N°. 55. 120® Jaargang. 1877. Dinsdag 6 Maart. NATIONALE MILITIE. Dit blad verscfe$nt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdageni Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.' AdvertentiSn j 20 Cent per regel.' Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte? Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Eerste zitting van den militieraad. Nationale militie. FEU'ILLETOlSr. Nationale mijitie. Middelburg, 5 Maart. MIDDELBURGSCHE COURANT. De burgemeester en wethouders van Middelburg, brengen ter kennis van de lotelingen dezer ge meente, behoorende tot de lichting van het jaar 1877, dat de militieraad, op Maandag den 19™ Maait 1877, des voormiddags te 9$ uur, in het gewoon lokaal in de Abdij zitting zal houden om uitspraak te doen omtrent de verschenen vrijwil ligers voor de militie en de lotelingen, die redenen van vrijstelling hebben ingediend, op grond van de bepalingen der wet van den 19™ Augustus 1861, (Staatsblad n° 72); alsmede omtrent de lotelingen, die, volgens de artt. 55 en 56 der wet, niet tot den dienst der militie kunnen worden toegelaten en omtrent alle overige lotelingen; dat bij art. 54 dier wet is bepaald, dat geene vrijstelling, aangevraagd wegens ziekelijke gesteld heid of gebreken of wegens gemis aan lengte, wordt verleend wanneer de betrokken loteling niet voor den militieraad is verschenen, zijnde dit even wel niet toepasselijk op den loteling, die wegens ziekten of gebreken buiten staat is voor den militieraad te verschijnen, daar deze, volgens art. 89 der wet, geneeskundig zal kunnen worden onderzocht, op de plaats waar hij zich bevindt; weshalve de lotelingen, die om bovengemelde redenen vrijstelling van den dienst der militie verlangen, en zij, die zich als vrijwilligers voor de militie hebben aangeboden, worden aangemaand om op den bepaalden tijd voor den militieraad te verschijnen en zich niet te verlaten op het ontvan gen van een oproepingsbiljet, daar het niet ont vangen van dit biljet niet ontheft van de verplich tingen tot het verschijnen voor dien raad. Hiervan is afkondiging geschied waar het behoort, heden den 5™ Maart 1877. De burgemeester en wethouders voornoemd, SCÏÏOEEE. De secretaris, 6. N. DE STOPPELAAR. Ontheffing tan den werkelijken dienst toor geestelijken en studenten in de godgeleerdheid. De burgemeester en wethouders van Middelburg, gelet op art. 127 der wet op de nationale militie van den 9™ Augustus 1861, (Staatsblad n° 72), herinneren de geestelijken en bedienaren van den godsdienst bij de erkende kerkgenootschappen en de studenten in de godgeleerdheid, welke daartoe aan erkende inrichtingen van onderwijs 'worden opgeleid, die dit jaar voor den dienst der nationale militie zijn aangewezendat zij hunne aanvragen, bedoeld in de eerste zinsnede van art. 127 der bovengemelde wet, vóór den 1™ April a. behooren in te dienen bij den burgemeester der gemeente binnen welke zij voor de nationale militie zijn inge schreven. Middelburg, den 5™ Maart 1877. De burgemeester en wethouders voornoemd, S C H O R E R. De secretaris G. N. DE STOPPELAAR. f Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood. EERSTE DEEL. Hoofdstuk XVI. EENE ONVERWACHTE OPSCHUDDING. {Vervolg). „Ik denk, dat het dezen avond wel weêr voor niet zal zijn," dacht hg, terwijl hij eene bloem van de heggen langs den weg plukte. „Dit moet niet langer zoo gaan, maar ik zou mg gaarné voor mevrouw St. Clare vertoonen met eene goede som in handen, voldoende om er ons leven meê te beginnen. Waarom schrijft oom Francis niet? Hg weet toch hoe ik er op zit te wachten, als hij er nog aan denkt. Hij is nu vol van zijn eigen zaken en vergeet daardoor die van anderen." De fortuin was Frank dezen avond gunstig. Toen