1206 Jaargang. 1877. V njdag N°. 64. 16 Maart. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs, per 3/m. franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Advertentiêni 20 Cent per regel,1 Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte^ Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 15 Maart. TWEEDE DEEL. Benoemingen en besluiten. Kunstnieuws. Marine en leger. Nog iets over tiend-afkoop- LBURG "ITT i Eene merkwaardige redeneering treffen wij heden in de Vlissingsche courant aan. Na de mededee- ling dat van de vangst der vischsloep „de Zeeuw", bestaande uit 400 kabeljauwen, 700 schelvisscben, 30 lengen en 5 heilbotten, slechts een klein ge deelte te Ylissiugen verkocht en het meerendeel naar Antwerpen, Neuzen en Middelburg verzonden is, gaat genoemd blad aldus voort: „De kleine hoeveelheid visch, die hier werd verkocht, bracht zeer hooge prijzen op, zoodat éen kabeljauw niet minder dan van 3 tot 5 gulden gold en de kleine burger er dus niet aan kon denken ook eens van dat zeebanket te proeven. „Ware de "visch, die nu den vreemde in is, hier verkocht, dan waren de prijzen daarvan, hoewel beduidend, door den ruimeren aanvoer toch zeker lager geweest en daardoor beter onder het bereik van menigeen gekomen. „Wij betreuren het dan ook, dat dit niet is ge schied, te meer omdat Vlissingen thans niet het minste voordeel geniet van vaartuigen, die bemand met vreemdelingen, hun visch, (het grootste ge deelte n.l.) naar elders verzenden, en welke vaartuigen grootendeels daargesteld zijn door Vlissingsche dubbeltjes. „Bij het oprichten der Vlissingsche zeevisscherij werd toch voorop gesteld het belang van Vlissin gen, eu dit was dan ook de drijfveer, die meenigen welgestelden stadgenoot er toe bracht een of meer aandeelen te nemen. Wij herhalen het, dat de wijze waarop nu de exploitatie plaats heeft, niet het minste voordeel voor Vlissingen afwerpt." Volgens het Vlissingsche orgaan is het dus niet in het belang van Vlissingen, dat de „Vlissingsche dubbeltjes", die in een zeevisscherij gestoken zijn, door het verkoopen van visch op vreemde markten tot de hoogst mogelijke prijzen, ook. de hoogst mogelijke rente aan de aandeelhouders opbrengen Volgens het Vlissingsche orgaan geniet ook Vlissingen „niet het minste voordeel" van eene onderneming welke, door Vlissingers opgericht en bestuurd, te Vlissingen gevestigd, haar eerste vaartuig te Vlissingen heeft doen bouwen, en voor de benoodigdheden en behoeften zoo van haar als van haar personeel dan toch in elk geval dikwjj ls te Vlissingen ter markt zal moeten komen! Voor ie'der die het goed méént met de welvaart en de toekomst van Vlissingen zijn blijken van bekrompenheid en gebrek aan doorzicht, als de 56. 'Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood. Hoofdstuk I. OP DEN AKENDSHORST. Vervolg). Die blos en die aarzeling stelden de zaak in een licht, waarin Edina die nog niet beschouwd had. Zij had zich slechts afgevraagd of Stane een wen- schelijke kennis voor Charley was, of hij hem slechts in zijne vadsigheid aanmoedigen, dan wel zijne aandacht op wat beters vestigen zou. „Is mijnheer Stane niet ouder dan Charley, Alice?" vroeg Edina. „Ja, verscheidene jaren. Hij is advocaat en heeft te Londen kamers in den Temple. Juist tegenwoordig is hij veel hier, omdat zijn vader ziekelijk is." „Zijn zij rijk?" „Dat geloof ik niet, althans niet schatrijk. Geld heeft sir Philip Stane natuurlijk wel, want bij heeft de praktijk neêrgelegd. Hij was vroeger te Londen advocaat en heeft om de eene of andere reden den titel van ridder gekregen." „Is William zijn eenige zoon?" aangehaalde