Telegraphische berichten.
Landbouw.
Kunstnieuws,
Marine en leger.
Koloniën.
Rechtzaken.
„De plaatselijke belangen vinden alleszins be
voegde en natuurlijke organen in de gemeentebe
sturen. Het algemeen belang is aan onze hoede
toevertrouwd. En als wij nu letten op de trouwe
verdediging der plaatselijke belangen bij deze ge
legenheid door de gemeentebesturen, dan moet dit
ons aansporen om daaraan een voorbeeld te nemen
om met even onverschrokken moed in de verde
diging van het algemeen belang pal te staan.
„Maar, werd gevraagd, is het algemeen belang
niet de som van alle plaatselijke belangen?
„Die beschouwing is ten eenenmale onjuist.
Evenmin als de Nederlandsche staat is eene samen
voeging of fédératie van een aantal gemeenten,
evenmin is de som van de belangen der verschil
lende gemeenten gelijk aan het belang van het
rijk, het algemeen belang.
„De spreker, die de vraag deed, verloor daarbij
eene zeer gewichtige zaak uit het oog, namelijk
deze: als men in deze zaak de plaatselijke belan
gen doet gelden, zijn dit niet de belangen van
alle gemeenten, maar alleen van die steden, die
eene rechtbank verliezen of die gemeenten welke
ophouden de hoofdzetel te zijn van een kanton;
hoogstens die van alle gemeenten der opgeheven
arrondissementen en kantons. En nu zal toch
niemand de belangen van eenige plaatsen gelijk
willen stellen met het algemeen belang.
„Neen, er is hier zeker een strijd tusschen som
mige plaatselijke belangen en het algemeen belang.
Doch voor ons geldt alleen de vraag of die plaat
selijke belangen van genoegzaam gewicht zijn om
invloed uit te oefenen op onze beslissing, die wij
moeten nemen met het oog op het algemeen be-
lang. Voor ons geldt de vraag of de plaatselijke
belangen tegen het algemeen belang in de weeg
schaal gelegd, niet te licht zullen worden bevonden
En nu geloof ik niet dat het noodig is aan te
toonen dat die plaatselijke belangen, welke louter
vau geldelijken aard zijn, te licht zullen bevonden
worden. Dat eene gemeente leden der rechterlijke
macht in haar midden verlangt te behouden met
het oog op hunne verteeringen, die de plaatselijke
neringen en bedrijven ten goede komen, op hetgeen
die leden toebrengen tot het gezellig verkeer, of
met het oog op de beschaving die zij om zich
verspreiden, kan, geloof ik, voor niemand onzer
reden zijn omdaarom den toestand onveranderd te
laten en daarvoor de eischen van het algemeen
belang te doen wijken.
„Tegenover deze gronden, die met kracht- in die
adressen worden vooropgezet, moet ik opmerk
zaam maken op eene zaak die door de gemeente
besturen uit het oog is verloren.
„Het is dit: dat die besturen uit bet oog heb
ben verloren hoe nadeelig het voor gemeenten is
in haar midden een aantal ambtenaren te hebben
wien het aan werk ontbreekt. Immers de welvaart
van eene plaats hangt niet af van het aantal
ambtenaren dat daar gevestigd is, en hun inkomen
verteert, maar van de werkzaamheid der ingeze
tenen. Alleen daar waar door ingespannen arbeid
een welverdiend loon wordt genoten, bestaat de
kans dat de gemeente zal bloeien ea vooruitgaan.
Het is niet de vertering die de gemeente rijk
maakt, maar de voortbrenging. Eene nijverheids
zaak die tal van werklieden tegen noesten arbeid
brood en zekere mate van welvaart doet vinden;
eene handelsonderneming die leven en vertier wekt
en werk schenkt, doet meer voor den bloei en
vooruitgang eener plaats dan een groot aantal
ambtenaren, die geen werk genoeg vinden om hun
dag te vullen.
„Naar mijne overtuiging hebben de gemeente
besturen te veel gelet op die dadelijke voordeelen,
die zij onder de oogen hebben, maar niet op het
zeer wezenlijke nadeel, dat er gelegen is in het
voorbeeld van ambtenaren, door den staat betaald,
aan wie de staat toelaat het grootste gedeelte
van hun dag in otio door te brengen."
in de diepte, alsof zij op die wijze het raadsel
konden oplossen wie en wat er op den bodem lag.
