N°. 56.
1206 Jaargang.
1877.
Woensdag
7 Maart.
Dit blad versohijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.1
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.1
Advertentiëni 20 Gent per regel?
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte?
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Hayas, Laffite G°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 6 Maart.
FEUILLETON"-
eene onverwachte opschudding,
naar boven gebracht.
MIDDELBURGSCHE COURANT.
Heden ia aan de koninklijke maatschappij „de
Schelde" te Vlissingen de kiel gelegd van de
Bchroefsleepboot Maasstroom IYvoor rekening
van de Rotterdamsche ballast-maatschappij te Rot
terdam, waarvan de machine, compound-systeem,
aan dezelfde fabriek wordt vervaardigd.
Door den voorzitter van het polderbestuur
van Walcheren is de volgende circulaire ge
richt aan commissarissen van den polder:
„De schade door de stormen van 25 Februari
tot 1 Maart ontstaan, bestaat in beschadigen van
rijsbeslag, krammat en steenglooiing; terwijl van
het staket tusschen de dijkpalen 22 eD 24, 4 rijen
over een lengte van 22 meters zijn weggeslagen.
De kramwerken hebben het meest geleden.
„Aan de herstelling van een en ander wordt met
kracht gewerkt; terwijl de herstelling van de
rijsbeslagen, waarvoor de materialen in den polder
voorhanden voldoende waren, Zaterdag was afge-
loopen.
„Het gat den 30/3lc Januari jongstleden tusschen
de dijkpalen 28 en 29 ontstaan, is niet belangrijk
toegenomen; hetzelve is voorloopig voorzien met
een paalregel en bezetting van Doornikschen steen
het duin aldaar heeft nog eene breedte van 25
tot 50 meters.
„De schade te Domburg is niet toegenomen,
terwijl die aan de West-, Zuid- en Oostwateiingen
van ondergeschikt belang is.
„Daar de schepen met rijsmaterialen tevergeefs
beproefd hebben Westkapelle te bereikeD, zijn
24,000 hos Brahantsch rijs, 12,000 stuks staken
en 1200 bos latten per spoor te Middelburg aan
gevoerd; ruim de helft dier levering is reeds aan
de Noordwatering aanwezig; die materialen wor
den in reserve gehouden om zoo noodig tot herstel
van mogelijke schade te dienen; terwijl te Vlis
singen nog een lading rijsmaterialen aanwezig is,
die ieder oogenblik naar de Noordwatering kan
worden vervoerd.
„Een cijfer der geleden schade te noemen is
nog niet wel mogelijk; echter heeft er nu, even
min als in Januari, eenig gevaar voor den polder
bestaan.
Bij het departement van binnenlandsche zaken
is thans voorbereid eene herziening van de bestaande
regeling der inschrijving in de bevolkingsre
gisters. De voornaamste punten van de nieuwe
regeling zijn: 1° inschrijving van personen, die
4£h
Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood.
EERSTE DEEL.
Hoofdstuk XVI.
(Vervolg).
Dokter Raynor sloeg de richting naar zijn huis
in en maakte een omweg om de menigte te ver
mijden. Frank begon zachtkens te fluiten, gelijk
iemand, die in gedachten verzonken is, soms
onwillekeurig doet.
„Wat denkt gij er van, Frank?" vroeg de
dokter op eens.
„Ik begrijp niet waarom zij zoo samenscholen.
„Dat bedoel ik£niet," hernam Raynor.
„Éen
dwaas maakt er meerdere; maar ik sprak van
Pellet's voorgegeven droom. Ik voor mij geloof
dat hij in 't geheel geen droom gehad heeft; toen
hij het vertelde ging het hem niet glad genoeg
van de hand; maar wat ik niet begrijp is de
reden die hij kan hebben, om voor te wenden dat
hij zulk een droom gehad heeft. Sommige men-
schen hebben lust het publiek met wonderlijke
verhalen in beweging te brengen; om opzien te
haren zouden zij vertellen dat zij gehangen en
onder het bestuur van het openhaar gezag te
zamen wonen; 2° invoering van bevolking- en
huwelijksboekjes3° verkorting der termijnen voor
het doen van aangiften en kennisgevingen betref
fende verandering van woonplaats4° verplichting
van niet meer dan éen persoon tot het doen van
aangifte van vestiging of vertrek; 5° regeling bij
kon. besluit van het geheele onderwerp; 6° wijze
van inrichting en bijhouding der bevolkingsregis
ters en der registers, die daarmede in verband
staan.