hij het tuinhek van den Berg naderde zag hij, zeer tot zgne verwondering, Madeliefje daar staan. „Mama's notaris is voor zaken overgekomen en bevindt zich nu bij haar," verhaalde zij hem. „Zij verzocht mij bij Lydia te gaan, maar die slaapt en pu ben ik hier gekomen." Zee-militie. De burgemeester en wethouders van Middelburg, gelet op art. 150 der wet op de nationale militie van den 19en Augustus 1861(Staatsblad n° 72) noodigen de lotelingen, die verlangen bg de zee-militie te dienen, uit om zich daartoe vóór den 1 April a. ter gemeente-secretarie aan te melden. Hiervan is afkondiging geschied waar het be hoort, den 5™ Maart 1877. De burgemeester en wethouders voornoemd, S C H O R E R. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. Heden heeft alhier de opening plaats gehad der inschrijvingsbiljetten voor de geldleening, uitge schreven door het polderbestuur van Walcheren, zijnde de 2® serie der leening van 100,000, dus 50,000, rentende 4J pet. 's jaars. Er is ingeschreven door de heerenJoh. Meeusen 4000; I. Boasson zonen 6000; N. G. Bos 6000; van der Lcijê c°. 10,000; Henri Tak 50,000; J. A. Zip 50,000; J. P. Westerwoud zoon, te Amsterdam, 50,000; van den Broecke Luteijn Schouten 1000; W. M. Engelberts 10,000; J. A. Tak c°. f 4000, en deVlissing- sche handelsbank 2000. Het totaal bedrag der inscbrgvingen is alzoo f 193,000. Daarvan is bg loting toegewezen aan de heeren Henri Tak 19,000; J. A. Zip 14,000;. van der Legé e° f 5000J. P. Wester woud zoon 4000; W. m. Engelberts 3000; J. Meeusen ƒ2000; J. A. Tak c° 1000 en van den Broecke Luteijn Schouten ƒ1000. Van de Vlissingsche handelsbank en den heer N. G. Bos zijn alzoo geen aandeelen geplaatst. Bg den gemeente-veldwachter te Oost-Souburg is, naar ons van daar wordt opgegeven, door den eigenaar terug te bekomen eene gevonden porte- monnaie met geld. De Staats courant van 4 en 5 dezer bevat het koninklijk besluit van 1 dezer, Staatsbl. n° 30, tot nadere regeling der jaarwedden van de rijks veldwachters. Die jaarwedden zgn thans vast gesteld als volgtvoor die der 1' kl. op 750 die der 2e kl. op ƒ650; die der 3e kl. op ƒ550; voor die, welke bijzonder belast zgn met het „Ik heb zoo naar u verlangd, Madeliefje," zeï Frank, haar den arm gevende en zgne wandeling onder de zware olmen met haar aanvangende. „Mijne tante Atkinson is overleden." „Dat hebben wij in de courant gezien," ant woordde zg. „Ge weet dat ik geld van haar te wachten heb. Eiken dag wacht ik een brief van oom Francis met de opgave hoeveel het is; en dan zal ik mij tot uwe moeder vervoegen. Ik brandde van begeerte u dit te vertellen." „Ik heb ook zoo naar u verlangd," antwoordde Madeliefje, wier hart van verschillende en zeer gemengde gevoelens klopte, terwijl zij beurtelings rood en bleek werd. „Ikik zou u zoo gaarne iets willen vragen, Frank." „Vraag maar toe, liefje," was zijn antwoord, maar het ontging hem niet hoe ontroerd zij was. „Misschien zult ge mij niet antwoorden?" „Wel zeker zal ik. Waarom zou ik niet, Madeliefje?" „Het is omtrentRosaline Bell." Zij kon van zenuwachtigheid de woorden bijna niet uit spreken. Frank scheen te ontstellen; op zulk een ge sprek was hij niet voorbereid. Het was alsof hg er van schrikte. Vanwaar anders dat hij plot seling van kleur verschoot en haar arm losliet?" Madeliefjes hart ontzonk haar. „Wat is er over haar te vragen?" zet hij vrij scherp, want in waarheid dacht hij, dat Margaret hem niet naar Rosaline zelve wilde vragen, maar toezicht op de jacht en visscherga der 2® kl. op 620; b der 3® kl. op 525; een en ander te rekenen van 1 Januari jl. Bg ministerieele beschikking van 2 dezer is aan A. M. Langeveld te Hardinxveld tot wederopzeg ging vergunning verleend voor een stoomsleep- dienst op de stroomen, rivieren en kanalen in de provinciën Noord-Brabant, Gelderland, Zuid-Holland en Zeeland. Als secretaris van de commissie voor de inter nationale tuinbouw-tentoonstelling is benoemd de heer W. J. de Bordes, ter vervanging van den beer mr. L. Sehorer, die zgn ontslag als zoodanig genomen heeft. Tot adjunct-secretarissen zgn benoemd de heeren H. J. 