N°. 48. 1206 Jaargang. 1877. Maandag 26 Februari. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s J met uitzondering van Zon- en Feestdagen.' Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiên i 20 Cent per regel.' Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.; van 1—7 regels f 1,50} iedere regel meer 0,20. GTöotè letters worden berekend naar plaatsruimte? Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 24 Februari. Groote of kleine kiesdistricten. FEUILLETOIT. EERSTE DEEL. MIDDELBURGSCHE RïjUs-lbelastïiig-eii. De burgemeester van Middelburg, maakt bekend: dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger der directe belastingen ter invordering is verzon den het door den provincialen inspecteur der di recte belastingen enz. te Middelburg, den 19e>» Februari 1877, invorderbaar verklaarde kohier n° 10 voor de belasting op het personeel voor het dienstjaar 1876/77, met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om na bekomen kennisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens, dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden behooren te worden ingediend terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die in den loop des dienstjaars een perceel verlaten, zonder daarin eenige roerende goederen of iemand in hunnen dienst achter te laten, indachtig maakt op de gunstige bepaling van art. 7 der wet op de personeele belasting van den 9en April 1869 (Stbl. n° 59). Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 23en Februari 1877. De burgemeester voornoemd, SCHORER. Onder de vraagstukken, waarvan de wijze van beschouwing kenmerkend is voor de ver schillende staatkundige partijen van onzen tijd, bekleedt de vraag: „groote of kleine kiesdis tricten eene vaste plaats, Even als in Frankrijk voor korten tijd iemands gevoelen over het scrutin d' arrondissement of het scrutin de liste voldoende was om hem aan te duiden als een aanhanger der monarchale of der repu- blikeinsche partij, zoo is ook in Nederland het antwoord op de vraag „enkele of dubbele kies districten" kenmerkend om te doen zien of iemand behoort tot de behoudende of de vrij zinnige richting. Een wetsontwerp waarbij, met afbreking van alles wat sedert meer dan 25 jaren gedaan is, overgegaan wordt tot de in 1850 reeds verdedigde, doch nimmer in toepassing gebrachte theorie der enkele kies districten, was dan ook alleen te verwachten van een ministerie Heemskerkop een oogenblik dat hetteneinde zich zijne jongste liberale zonden te doen vergeven, zich weder 41. Naar het Engelsch van mevrouw Henry Wood. Hoofdstuk XIV. pellet op het kerkhof. Vervólg.) „Tot nogtoe heb ik mijn mond gehouden over het gebeurde van dien nacht, maar nu zal ik spreken," mompelde Pellet. „Ik heb gezwegen om harentwil, wetende hoeveel smart het haar zou doen, maar niet om zijnentwil; en omdat.... In ieder geval," hervatte hij na eene pauze, „moet ik er eens over nadenken. Als ik hem maar voor goed uit Cornwall kon verdrijven, zou het genoeg zijn; en dan zou ik mij weêr inhouden. Ik hoorde hem aan den ouden Float vertellen, dat hij naar Londen ging om zich daar te vestigen. Laat hij gaan en mij met Rosaline hier laten. Ik zal mijn best doen hem daar te krijgen, en als bij er is zal ik weêr mijn mond houden. Maar nu is de vraag, hoeveel zal ik veilig kunnen zeggen? en wat kan ik zeggen? en hoe moet ik het aan vatten?" Met de beide handen op zijne kniëen, zijn eens als een echt conservatief bewind wilde doen kennen. Den aard dezer quaestie kortelijk in het licbt te stellen, is het doel van dit opstel. De bepalingen onzer grondwet bevatten voor de