N°. 42. 120® Jaargang. 1877. Maandag 19 Februari. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.' Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers -zijn verkrijgbaar a 5 Gent.' Hoofdagent voor België en Frankrijk: Advertentiën20 Gent per regel. Geboorte- Tronw- Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,60] iedere regel meer t 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte? Betont. Middelburg, 17 Februari. FEUILLETON". EERSTE DEEL. MIDDELBURG COURANT. ite G°. te Brussel en Parijs. Ontvangen ten behoeve der nagelaten betrek kingen der bemanning van het loggerschip Prins van Oranje", (zie advertentie M. Ct. van 15 Fe bruari.) Van eenige jongelui der Christelijke burgerschool ƒ11.55. Oprichting; Slachterij. De burgemeester en wethouders van Middelburg maken bekend dat bij hun besluit van heden aan mejuffrouw M. J. LE CLERCQ en hare rechtverkrijgenden, ver gunning is verleend, om in perceel I n°. 59/60 in de Sintjansstraat alhier, eene slachterij op te richten. Middelburg, den 16 Februari 1877. De burgemeester en wethouders voornoemd, N. C. LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM L. B. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. In een ingezonden stuk in de Goesche courant wordt de opmerking gemaakt dat het reeds vaak besproken art. 42 van het aanhangige wetsontwerp op het lager onderwijs, waarbij verplichte school geldheffing in alle gemeenten wordt voorgeschre ven, een inbreuk is op de zelfstandigheid der ge meenten, zooals die in grond- en gemeentewet is gewaarborgd. Volgens de reglementen van 1815 en 1816, zoo merkt de schrijver op,stonden de gemeentebesturen bij al hnnne werkzaamheden onder het staatsgezag en misten zij grootendeels hunne zelfstandigheid. Nu aan de gemeenteraden eenmaal onafhankelijkheid verleend is, dient men ook vast te houden aan het beginsel der schoolwet van 1857 en het heffen van schoolgeld facultatief, niet verplicht te maken. Hetzelfde betoog werd reeds geleverd in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van den 7en dezer. Daar werd herinnerd dat de zelfstandigheid der gemeenten in de regeling harer financieele aange legenheden een beginsel is, dat al onze wetten be- heerscht. Inbreuk daarop kan slechts toegelaten worden als eene uitzondering, door het algemeen belang gerechtvaardigd. Dat het algemeen belang vorderen zou aan de gemeenten de verplichting op te leggen om schoolgeld te heffen, is de regee ring in gebreke gebleven te bewijzen; maar daar entegen keert zij de redeneering geheel om door in hare memorie van toelichting te schrij ven „dat zij geen geldige reden kan inzien om aan de 35. Naar het Engélsch van mevrouw Henry Wood. Hoofdstuk XII. HEX H TT "W E L IJ K. Vervolg). Het paar volgde den predikant naar de kerkkamer, waar eerst heel wat gezocht moest worden naar het trouwregister, want niemand wist waar dit bewaard werd. Eindelijk was de heer Bockup zoo gelukkig het te vinden en schreef er het hu welijk in op. Frank zette er zijne handteekening onder en Margaret de hare, maar toen scheen den jongen dominé iets in te vallen en keek hij hulpe loos om. „Ik aher schijnen geen getuigen bij dit huwelijk te zijn," sprak hij eindelijk. „Het is gebruikelijk „Wij moeten het in dit geval maar zonder hen doen," viel Frank hem in de rede en legde te gelijk een honorarium van vijf guinjes op de tafel. „Er zijn geen getuigen noodig, om het huwelijk wettig te doen zijn." „Neenneendat niet," stamelde de predikant, blozende bij het gezicht van dat goud en zilver, dat eigenlijk een veel te hoog honora- gemeentebesturen te veroorloven het onderwijs geheel gratis te geven." De artikelen 238, 240 en 254 der gemeentewet stellen de onafhankelijkheid der gemeentebesturen inditopzicht buiten allen twijfel. In het eerstgenoem de vindt men