Telegraphische berichten. Benoemingen en besluiten. 0 n d e r w ij s. Kerknieuws. Kunstnieuws. Marine en leger. Koloniën, op aankomen om die goederen een paar maal heen en weer te zenden, waardoor men weer gevaar zou loopen voor verspilling van krachten. De uitgaven voor het personenvervoer verzwel gen nu hoofdzakelijk de ontvangsten uit dat vervoer en uit dat der goederen, hetgeen zijn oorzaak vindt in de omstandigheid dat er in het algemeen te veel personentreinen loopen. Het groot aantal treinen bevordert wel is waar het verkeer, maar het strijdt daarentegen met de beginselen der staathuishoud kunde, om voor een zeker aantal personen, dat in twee treinen kan vervoerd worden, er zes te ge bruiken en dit is een zeer groot geschilde trek kracht wordt bij het personenvervoer op verre na niet nuttig gebruikt. Met het tegenwoordig aantal treinen kan men op vele lijnen gemakkelijk het dubbele, ja het zesvoudig aantal personen vervoeren. Wij gaan dit met een paar voorbeelden ophelderen. In het jaar 1875 werden, blijkens het verslag der Maatschappij tot Exploitatie van staatsspoor wegen, op de sectie MiddelburgYlissingen en terug gemiddeld per dag 217 personen vervoerd. Er liepen op die sectie 12 treinen. Nu moet men jn alle treinen rekenen op voldoende plaatsruimte voor 6 verschillende soorten van reizigers en, wil men ten gerieve van het publiek gelegenheid geven tot rooken, voor 8 onderscheidene soorten. Het kleinst aantal voertuigen, waaruit dus een trein kan bestaan om aan bovengenoemde voor waarden te voldoen, zijn minstens drie rijtuigen en een bagagewagen. In iederen trein stonden dus 3 rijtuigen of 125 zitplaatsen; men kon dus op de sectie Vlissin- gen—Middelburg en terug dagelijks vervoeren 125 x 12 1500 reizigerser bleven dus dage lijks onbezet 1225 zitplaatsend. i. 147,125 per jaar. Wellicht springt het nog beter in het oog, wat verspild werd, wanneer wij zeggen: door iederen trein werden afgelegd 4 X 6,193 of in ronde cijfers 24,5 rijtuigkilometers, d. i. bij de kleinst mogelijke samenstelling der treinen 24,5 X 12 X 365 87,310 rijtuigkilometers per jaar. De 217 personen hadden met een bovengenoemde samenstelling in twee treinen kunnen vervoerd worden. In dat geval zouden per jaar afgelegd zijn 24,5 X 2 X 365 17,885 rijtuigkilometers. Matig gerekend kost de rijtuigkilometer aan onderhoud en rente van het materieel en trekkracht 4 cent, zoodat het personenvervoer op de sectie MiddelburgYlissingen gekost heeft 87310 x 0,04 ƒ3492, terwijl dit bij een nuttig gebruik der krachten slechts 17885 X 0,04 f 715, zouheb- Nben bedragen. Tusschen Amsterdam en Utrecht loopen dage lijks in beide richtingen niet minder dan 37 perso nentreinen. Het aantal door die treinen vervoerde Toiwicoro Van eemakkeliik voor beide richtingen in tien treinen vervoerd worden. Welke sommen jaarlijks op dit korte traject door de beide spoor wegen, met het oog op de concurrentie, verspild worden, laat zich gemakkelijk uit bovenstaande beschouwingen afleiden. Nog een laatste voorbeeld. Op de sectie Almelo—Enschede, werden in 1874 per dag gemiddeld vervoerd 3 reizigers le klasse, er liepen des zomers 12, des winters 10 treinen; gemiddeld waren er dus per trein 0,3 reizigers le klasse, met andere woordenvan elke drie treinen, waren er twee met drie compartementen le klasse geheel ledig, terwijl van den derden trein twee compartementen eveneens ledig waren en het andere door éen reiziger was bezet. Wij meenen thans voldoende te hebben aange toond, dat er in het algemeen te veel treinen loopen en men dus liet aantal treinen moet verminderen; maar hierdoor zou waarschijnlijk het verkeer afnemen en daartegen