N». 44.
120® Jaargang.
Woensdag
21 Februari.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nummers zijn verkrijgbaar a 5 Gent,'
Advertentiên i 20 Cent per regel.'
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50]
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte?
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 20 Februari.
FEUILLETO]^".
EERSTE DEEL.
MIDDELBURG
COURANT.
Aan het in ons nommer van den 12™ dezer te
kennen gegeven verlangen naar inlichting omtrent
het gevoelen van den heer jhr. J. L. de Jonge,
over de nota, door acht andere anti-revolutionaire
kamerleden over het school-wetsontwerp aan de
tweede kamer ingediend, wordt heden voldaan
Aan een brief van dien afgevaardigde ontleent de
Standaard het volgende
„Krankte was, en is nog, de oorzaak, dat ik,
hoe gaarne anders ook, niet op mijn post in de
kamer kon en nog niet ban zijn.
„Dat ik de door u bedoelde nota van onze
vrienden niet heb mede-onderteekend, ligt niet
daarin, dat ik ze niet van ganscher harte beaam.
Verre van daar.' Volgens het reglement van orde
wordt zoodanige nota alleen toegelaten, wanneer
zij onderteekend is door leden, die persoonlijk de
afdeelingsvergaderingen bijwonen. Ziedaar de, mij
dunkt, alles afdoende reden, waarom ik die nota
niet heb kunnen onderteekenen, 't geen ik zonder
eenigen den minsten twijtel zou gedaan hebben,
indien ik tegenwoordig ware geweest, 't geen nu,
geheel buiten mijne schuld, niet het geval is
geweest.
„Gij kunt van deze mededeeling het gebruik
maken, dat gij noodig of nuttig oordeelt, voor
het geval dat men uit het ontbreken van mijn
naam onder de nota zou willen afleiden ('t zij te
goeder of te kwader trouw) dat ik in deze met
ónze vrienden niet eenstemmig zou denken."
In ons nommer van den 9™ dezer maakten wij
de opmerking dat de anti-revolutionaire eisch„de
bijzondere school regel, de openbare aanvulling",
zooals die opnieuw in de bekende nota op het
school wetsontwerp uitgedrukt wordt, onmogelijk
te rijmen is met art. 194 der grondwet en dat ons,
op grond daarvan, de houding der anti-revolutio
nairen, die geen eisch tot grondwetsherziening
doen, in dat opzicht onverklaarbaar is.
Eenige dagen later beantwoordde het Haagsehe
Dagblad deze opmerking met eene verwijzing naar
eene redevoering, door Thorbecke bij het onderwijs
debat op den 15™ Juni 1857 gehouden.
Het kwam ons onnoodig voor op die verwijzing
te repliceereu. Aan het Haagsehe blad gunden wij
gaarne de voldoening van, na den eenen dag (zie
Dagblad van 10 Februari) aan het adres van dr.
Kuiper insinuatiën overgenomen te hebben, welke
37.
Naar het Engelseh van mevrouw Henry Wood.
Hoofdstuk XIII.
BIJ 'T STERBELICHT.
Vervolg.)
„Verwijt bet Madeliefje niet; ik heb haar zelf
tot dien stap overgehaald. Mevrouw St. Clare
sprak er vaD, met haar naar het buitenland te
gaan, en wij wilden ons tegen eene scheiding
waarborgen."
„En wat zult gij nu doen, Frank
„Voorshands niets," antwoordde hij. „Madeliefje
is teruggekeerd naar den Berg en ik ben hier als
naar gewoonte. Zoodra ik een dak heb om haar
te beschutten, kom ik haar halen."
„Waar zult gij dat dak vinden?"
„Hier of daar, waar kans bestaat om in eene
goede praktijk te komen, bijv. te Londen."
„Maar waar zult ge intusschen van leven?
Eene goede praktijk krijgt men niet in éen dag."
„Dat is al geregeld," antwoordde hij, even zeker
overtuigd dat het inderdaad reeds geregeld was,
als dat Edina daar zat en dat hij zijn jas aantrok.
wij ons schamen zouden tot een politieken tegen
stander te richten, den volgenden dag te beproeven
dat weder goed te maken, door eene ongegronde
terechtwijzing aan een liberaal blad.