's Jacob en D. Rahusen Pzn* In bet Vaderland wordt de aandacht gevestigd op de omstandigheid dat aan het hospitaal te Vlissingenvoor de behandeling van gemiddeld 12 of 13 zieken per dag, verbonden zijn 1 majoor (officier van gez.), 1 kapitein-directeur, 1 kapitein apotheker, 1 schrijver le en 2® klasse, 1 assistent apotheker, 1 portier, 1 magazijnmeester, 2 zieken vaders, 2 koks en een aantal hospitaal-soldaten. Het Wageningsch Weekblad raadt de anti-revo lutionaire kamerleden aan het sehoolwetsont- werp-Heemskerk aan te nemen, op grond van het zeer huiselgke motief dat „een tiende vaneen ei toch beter is dan een ledige dop." Dr. Kuyper zegt in het derde eener reeks van door hem geschreven opstellen in'de Standaard, dat voor de anti-revolutionaire richting hetoogen- blik gekomen is om „zich tijdelijk terug te trekken uit den strijd" en niet te denken „aan uitzetting, maar veeleer aan concentratie door inkrimping," een en ander tot toepassing van den regelreculer pour mieux sauter. De verliezen sedert een jaar door de partij geleden, tengevolge van het overlijden van vele harer verdienstelgkste ledenwgzennaar het oordeel van dr. K. deze gedragslijn ten dui delijkste aan. Ook van dezen kant dus vermoedelijk geen verzet meer tegen de regeeringsvoordracht„zelfs een tijdelijk uitvaardigen van het decretum horribüe" (het voorstel-Moens) verklaart d®. K. zich desnoods te zullen getroosten; hoeveel te meer dan het zoetsappige ontwerp-Heemskerk. Zou de partij ten slotte beginnen in te zien dat de heer Heemskerk het met de anti-revolutionaire toch nog zoo kwaad niet meent? Eene waarschu wing te meer voor de liberalen! De algemeeue beraadslagingen in de tweede naar het geheimzinnige gerucht betrekkelijk haar vader en den Grondeloozen Put, en dit jaagde hem een schrik aan. „Ik zie dat het waar is!" riep Madeliefje uit, naar adem hijgende. „O, waarom hebt ge mij getrouwd?" „Wat is waar?" hernam Frank, zeer onaange naam getroffen. „Dat gij dat gij Rosaline Bell lief hadt. Ge hebt haar altijd bemindvóór dat ge mij lief hadt." Die beschuldiging was iets zoo geheel anders dan 't geen hij verwachtte, dat hij een oogenblik onthutst en verlicht te gelijk was. Hij bleef stil staan, wendde Madeliefje zóo dat hij haar recht kon aanzien en keek haar in de oogen. „Wat zegt gij daar, lieveling? Ik begrijp u waarlijk niet," zet hij. Zij sidderde, maar gaf geen antwoord. „Dat ik Rosaline Bell bemin? Ik heb haar nooit bemind! Wat ter wereld heeft zulk eene gedachte in uw hoofd gebracht?" Thans barstte Madeliefje in tranen uit en sta melde: „Zij zij is zoo mooi!" „Mooi? Zeker is zij mooi. En als hot daarop aankomt, ja, Madeliefje, dan bewonderde ik haar evenzeer als ieder ander. Maar wat betreft dat ik haar liefde zou toedragen, dat is mis. Ik heb nooit een greintje liefde voor haar gevoeld. Wat zijt ge toch een onnoozele gans, Madeliefje! En waarom komt ge juist nu op dien inval?" Zij Bnikte te veel, om goed te kunnen antwoor- kamer over de wetsontwerpen betrekkelijk de rechtbanken en kantongerechten geven weinig aanleiding om daarop terug te komen. Zelden werd een debat in de volksvertegenwoordiging zoo beheerscht door den strijd tusscbeu hetgeen als bet algemeen staatsbelang en hetgeen als de - bijzondere belangen van vele gemeenten beschouwd werd. Niet dat wij beweren willen dat de afge vaardigden, die