Benoemingen en besluiten.
Kunstnieuws.
Rechtzaken.
TfovitfUu.
teneinde in staat te zijn de grenzen voldoende
te bewaken tegen het overbrengen van de be
smetting der runderpest. Reeds moeten aan de
divisie-generaals de noodige inlichtingen zijn ge
vraagd. Voor Gelderland alleen zouden 2600
militairen noodig zijn. Vaderland
Men schrijft ons het volgende:
„In verband met de verordening van den 10en
Januari 11. betreffende het invoerrecht in Rusland,
heeft men ook opnieuw moeten vaststellen, tegen
welke waarde de Russische papieren als borgtocht
kunnen aangenomen worden.
„De waarde die de Russische regeering aan deze
papieren, die door haar gegarandeerd zijn, toekent,
kan wellicht voor de bezitters van Russische,
door de regeering gegarandeerde spoorwegaandeelen
van nut zijn.
Het bedrag, tot welke de regeering van 1 Janu
ari tot 1 Juli 1877 deze papieren aanneemt be
draagt b. v. voor de met 41/, re3p. 5 7l0 pet. ge
garandeerde aandeel en van den
Baltischen spoorweg groot 125 Roeb. slechts 30 Roeb.
Moskau-Smolensk 125 23£
Warschau-Bromburg 100 26
Griasi-Zocrizijn 125 16
Onze Haagsehe oorrespondent schrijft ons
het volgende:
„Geen wonder dat de raad van state een zeer
nadeelig advies over het ontwerp-kieswet heeft
uitgebracht. Het ziet er uit alsof men het zoo
onaannemelijk mogelijk heeft willen maken, en de
enkele goede verbeteringen, die er in zijn, ver
dwijnen geheel in 'tniet tegen het vele, dat niets
dan afkeuring verdient. Om zoo billijk mogelijk
te zijn begin ik met het goede te vermeldendaar
onder reken ik: 1° de intrekkingder bepaling
van de kieswet dat aangeslagen zijn voor
betalen wordt gehouden, en vordering van
werkelijke betaling, op het oogenblik van de vast
stelling der kiezerslijsten; 2° de afschaffing der
vijfjarige herziening van de indeeling der kiesdis
tricten, welke volgens het voorstel plaats zal
hebben na het bekend worden van den uitslag van
elke tienjarige volkstelling; 3° de vaststelling van
een termijn voor inlevering der geloofsbrieven, na
ongebruikte ommekomst waarvan de benoeming
voor niet aangenomen wordt gehouden; 4° de be
paling, welke leden van een stembureel laat stem
men bij dat bureel zelf, ook al wonen ze in een
deel der gemeente, waarvan de ingezetenen bij een
ander bureel moeten stemmen, en nog een paar
kleinigheden.
„De hoofdzaken van het ontwerp zijn echter: de
verlaging van den census in 600 van de 1100 ge
meenten des lands, de verdeeling van het rijk
in enkele kiesdistricten, de herziening der tabel
met vermeerdering van het getal leden der tweede
kamer tot 84. Die in de eerste plaats genoemde
verlaging is tamelijk willekeurig en uiterst schraal
toegelicht. De kamer schijnt ten opzichte eener
algemeene verlaging tot f 20 schroomvallig, zegt
de minister met andere woorden, dan zal ik
iets anders voorstellen. En nu maakt hij de rege
ling zóo, dat overal waar 32 gevorderd werd
thans f 28, waar 28 thans 24, waar 24 thans
ƒ20 het census-eijfer zal zijn. In de stedeneven-
eens algemeene verlaginghad men nu voor dezen
eenvoudig de classificatie voor de personeele be
lasting gevolgd, omdat die het evenredig belasting-
cijfer voor de groote meerderheid der kiezers behelst,
maar neenMen begint reeds met Amsterdam,
den Haag en Rotterdam op denzelfden census van
64 te stellen, hoewel de hoofdstad eene klasse
hooger staat dan de beide andere gemeenten, en
ook tegenwoordig hooger eensus heeft dan deze.