Nu echter ook de Standaard, die anders gewoon
lijk beter op zijn tellen past, het stukje van het
Dagblad overneemt, moeten wij opmerken dat
Thorbecke in die redevoering onze bewering ge
steund, niet bestreden heeft. Thorbecke zeide er
niets kwaads in te zien, wanneer een gemeentebe
stuur aan eene goed ingerichte bijzondere school
subsidie verleende, onder zekere voorwaar
den, „onder die voorwaarde bovenal, waaraan
art. 3, 4e alinea elk subsidie bindt." Welke is die
voorwaarde? Deze dat: „de aldus gesubsidieerde
scholen toegankelijk zijn voor alle kinderen, zonder
onderscheid van godsdienstige gezindte." Zelfs wordt
nog in diezelfde alinea verwezen naar de van
anti-revolutionaire zijde zoo heftig bestreden 1° en
2e alinea van art. 28 der wet (de „Christelijke
deugden" en de „eerbied voor de godsdienstige
begrippen van andersdenkenden").
Thorbecke had er dus niets tegen dat particulieren
subsidie ontvingen en de scholen der overheid
„aanvulden", wanneer zij slechts volmaakt hetzelfde
deden als anders de overheid gedaan zou hebben.
Wij zouden meenen de anti-revolutionairen te be-
leedigen, indien wij met zulk een voorslag tot hen
kwamen.
Den 27™ dezer zal mevrouw Lina Schneider,
uit Keulen, te Goes eene letterkundige voordracht
houden.
Naar wij vernemen zullen door eenige onzer
stadgenooten pogingen aangewend worden om
deze gevierde letterkundige en dichteres ook binnen
onze muren te mogen hooren.
Mocht onze aanbeveling noodig en nuttig kunnen
wezen om tot ondersteuning dier pogingen, door
teekening op de daartoe rond te zenden lijsten,
op te wekken, dan willen wij gaarne daartoe onze
krachten leenen. Mevrouw Schneider, de talent
volle vertaalster van Vondel en van zoo menig
voortbrengsel onzer latere dichtkunst, heeft tegen
over geheel Nederland verdiensten, welke haar
overal in ons land aanspraak op hoogachting en
belangstelling schenken. Als schrijfster van den
tekst van het oratorium „Bonifaciusdoor onzen
landgenoot Nieolaï op muziek gebracht en vóór
een drietal jaren uitgevoerd, is zij bovendien te
Middelburg reeds eenigszins persoonlijk bekend,
waar haar echtgenoot destijds vertoefd heeft en
zij zelve gekomen zou zijn, indien ongesteldheid
haar niet weerhouden had. Thans bestaat de
gelegenheid met haar en haren letterkundigen
arbeid de kennismaking te hernieuwen. Te on
derstellen dat het daartoe aan belangstelling ont-
„Mijne plannen zijn al vastgesteld en uw vader
kent ze. 't Was in verband daarmee, dat ik naar
Lentelust ben geweest. Morgen zal ik u alles
wel eens vertellen; nu heb ik geen tijd."
„Weet papa van 't geen dezen morgen ge
beurd is?"
„Neen. Niemand weet er van. Wij wenschen
het ook, als wij er iets aan doen kunnen, niet
bekend te hebben, totdat het oogenblik daar is
dat de geheele wereld het mag weten."
„Dat wil zeker zeggen totdat gij het dak boven
het hoofd hebt, waarvan zooeven sprake was?"
„Ja, totdat ik met Madeliefje daar mijn intrek
heb genomen," zei de hoopvolle Frank.
Edina had haar elboog op hare knie laten
rusten en ondersteunde haar hoofd met hare hand;
gedachteloos speelden hare vingers met hare zachte
bruine lokken en met een afgetrokken blik staarde
zij nederwaarts. Of het was omdat zij in vroegere
dagen, toen dokter Kaynor's middelen zoo beperkt
waren, practisch bekend was geworden met som
mige schaduwzijden van het menschelijk leven,
of wel omdat in haar lentetijd een slag aan haar
hart was toegebracht, zeker is het, dat zij
van geen hoopvol karakter was. Waar Frank
slechts zonneschijn in het verschiet zag, ontwaarde
zij niets dan schaduw, en heel wat schaduw.
„Gij hadt u wel eerst van dat dak mogen ver
zekeren," sprak zij eindelijk.
„Voordat ik mij van Madeliefje verzekerde?
Dat kunt ge begrijpen, Edina I Wij zullen het
samen wel klaren."
toeken zon, ware eene beleediging welke wij onzen
stadgenoote niet zullen aandoen.
Door een drietal ingezetenen, de heerea W. G.