voor deze laatste belangen in de bres sprongen, voor het algemeen belang geeu hart en geen oog hadden; maar evenals iedere zaak van twee kanten beschouwd kan worden, zoo werd ook de voorgestelde hervorming door hen, wier districtsbelangen het behoud eener recht bank vorderden, bij voorkeur beschouwd uit het oogpunt der wenschelijkheid van het behoud van den tegenwoordigen toestand; terwijl de afgevaar digden wier district niet op dezelfde wijze bij de aanhangige wetsontwerpen betrokken is, bij voor keur van het standpunt van het algemeen belaDg redeneerden en van dat standpunt zelfs, niet zonder eenigen grond naar ons inzien, betoog den dat de minister van justitie in zgn stelsel niet doortastend genoeg te werk is gegaan. Van deze gedachtenwisseling een overzicht te geven, loont dus naar ons inzien de moeite niet. De bijzonderheden der discussie zijn uit het Bijblad te kennen. Alleen hetgeen door den heer de Vries gezegd werd in de zitting van den l'n dezer, over den strijd tussehen bijzondere en algemeeue belangen, komt ons voor, omdat het niet slechts op de hervorming van ons rechtswezen, maar ook op de beschouwing van vele andere onderwerpen van staats-en gemeentebelang toepas selijk is, voor het groote publiek de moeite eener afzonderlijke kennisneming waard te zijn. De heer de Vries bracht in herinnering welk een breede stroom van adressen, gedrukte alleen meer dan 80, over deze wetsontwerpen gevloeid heeft. „Het verschijnsel, zoo ging deze afgevaar digde voort, is niet onnatuurlijk, maar wel opmerkelijk, want het toont opnieuw aan dat zoodra er plaatselijke belangen in het spel zijn, daarvoor met kracht en met vuur wordt in de bres gesprongen. De plaatselijke belangen hebben in ons land geduchte en na de lezing der adres sen moet ik zeggen welsprekende organen. Naar mijne overtuiging is dat een zegen, omdat nooit plaatselijke belangen mogen worden uit het oog verloren. Het is echter alleen een zegen onder deze voorwaarde, dat het algemeen belang eene even krachtige verdediging vinde. Mogen toch plaatse lijke belangen nooit noodeloos worden gekrenkt en behooren zij -trouw behartigd te worden, voor zeker eischt het algemeen welzijn even dringend dat zij nooit het algemeen belang overheerschen. den. Zij geloofde hem bijna, wegens de overtui ging die uit zijn stem sprak, en zij kwam dus tot bedarenzij zou hem geheel geloofd hebben, als hij niet zulke teekenen van ontroering gegeven had, toen hij den naam vau het meisje hoorde. „Gij behoeft aan mijne liefde niet te twijfelen, Madeliefje; daar zijt gij toch zeker van sprak hij. Zij scheidden met meer hoop dan gewoonlijk, want Frank betuigde haar, dat het niet langer meer dan eenige dagen kon duren, of hij zon haar openlijk komen vragen. Madeliefje gevoelde dat zij hem vertrouwen kon en trachtte dus hare jaloerschheid voor goed te verbannen. „Vaarwel, lieveling," zei hij, „nog een korten tijd wij kunnen bpna de uren tellen en dit kwellende leven zal uit zijn." Hij keerde, 't geen hij tegenwoordig niet dikwijls deed, over de Kale Vlakte huiswaarts en werd daardoor in eene zaak gemengd, waarop hij niet gerekend had. Rondom den Grondeloozen Put waren een aantal mannen bijeengeschoold, waar onder eene groote gisting scheen te heerschen. De geruchten, die met betrekking tot Josiab Bell liepen, hadden dezen avond hun toppunt bereikt. Uit verschillende hoeken waren mijn werkers naar de schouwplaats van Pellet's droom gestroomd, waar zij met den grootsten ijver over het mysterie stondon te praten. Zoo velen als maar konden, verdrongen elkander rondom de monding der schacht en keken, elkander veilig heidshalve vasthoudende, op eene gevaarlijke wjjze

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1