9 antwoorden bezwaar opperde, dat 9 andere zuivere statistische gegevens behelzen, terwijl van de overige 10, vraag 27, hoe eenvoudig ook om te onderzoeken, met een vraagteeken werd beant woord. Doch ik heb dan ook slechts geprotes teerd tegen die antwoorden, welke den goeden naam der school zouden doen dalen. Of weet het bestuur niet hoe men eene bewaarschool noemen zal, waar men niet aan het zoogenaamde aan schouwelijk onderwijs doet?- Mij dunkt de onder wijzers en allen, die eenigermate op onderwijs gebied tehuis zijn, weten het wèlWeet het be stuur niet, wat men denken moet van eene hoofdonderwijzeres, die aan kinderen bene den 6 jaren den Bijbel „stelselmatig en in geregelde volgorde" zou vertellen Indien gij dit weet, dan hadt gij uw antwoord ter wille der bewaarschool, ter wille der waarheid, maar ook ter wille van uw hoofdbestuur moeten wijzigen! Immers, het werd ons duidelijk, dat dit laatste bepaald wenschte te weten, welke de richting en het gehalte der school is. Om dit aan te toonen verwijzen wij nogmaals naar vraag 9: „Uit welke boekjes worden liederen gezongen Behooren daartoe ook psalmen en kerkelijke gezangen?" Het hoofdbestuur uwer vereeniging voegt daarbij ter omschrijving: „Eerst was het ons voornemen eene uitvoerige lijst te vragen van alle liederen die gezongen worden; maar die vraag scheen ons op al te groote bezwaren te zullen stuiten en daarom bepaalden wij ons tot de boekjes, waaraan de liederen ontleend worden. Zijn er nochtans onder deze, die uws inziens kenmerkend zijn voor het karakter of het gehalte der school" (ik cursiveer), „dan zult gij ons zeer verplichten door ons die met name op te geven." Wat dunkt u? Heb ik recht in mijne vooronderstelling? Weet het bestuur der afdee- ling niet, hoe men oordeelen zou over eene school, waar men kinderen beneden 6 jaar alleen uit psalmen en kerkelijke gezangen laat zingen Weet het niet hoe men daarover bijv. op de christelijke school voor lager onderwijs (onder dezelfde com missie staande) denkt? Laat dan de feiten spre ken! Of meent het bestuur, dat het kenmerken der richting geen schade lijdt, indien zij slechts antwoordt: „Uit de psalmen en gezangen," ter wijl het zich toch bewust is dat men ook uit andere boekjes zingt? Waarom dan de éene helft van het antwoord, even kenmerkend als de andere, teruggehouden? Is dit niet vreemd, niet zonder ling? Wat is hot dan? Al wil men hier niet denken aan het calomniez toujourswie denkt niet aan het plus royaliste que le roi Zoo is "bet ook met de overige vragen, die wij ter beschouwing aan ouze lezers zeiven overlaten, daar onze ruimte ten einde raakt. Doch het be stuur der afdeeling „Volksonderwijs" heeft voor namelijk zich gekant tegen mijne opmerkingen over vraag 19 en 20, ofschoon het met recht- vreemd mag heeten, dat alle overige vragen blij ven liggen, welker beantwoording door mij als onjuist aangegeven werd, terwijl eene enkele, waarbij ik slechts de inconsequentie van het antwoord aantoonde, uit het midden genomen wordt. Wij zullen hier niet strij den over verkeerd lezen of schrijven, dat gewichtige daarvan had ik gelezen, en juist daarop grondde zich mijn bezwaar. Gij zoudt volkomen recht hebben, indien vraag 19 bij vraag 20 gevoegd ware, zooals dat bvb. met de beide leden van vraag 9 gedaan is. Doch neen, eerst als uw Hoofdbestuur van u ver nomen heeft, „dat er geen verband bestaat en geene aansluiting, dat het onderwijs op de be waarschool verouderd en dus nadeelig is voor de kinderen, enz." vraagt het u op nieuw in vraag 20: „Welke zijn daarvan de vruchten, enz?" Bedoelt men nu de vrachten van de aanslui ting, die niet bestaat, of veeleer de vruchten van dat „gemis aan verband en aansluiting, van die verouderde methode en dat nadeelig onderwijs?" Zoo ja, dan mag uw antwoord niet zijn: een vraagteeken! Van nadeelig onderwijs en verouderde methoden behoeven de vruchten niet in twijfel gelrokken te worden. Al heb ik dus „niet nauwkeurig gelezen," dat gij nog aan- toouen moet, hiervan ben ik mij bewust, dat ik niet schreef dan na „ernstig onderzoek." Waarom ik op deze vraag de aandacht vestigde? Ik wensch dit in drie vragen duidelijk te maken. Zijn er in onze gemeente geene andere scholen dan B en C Is er o. a. geene christelijke school waarvan toch een maal de plaatselijke schoolcommissie aan den hoofd onderwijzer