Bal, C. Verhage en S. van Straten, was tegen
gisteren avond in het Schuttershof alhier eene
openbare bijeenkomst belegd, waartoe alle patent
betalende winkeliers en kooplieden waren uitge-
noodigd, ter bespreking hunner belangen ten aan
zien van den herijk der maten en gewichten.
Op verzoek had de heer mr. E. Fokker, secretaris
der kamer van koophandel en fabrieken alhier,
zich bereid verklaard genoemde heeren in deze
samenkomst ter zijde te staan. Een groot aantal
belangstellenden had aan de oproeping gehoor
gegeven.
Nadat door den heer Bal was geconstateerd, dat
dit jaar, blijkens op stoep of straat gevoerde ge
sprekken, vele grieven schijnen te bestaan tegen de
wijze waarop de herijk alhier geschiedt en deze
vergadering belegd was om die grieven te bespreken
en, zoo zij gegrond bleken, middelen te beramen
om er aan tegemoet te komen, legde de heer
Fokker de beginselen der wet betreffende de
maten, gewichten en weegwerktuigen van April
1869 uit. Hij deed daarbij uitkomen, dat het bij
den ijk niet alleen aankomt op inhoud, zwaarte,
lengte enz., maar ook op den vorm der maten
en gewichten.
Van de gelegenheid om grieven mede te deelen
werd geen druk gebruik gemaakt. De algemeene
klacht van hen die ze hadden was, dat maten en
gewichten, die verleden jaar goedgekeurd waren,
thans afgekeurd of niet aan den herijk onderworpen
zijn, niettegenstaande zij nieuw waren en weinig
gebruikt. Sommigen meenden hierin willekeurige
handeling van den ijker te moeten zien; anderen
wezen er op, dat daarvoor geen reden bestaat
zoolang niet geconstateerd is dat de herijk dit
jaar geschiedt door denzelfden ambtenaar die hem
verleden jaar verricht heeft, waartegen weder werd
aangevoerd dat het in allen gevalle dezelfde chef
van dienst is onder wiens toezicht in het vorige
en ook dit jaar de herijk plaats heeft, zoodat men
dien chef van dienst aansprakelijk moet stellen als
er wettige grieven zijn. Dit laatste bleek echter
niet zoo gemakkelijk uit te maken te zijn, ook al
werd er geklaagd over het onaangename en kost
bare als nieuwe of weinig gebruikte maten en
gewichten telkens afgekeurd of afgewezen worden,
waardoor het moeilijk wordt te weten waar men
andere goede in de plaats kan krijgen.
Ter tegemoetkoming aan het kostbare, vooral
voor den kleinen koopman of winkelier, werd door
een der aanwezigen de wensch geuit, dat op
de maten en gewichten de onteigeningswet mocht
worden toegepast, in dier voege dat het rijk sc-hade-
„Daar herken ik u aan, Frank," hernam zij,
niet zonder ergernis. „Gij zoudt, als de wet het
toeliet, tien vrouwen trouwen, zonder u een oogen
blik er over te bekommeren hoe ge ze zoudt
onderhouden."
„Maar de wet laat het nu niet toe," antwoordde
hij lachend.
„'t Is uwe groote fout, dat ge nooit aan de
gevolgen denkt."
„Dat is tijds genoeg als de gevolgen komen,
Edina."
Zij gaf geen verder antwoord. Wat zou het
gebaat hebben? Frank zou tot het einde zijns
levens de oude Frank blijven; dat was nu een
maal zijne natuur.
'tls toch merkwaardig, dat gij juist van alle
inwoners van Trennach degene moest zijn die ons
zag?" riep hij uit, weêr op de plechtigheid van
den morgen zinspelende. „Maar ge zult ons niet
verraden, niet waar, Edina? Ik moet nu weg,
of oom zal vragen wat ik uitvoer."
Edina stond met een zucht op eu ant
woordde
„Neen, Frank, ik zal u niet verraden. Ge weet,
dat daar geen gevaar voor bestaat, en als ik u
of Madeliefje in eenig opzicht kan helpen, zal ik
het doen. Maar ik was verplicht u meê te deelen
wat ik gezien had; ik mocht voor u niet ver
borgen honden, dat ik er kennis van droeg."
Terwijl Frank, zoo luchthartig als een knaap,
de trap afvloogkwam dokter Raynor uit de
zitkamer om zich naar de apotheek te begeven
vergoeding gaf voor afgekeurde maten en gewich
ten, evenals de boer, die geen patent betaalt,
schadevergoeding ontvangt voor zijn onteigend vee.