„De enkelvoudige kiesdistricten schijnen te zijn
geworden een soort van nieuwerwetsch conserva
tief beginsel. Daar dit echter, door de tweede
kamer althans, zeer stellig niet verlangd wordt»
had de minister zich de moeite kunnen besparen
om te betoogen dat dit, en niets anders de be
doeling van den grondwetgever was. Een moeite
die trouwens ,niet zeer vruchtbaar iswant wie
zal toegeven dat het stelsel der enkelvoudige
districten door den grondwetgever verlangd werd,
omdat het in het voorloopig kiesreglement aange
nomen was geweest. Men zou eer gelooven dat
juist de afwijking van dit stelsel door den ontwer
per van de kieswet, die de ziel der grondwetge
ving van 1848 is geweest, bewijst dat mon bij
het „voorloopig", kiesreglement het maar „tijdelijk"»
voor de samenstelling der eerste sta ten-generaal
had aangenomen, maar toen de zaak voor goed
geregeld moest worden een ander verkoos. Bij
het voorloopig kiesreglement van 1848 werden ook
de leden der eerste kamer rechtstreeks gekozen
wien zal 't in de gedachten komen op grond
daarvan vol te houden, dat de getrapte verkiezin
gen voor die kamer eigenlijk niet door den grond
wetgever zijn gewild?
„Tegen de herziening der indeeling en vermeer
dering van het getal kamerleden met 4 op ziph
zelf bestaat geen bezwaar; maar wel tegen het
artikel van het ontwerp dat alleen om deze
bepaling de wet met 1 Mei 1877 in werking
brengt. Is dit dan de hoofdzaak, die alles be-
heerschen moet? Hangt van deze vier kamerleden
het wel en wee van het land af? Het is natuur
lijk dat bij de verandering van alle kiesdistricten,
ingeval van aanneming dezer wet, de kamer in
Mei 1877 zou ontbonden worden. Dit is de be
doeling der regeering; anders zou ze een over
gangsmaatregel hebben voorgedragen, aanwijzende
voor welke nieuwe kiesdistricten de tegenwoordige
leden der kamer geacht worden zitting te hebben
niet voor de aftredenden van Juni, maar voor de
aanblijvenden tot 1879. BijvoorbeeldLeiden
heeft thans twee afgevaardigden, de heeren van
Wassenaer en van den Berch; volgens het wets
ontwerp maar éen, die in 1877 aftreedt. Dit i3
de heer van den Berch. Wordt nu de wet met
1 Mei 1877 ia werkking gebracht, dan is de heer
van den Berch, of wie hem opvolgt, de eenige
afgevaardigde voor Leiden; maar wat is de heer
van Wassenaer dan? Zoodra nu de wet niet be
paalt dat hij, vroeger voor Leiden gekozen, tot in
1879 voor Voorburg zitting houdt, kan de wet
onmogelijk ten uitvoer gelegd worden zonder ont
binding der kamer. Dat dit in de wet niet wordt
vermeld is natuurlijk. Het was in der tijd een
groote fout van het wetsontwerp-Geertsema, dat
daarin de ontbinding der kamer bevolen werd;
alleen de kroon is daartoe bevoegd, niet de wetge
vende macht. Maar nu is het groote bezwaar tegen
kamerontbinding in 1877 dit, dat er bij de aanne
ming dezer wet kamerontbinding in 1878 op volgen
moet. De verlaging van den -census in de
groote meerderheid der gemeenten vereischt
dit. De kiezerslijsten worden eerst in Februari
1878 opgemaakt naar de nieuwe census-cijfers.
Ontbindt men dan de kamers niet, dan zou niet
vóór September 1880 eene tweede kamer volgens
den wil der kiezers in wezen bunnen zijn. Hun
die klagen dat de tegenwoordige kamer niet de
zuivere uitdrukking is van den wil der kiezers,
zal dit wachten te lang vallenhun, die een weinig
redeneeren, zal het weinig logische van het geval
treffen. En nu is voor een ouden kamerontbinder
als de heer Heemskerk zulk een iteretur decoctum
zeker geen schrikbeeld. Wie echter op een regel,
matigen gang van zaken prijs stelt, en niet
gaarne ziet dat men door te hard stoken den ketel
van de staatsmachine op springen zet, zal deze twee
ontbindingen in twee jaren hoogst onwenschelijk
achten.
Raynor vermoedde (of misschien zelfs wist hij
het) dat die verbetering slechts tijdelijk zou zijn,
doch hij zeide haar dat niet. Juffrouw Beli
weerde zich dus al dien tijd dapper in huis,
voor hare commensalen zorgende en wachtende
op haar man, die niet terugkwam.
Ook Rosaline kwam niet, en hare moeder vond
die voortgezette afwezigheid onverklaarbaar en de
redenen, die er voor opgegeven werden, onaanne
melijk. Toen dagen en weken verliepen en
Rosaline's terugkeer minder nabij scheen dan ooit,
werd juffrouw Bell zeer boos, en besloot zelve
naar Falmouth te gaan, om de vluchtelinge eigen
handig terug te brengen.