Anderen stonden op een afstand te redeneeren en
namen telkens de pijp uit den mond als zij iets
te zoggen hadden. Hoorende Wat er gaande was,
kwam juffrouw Bell naar buiten, met een geel
zijden doek met witte plekken (Josiah's Zondag-
schen zakdoek) over haar hoofd geknoopt en
Voegde zich bij de menigte. Het was een zeer
lichte en te gelijk warme avond, want het dag
licht was nog nauwelijks verdwenen. De ruwe
gezichten der mijnwerkers, de roode gloed van
hunne pijpen, de heerschende beweging, 't maakte
alles te zamen een vreemd tooneel uit.
„Zijt gij dat, jnifrouw Bell?" vroeg Frank,
haar aan den buitenrand van dien menschendrom
ontwarende. Wat is hier gaande?"
„Er is niets gaande," gaf Blase Pellet ten ant
woord. Frank draaide zich volgens de opwelling
van het oogenblik rond, want hij had niet be
merkt dat Pellet er ook was. „Waarom het heele
dorp zoo uitloopt, begrijp ik niet," vervolgde deze.
„Zij moesten liever op hunne eigene zaken passen."
„Wij beschouwen dit als onze zaak," zei
Andrew Float beleefd. „Onze arme verdwenen
kameraad ligt daar in de diepte of hij ligt er
niet, en wij wenschten te weten wat van beide
waar is."
„Welnu, dan ligt hij er niet," antwoordde
Pellet, en verdween bij die woorden tusschen de
menigte.
„U er iets nieuws bekend gewerden vroeg
TWEEDE KAMER.
Bij de kamer is heden ingekomen een wetsont
werp tot bekrachtiging van een handelsverdrag
met de Zuid-Afrikaansche republiek.
Aan de orde was het tweede der rechterlijke
wetsontwerpen (kantonrechters). De minister van
justitie verklaarde dat bij het ontwerpen eener
volledige rechterlijke organisatie nader te overwe
gen zou zijn het denkbeeld van de heeren Lenting
en van der Kaaij, om ter wegneming van de be
zwaren tegen de opheffing van sommige kanton
gerechten, aan eenige kantonrechters twee zetel
plaatsen te geven.
Door de heeren van Baar en Haffmans werd voor
gesteld de bevoegdheid te verleenen om ook ongegra-
dueerde personen tot griffiers bij de kantongerech
ten te benoemen. De heer van Rappard stelde voor de
kantonrechters te benoemen tot wederopzeggens
toe. De heer van Nispen verlangde benoeming voor
onbepaalden tijd, met ontslag door den hoogen raad,
als een waarborg tegen ministerieele willekeur en
politieke manoeuvres, welke gebleken zijn bij het
ontslag van den heer Haffmans als kantonrechter
en bij de bestendiging van dat ontslag door zijne
politieke vriendenalsook bij de beraadslaging
over de Limburgsche processiën en bij het ontne
men van het exequatur aan den pauselijken consul.
Verworpen werden vervolgens: het amendement
der heeren van Baar en van Nispen met 49 tegen
21 stemmen; dat van den heer van Nispen met
47 tegen 23 stemmen, dat van den he8r van Rap
pard met 50 tegen 20 stemmen, zoodat de kanton
rechters voor hun leven benoemd worden.
Door den heer Bredius werd als motie van orde
voorgesteld het achtste wetsontwerp, regelende de
traktementen, te behandelen vöor de indeelings-
wetten.
Het proefveld der rijkslandbouwschool te
Wageningen geeft tot nutoe niet anders te zien
dan eenige rogge-variëteitenbuiten het proefveld
vindt men nog 3 hectaren grond, bestemd voor het
beproeven van werktuigen of 't nemen van proeven
met mestsoorten. Op de uitstapjes, welke de direc
teur herhaaldelijk met de leerlingen maakt, werd
men tot nutoe op de Veluwe eu in de Betuwe
welwillend ontvangen. Kleinere of grootere land-
bouwreisjes zullen echter in 't vervolg moeten aan
vullen, 'tgeen de landbouw iu deze streken niet
kan laten zien. Het stelsel van onderwijs, dat bij
de rijkslandbouwschool wordt gevolgd, zal door
den heer Jongkindt Coninck nader worden bekend
gemaakt.