Hiertegen werd door den heer Fokker opgemerkt
dat er thans geen sprake is van grieven tegen de
wet zelve, maar alleen van grieven tegen de uit
voering daarvan bij den herijk alhier.
Teneinde tot. zekerheid te geraken of de grieven
die men meent te hebben, gegrond zijn, opperde
een der aanwezigen het denkbeeld of het niet
mogelijk zou zijn de thans afgekeurde maten en
gewichten door deskundigen te doen onderzoeken
om, wanneer het blijkt dat de afkeuring of afwij
zing ten onrechte heeft plaats gehad, daartegen
te protesteeren. Dit denkbeeld werd door anderen
gedeeld. De heer Fokker herinnerde dat men op
eigen kosten herkeuring kan aanvragen bij den
inspecteur voor het ijk wezen en merkte tenslotte
op dat het doel dezer vergadering niet bereikt is.
Daar velen misschien huiverig waren om in het
openbaar hunne grieven te berde te brengen, gaf
hij in overweging dat alle belanghebbenden inden
loop dezer week hunne klachten, met juiste op
gave van feiten, datum enz., zouden mededeelen
aan een der drie heeren, van wie de oproeping
tot deze samenkomst was uitgegaanteneinde
daarna, indien het mocht blijken nuttig of noodig
te zijn, een weg te zoeken tot herstel der grieven.
Aldus werd besloten en de vergadering ging uiteen.
Naar wij vernemen is thans een aanvang gemaakt
met de rondzending van inteekenlijsten voor de
hier te vestigen bad- en zweminrichting.
Het is zeer te hopen dat ruime inschrijvingen
van de belangstelling onzer ingezetenen in deze
nuttige zaak zullen doen blijken.
Ook de te Zierikzee gevestigde sehutters-
soeiëteit „Ter eere van den koning" heeft per
telegraaf Z. M. den koning geluk gewenscht met
zijn 60™ verjaardag en in de concertzaal aldaar
bij die gelegenheid feest gevierd.
De tweede kamer der staten-generaal zet van
heden tot Vrijdag hare werkzaamheden in de
afdeelingen voort. Daarna komen achtereenvolgen»
aan de ordede vervreemding der bezittingen van
de voormalige doopsgezinde gemeenten te Dord
recht en Maastricht; de conclusie op het verslag
omtrent het armbestuur over 1873; de wetten
betrekkelijk de rechtbanken en kantongereehten,
en ten slotte een aantal andere door den minister
van justitie ingediende wetsontwerpen.
Enkele commissarissen des konings hebben bij
de regecring aanzoek gedaan om militaire macht,
en hield hem nog eyen staande-met de woorden:
„Ik vergat u te zeggen, Frank, dat ge dezen
avond nog eens bij juffrouw Bell moet aangaan;
gij komt toch hare deur voorbij."
„Is zij weêr ziek?" vroeg Frank.
„Ik geloof ja, want er kwam van daag eene
vrouw om een drankje voor haar te halen."
„Ik dacht dat zij te Falmouth was."
„Daar schijnt zij weêr van terug te zijn. Loop
er maar eens aan; gij hebt ruim den tijd."
„Ik zal het doen, oom."
Op de Kale Vlakte was het dezen avond, toen
Frank er over ging, zeer bar weêr. Des morgens
was de wind heel sterk geweest, maar het kwam
in geen vergelijking met hetgeen het nu was.
De vlagen gierden tusschen de aardhoopen heen,
die den Grondeloozen Put omringden, gingen er
fluitend in en kwamen er bulderend uit, 't geen
alles te zamen een ijzingwekkend geluid teweeg
bracht. De mijnwerkers geloofden algemeen, dat
het zuchten, fluiten en gillen, dat men hier in
zulke onstuimige nachten hoorde, niet door den
wind, maar door den geest van Daniel Sandon
veroorzaakt werd. Frank geloofde niet aan den
geest van Sandon of van iemand anders, maar
sidderde toch toen hij deze plaats voorbijspoedde.
De ziekelijkheid van juffrouw Bell scheen
verdwenen te zijn toen haar de ramp trof dat zij
haar man verloor. Diens geheimzinnige verdwijning
werd gevolgd door veel bemoeienis en inspanning,
zoo van den geest als van het lichaam, en zij
voelde bijna geen ongesteldheid meer. Dokter