Dit was echter gemakkelijker gezegd dan gedaan,
zooals de juffrouw ondervond. Toen zij, na eene
afwezigheid van twee dagen, in haar huisje op de
Kale Vlakte terugkeerde, was zij alleen en had
zij hare dochter niet bij zich. Dit was nu eenige
weinige dagen geleden en sedert voelde zij zich
weêr ongesteld, misschien tengevolge der ver
moeienis van het reizen, zoodat zij dien dag eene
buurvrouw naar dokter Raynor had gezonden om
een drankje.
Frank zette, tegen den storm in, zijn weg over
de Kale Vlakte voort en lichtte de klink van
juffrouw Bell's woning op. Zij stond, met de
voeten op eene dikke mat ter bescherming tegen
den tocht, aan de tafel bij eene kaars te strijken.
Frank nam er een stoel bij, verzocht haar met
haar werk voort te gaan en vroeg intusschen
frat haar deerde.
„Gij hadt dat reisje niet moeten doen, moe
dertje," merkte hij aan, toen die vragen en ant
woorden afgeloopcn waren. „Het reizen is niet
goed voor u."
„Maar ik moest wel," hernam zij, een overhemd
van een harer commensalen openvouwende en aan
de manchetten beginnende. „Toen Rosaline maar
niet te huis kwam en mijn last om terug te keeren
in den wind sloeg, moest ik zelf wel naar haar
gaan zien."
„Is zij dan nog niet terug?" vroeg hij.
„Neen," antwoordde zij nadrukkelijk en streek
zoo duchtig op het overhemd los, dat het een
wonder was, dat het geheele manchet er niet
afging. „Ik kon haar niet meêkrijgen, mijnheer
Frank. Ik zou haar met geen touw daar vandaan
hebben kunnen trekken. Hoe is 't mogelijk, dat
iemand zich door zulk een dwaasheid als die van
de Fluiters voor goed uit eene plaats laat weg
jagen
„De Fluiters?" herhaalde hij werktuigelijk even
gedachteloos naar het strijken starende.
„'t Zijn die Fluiters, en niets anders," zet juf
frouw Bell. „Ik liet haar ot harp tante niets er
van weten dat ik naar Falmouth zou.komen, want
ik wilde ze verrassen. En ik kan u verklaren,
mijnheer Frank, dat ik mijne oogen haast niet
kon gelooven toen ik Rosaline zag. Ik schrikte
er van
„Waarvan vroeg hij.
„Zij was zoo mager geworden als een sprot.
Ge zoudt haar niet meer herkennen, mijnheer-
„Ik eindig hier misschien vraag ik later eene
kleine ruimte voor kleinere bedenkingen tegen het
wetsontwerp."
onderscheidingen. Benoemd tot ridder der orde
van den Nederlandschen leeuw jh*. mr. R. A. A. E.
von Pestel, Zr. M3. minister-resident te Washing
ton; G. Ghezzi, consul der Nederlanden te Algiers;
mr. J. J. van Meerbeke en mr. F. B. Coninck
Liefsting, beiden raadsheer in den hoogen raad
der Nederlanden; mr. M. S. Pols, advocaat-fiscaal
voor 's konings zee- en landmachtJ. J. van Too-
renenbergen, predikant bij de Nederlandsch her
vormde gemeente te Rotterdam; G. W. van So
meren, kanonik en pastoor te Eindhoven mr. W.
Alingh, lid van gedeputeerde staten der provincie
Drenthe dr. J. W. R. Tilauus, hoogleeraar in de
chirurgie aan het athenaeum te AmsterdamH. D.
Kruseman van Elten, kunstschilder te New-York;
de kolonel P. Heitz, kommandant van het 8e reg,
infanterie; de kolonel J. H. Frankamp, komman
dant van het 2e reg. vesting-artilleriede inten
dant 2e klasse W. F. Meyl, chef van het bureau
militaire administratie bij het departement van
oorlogmr. W. Stortenbeker jr., eerste secretaris
van het gouvernement in Nederlandsoh-Indië
F. R. K. Peyer im Hoff, luitanant-kolonel dei-
artillerie bij het leger in Nederlandsch-IndiëW. J.