oplossing van dit vraagstukgelukkig, geen belemmerende voorschriften. Zijin andere opzichtenzooals de kiesbevoegdheid, het defensiewezen enz., vaak te veel in bijzon derheden afdalend, waardoor zij aan wijzi gingen, welke de veranderende omstandigheden noodzakelijk kunnen maken, veeltijds in den weg staat, schrijft in haar art. 76 alleen voor „dat het rijk verdeeld wordt in kiesdistricten" en in het volgende artikel„het getal van de leden der tweede kamer wordt bepaald naai de bevolking, voor iedere 45,000 éen." Indien dus slechts gezorgd wordt dat het getal kamer leden gelijk is aan het quotient, dat men ver krijgt door het aantal inwoners des rijks door 45,000 te deelen, en indien het rijk slechts verdeeld is in een kleiner of grooter aantal kiesdistrictendan is aan het grondwettig voorschrift voldaan. Aantal en omvang dei- kiesdistricten worden door de grondwet niet geregeld. Het is waar dat de minister Heemskerk, teneinde zijn stelsel te verdedigenin de me morie van toelichting tot zijn wetsontwerp eene poging doet om aan te toonen, dat door de grondwet eigenlijk bedoeld wordt zooveel kiesdistricten in te stellen als er kamerleden te benoemen zijn. Maar die poging is zoo zwak dat zij eene wanhopige genoemd mag worden. De minister beroept zich op arti kel 6 van het „voorloopig" kiesreglement, dat te gelijk met de herziene grondwet in 1848 afgekondigd werd, teneinde het dadelijk in werking treden van deze mogelijk te maken. Maar hij ziet over het hoofd dat de ministers, onder welke de grondwet tot stand kwam, begonnen waren met kiesdistricten van 90,000 zielen voor te stellen, (zie: Voorduin bl. 568, aangehaald in het Vaderland van den 21en dezer)zoomede dat de tweede kamer in 1850, toen nog voor een groot deel samen gesteld uit grondwetgevers, in haar voorloopig verslag over de kieswet verklaarde„Met het beginsel om in den regel geen kleinere kies districten dan van 90,000 zielen aan te nemen, heeft de meerderheid zich volkomen vereenigd." In overeenstemming hiermede werd het stelsel lichaam voorover gebogen en zijne oogen op de tegenoverliggende heg gevestigd begon hij na te denken. Hij was van een nadenkenden aard, en kon, zoo geduldig en vlijtig als een student die een wiskundig vraagstuk oplost, moeilijkheden overpeinzen totdat hij er licht in zag. Die, waarin Blase thans verkeerde, was echter niet van de gemakkelijkste om te ontwarren. „Ik kan niet zeggen, dat ik het gezien heb," overwoog hij, „en ook niet dat ik het gehoord heb. Als ik het deed zou men honderde vragen doen: waar ik mij op dat oogenblik bevond en hoe het zich toedroeg, en waarom ik geen gerucht had gemaakt; en dan zou ik alles moeten ver tellen. Dat wil ik liefst niet doen, als ik er niet toe gedwongen word. Laat hij weggaan en van haar afzien, dan zal ik hem niet deren. Als ik van hem sprak zou ik het ook van haar moeten doen, ik zou moeten zeggen dat zij er bij was, en dat zou haar in 't geheel-niet bevallen, maar m^ ook niet, want ik zou haar niet in opspraak willen brengen. Zij had hem indertijd moeten aanklagen, en 'tis dwaas van haar dat zij het niet gedaan heeft; maar desniettemin gaat het niet aan, dat ik zou vertellen dat zij er bij was en alles bijgewoond had. Neen, neen, ik mag niet zeggen, dat ik dat weet, en evenmin, dat ik er zelf getuige van was. Ik moet een anderen uit weg zoeken." Die scheen echter moeilijk te vinden. Pellet wendde zijne oogen van de heg af en nam zijne handen van zijne knieën, doch legde ze er toen der dubbele kiesdistricten door de kamer met 53 tegen 13 stemmen aangenomen. In welk opzicht dus ook de bedoelingen van „den