redeneering van de Vlissingsche courant, zeer bedroevend. Ook de rechtbank te Hoorn is gisteren in de tweede kamer gevallen, maar met eere. Geen der afgeschafte rechts-collegiën had den strijd zoolang volgehouden, noch zulk een aanzienlijke minderheid voor zich gewonnen. Aan welke stemmen-verschuiving is het te wijten geweest, dat het .dubbele 36tal van den eenen dag den volgen den veranderde in twee ongelijke kampen van 39 en 34? De heeren StieltjesSchimmelpenninck en de Langedie Dinsdag afwezig warenkwamen Woensdag over om tegen te stemmen. Van laatst genoemden afgevaardigde wordt beweerd dat hij nog gedurende de geheele behandeling der rechter lijke ontwerpen niet op zijn post geweest was, en nu voor het eerst aan eene stemming deel kwam nemen, alleen om Hoorn den dood aan te doen. De heer Haffmans kwam daarentegen vóór stem men. Maar drie verdedigers van Hoorn, die Dins dag op de bres gestaan hadden bleven, na zieh er op beslapen te hebben, Woensdag weg. Het waren de heeren Storm, 8chimmelpenninek van der Oije en Saaijmans Vader. Alle drie waren zij „verhinderd". Zoo geschiedde het dat het Hoornsche strijdkorps met twee man verzwakt en dat van Alkmaar daarentegen met drie versterkt was. En gelijk eenmaal gezegd werd dat „van Alkmaar de victorie begon", zoo werd ditmaal met eene overwinning van Alkmaar de rechtban ken-strijd besloten.' Thans volgenhet wetsontwerp n° 8, samen stelling der rechtbanken en kantongerechten met de bezoldigingen, en daarna n° .9, overgangsbepa lingen. De heer van Eek heeft voorgesteld om bet kantongerecht te Hulst over te brengen van de 4e naar de 3e klasse. De heer P. M. Keiler van Hoorn, uit Dordrecht, leidde gisteren avond de ter ver gadering opgekomen leden van het Middelburgsch departement der maatschappij tot Nut van 't Al gemeen, met hunne dames in eene stad zijner fantasie rond en deed hen verschillende inrichtingen, door zijne verbeelding aldaar geschapen, bezoeken. Het meest werd onze aandacht getrokken door een hospitaal, niet van lichaams-, maar van ziels- kranken. Lijders aan babbelzucht, aan eenzijdig heid, aan bekrompenheid, aan hoogmoed onder zijn duizenderlei verschillende vormen, gingen aan ons oog voorbij. In het tweede gedeelte der voordracht werden nog, in den vorm van los samenhangende gesprekken, eenige onderwerpen „Neen, de tweede zoon. De oudste is in zijn vaders praktijk te Londen opgevolgd, en dan zijn er nog twee andere, waarvap éen in het leger dient." „Zijn uitzicht bevalt mij wél," zei Edina bij zich zelve, den blik op den jongen man vestigende, die op het oogenblik met den majoor sprak, „ofschoon de uitdrukking van zijn gelaat wel wat hoogmoedig is." 't Was niet te ontkennen dat er hoogmoed uit sprak, maar desniettemin was het innemend. De jonge Stane was van eene middelbare gestalte, zwart van oogen en haar, met eene schrandere eerlijke gelaatsuitdrukking en ernstige manieren. „Komt ge nu niet meê, Edina?" vroeg Alice. Edina keerde zich om en nam een werkje op, dat op de tafel lag. „Ik begon uit mijn zakdoe ken te raken," zei zij, met het oog daarop; „ik kocht dus een half dozijn nieuwe voordat ik van huis ging en moet die nu zoomen." „Laat een van de meiden die voor u zoomen," ze! Alicehare mooie schouders ophalende. „Waarom plaagt gij u met gewoon, naaiwerk?" „Noemt gij dat plagen En zou ik dat de meiden laten doen?" riep Edina uit. „Verbeeldt gij u, kind, dat het leven enkel voor vermaak bestemd is? Op Lentelust werd het zoomen van zakdoe ken als eene uitspanning te midden van zooveel zwaarder werk beschouwd 1" „O, maar die dagen liggen achter ons," zei Alice