl op
den Arendshorst ontboden en kreeg last plannen
en ramingen voor nieuwe woningen te laten opma
ken. Met haast werd aan eene lange rij van een
dertigtal huisjes begonnen, en onderwijl de bouw
lieden nog bezig waren stierf mevrouw Atkinson.
Bijna met haar laatsten ademtocht droeg zij den heer
Street op, te zorgen dat die woningen voltooid en
de varkenshokken (om ze maar bij dien naam te
blijven noemen) gerepareerd en bewoonbaar
gemaakt wierden.
Street kon niet anders doen dan dien wil der
overledene aan den erfgenaam van het goed,
majoor Raynor, overbrengen; maar de majoor
deed niets. Zijn wil was misschien goed genoeg,
maar het ontbrak hem aan de middelen. Hij had
zooveel geld voor zich zeiven en zijn gezin noodig,
dat hij niets voor anderen kon missen. Het kon
tante geld, dat hij in handen had gekregen, was
hoofdzakelijk gebruikt, om vroegere schulden af
te doen. Voordat ze hem zwart op wit voorgelegd
waren, had hij niet gedacht dat hij er een penning
van schuldig was, iets wat wel meer gebeurt.
Het bouwen van de nienwe woningen werd dus
voorgoed gestaakt; zij bleven staan zooals zij
Het is niet noodig van dit pleidooi verslag te
geven, maar gaarne beken ik beiden, dat ik nog
niet zoo gelukkig ben als Archimedes, die zeggen
konik heb het gevonden.
Wordt vervolgd.)
Woensdag stond voor de crimineele kamer van
het gerechtshof te Amsterdam Paulus Thiemann
terecht. Deze oude kennis der justitie had zich
thans voor de zesde maal wegens bedriegelijke
oplichting, nu in verband met valschheid in ge
schriften, te verantwoorden. Op 9 December uit
de cellulaire gevangenis ontslagen met een uit-
gangskas van f 49.80werd door den directeur
30 aan den vader van den beschuldigde, f 19.80 aan
hemzelf ter hand gesteld. Voor dat geld kocht
hij zich een sierlijke kleedijdie het mogelijk
maakte hem voor een aanzienlijk heer aan te zien
en zoo ging hij aan 't zwieren met een meisje en
met vriendenkocht allerlei voorwerpen van
waarde en van smaak onder den naam van jhr. Berg
van Dussen Muilkerkdineerde en soupeerde met
champagne, in gezelschap van vrienden die hij
voor baronnen liet doorgaan, en passeerde, als
't op betaling aankwamaccepten op naam van
jhr. Berg.
Aan het hof trachtte beschuldigde nog wijs te
maken, dat hij mathesis- en propaedeutisch examen
had gedaan en voor marine-ingenieur had gestu
deerd.
De advocaat-generaal mr. Kist requireerde vier
jaren correctioneele gevangenisstraf met zes geld
boeten van f 25 en vier van f 50. (Fad.)
TWEEDE KAMEB.
Met de beraadslaging over het laatste der rech
terlijke wetsontwerpen werd heden een aanvang
gemaakt.
De beide amendementen van den heer Lenting
om alle rechtbanken en alle kantongerechten te
ontbinden, werden aangenomen met 33 tegen 30 en
met 35 tegen 29 stemmen. De nieuwe benoemingen
zullen plaats hebben zonder aanbevelingslijsten.
De beraadslaging werd daarna voortgezet en
verdaagd tot aanstaanden Maandag.
Nadat nog eenige wetsontwerpen van onderge
schikt belang waren afgedaan, werd de zitting
gesloten.
Onze stad werd gisteren door twee Engelsche
Noordpool-reizigers bezocht. Een hunner was de
eigenaar van de „Pandora", met welke onze land
genoot de heer Koolemans Beynentweemaal de
reis naar het Noorden heeft medegemaakt en be
hoorde ook zelf tot de tochtgenootende ander
was een der officieren van de „Discovery". Beide
heeren waren met bun stoomjacht, een sierlijk
vaartuigje met machines van 25 paardekracht,
herwaarts gekomen en hebbenna eenige merk
waardigheden hier ter stede te hebben bezichtigd,
hun pleiziertocht voortgezet naar Hellevoetsluis.
De waterstand is op de rivier de Vecht in
de laatste dagen zooveel lager gewordendat de
watermolens en machines weer geregeld kunnen
werken; men hoopt alsnu spoedig aan de werk
zaamheden voor den akkerbouw te kunnen be
ginnen.
waren, loutere geraamtenen de instortende var
kenshokken, die behoefte aan reparatie en witkalk
hadden om bewoonbaar en niet al te ongezond te
zijn, werden van dag tot dag ergerdegenen, die
het zagen, stonden er verbaasd over en de nabuur
schap sprak er schande van.
Niet alleen deze waren de slachtoffers van des ma
joors gebrek aan geld en doorzicht, er bestonden
nog vele andere behoeften; maar wij hebben deze
slechts genoemd als een voorbeeld. Aan de
verbetering van het land besteedde hij niets en
noodzakelijke, ja zelfs gewone arbeid werd nage
laten. Misschien zou de majoor, als hij geweten
had welke zorgen aan land besteed moeten worden,
eene poging gedaan hebben om het zijne in orde
te houden; maar zooal3 de zaken nu stonden,
moest het wel met den dag achteruitgaan.
Wordt vervolgd