moet men waken, door de tarieven voor het personenvervoer te verlagen, Arendshorst gesproken, Edina, hebt ge iu den laatsten tijd iets van tante Anna gehoord „Wij hooren nooit van haar, oom. Papa schrijft haar soms, en ik doe het ook wel, maar wij krij gen nooit antwoord.!' „Ik vrees, dat zij haar einde nadert." De majoor sprak dit op plechtigen toon, met eene stemmige uitdrukking op zijn gelaat. Hoe hard hij het geld noodig had, dat hem bij den dood zijner zuster zou ten deel vallen, en zelfs hoe vervreemd zij van hem was, kon en wilde hij in geen anderen geest dan dien van droefheid aan haar dood denken. „Ik heb laatstelijk een paar brieven van mijn notaris te Londen gehad, John Street, ge kent hem wel, en elke maal meldde hij, dat mijne zuster zeer achteruit ging. De arme ziel moet dicht bij haar einde zijn." Zij v/as er dichter bij geweest dan de majoor of zelfs zijn notaris vermoed had. Zij was reeds overleden. Op ditzelfde oogenblik toen de majoor over haar sprak lag haar lijk op den Arendshorst. Zij was sedert drie of vier uren dood. Den volgenden morgen kreeg men er de tijding Van. Er kwam een brief op Lentelust, die als naar gewoonte den majoor op zijn bed gebracht werd. Niemand sloeg er eenig bijzonder acht op, want gewoonlijk waren des majoors brieven slechts aanmaningen van schuldeischers, waarin men niet kon verwachten dat het huishouden eenig belang zou stellen. Mevrouw Raynor zat aan het ontbijt met de drie oudste kinderen en Edina, toen allen zoodat, ofschoon het aantal freinen kleiner wordt, het verkeer niet afneemt, maar tengevolge van het goedkoopere vervoer moet toenemen. Dan zullen de netto ontvangsten even hoog blijven als tegenwoordig en al mochten zij wat minder wor den, dan worden ook de uitgaven minder, zoodat de verhouding tusschen de ontvangsten en uitgaven steeds gunstiger blijft dan thans het geval is. Het publiek zal waarschijnlijk de vermindering van het aantal treinen veroordeelen, maar weldra hiermede verzoend zijn, wanneer men minstens een derde goedkooper reizen kan dan thans. Wanneer men b. v. van Utrecht naar Amster dam langs den eenen weg tegen f 1 per rit dage lijks 20 maal rijden kon, en langs den anderen weg dagelijks slechts 5 maal tegen f 0.75, dan houden wij ons overtuigd, dat op den eersten weg niet veel plaatsbewijzen zouden verkocht worden. Het voornaamste argument bij de aanvrage om vermeerdering van treinen is zeer dikwijls de omstandigheid, dat men van A naar B in éen dag of na den middag niet gemakkelijk heen en weer kan gaan, maar men denkt niet altijd aan de kosten die zulke treinen veroorzaken. De retourbiljetten zijn mede voor een gedeelte oorzaak van de kostbaarheid der personentreinen. Men heeft in het algemeen tot dusverre het ver keer veeleer door vermeerdering van treinen, dan door vermindering der prijzen trachten uit te breiden. Dit is een ongezonde stelling. Wanneer nu het gewenechte doel zou kunnen bereikt worden, nl. dat het personenverkeer mede bijdraagt tot de rente der onderneming, dan zou het vervoer van vele zendingen en juist van de voor het gros der bevolking zoo gewichtige mas sale goederenlevensmiddelen, brandstoffen, bouw materialen enz., veel goedkooper kunnen plaats hebben. Nog op eene omstandigheid, die nadeelig op de kosten van het personenvervoer werkt, wenschen wij de aandacht te vestigen: het is op den te langen duur der dienstregelingen. Deze worden voor een half jaar of voor den zomer en den winter vastgesteld. Nu verandert het verkeer in dat half jaar buitengewoon. In het reisseizoen (in Juli en Augustus) zijn meer treinen noodig dan in Mei of October, en daar nu dezelfde regeling voor een