De minister van binnenlandsche zaken heeft het
ontwerp doen toekomen aan de commissarissen des
konings in de provinciën, met verzoek hunne
opmerkingen over de zaak kenbaar te maken,
nadat door hen vooraf die gemeentebesturen zijn
gehoord, wier bijzondere belangstelling in eene
goede regeling van het onderwerp hun bekend is.
De minister van binnenlandsche zaken heeft
blijkens de Staatscourant van heden, bepaald dat,
met ingang van 7 Maart a., het houden van
markten en openbare verkoopingen van alle vee,
met uitzondering van paardenis verboden in
92 bp namen genoemde gemeenten van de pro
vincie Limburg.
Bij beschikking van den minister van binnen
landsche zaken van 2 Maart, zijn bij den aanleg
van staatsspoorwegen benoemd: tot opzichter
tweede klasse P. van Stralen, thans buitengewoon
opzichter; tot opzichter derde klasse H. H. Wee
huizen en F. A. G. Douwes Dekker, beiden thans
buitengewoon opzichter; en bevorderd: tot bouw
en werktuigkundige tweede klasse C. Gosewinekel;
tot adjunct-ingenieur E. Vhiange en mr. W. J.
's Gravesande Guicherit; en tot opzichter eerste
klasse, de opzichters tweede klasse L. P. Haring,
J. O. van Tricht en J. H. Henstedt.
De Staats-courant van heden bevat weder een
nominatieve opgave van Europeesche militairen,
overleden na evacuatie uit Atchin, voor zoover
daaromtrent tot den 27en Januari jl. bij het
departement van oorlog in Nederlandsch Indië
bericht was bekomen, te wetenJ. Sterckval,
geboren te Brussel, fuselier; W. Luthart, geb. te
Gorinchem, tamboer; F. van Uden, geb. te Nuland,
kanonnier, J. Wahl, geb. te ünterbrucken, fuselier,
H. Ribbius, geb. te Zwolle, sergeant; J. Mischler,
geb. te Heimiswijl, P. Reynaerts, geb. te Tirlemont,
en J. H. Devillé, geb. te Brussel, fuseliers; A. For-
ster, geb. te Luzern, sergeant; J. B. Romain, geb.
te Antwerpen, L. Vernest, geb. te Oostacker,
P. V. Porée, geb. te Parijs, en P. E. Bonnelle
geb. te Anzin, kanonniers.
gevierendeeld en daarna weêr in 't leven terug
geroepen waren. Maar dat ligt niet in Pellet's
karakterhij is bedaard, practisc.h en ingetrokken."
Frank gaf geen antwoord. Zij waren nu nabij
den Grondeloozen Put en de samengeschoolde
menigte.
„Ik moet bijna denken, dat hij weet dat Bell
daar ligt," vervolgde de dokter, terwijl hij zijne
stem liet dalen, „en dat hij betrokken is bij het
ongeluk als het een ongeluk was waardoor
de arme Bell er in is geraakt. Misschien heeft
hij er wel deel aan genomen
„Neen, neenliet Frank zich onvoorzichtig
ontvallen. „Het is niet waarschijnlijk dat hij aan
zoo iets deel zou nemen," liet hij er bedaarder
op volgen.
„Zoo ik er mij volkomen overtuigd van houd,"
ging de dokter voort, zonder acht te slaan op
hetgeen Frank intusschen gezegd had, „dan is
het omdat er een paar bedenkingen tegen zijn.
Was Pellet getuige geweest van een ongeluk,
een uitglijden bijv. van Bell aan den rand van
den Put, dan zou hjj er wel dadelijk van ge
sproken hebben. Had hij er deel aan gehad
bij toeval namelijk, want opzettelijk zou hij het
niet doen, en het dus raadzaam geacht dat
het verborgen bleef, dan zou hij geen droom uit
gevonden hebben, waardoor de aandacht opnieuw
gevestigd moest worden op eene zaak, die bijna
in het vergeetboek raakte. En toch hen ik ver
zekerd, dat er iets achter deze handeling van
Pellet steekt."
DeGoudsche courant meldt dat d*. Kuijper voor
nemens is bij de aanstaande verkiezingen zijn
mandaat als lid der tweede kamer voor het hoofd -
kiesdistrict Gouda, om redenen van gezondheid,
neder te leggen.