onder de plaatselijke belastingen o. a. vermeld: bijdragen „voor het gebruik of genot van openbare gemeente-inrichtingenin art 240 heet het dat de gemeentebesturen kunnen (niet zul len) heffen, tot dekking der plaatselijke uitgaven, de bijdragen in art, 238 vermeldin art. 254 eindelijk vindt men de bepaling dat deze gelden niet hoo- ger zullen geheven worden dan noodig is te achten om den betaler, naar evenredigheid van het gebruik dat hij van de gemeente-inrichtingen heeft, in de kosten daarvan te doen dragen. Op grond dezer wettelijke bepalingen dient de vrijheid der gemeenten om naar eigen goedvinden al dan niet schoolgeld, havengeld, marktgeld, bruggeld enz. te heffen, onaangetast te blijven en is de aanhangige wets voordracht in dit opzicht een inbreuk op de beginselen onzer wetgeving. Het resultaat der heden namiddag gehouden buitengewone vergadering van bet Middelburgsch departement der Maatschappij tot Nut van 't al gemeen is dat met algemeene stemmen besloten werd te verklaren: a dat verplichte schoolgeldheffing afkeu ring verdient, h dat art. 16 alinea 2 van het wetsontwerp op het lager onderwijs in strijd is met art. 194 der g rondwet. Op de gevoerde discussiën komen wij later terug. DeStaats-courant van heden bevat het koninklijk besluit van den 7<n Februari jl. (Staatsblad n° 20), houdende nadere regeling van het port dpr brie ven en verdere stukken, die tusschen het rijk en zijne koloniën in Oost- en West-Indië worden gewisseld, en zulks met intrekking der konink lijke besluiten van 10 Juli 1875, n° 46, en van 24 Januari 1876 (Staatsblad n° 32 en 33). In hetzelfde nommer is opgenomen het konink lijk besluit van den 9en Februari jl. (Staatsblad n° 21), tot wijziging der koninklijke besluiten van 16 Juni 1867 (Staatsblad n° 56 en 57), van 5 October 1866 (Staatsblad n° 163) en van 24 Sep tember 1872 (Staatsblad n° 97), houdende respec tievelijk vaststelling der reglementen van politie voor: 1° het Noord-Hollandsch kanaal en zijne havens, 2° het kanaal door Voorne en zijne havens, 3° het kanaal door Zuid-Bevelanden 4» het kanaal door Walcheren van Yeere tot Middelburg. Het verbod van invoer in Groot-Brit tannië van uit Nederland afkomstig vee, waarop een rium was, zoodat hij inwendig overdacht, hoe rijk die mijnheer Rayaor wel moest zijn. „En wilt ge mij en mijne vrouw nu nog een grooten dienst doen, mijnheer Bockup zei Frank rondborstig, terwijl hij des predikants band drukte en eene onweerstaanbare smeekende uit drukking zich op zijn gelaat vertoonde. „Houd dit huwelijk dan geheim, want nu het afgeloopen is kan ik u wel zeggen, dat niemand er van weet. Het is in waarheid een geheim huwelijk en dat zouden wij thans nog niet ruchtbaar wenschen. Daar hebben wij onze redenen voor. Binnen kort zal het openlijk bekend gemaakt worden, maar tot op dat oogenblik zouden wij gaarne hebben dat er niet van gesproken wierd. Ik weet, dat wij ons op uwe stilzwijgendheid mogeD verlaten." Frank liet den totaal verbluften predikant staan om dat nieuwtje te overdenken zooals bij goed vond, zijne toga af te leggen en het trouwregister weg te sluiten, en leidde zijne jonge vrouw door de kerk been. Toen zij ter plaatse kwamen waar zij haar mantel en parasol gelegd had en even stil stond om die weêr op te nemen, drukte Frank haar in zijne armen en kuste haar vurig, want er waren geen andere getuigen bij dan de leêge banken. „O Frank- als 't u belieft doe dat niet bedenk dat wij in de kerk zijnriep zij uit en brak te gelijk, onder den invloed van zenuwach tigheid en vrees, in tranen los. „Om 's hemels wil, Madeliefje, bedwing u!" zet hij. „Wees bedaard, lieveling 1 O snik zoo niet!" vroeger in de Staats courant medegedeeld telegram van den Nederlandsehen gezant te Londen betrek king had, werd gegeven bij een order in Council van den