half jaar geldt, zoo moet hetzelfde aantal treinen, dat men slechts twee maanden noodig heeft, zes maanden blijven loopen. Dit is niet goed. Eindelijk was het doel matig en wij begrijpen niet, dat daartoe niet sedert lang is overgegaan, dat voor den tijd van 20 December lot 3 Januari en eveneens tegen Paschen en Pinksteren, bijzondere dienstregelingen werden vastgesteld. tweede kamer. De kamer heeft heden met 51 tegen 21 en met 40 tegen 24 stemmen aangenomen de conclusiën der com missiën van rapporteurs betreffende de voor malige doopsgezinde gemeenten te Dordrecht en te Maastricht, waarbij wordt uitgesproken dat daarop toepasselijk is art. 9 der Armenwet; terwijl op voorstel van den heer Smidt, voor zooveel Dord recht betreftis weggelaten de wijze waarop de wet toegepast moet worden. Morgen zijn de rechterlijke wetten aan de orde. onderscheidingen. Bij koninklijk besluit is aan A. J. Machiels, consul-honorair van Baden en Saksen-Coburg en Gotha te Parijs, verlol verleend tot het aannemen van het kommandeurskruis le kl. der Ernestinische huisorde, hem door den hertog van Saksen-Coburg en Gotha geschonken. opschrikten van een gestommel op de bovenkamer terwijl men den majoor hoorde schreeuwen. „Goede hemel! hij zal uit zijn bed zijn gevallen riep mevrouw Raynor uit. „En zijne koffie omgegooid hebben," voegde Charley er lachend bij. Maar 't was niets van dien aard. De majoor was uit het bed gesprongen om zich in allerijl aan te kleeden en bleef onderwijl roepen. Hij had de tijding van het overlijden zijner zuster, mevrouw Atkinson, ontvangen en maakte zich gereed om terstond naar den Arendshorst te ver trekken. „Mag ik méégaan, papa?" vroeg Charley. „Dat 's goed, mijn jongen. Ik hoop, dat wij geld genoeg bijeen zullen kunnen schrapen om biljetten voor den spoortrein te nemen." Onder de kinderen keersclite de grootste op schudding, Alfred liep naar de kinderkamer en liet er de gordijnen neêr. „Waar is dat voor, jongeheer?" vroeg de kin dermeid, die bezig was Kate's pop te kleeden, waar Kate zelve met ingespannen aandacht naar stond te kijken. „Weet ge het dan niet?" vroeg Alfred, van begeerte brandende van zijn nieuws te vertellen, en bet echter terughoudende om haar te plagen. „Neen, ik weet het niet," antwoordde de kin dermeid, die dikwijls met Alfred overhoop lag. „Wilt ge de gordijnen wel eens weêr ophalen en er verder met uwe handen afblijven?" „Ik verkies ze neêr te hebben," hernam hij. Bij koninklijk besluit is aan J. P. van Moorgel, dienaar van politie 3e klasse te Amsterdam, als blijk van goedkeuring en tevredenheid wegens de redding van een drenkeling aldaar, op 15 Decem ber 1876, toegekend de bronzen medaille, ingesteld bij besluit van 22 September 1855, n°64, alsmede een loffelijk getuigschrift. consuls. Door de Belgische regeering is inge trokken de benoeming van G. Suyckerbuyck tot vice-consul van België te Batavia. Aan de hoogere burgerschool voor meisjes te Deventer, is een rijkssubsidie verleend van/3000 'sjaars. Voor het beroep bij de N. H. gemeente te 's Hage is door den heer de Vlieger, predikant te Katwijk, bedankt.* Ernesto Rossi heeft de leiding op zich genomen van een nieuw opgericht stedelijk tooneelgezelschap te Turijn, een van de eerste ondernemingen van dien aard welke zich in Italië voor vast aan éene stad verbinden. De overplaatsing van den scheepsklerk J. S. C. F. Blankenstein van Zr. Ms. wachtschip te Helle voetsluis aan boord van dat te Willemsoord met 1 Maart a., wordt ingetrokken. Landbouw. Vanwege het Utrechtsch genootschap van landbouw en kruidkunde, afd. Amersfoort, is het onderstaande blaadje bij honderdtallen verspreid op de openbare lagere