Havenga, luitenant-koionel bij den generalen staf
van het leger in Nederlandsch-IndiëR. C. Kroe-
sen, assistent-resideut in Atchinde pangeran
adipati Soerjo Sosro Ningrat (Pakoe Alam), van
Djokjokarta, en de regent van Pasoeroean, raden
adipati Arjo Niti Adining Rat.
Toegekend een bronzen medaille met loffelijk
getuigschrift aan J. de Waal en J. Blok, schip
pers, en aan J. Westdorp, meekrapdrager, beiden
te St. Philipsland, als blijk van Zr. M3. goedkeu
ring en tevredenheid wegens de redding van een
schipbreukeling onder die gemeente op 1 Januari jl.
ministerie ei.e departementen. Met ingang van
1 Maart a. eervol ontslag verleend aan den hoofd
commies bij het departement van binnenlandsche
zaken mr. D. J. Zubli, behoudens zijne aanspraak
op pensioen of wachtgeld, en benoemd tot adjunct
commies bij voormeld departement mr. W. C. T.
van Doorn, thans werkzaam aan het departement
van buitenlandscbe zaken.
marine. Bevorderd, met ingang van 1 Maart a.,
tot kapitein ter zee, de kapitein-luitenants ter zee
D. Schuurman en jhr. H. O. Wichers; tot kapi
tein-luitenant ter zee, dc luitenants ter zee l6 kl.
J, M. Brevet, H. P. Konig en jhr. J. A. Roëll
tot luitenant ter zee le klasse, de luitenants ter
zee 2e klasse J. R. Eek, Z. J. Cambier en H. R.
J. J. Thorbeclce, en tot luitenant ter zee 2e klasse,
de adelborsten le kl. K. F. Steiametz, H. M. la
Chapelle, L. A. T. J. F. van Oijen, W. Wijers,
jhr. G. S. Bureel, J. B. Saethlage, J. C. Cramer,
P. C. W. Vandevelde, H. van Assendelit de Coningh,
P. A. R. Hennequin, J. M. M. Pfeill en J. M.
Noord uyn.
Als directeur der Fransche opera te 's Graven-
hage voor het volgende seisoen is opnieuw benoemd
de heer dr J. F. F. Campbell.
In de .openbare zitting in strafzaken van het
kantongerecht te Middelburgvan den 19
Februari, zijn de navolgende veroordeelende von
nissen uitgesproken
Toen ik in de stad kwam zag ik John Pellet's
winkelkast schitterend verlicht met gasvlammen,
die de artikelen, welke hij verkoopt, mooi deden
uitkomen. Ik deed de zijdeur open en ging recht
naar de bovenkamer, waar ik begreep dat Rosa
line waarschijnlijk zou te vinden zijn, want het
is de kamer waar mijne zuster, Pellet's vrouw,
hare modezaak drijft. Mijne zuster stond daar
met haar rug naar mij toe, met uitgestrekte armen
en op elke hand een dameshoed, alsof zij het
blauwe garneersel van den eenen met het paar-
sche van den anderen vergeleek. Aan de tafel
in 't midden was een jong meisje in 't zwart bezig
bloemen op een anderen hoed te leggen. In 't eerste
oogenblik herkende ik haar niet, ofschoon het
gaslicht haar ten volle bescheen. Zij keek mij
aan en ik dacht: wat een aardig, maar teer ge
zichtje is dat. Maar, zoo waar als ik hier voor
u sta, mijnheer Frank, "ik herkende haar niet voor
Rosaline. „Moeder!" riep zij op eens uit; naar
mij toekomende, en ik zonk haast op den naasten
stoel neör. „Wat is u overkomen, kind?" vroeg
ik, terwijl zij mij een kus geeft; „'tis alsof go
reeds met het eene been in 't graf staat." Op die
woorden begint zij te blozen als een roos, en door
die kleur en het lachje dat er bij kwam geleek
zij weer een weinigje op haar zelve. Maar al
sprak ik nu van vandaag tot morgen tegenvu,
mijnheer, dan zou ik niets anders kunnen zeggen
dan dat zij er akelig uitzag en niet meê naar
huis wilde."