Voor de oprichting van het gedenkteeken op
het graf van den schilder Jacob Jordaens te
Putte (zie M. Ct. van den 2en dezer) heeft de ge
meenteraad van Antwerpen, naar ons van geachte
zijde wordt medegedeeld, eene bijdrage van 5000
franken toegezegd.
De luitenant ter zee 1» kl. J. C. de Buyter
de "Wildt, laatst behoord hebbende tot de zee
macht in Oost-Indië en van daar den 25en Februari
jl. in Nederland teruggekeerd, is met dien datum
op nonactiviteit gesteld.
In de maand Mei a. zal bij de directie der
marine te Hellevoetsluis een vergelijkend examen
plaats hebben van jongelingen die als machinist
leerling 2e kl. wenschen te worden aangenomen.
eene kalme stem die van dokter Raynor aan
Frank en juiïrouw Bell, die naast elkander ston
den. Uit zijn venster talrijke groepen naar de
Kale Vlakte ziende gaan, was hij ook naar buiten
gekomen, om te hooren wat er aan de hand was.
„Ik heb niet kunnen vernemen, dat er iets
nieuws is, mijnheer," antwoordde de vrouw.
„Onder zulk een gegons verneemt men niet licht'
het ware van de zaak. Andrew Float zegt, dat
sommigen, toen zij in d e Gouden P ij 1 over
mijn man zaten te spreken, den inval kregen
hierheen te gaan en in de schacht te kijken; en
toen dit bekend werd sloten anderen er zich bij
aan. Maar ik kan haast niet gelooven, dat zulk
een onnoozel praatje die allen hier gebracht zou
hebben."
„Zij moeten toch eene reden gehad hebben om
te komen," zei de dokier, een blik op de nog
steeds aangroeiende menigte slaande.
„Pellet heeft zoo even reeds gezegd, dat er geen
reden voor was," voerde Frank aan en vervolgde
daarop tegen juffrouw Bell„Ik zou u niet raden
hier lang in de avondlucht te blijven."
„Op Blase Pellet kon men niet vertrouwen;
vandaag zegt hij 't eene en morgen wat anders,"
merkte juffrouw Bell aan, terwijl zij, door de beide
anderen vergezeld, het pad naar hare woning
insloeg.
„Ik geloof niet dat men zich veel verlaten kan
op de droomen die hij heeft," zei de dokter
droogjes.
„0, maar met dien droom was het wat anders,"
Het getal der als zoodanig te plaatsen jonge
lingen zal zich tot 40 bepalen.
Ouders of voogden, die verlangen dat hunne
zonen of pupillen tot voorschreven examen worden
toegelaten, dienen, vóór of uiterlijk op den laatsten
April a., een op zegel geschreven verzoekschrift
in aan het departement van marine.
Alleen worden zoodanige jongelingen tot het
examen toegelaten, die op 1 Januari van dit jaar
het 15® levensjaar reeds en het 20e nog niet zijn-
ingetreden, en dus die geboren zijn in de jaren
1858, 1859, 1860, 1861 of 1862, en bij het vooraf
te ondergaan geneeskundig onderzoek voor den
zeedienst zijn goedgekeurd.
De vereisehten worden medegedeeld in de Staats
courant van 4 en 5 dezer.
Daar het opleidingsschip voor jeugdige marine
matrozen te Amsterdam, het fregat „Admiraal
van Wassenaer" weldra zijn vastgesteld maximum
van 500 kweekelingen bereikt zal hebben, is de
in dienststelling van een tweede dergelijk vaar
tuig, vermoedelijk te Rotterdam, te verwachten.
De schooners Colon en Rosa, welke van Cura
sao met oorlogsbehoeften naar Haïti waren ver
trokken, zijn op den 2en der vorige maand binnen
de haven van Curasao teruggekeerd, met de ge-
heele ladingen aan boord, zooals die van daar
waren uitgevoerd.
Volgens bekomen mededeeling, heeft de regee
ring van Haïti van den koop afgezien, omdat zij
bij de aankomst dier vaartuigen genoegzaam van
oorlogsbehoeften was voorzien. \Staatscour.)