scholen: „Het publiek wordt beleefdelijk verzocht om de verspreiding der zoo dikwijls miskende waarheid, in onderstaande regels vervat, zooveel mogelijk bevorderlijk te zijn. Heeren onderwijzers in onze afdeeling, wilt gij ook niet een handje helpen „De egel. Voedt zich met muizen, kleine maag dieren, slakken en wormen, voor den landbouw schadelijke dieren. Doodt geéi egels. „De pad. Een hulp voor den landman, vernielt tusschen de 20 en 30 insekten in het uur. Doodt geen padden. „De mol. Roeit rusteloos wormen, maskers, aardkrekels en andere voor den landbouw schade lijke dieren uit. Nooit worden overblijfsels van plantaardige stoffen in zijne maag gevonden; hij doet meer goed dan kwaad. Doodt geen mollen. „De meikever en zijn masker. Gezworen vijand van den landbouw, legt tusschen de 70 en 100 eieren. Roei meikevers uit. „Vogels. De vogels zijn de vijand der insekten, die jaarlijks den landbouw voor vele duizenden schade doen; ze zijn uitmuntende rups verdelgers en helpers van den landman. Ouders staat het uwen kinderen niet toe eieren uit te blazen, aan een draad te rijgen en die in uwe vertrekken op te hangen. „Gij helpt mede om uwe goede vrienden te vermoorden. Kinderen haalt toch geen nesten uit!" Met het stoomschip Merapi is te Batavia aange komen een officier, die door den krijgsraad van „En ik verkies, dat ge dadelijk de kinderkamer af gaat," antwoordde zij. „Wacht maar totdat ik met dit jurkje klaar ben. Het zou een geluk zijn ais ge naar school waart." „Ik ga niet naar schoolriep Alfred opgetogen uit, buiten staat het nieuws langer voor zich te houden. „Ik ga heel ergens anders heen. Oude tante Atkinson is dood en papa heeft den Arends horst en een heele portie geld geërfd. En hij gaat er van daag naar toe, en Charley ook, en heel spoedig gaan wij allemaal. Ik zal zeker een pony -krijgen, en een jachtgeweer enen een huis vol lekkers!" En over den kleinen Robert heenspringende, die op den grond hem met groote oogen zat aan te staren, pakte hij iu zijne opgewondenheid Kate op en draaide met haar rond totdat zij er duizelig van werd. Daarop trachtte hij over de tafel te springen, doch zijn voet bleef aan den rand haken, zoodat de jongen, de tafel en een groot spelde- kussen, dat er op lag, alle te gelijk op den grond te land kwamen. Het was een geweldige slag, die Edina en Alice deed toeschieten. „Wat gebeurt hier?" vroeg Edina. „Dat is weêr een van die aardigheden van Alfred, juffrouw," antwoordde de kindermeid „hij dacht dat hij over de tafel kon springen." Alfred hield zijn zakdoek tegen zijn neus, om niet te laten zien dat hij bloedde. „Wij dachten, dat het huis inviel," zet Alice. „'tWas nog een erger geweld dan papa maakte, die ons den eersten schrik aanjoeg." de Westerafdeeling van Borneo ter dood veroordeeld is. Hij is naar het hospitaal overgebracht. Op een avond uit de sociëteit komende, werd hij aangeroepen door een schildwacht, die geen antwoord krijgende, getrouw aan zijn plicht, het geweer velde, waarop de luitenant het geweer wegduwde en den schildwacht een paar oorvijgen gaf. De man maakte rapport van het gebeurde en de krijgsraad heeft gemeend „het aanranden van een schildwacht op post" met de meeste ge strengheid te moeten straffen. AD. v. N. Ind.) In de officieele Javasche courant wordt uit een rapport van den stationskommandant ter Oostkust van Atchin het volgende medegedeeld. In den avond van den 11™ December werd onze trouwe bondgenoot Tongkoe Moeda Angkassa, vorst van Passeij, verraderlijk vermoord. In de laatste dagen had Panglima Moeda Moesa, een vroegere volgeling van Toekoe Paija, zich bij den vorst weten in te dringen met beloften van