wetgever," dien geheimzinnigen per- -soondien men zoo vaak in een ander kleed tracht te hullen naarmate de afwisselende omstandigheden het wenschelijk maken twijfelachtig mogen wezen, omtrent de bedoeling van hen die art. 77 der grondwet hielpen samenstellen is geen redelijke twijfel mogelijk. De grondwet laat alzoo vrijheid. Zien wij nu op welke gronden de zienswijze van hen berust, die haar in den zin van dubbele kies districten uitleggen. „Zooveel mogelijk, lezen wij in het straks aangehaalde verslagmoet er naar worden gestreefd dat niet bijzondere en plaat selijke belangen, maar de bevolking in haar geheel vertegenwoordigd worde." Thorbecke drukte dit beginsel bij de beraadslagingen over de kieswetop den 8en Juni 1850, aldus uit: „De vertegenwoordiging moet niet de verschillende, afzonderlijke bestanddeelen dei- natie, zij moet de eenheid des volks uitdruk ken. Dat de groote kiesdistricten bestand deelen van verschillende soort tot samenwerken zullen nopen, acht ik eene aanbeveling der groote kiesdistricten. Het doel is: de kiezers los te maken van plaatselijke betrek kingen en eenzijdigheid; het doel is: de stem van elk kiesdistrict, zooveel de wet het ver mag, te maken tot eene onafhankelijke stem, alleen geregeld naar de inzichten van de kiezers ten aanzien van de algemeene zaak." Naar deze beginselen is sedert 1850 aan de ontwikkeling van ons kiesstelsel voortgearbeid. De kleine of enkele kiesdistricten werden meer en meer tot uitzonderingen gemaakt en alleen toegelaten waar bijzondere, plaatselijke omstan digheden zulks wettigdende regel werd dubbele kiesdistricten. Met deze practijk bleef de theoretische ontwikkeling van ons staats recht in overeenstemming. Om dit aan te toonen zij het voldoende eenige woorden aan te halen van een der jongere beoefenaren van ons staatsrecht, gevormd in de school van den hoogleeraar Bnijs, mr. A. R. Arntzenius. In een opstel, geplaatst in de „Vragen des Tijds" van Maart 1875, over „het stemrecht in de constitutioneele monarchie" bestreed deze schrij ver de theorie van het algemeen stemrecht. Over enkele of dubbele, kleine of groote kies- weêr op. De boomtronk moest eene ongemakke lijke zitplaats zijn, te oordeelen naar zjjne aan houdende rustelooze bewegingen. „Zou ik niet kunnen zeggen, dat ik het gedroomd heb riep hij plotseling uit, het hoofd oprichtende. „Zon ik niet? Ik zie er geen ander middel op. Laat ik er eens over denken." Dat denken nam een vrij langen tijd in beslag en nog scheen hij het met zich zeiven niet geheel eens. Het was bijna stikdonker toen hij met een diepen zucht eindelijk van den boomstam oprees. „Ik moet buitengewoon voorzichtig zijn," sprak hij. ,'tls een van die kritieke gevallen, waarin maar éen uitweg is. Als Rosaline er achter kwam dat ik het gezien en verteld heb, zou zij nimmer meer iets van mij willen weten. Ik denk, dat een paar veelbeteekenende woorden voldoende zullen zijn om hem weg te jagen, en dat is al wat ik verlang." Over 't geheel genomen was Pellet niet hard vochtig of wraakzuchtig. Zijne verbittering tegen Frank sproot uit jaloezie voort, en zelfs aan die verbittering wilde hij niet ten volle den teugel vieren. Daar hij geloofde dat zijne getuigenis het leven van Frank in gevaar kon brengen, was het edelmoedig van hem dat hij zijn mond hield. Zijne behoedzaamheid was evenwel het gevolg van zeer gemengde beweegredenen: vrees om Rosaline te vertoornen of haar in moeilijkheden te wikkelen; ongeneigdheid om te bekennen dat hij zelf van de gebeurtenissen van dien nacht kennis droeg, en oprecht afgrijzen om een crimi- districten werd in die redeneering