Bij arrest van heden heeft het gerechtshof te
's Gravenbage uitspraak gedaan in de zaak tusschen
diakenen der herv. gemeente te Krabbendijke,
appellanten van een vonnis en reféré van den
president der rechtbank te Goes tegen C, C. van
den Brink, administrateur der goederen door Maatje
de Jonge, wed. de Roo, gelegateerd aan de diaconie-
armen van Krabbendijke. Door den voorzitter
was bij zijn vonnis gelijk wij in ons nommer
van 3 Februari 11. mededeelden de voorgenomen
en aangekondigde veiling dier goederen geschorst
tot het recht der nu appellanten tot dien verkoop
burgerrechterlijk zou zijn uitgemaakt. Bij arrest
van het hof is dit vonnis vernietigd en, overeen
komstig de conclusiën van appellanten, de voor
melde diakenen, uitgemaakt dat de voorzitter zich
ambtshalve onbevoegd had behooren te verklaren
om van deze zaak in kort geding kennis te nemen.
In het hoofdgeschil tusschen de beide partijen,
waarvan wij een bericht gaven in ons nommer van
22 Februari 11., heeft het openbaar ministerie bij
het gerechtshof te 's Gravenhage geconcludeerd tot-
vernietiging van het vonnis door de arrondissements
rechtbank te Goes gewezen en voorts dat het hof
ambtshalve een getuigenverhoor en rapport van
deskundigen zal bevelen, ten bewijze der door de
diakenen tegen den heer van den Brink geformu
leerde grieven. De uitspraak in deze zaak is
bepaald op 9 April a.
Naar wij vernemen bevinden zich onder he-
garnizoen te Vlissingen op het oogenblik een zeker
aantal lijders aan oogziekte.
Te Vlissingen bestaat het voornemen om
eene bijeenkomst van belanghebbenden te houden,
ter bespreking van de middelen, aan te wenden
hernam mejuffrouw Bell. „En ik heb geen gerus-
ten nacht meer gehad, mijnheer, sedert ik dien
gehoord heb, en dat is nu meer dan eene week
geleden. Ik kan 's avonds niet in slaap komen,
als ik er aan denk."
„Het spijt mij, dat ik dit van u hoor, juffrouw;
ik dacht, dat gij verstandiger waart. Pellet heeft
zeer dwaas gedaan het u te vertellen."
„Hij heeft het mij niet verteld, dokter, maar
Nancy Tomson. Zij kwam op een morgen bij mij
binnen, toen ik na het ontbijt op mijne knieën de
haardplaat lag te schuren, en ik zag dadelijk hoe
verschrikt haar gezicht stond. „Raad eens wat zij
nu vertellen," zegt zij; „zij zeggen dat uw man in
den Grondeloozeu Put ligt." „Wel, mijnheer, ik
houd met schuren op en kijk haar aanwant, ziet
ge, ik dacht dat zij meende dat hij daar lag te sla
pen in dat oogenblik kwam niets anders bij mij op.
„Loop heen, Naney," zeg ik„alsof Bell zich bij
dien Put te slapen zou leggen!" „Ik zeg niet
bij, maar in den Put," zegt zij, „en niet dat hij
slaapt, maar dat hij dood is. In ieder geval,"
zegt zij, ziende dat ik haar niet geloofde, „de
mannen zeggen het." Nu dokter, ofschoon ik
merkte dat iedereen hetzelfde zeï, kon ik er een
heelen dag niet achter komen waarom zij het
zeiden, totdat eindelijk Andrew Float het my
verteldehet was een droom van Blase Pellet
geweest."
Dokter Raynor had oplettend toegeluisterd,
maar maakte geen aanmerking.
„Ik heb daarop Pellet gesproken, mijnheer, en
tot bevordering van de afschaffing der patent
belasting.
Zaterdag heeft te 's Heerenhoek eenepoging tot
moord plaats gehad onder de volgende omstandig
heden.
Zekere P. S. boerenknecht, oud 24 jaren, was
sedert November jl. als kostganger opgenomen in
de woning van J. W., vrachtrijder te 's Heeren
hoek. Daar zijn geld was opgeteerd was hij
Zaterdag niet in staat zijn kostgeld te betalen,
waarom hem door J. W. en diens vrouw gezegd
weid dat zij hem niet konden houden en hij naar
een dienst moest omzien, met de bij voeging echter
dat het op een dag of tien niet aankwam.
Zaterdag morgen te 11 uren was J. W. in zijn
schuur op den dorschvloer bezig een varkensbak
te maken, waartoe hij, met ander gereedschap,
ook een dissel gebruikte. Zijn kostganger stond
daarbij en nam telkens den dissel in handen, niet
tegenstaande J. W. hem dien afnam, zeggende
„laat hem liggen, ik moet hem ieder oogenblik
gebruiken."