trouw en gehechtheid aan zijn persoon. Ofschoon eenige zijner volgelingen hem voor den indringer waarschuwden, bleef Tongkoe Moeda Angkassa in zijne trouwhartigheid Panglima Moeda Moesa vertrouwen, en nam hem zelfs als volgeling op zijne tochten mede. In den avond van den llen in het kampement nabij de Tjidoei ontboden zijnde, keerde T. Moeda Angkassa omstreeks 8J uur met Panglima Moeda Moesa en slechts éen eigen volgeling naar Tapian Koleh terug, zijn getrouwsten en dappersten vol geling Panglima Nja Imam in bet kamp achter latende, om aldaar den volgenden morgen vroeg tijdig bij het overbrengen van het kamp naar Blangni als gids behulpzaam te kunnen zijn. Op een sawahveld aangekomen zijnde, gleed T. Moeda Angkassa door den modder een weinig uit, van welke gelegenheid de verrader gebruik maakte, om hem een klewanghouw van achter over den nek toe te brengen, ten gevolge waarvan hij onmiddellijk dood ter neder stortte. Volgens betrouwbare berichten moet de verra der voor dien moord 1000 dollars van Toekoe Moeda Nja Malim ontvangen hebben. Zr. M3. stoomschip Bromo is belast geweest met de overbrenging van het lijk van T. Moedoe Ang kassa naar Passeij. Zoowel bij aankomst ter reede Arakoendoer als ter reede Passeij werd het lijk met 11 schoten door genoemden oorlogsbodem gesalueerd. Men schrijft ons uit Serooskerke van 27 dezer: „Ik houd mij overtuigd dat in langen tijd op Walcheren niet zulk een opgewekt feest gevierd is als gisteren te Serooskerke. Het gold het 25jarig jubilé als burgemeester van den heer P. Melis. Te 91 uur van zijne hofstede per rijtuig afge haald door eene deputatie uit den raad en begeleid door een escorte van meer dan vijftig ruiters, werd de jubilaris in de kom der mat tallooze vlag gen en twee eerepoorten versierde gemeente opge wacht door circa 180 schoolkinderen die hem bij monde van den hoofdonderwijzer toespraken en gelukwenschten. Van daar geleid in de gemeente-kamer, nam de wethouder B. Brouwer het woord en bood onder gepaste toespraak namens den raadeen zilveren geschenk aan. De raad, met den burgemeester aan het hoofd en tal van autoriteiten en belangstellen den, begaf zich daarop naar het schoolloeaal, waar scholieren van beider sekse op verdienstelijke wijze den jubilaris complimenteerden en namens de schooljeugd geschenken aanboden. De kinderen werden feestelijk onthaald en zongen van tijd tot tijd toepasselijke liederen. „En dat deed hij," ging de kindermeid voort, „omdat hij zei dat er wat geld geërfd was en dat hij nu alles zou krijgen wat er maar te koop was." „Wel foei, Alfred," riep Ediua uit; „waart ge dan geen oogenblik bedroefd over uwe arme tante „Ik weet niet waarom ik bedroefd zou zijn," antwoordde de knaap stoutweg; „ik heb tante Atkinson in mijn heele leven niet gezien, en waarom zou ik mij dan houden alsof ik bedroefd over haar was „Droefheid moet eebt wezen, Alfred, en ge zult nog wel eens in uw leven ondervinden dat zij van zelf komt, zonder dat men iets behoeft voor te wenden. Maar er is een groote afstand tusschen geveinsde droefheid of uitgelaten blijdschap. En wat het geld betreft, dat zal voor u misschien niet veel verschil maken." „Niet? Charley zal toch niet alles krijgen?" „Moeten de gordijnen neêrgelaten blijven, juf frouw?" vroeg de kindermeid. „Ik weet het niet," antwoordde Edina„ik zal het mevrouw eens vragen." „Wat is zij een oude knorrepot!" riep Alfred uit, zoodra Edina de kamer verlaten had. „Ja, wel een beetje," gaf Alice toe. „Zij is het in 't geheel niet, Alice," zei de kindermeid; „ge mocht allen wenschen, dat ge half zoo goed waart als juffrouw Edina." Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 2