De N. Rott. Ct., de opmerking makende dat het
tegenwoordige ministerie geen reden van klagen
heeft wijl het over benoemingen wordt lastig ge
vallen, meent echter nu protest te moeten aantee-
kenen tegen de wijze waarop een der gewichtigste
staatsambten vervuld is door de benoeming van
den honorairen hoogleeraar E. H. von Baumhauer
tot inspecteur van het Jager onderwijs in Noord-
Holland. Ofschoon vóór 1857 schoolopziener, heeft
deze sedert jaren geen blijk meer gegeven van
belangstelling in of bekendheid met het onderwijs.
Bovendien heeft hij, wat zijn leeftijd betreft, zijne
beste jaren achter den rug. Alleen heeft de be
noemde als politieke drij ver in de richting van
den heer Heemskerk dikwijls blijken van warmen
ijver gegeven, zoodat door zijne aanstelling niet
alleen algemeene ergernismaar tevens de gedachte
aan een vriendschapsdienst opgewekt wordt.
Onze Haagsche correspondent schrijft ons
het volgende:
„Ofschoon er geen peil te trekken is op het lot
van wetsontwerpen, waarbij zooveel belangen be
trokken zijn als de aanhangige nopens de rechter
lijke indeeling, en het uiterst moeilijk valt zijn
weg te vinden in de menigte amendementen die
er zijn ingediend, en als mogelijke voorboden
eener groote verscheidenheid van minderheden, die
licht tot meerderheid worden, kunnen beschouwd
worden, zoo meen ik toch, dat over het alge
meen genomen, en behoudens eenige transactiën
op ondergeschikte punten, de wetsontwerpen van
den heer van Lijnden groote kans van aanneming
hebben. Versta mij wel; ik bedoel hier alleen
die ontwerpen, die thans bij de tweede kamer in
behandeling zijn; van de later ingediende, vooral,
van dat zonderlinge en volstrekt overbodige voor
stel tot verlaging van den leeftijd der meerder
jarigheid, spreek ik niet.
„De indruk der algemeene beraadslagingen be
vestigt deze meening, die ik zeer gaarne ten slotte
door de stemming bekrachtigd zou zien. De wet
ten tot vermindering van het getal der lagere
rechtscollegiën zijn een natuurlijk en noodwendig
complement van de wet tot vermindering van het
getal der hoogere, die 1875 in het Staatsblad heeft
gebracht. Dezelfde motieven die in 1875 voor de
hoven golden, gelden in 1877 voor de rechtbanken
en kantongerechten. Er waren te veel hoven, met
te weinig werk en slecht bezoldigde raadsbeeren:
Hiermede liet de dokter, tot onuitsprekelijke
verlichting van zijn neef, het onderwerp varen,
nam zijn hoed in de warme avondlucht af en zei,
toen hij de avondster daar in al hare pracht zag
schitteren:
„Nog eene korte poos, Frank, eenige weinige
weken of maanden of jaren (zooals het valt) aan
de moeilijkheden van dit aardsche leven gegeven
en dan zullen wij, naar ik vertrouw, weten wat
die sterren zijn en ons ander leven zijn inge
treden."
De langverwachte brief van majoor Raynor aan
Frank kwam den volgenden morgen. Bij de
opening viel er een biljet van twintig pond sterling
uit, dat de goedhartige majoor er als een bewijs
van zijne vriendschappelijke gezindheid bij ge
voegd had. Zijn schrijven luidde als volgt:
„Beste jongen. Het spijt mij u te moeten melden,
dat het legaat, dat tante Anna u gemaakt heeft,
slechts vijfhonderd pond bedraagt. Ik moet be
kennen, dat ik gedacht had, dat het ten minste
drieduizend zou wezen. Natuurlijk zal ik het
jegens u goedmaken. Wij hebben tot op het
oogenblik de effecten, die er moeten zijn, niet
kunueu vindenmaar zoodra zij voor den dag
komen, krijgt ge drieduizend pond van mij.