verklaardedat het „eene uitnemende school" iswaar de meeste kinderen der bewaar school opgenomen worden en dus die aansluiting het meest noodzakelijk is en gewaardeerd wordt? Of meende het bestuur der afdeelingdat het hoofdbestuur evenmin rekening zou houden met de Christelijke scholenals het dat doet (vraag 22) met de opleidingschool voor Christelijke be- waarschoolhouderessen te Utrecht? En voorts: is elke andere leesmethode dau die op school B en C gevolgd wordt„verouderd" Tot heden is ons dus niets weerlegd! Ten slotte blijft ons over, onze meening te zeggen over de inzending dier antwoorden aan de commissie der bewaarschool. Meent gij het waar lijk, als gij vraagt; „of er iets illoyaals is in de toezending dier antwoorden," waardoor de Chris telijke bewaarschool verlaagd wordt tot een Elk onderwijzer of behartiger van het onderwijs vuile hier in en confronteere zijn antwoord met het onze! Of dit niet „zonderling is en vreemd bij slim af, doch teveel steunende op de domheid der tegenpartij Ik bid ugeeft mij zachter term, doch dwingt mij niethet loyaal te noemen ik kan dat nietwellieht ben ik er „te kleinzielig, te armzalig" voordoch gelooft mijik kan niet anders. Het zou mij misschien mogelijk zijn indien gij de bewering der commissie beter bestreden hadt. Zij heeft gemeend dat gij u allereerst tot haar hadt moeten wenden. Gij zegtdat zij dan „veeleer reden tot ergernis zou gehad hebben." Hoe Wordt eene commissie dan nog meer geër gerd door do vraag„hoe is uwe school dan door de betuiging„op zijn zachtst genomen is uwe school verouderd en nadeelig!" De daarop volgende drie vragenwelke gij bij zulk een verzoek om inlichtingen van uwe zijde, der com missie in den mond legt, gaan wij stilzwijgend voor bij, omdat ze geene toelichting behoeven. Doch met n° 4 heeft hot bestuur der afdeeling zich gewis verschrevenHoe De commissie zou u antwoord geven, wijl gij u tot haar als tot de meest be voegde om inlichtingen begeven hadt en dan zoudt gij u tot minder bevoegden wenden, om te zien of die antwoorden volkomen strookten? Zoo ja, dan zoudt gij de inlichtingen aannemea, doch in het tegenovergestelde geval zoudt gij de inlichtingen dier minderbevoegden gelooven, der commissie uw vertrouwen ontzeg genen hare antwoorden veranderen? Neen, ik lees hier zeker weder verkeerd; immers dat is bijna ongeloofelijkEn toch vraagt men dan nog, of dat nu „illoyaal" is! Ja, waarlijk, dan had de commissie recht te vragen: „Hoe! „Volks onderwijs" vraagt eerst onze inlichtingen en ver andert daarna onze antwoorden?" Ja, waarlijk, dan is de nü gevolgde weg „beleefder en oprechter" geweest dan zulk een bewijs van wantrouwen, dan zulk eene beleediging geweest ware. Met de beantwoording der vraag, of die chris telijke dan wel de openbare school, dé „christelijk- nationale" heeten mag, hebben wij thans niets te doen. Wij laten het, na al het gezegde, aan eiken weldenkende over, te kiezen tusschea twee wegen, die onzes inziens, beiden op beleediging en ver bittering van den tegenstander uitloopen en de vraag te beantwoorden, of openbaarmaking van zulke feiten niet het meest voor de hand liggende middel is, om de herhaling daarvan te voorkomen. Iedere aandachtige lezer beslisse of wij te veel zeiden, zoo wij de door u gevoerde handeling „niet gul, niet rond, niet oprecht, niet waar heet ten, maar integendeel vreemd, zonderling, bij slim af, doch te veel steunende op de domheid der tegenpartij." Hij oordeele, of ik verstandig handelen zou, mij iets aau te trekken van al het liefelijke, waarmede gij Veritas overladen hebt en of dit in uw voordeel pleit! Hij make voor zichzelven en an deren uit, of ik mij bepaald heb tot en gij u er- gerdet over „draaierijen, lastertaal, hatelijkheden, enz.", dan of ik waarheid schreef en gij u aan de waarheid ergerdet, of ik verkeerd las, uit verband rukte en wat dies meer zij! Verwacht voorts van mij geene verdere repliek, dan wanneer gij mij op bescheiden toon overtuigt, dat ik schuld heb. Tot zoolang is het mij en iederen welden kende hetzelfde, of ik mij „Veritas" heete, dan wel bescheiden noerae, Weledele Heeren, UEd dv. P. J. Kloppers. Hoofdonderwijzer a/d Cbr. School v. L. en U. L. 0. te Vlissingen. G EB IC U IC T B IJ BE G E B E O E B E R S A B R A A M S TE M I B B E L B U R G.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 6