geheimen raad, gedagteekend 8 Februari 1877, en in werking zullende treden den 10en daaraanvolgende. De voornaamste bepalingen luiden als volgt „2. Alle bepalingen van het vierde aanhangsel der akte van 1869 zullen van toepassing zijn op rundvee, schapen en geiten, in Groot-Britannië aangebracht uit eenige haven of plaats van Neder land, en in Engeland aan land gebracht: gemelde rundvee, schapen en geiten zullen niet mogen worden aan land gebracht, behalve aan eene lan dingsplaats behoorende tot de na te noemen havens en derzelver gebied, als: Glasgow, Goole, Grimsby, Hartlepool, Hull, Littlehampton, Londen, Middles brough, Newcastle aan deTyne, Plymouth, North- Shields, Southampton, Sunderland. „3. Gemelde rundvee, schapen en geiten zullen worden geslacht binnen tien dagen nadat zij aan land zijn gebracht, den dag van het aan land brengen niet medegerekend." Staats-Cour Bij beschikking Van 15 Februari, is aan J. van der Graaf, te Rotterdam, tot wederopzegging, vergunning verleend voor een stoomsleepdienst op de stroomenrivieren en kanalen in Noord- Brabant, Gelderland, Zuid-Holland en Zeeland; aan W. P. de Vries, te Rossum, voor een stoom sleepdienst op de stroomen, rivieren" en kanalen in acht provinciën, alsmede op de Zuiderzee; en aan W. L. Bakker, te Ridderkerk, voor een stoom sleepdienst op de stroomen, rivieren en kanalen in acht provinciën. Batavia en Samarang zijn in de vorige maanden weder geteisterd door de watervloeden, welke aldaar periodiek voorkomen en zullen blijven terug komen, zoolang men er niet toe overgaat om aan de korte riviertjes, welke door hunne plotselinge zwelling deze ramp veroorzaken, eene afleidingen dieper beddingen te verschaffen. Het is waar dat dit werk veel geld zal kosten, doch de uitvoer baarheid er van wordt door de deskundigen niet betwijfeld. Het is ook waar dat het, gelijk met al zulke werken van voorzorg het geval is, jaren achtereen misschien geen zichtbaar nut zal uitoefenen; doch in éen jaar van overstrooming wordt meer schade veroorzaakt dan de kosten, over verscheidene jaren verdeeld, bedragen. Is eene regeering dan gerechtigd het werk, uithoofde van de groote uitgaaf, steeds uit te stellen? Bij den jongsten watervloed steeg het water te Batavia in sommige laag liggende kampongs tot aan de daken der huizen en overstroomde het Na eenige oogenblikken kreeg zij hare kalmte terug, maar 't was geen wonder dat zij zich door haar gevoel had laten overweldigen. Gedurende de geheele plechtigheid had zij van het hoofd tot de voeten gebeefd. Zij was bevangen door vrees voor eene onverwachte stoornis en door onzeker heid omtrent de beteekenis van 't geen zij deed. Nu het voorbij was zag zij dat zij verkeerd had gehaudeld en zou zij gewenscht hebben het onge daan te kunnen maken. Zoo gaat het gewoonlijk met ons allen! „Blijf gij hier, Frank, en laat mij alleen heen gaan," sprak zij, terwijl het snikken hare stem bijna smoorde. „Als wij te zamen gingen zouden wij misschien gezien worden. Vaarwel nu," zeide zij, hem bedeesd hare hand toereikende. Zij bevonden zich tusschen de groene tochtdeur en de buitendeur. Frank wist even goed al3 zij, dat het onvoorzichtig zou zijn, indien zij te zamen de kerk verlieten. Hij nam dus hare hand, drukte haar zelve nogmaals aan zijne borst en zei „God neme u in zijne hoede, lieveling! Ik wenschte, dat ik u naar huis kon geleiden." Madeliefje's voorstel, een paar avonden te voren gedaan, dat zij elk door eene andere deur de kerk zouden verlaten, was onuitvoerlijk, daar de kerk slechts éene deur bezat. Zij trippelde er snel uit, zoodra Frank haar had losgelaten, en keerde huiswaarts langs den weg dien zij gekomen was, den belommerden rijweg, terwijl zij hare voile diep over haar gelaat neertrok. Hij bleef voor 't oogenblik nog in 't portaal en ging pas