eenigszins spijtig, niet aangenaam gestreeld dat die tijd haar herinnerd werd. van algemeen maatschappelijken aard, zooals de valsche of oprechte zucht naar waarheidde vrouwen emancipatie, de beteekenis en waarde der muziek enz. behandeld. De spreker maakte op ons den indruk een zeer geestig man en fijn opmerker te zijn. Als houder van voordrachten zou hij echter voor zijne inklee dingen en overgangen met veel vrucht het snoeimes kunnen gebruiken. Ook weet hij zich daarbij niet van stijfheid en alledaagschheid vrij te-hou den, en verdient de platheid van sommige zij ner vergelijkingen, het gevolg van een bij zijn onderwerp van gisteren geheel overbodig streven naar realiteit, uit het oogpunt van den goeden smaak stellig afkeuring. Deze waren de redenen waarom zijne voordracht, naar onze meening, op het niet talrijk publiek niet dien indruk maakte, welken zij door haar rijkdom aan oorspronkelijke gedachten en geestige zetten waardig geweest was. Bij deze laatste winterbijeenkomst mag een woord van erkentelijkheid aan het bestuur van ons Nut, over de wijze waarop het dezen winter getracht heeft den leden eenige aangename avonden te bezorgen, niet achterwege blijven. Al werden de voordrachten niet alle even druk bezocht en al konden zij niet aan ieder voldoenmet welke zaak ter wereld kan men ooit dat doel bereiken zij waren voor de leden zoovele gelegenheden tot samenzijn, zij brachten het hare er toe bij om hen te doen gevoelen dat tusschen allen onderling een band bestaat, die aangehouden moet worden, wil men de eenheid niet doen verzwakken en de maatschappij tot Nut van 't Algemeen in staat stellen, in de toekomst aan haar nuttig en roem vol verleden getrouw te blijven. De reeks der Nutslezingen te Zierikzee werd gisteren avond op keurige wijze gesloten door den heer J. T. Oostermau, in de letterkundige wereld vooral bekend als schrijver van „Emancipatoria", onder den pseudoniem Werther. Vóór zijn eigenlijk onderwerp „de dieren en de menschen" niemand ergere zich over deze schikking schetste hij een tooneel uit de kinder- en een uit de volle menschenwereld. Het geheel was pittig en den bijval der vergadering ten volle waardig. hooger onderwijs. Benoemd tot rector-magni- fieus' aan de hoogeschool te Utrecht voor het academiejaar 1877/78 de hoogleeraar dr. Th. W. Engelmann. j.ager onderwijs. Benoemd tot schoolopziener in het tweede schooldistrict van Noord-Holland 0. P. Metelerkamp, te Amsterdam. „Ja, en gij allen zijt sedert veranderd. Wat een mooie kamer is dit, AliceIs het ameublement niet geheel nieuw?" „Van het eerste tot het laatste st.uk," antwoordde de jonge dame. „'t zag er onoogelijk uit, toen wij hier kwamen, en papa en mama meenden, dat, daar het vertrek tot salon voor logés bestemd was, het deftig moest ingericht worden." „'t Is zeker heel mooi," zeï Edina met een zucht„al te mooi voor mijik beu aan zoo iets niet gewoon." In den tuin nam zij naast den majoor onder den olm plaats en zette daar haar werk voort. Charles, Alice en de jonge Stane begonnen weer een spel van het eeuwige croquet. De majoor zag het met het grootste behagen aan. Ofschoon het voor hem geen geheim kon zijn dat hij van den hoogen boom leefde en zijne oude vijanden, de schulden, hem weêr zouden overrompelen, zag hij er zoo opgewekt en onbezorgd uit als iemand op dit ondermaansche er maar kan uitzien. En dat was ook inderdaad de stemming waarin hij verkeerde. Hij had nog maar kort op den heerlijken Arends horst gewoond, want die tijd was bij weken te tellen, en reeds was hij er vet op geworden. Hij was vroeger zwaarlijvig en at te veel, maar thans was