niet gespro ken; hetgeen echter aangevoerd werd over de roeping en de vereischten eener volksvertegen woordiging, is op ons onderwerp rechtstreeks van toepassing. „Men kan in het algemeen zeggen, lezen wij, dat de constitutioneele monarchie ver onderstelt deelneming aan het staatsbe stuur door eene uit het volk verkozen vergade ringMen schijnt die vertegenwoordiging dan ook niet te moeten beschouwen als verdedigster der belangen van verschillende maatschappelijke kringenWanneer men let op de ontwikke ling der staatswetenschap, dan schijnt men tot het besluit te moeten komen dat de vertegen woordiging niet als afgevaardigde van maat schappelijke belangen tegenover het staatsge - zag behoort te worden gesteld, maar dat zij daar entegen als deel van dat gezag moet worden aangemerkt. Van dit standpunt zal, wanneer men vraagt naar de hoofdvereischten die de vertegenwoordiging moet bezitten, wel in de eerste plaats gevraagd kunnen worden dat hare leden de noodige bekwaamheid moeten bezitten om over vragen van staatsbestuur en staatsbeleid een oordeel te kunnen vellen.... en in de tweede plaats dat zij hunne bekwaam heden moeten aanwenden in het belang van den „Men zal wellicht zeggen dat de volksver tegenwoordiger niet het volk, maar zijn district vertegenwoordigt. Ook met die meening kan ik mij^niet vereenigen Neen, de verte genwoordiging is deel van het hoogste staats gezag en de taak der leden is alleen om overeenkomstig hunne overtuiging het lands belang te behartigen. Zoo iets, dan verte genwoordigen zij dus niet het volk, niet de districten, maar den staat." Dat aan deze theorie, uit de ontwikkeling van ons staatsrecht gedurende 25 jaren geboren, beter voldaan wordt door groote dan door kleine kiesdistricten, behoeft geen betoog. Hoe kleiner men het kringetje maakt, waaruit de man moet voortkomen die tot deelneming aan het staatsgezag zal worden afgevaardigd, hoe meer zijne verkiezing beheerscht zal worden door plaatselijke belangen, plaatselijke sympa thieën of antipathieën, plaatselijke invloeden. Een man met een ruimen, „koninklijken" geest, van de algemeene belangen der natie en der menschheid doordrongen, zal, wil hij zich een neel vonnis over iemand te brengen, al was die iemand ook Frank Raynor. Over al deze moeilijkheden nadenkende en nog niet gerust wat de gevolgen zouden zijn als hij een stoot aan de zaak gaf, ging hij door de don kere en eenzame straat langzaam huiswaarts, waar hij zich rechtstreeks naar zijn slaapkamertje op den zolder begaf. Daar ging hij, in dezelfde houding als op den boomstam, op den rand van zijn ledikant zitten, om weder na te denken. „Ja, het moet een droom zijn," besliste hij ein delijk, terwijl hij zich begon te ontkleeden. „Er is geen ander middel op. Ik moet niet zeggen dat ik er bij was en het zag, want dan zouden zij allen vragen: Waarom zegt gij dat nu pas? Waarom hebt ge het niet dadelijk verteld? En wat zou ik daarop kunnen antwoorden? „Bovendien kan en wil ik er Rosaline's naam niet in mengen, hetgeen ik zou moeten doen als ik voor de volle waarheid uitkwam. Maar ik kan zeggen, dat ik gedroomd heb, dat Bell op den bodem van den Grondeloozen Pat ligt en aldus de beweging eenigen tijd aan den gang houden. Dat kan men mij toch niet kwalijk nemen. Droomen is iets alledaags." Met dat eindbesluit begaf hij zich ter ruste. Naarmate de dagen op den Berg verliepen, werden de bijeenkomsten der beide minnenden zeldzamer. Wel verre van eiken avond stil in den tuin te komen, vond Margaret bijna geen gelegenheid moer om het huis te verlateD. Voo?

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1