„Ik hoop dat mijn broeder weder beter is en
Edina in welstand verkeert. Ik wensehte, dat zij
op Lentelust kon, komen, om aan het inpakken en
het vele dat er nog verder te doen is, te helpen. i
hetzelfde is voor de rechtbanken en de kantonge
rechten het geval. Het is hier een belang zoowel
van de schatkist, als van de goede rechtspraak
en dus ook van de ingezetenen, niet een van een
dezer drie elementen afzonderlijk. Om die reden
is het zeer wensehelijk dat de voordrachten van
den heer van Lijndendesnoods met eenige wij
zigingen, worden aangenomen, en dat de kamer
zich vooral niet met het amendement der commissie
van rapporteurs vereenigt, waarhij alle bestaande
lagere rechtscollegiën behouden, maar de trakte
menten verhoogd worden. Dit voorstel, hoe gul
en vrijgevig oppervlakkig beschouwd ook, is echter
ontzaglijk bezwarend voor de schatkist; en, was
het nu nog maar meer in het belang van het recht
In de kamer is het echter door den heer Godefroi
duidelijk aangetoond dat niet de hooge traktementen
goede rechtspraak geven, maar dat druk werk voor
de rechters dit gevolgwaarnaar de wetgever trach
ten moet, veroorzaakt. De leden eener rechtbank,
waarbij geen 50 civiele zaken in het jaar te be
handelen zijn, slapen in; rusten, dus roesten. Hebben
ze een hoog traktement dan dommelen ze weldra
geheel inhebben ze een klein traktement, dan
spannen ze hun geest oh nummos voor allerlei
bij zaken in, en de bijzaken worden langzamerhand
hoofdzaak omdat ze al spoedig lucratiever zijn
zullen dan de oorspronkelijke hoofdzaak was. Deze
opmerking van den Amsterdamschen afgevaardigde
is zeer menschkundig en waar; ze veroordeelt
bovendien het stelsel van de commissie van rap
porteurs geheel. Dat toch wil ons faineants-
rechters geven met hoog traktement, de minister
daarentegen verlangt rechters met drukke bezig
heden en hoog traktement. Het laatste is onge
twijfeld het beste, ook al moet de invoering
gepaard gaan met opoffering van veel personeel;
offers, die 'niet alle verliezen zullen zijn! Maar
neemt men dit niet aan, dan doet men ongetwijfeld
beter met den bestaanden toestand te houden,
dan den weg der commissie van rapporteurs in te
slaan. Immers de rechter, die zijne aandacht aan
bijzaken wijdt, en wijden nfoet om te kunnen
leven, oefent althans nog die gymnastiek des geestes,
die gewis aan de reehts-praktijk ten goede komen
zal wanneer de rechter in het zeldzame geval
komt van een vonnis te moeten wijzen. Maar met
de hoogere traktementen houdt de noodzakelijk
heid dezer werkzaamheid van den geest in parti
bus infidelium op, en treedt er een teruggang in,
waar de rechtspraak, dat is het publiek, niet bij
winnen zal. Op den rechter die dit schrijven
leest is natuurlijk dit oordeel niet van toepassing
hg behoort zonder twijfel tot die zeldzame uitzon
deringen, die hare volle energie behouden, zonder
tot de krachtigste inspanning in den kamp om
't leven gedwongen te wordenmaar ik geloof dat
Het huishouden zou de volgende weok naar den
Arendshorst gaan, maar hoe het er komen -zal,
als Edina niet helpt, weet ik niet. Doe de groeten
aan heiden van
„Uw toegenegen oom
Francis Raynor."
„Wat zou dat toch zijn," peinsde Frank, terwijl
hij den brief langzaam toevouwde, „dat wij in al
onze moeilijkheden en nooden altijd instinctmatig
tot Edina gaan?"
Hoofdstuk XVII.
De eerwaarde heer Titus Bockup, die tegen
woordig voor het zieleheil van Trennach zorgde,
had op drie achtereenvolgende Zondagen de huwe
lijksgeboden ven Aaron Pitt, jongman, en Naomi
Perkins, jonge dochter, van den kansel afgelezen.
In den morgen van den Maandag, die op de laatste
aflezing volgde, waren Aaron, die een jong mijn
werker was, en Naomi, die niets was en ook voor
niet veel deugde, met hunne wederzijdsche vrienden
en betrekkingen ter kerk gekomen om in het
huwelijk verbonden te worden.
Dit was het tweede huwelijk dat dominé Bockup
sedert zijne komst te Trennach zou voltrekken.
Hij kwam de plechtigheid door, ongeveer gelijk
de eerste maal, namelijk met vrij wat onzekerheid
en aarzeling, maar toch met een bevredigend
resultaat, in zooverre hij ten slotte het paar tot