hij zwaarlijviger dan ooit. Hij rekende op de vindbare effecten van mevrouw Atkinson als eene verzekerde dekking van alle kleine extra uitgaven, die hij met zijn tegenwoordig inkomen niet bestrijden kon. Men wist wel is waar niet waar die kostbare papieren zich bevonden, maar leger. Voor dén tijd van vijf jaren gedeta cheerd bij het wapen der infanterie van het leger in Nederlandsch-Indië, de 2e luitenant E. C. Hou- bolt, van het le, en de le luitenant P. J. Scbip- perheyn, van het 6e regiment infanterie. Op verzoek met den laatsten dezer eervol uit den zeedienst ontslagen de scheepsklerk A. A. Kleynhens en hij met ingang van 1 April daar aanvolgende benoemd tot 2en luitenant-kwartier meester bij het leger in Nederlandsch-Indië. In het laatst van het vorige jaar werd, gelij k men weet, te Londen gestolen een van de kost baarste meesterstukken van Gainsborough, voor stellende de beeltenis der bevallige hertogin van Devonshire. In het Trippenhuis te Amsterdam is thans aangeplakt eene in Dresden vervaardigde photographieblijkbaar genomen naar eene staal gravure, indertijd naar het prachtige doek van Gainsborough vervaardigd. Daarbij staan in het Duitsch de noodige aanwijzingen, o. a. dat de kleeding der hertogin op dit doek yan verblindend scboone witte en blauwe zijde is, en voorts dat iederdie eenige aanwijzing omtrent het stuk doet, f L2,000 belooning zal ontvangen. De luitenant ter zee l6 klasse H. van Broek- huyzen wordt met den len April a. geplaatst aan boord van Z*. M8. opleidingschip Admiraal van Wassenaer, ter waarneming der betrekking van eersten officier. De officier van administratie 38 klasse J. H. de Sauvage wordt met den len April a. geplaatst in de rol van Zr. Ms. opleidingschip Admiraal van Wassenaer, teneinde gedetacheerd te worden aan boord van Zr. M». instructievaartuig Ternate. Landbouw. Door onzen Schouiven-Duivelandschen correspondent). II. Teneinde over de moeilijkheid der waardeering te kunnen oordeelen en tevens te doen gevoelen hoe onbillijk de tiendheffing is, nemen we een kijkje bij de „muren van onvruchtbaar zand", zooals een nu doode dichter onze duinen noemt. Langs deze loopt hier en elders een strook zand, hij twijfelde er niet aan, of op een fraaien dag zouden zij wel aan 't licht komen. De hoop, die kostbare gave, hoe bedriegelijk ook dikwijls, deed den majoor altijd leven. 'tWas juist over dit onderwerp, die vermiste effecten, dat Edina begon te spreken, en zij vond er ongezocht aanleiding toe. Zij zat toch nauwe lijks, of een bediende kwam bij den majoor met de boodschap dat Tubbs daar weêr was en, als het den majoor schikte, gaarne zijn rekeningetje betaald wilde hebben, daar hij ook betalingen moest doen. „Het schikt mij in 't geheel niet," antwoordde de majoor. „Zeg dat Tubbs de volgende week maar eens terug moet kotnen." „Is het eene zaak van eenige shillings of zoo?" vroeg Edina opziende, denkende dat de majoor te veel op zijn gemak was, om in huis te gaan en het geld te halen. „Ik heb mijn beurs op zak, oom, en als ik soms „Bewaar meriep de majoor uit, „'t is eene zaak van vijftien of twintig pond," en daarbij keek hij met welgevallen zijn bediende na, die de boodschap aan Tubbs ging overbrengen, „'t Is voor nieuwe tuigen en zadels en zulke dingen. Tubbs is de zadelmaker hier op 't dorp, dieD wij een voordeeltje wilden verschaffen. Uwe tante Anna begunstigde de leveranciers hier ter plaatse en wij hebben gemeend haar voorbeeld te moeten volgen." „Misschien heeft hij dat geld hard noodig, oom." „Daar twijfel ik niet aan, kindlief, en ik zal

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1