Koningsplein, Noordwijk, Kramat en andere Euro* peesche buurten. Drie Europeanen kwamen om.' Te Samarang drong een moddervloed de huizen binnen. De schade, nu veroorzaakt, is aanzienlijk; de nadeelige invloed, door dit telkens overstroomen van den weeken grond onder een keerkrings-klimaat op den gezondheidstoestand uitgeoefend, niet te berekenen. In de buitengewone zitting der provinciale staten van Groningen is ingekomen eene voordracht van gedep. staten inhoudende mededeeling, dat de schade, aan de werken van de Zoutkamp bedraagt ƒ309,647. De stormschade aan de zeeweringen te Delfzijl bedraagt 40,500. Voor het verhoogen der dijken langs het Eemskanaal is noodig 60,000, voor bet verdiepen van het Hoendiep f 88,800. Gedeputeerde staten stellen voor, de provinciale begrooting te wijzigen en aan te vullen en eene geldleening aan te gaan van 492,000. Onze Haagsche correspondent, door de Am- sterdamsche Ct. naar aanleiding van zijn laatste schrijven van onjuist citeeren beschuldigd, verzoekt ons de volgende zinsnede uit het door hem besproken artikel van het Amsterdamsche blad over te nemen „Wat wij echter niet mogen verzuimen aan het slot onzer beschouwingen, is dit: een woord van hulde aan den staatsman te brengen voor het overleggen van de notulen der inspecteurs-vergade ring en de daarin vervatte adviezen. Geheel on gevraagd heeft de minister de geheimhouding, die daaromtrent aanvankelijk was voorgeschreven, opgeheven. Het blijkt dat hij op verscheidene zeer belangrijke punten van die adviezen is af geweken. Daarmede heeft hij zijnen tegenstanders een krachtig wapen in de hand gegeven, maar tevens getoond, dat het hem alleen te doen is om de zaak." [Amst. Ct. 27 Januari 1877.] Onze correspondent herinnert dat hij 1® opge komen is tegen de hulde, die alleen verdiend zou geweest zijn indien de minister van den aanvang af geen sluier had gebezigd om zijne plannen te bedekken, 2° betoogd heeft dat afwijking van de adviezen alleen dan bewijzen kon „dat 't den minister om de zaak te doen was," wanneer de adviezen niet in 't belang der zaak waren. „Nu oordeele men schrijft hij of de Amst. Ct. tot deze aanmerkingen aanleiding gaf of niet." „Tegen vuur en dieven", is de titel van een boekje dat geschreven is door de heeren V. C. Dijckmeester, onder-kommandant der Amsterdamsche brandweer, en J. J. Elsenburg Az.fabrikant van brandwaarborgkasten. Het is te Amsterdam uit gegeven bij den heer D. B. Centen. naar buiten, toen zij reeds op een goeden afstand moest zijn. „Als ik maar in huis kan komen zonder gezien te worden," dacht de arme Margaret, wier hart bonsde terwijl zij zich voortspoedde. „Mama en Lydia zullen zeker nog niet beneden zijn, en misschien loopt dus alles nog gelukkig af. Wat waait het verschrikkelijk!" Het woei inderdaad zoo sterk, dat Margaret moeite had op de been te blijven. De wind sloeg onder haar mantel en deed dien boven haar hoofd in de lucht wapperen. En wie moest zij daar nu ontmoeten, zooals het ongeluk wilde De modiste uit Trennach, die naar den Berg was geweest, om kleedjes aan te passen. „Juffrouw Lydia is heel boos op u, juffer,", begon juffrouw Hunt, die niet in haar schik was, dat zij dien weg gedeeltelijk voor niet had ge maakt. „Er is overal naar u gezocht." „Ik wist nietdat ge dezen morgen komen zoudt," zei het arme Madeliefje, na eenige woor den gestameld te hebben ter verklaring dat zij „uit wandelen" was geweest. „Uw mama was zoo goed te zeggen dat ik kon komen als 't mij het best schikte en dat is 's morgens vroeg of 'savonds laat; dan lijdt mijn dagwerk er niet onder. Ik dacht dat ik u en juffer Lydia juist zou treffen als ge bezig waart u te kleeden; dan zou ik het goed hebben kun nen passen, zonder dat ge er veel moeite van zoudt gehad hebben," Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1