Op een oogenblik dat J. W. in bukkende hou
ding met hamer en beitel bezig was, werd hem
door P. S. met den dissel een slag op het achter
hoofd toegebracht, waardoor het scherpe van den
dissel tot op de hersenen doordrong en een wonde
in de hersenpan veroorzaakt werd ter breedte van
den dissel. J. W. gaf een harde schreeuw en
zakte ineen, waarop zijne vrouw kwam aanloopen
en den moordenaar met den dissel in de hand uit
de schuur zag vluchten. Met hulp der huren
werd J. W. in huis gedragen. Zijn toestand wordt
gevaarlijk geacht, zoodat de laatste sacramenten
der stervenden hem reeds door den pastoor zijn
toegediend.
De moordenaar is door den brigadier-majoor-
titulair der rijksveldwacht te Heinkenszand en
den veldwachter te 's Heerenhoek opgespoord en
naar de gevangenis te Goes overgebracht. Hij
verklaarde de daad alleen te hebben verricht om
dat hij zonder geld was en J. W. hem gezegd
had dat hij uit zijn huis moest. Berouw werd
door hem niet getoond; zijne houding en voor
komen doen aan geen groote mate van verstands
ontwikkeling, maar veeleer aan eene soort van
waanzin denken.
In de koninklijke fabriek van stoom- en andere
werktuigen te Amsterdam staan, na een arbeid
van ongeveer zeven maanden, nagenoeg gereed de
stoomwerktuigen van het oorlogstoomschip „Atjeh",
zijnde de grootste stoommachine die tot dusverre
in Nederland gemaakt werd. Het geheel vermogen
der werktuigen is van 3000 paardenkrachten; de
middellijn der cilinders bedraagt 1,83 meter, de
schroef, van het stelsel Mangin-Woodcroft, heeft
4,88 meter doorsnede, 5,80 meter spoed en weegt
6000 kilo. Het aantal schroef omwentelingen be
draagt 95 in de minuut; de vier dubbele cilinder
vormige vlampijpketels, voorzien van overhitting-
superheatingtoestellen hebben eene drukking
van 4 7, atmosfeer te doorstaan, door welke bui
tengewoon groote spanning een belangrijke bezui
niging in het kolenverbruik wordt verkregen.
De heer J. Beokering Yinckers, te Kampen,
zal dezer dagen iu het licht geven eene brochure
getiteld: „Wie heeft het Oera-Lindaboekgeschre
ven?"
Met belangstelling wordt dit geschrift te gemoet
gezien.
Het jaarverslag der Inrichting voor Doof
stommen te Rotterdam levert het bewijs, dat zij
in bloeienden toestand verkeert wat de stoffelijke
middelen betreft en haar goeden naam ook in het
buitenland wist te handhaven. De op deze school
gevolgde leerwijze werd in het afgeloopen jaar te
Parijs, Luik en Gent ingevoerd. De inrichting
heeft eene begrooting van 27,500, sluitend met
een batig saldo van f 500.
In Juli werd de cursus gesloten met 111 leer-
hij vertelde mij alles. Hij had niet gewild dat
ik het vernemen zou, zeï hij, en dat geloof ik
ook maar ik wist het nu toch, en dus behoefde
hij er geen geheim meer van te maken. Het was
een akelige droom geweest, zei hij. Hij had mijn
armen man op den grond van die diepe schacht
zien liggen, morsdood; hij had hem zoo duidelijk
gezien als bij zijn leven. Toen hij wakker werd
baadde hij in zijn zweet en stond zijn haar steil
overeind."
„Ei?" zeï de dokter weêr droogjes en op een
toon van volslagen ongeloof, 't geen juffrouw Bell
echfer niet bemerkte. „En zei hij ook hoe lang
Bell daar al gelegen had?"
„Dat was juist wat ik hem ook vroeg, mijnheer,
toen ik weêr een weinigie bekomen was. 't Was
zeker een goede drie maanden, zei bij. Dat komt
dus overeen, dokter, met den tijd toen hij ver
dwenen is."
„Ja, dat merk ik," zei de dokter veelbeteeke-
nend. „Nu, ik geloof niet aan droomen, juffrouw,
en ik zou u raden het ook niet te doen. Goeden
avondGa maar zoo spoedig mogelijk naar
binnen.".
Wordt vefwlgfyi