Frank gaf geen antwoord; juffrouw Bell bleet
1 wegens het onbeheerd laten loopen van vee
langs een buurtweg in Zeeland onder Grijpskerke,
2° het niet onderhouden van een voetpad in Zee
land, 3" het niet onderhouden van een tot een
voetpad behoorende vondel in Zeelandveroordeeld
wegens het eerste feit in eene geldboete van 10
en wegens de beide laatste feiten van 1 voor
ieder feit,, bij wanbetaling tejvervangen door eene
gevangenisstraf van een dag voor iedere boete
3 wegens dronkenschap te Middelburg, ƒ1 boete
of 1 dag gevangenisstraf;
1 wegens dronkenschap te Nieuwland, /I boete
of 1 dag gevangenisstraf
1 wegens het op de openbare straat voldoen
aan eene andere natuurlijke behoefte dan geoor
loofd is, te Middelburgf 1 boete of 1 dag gevan
genisstraf
1 wegens het beschadigen der steenglooiing van
een waterkeerenden dijk in Zeeland onder Arne-
muideu f 1 boete of 1 dag gevangenisstraf
4 wegens het maken van nachtgeruchten tot
verstoring van de rust der inwoners te Veere,
ieder f 5.50 of 1 dag gevangenisstraf
5 wegens 1° het maken van nachtgeruchten tot
verstoring van de rust der inwoners, 2° het zich
bevinden op de openbare straat in kennelijken
staat van dronkenschap te Middelburgieder voor
het eerste feit in eene geldboete van f 5.50 en
voor hot tweede feit van f 1 boete of 1 dag ge
vangenisstraf voor iedere boete, en allen in de
kosten van het geding.
Zondag middag is door de werkliedenvereniging
„de Yrije Drukpers" te Amsterdam eene volksver
gadering gehouden, waarin besloten is tot het
oprichten van een sociaal democratisch orgaan
onder den titel van „Algemeen Volksblad." De
bezadigde toon van het bestaande bladde Werk
mansbode, onder redactie van den heer Heldt,
bleek nit de hier gehouden bespreking niet in den
smaak te vallen van hen die deze vergadering
hadden belegd. Nv. d. D.)
Zaterdag had in den Haag de aangekondigde
vergadering plaats van het Aardrijkskundig genoot
schap waarin Je Noordpool-expeditie besproken
werd. De heer Kooleman Beijnen die, gelijk bekend
is, aan een tocht naar het Noorden deel nam, on
derhield de vergadering, die door vele mannen
van wetenschap en ook gedurende eenigen tijd
door den minister van binnenlandsche zaken werd
bijgewoond, met eene belangrijke beschouwing
over de geschiedenis dier reizen en het belang,
dat de wetenschap er bij heeft. Voor Nederland
was er aan die expeditiëu veel gelegen, omdat
daardoor een handelsweg naar Siberie kon worden
geopend. Aan eene gedachtenwisaeling over deze
zaak namen verscheidene leden deel.
Op voorstel van den heer Jansen werd aan het
bestuur opgedragen, aan het gouvernement mede-
deeling- te doen van den wensch der vergadering
dat voor Barendsz een gedenkteeken worde opge
richt. Tevens werd het bestuur belast alles aan
te wenden wat tot voorbereiding der oprichting
van wetenschappelijke stations gedaan kan wor
den, en zich tot dat doel met buitenlandsche
genootschappen in verbinding te stellen,
In hoogste instantie is onlangs in Dnitsch-
land beslist, dat het als ongeoorloofde nadruk is
te beschouwen wanneer een zangvereeniging
van een gedrukt exemplaar, dat zij van eene com
positie gekocht heeft, zoovele afschriften laat maken
als voor hare leden noodig zijn, al worden dè
afschriften ook alleen gebruikt voor het doel der
vereenig ing.
geducht doorstrijken en vervolgde na eenige
oogenblikken
-„'t Baatte mij niets wat ik zeï; meegaan ver
koos zij niet. Evenmin hielp de toespraak van
hare tante, want toen mijne zuster hoorde hoe
eenzaam ik het hier had en welk eene behoefte
het gezelschap van Rosaline voor mij was, zeide
zij, hoe ongaarne zij Rosaline ook wilde missen,
dat eene dochter aan hare moeder gehoor saam
moest zijn. Rosaline wilde echter geen rede ver
staan; zij zou gaarne bij mij komen, zei zij,
als ik te Falmouth ging wonen, maar naar Tren-
nach kon zij niet terugkeeren. Pellet en zijne
vrouw beproefden ieder op zijne beurt haar tot
andere gedachten te brengen, maar het-, hielp
niets."
„Gaf zij geen reden waarom zij niet wilde
terugkomen?" vroeg Frank, en iemand, die oplet
tender was geweest dan juffrouw Bell, zou zich
over don zachten, gedempten toon, waarop hij die
woorden sprak, verwonderd hebben.
Wordt vervolgd).