N°. 41. 12O0 Jaargang. 1877. Zaterdag 17 Februari. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nummers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Advertentièni 20 Cent per regel.' Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,; van 1—7 regels"/ 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte? Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 16 Februari. Benoemingen en besluiten. Kerknieuws. Marine en leger. FEUILLETON. EERSTE DEEL. Rechtzaken. Naar aanleiding eener Nuts-lezing van den heer H. de Veer. MIDDELBIJRGSCHE Men verneemt dat de heer mr. J. A. Mutsaera zijn ontslag heeft aangevraagd aan Z. M. den koning als lid van den raad van state. Vad Den 13en dezer heeft te Brussel de uitwisseling plaats gehad der akte van bekrachtiging van het verdrag tusschen Nederland en België tot weder- keerige uitlevering van misdadigers, den 16™ Januari jl. aldaar gesloteu. diplomatie. Benoemd tot secretaris vau legatie mT. P. J. F. M. van der Does de Willebois, thans attaché bij het Nederlandsch corps diplomatique. notarissen. Benoemd tot notaris binnen het arrondissement Winschoten, ter standplaats de gemeente Yeendam, mr. A. Jansenius de Yries, candidaat-notaris te Berger. burgemeesters. Herbenoemd tot burgemeester van Middelburg, met ingang van 1 Maart a., jhr. mr. J. W. M. Schorer, en benoemd tot bur gemeester van Axel, met ingang van 1 April a., jhr. mr. L. Schorer, advocaat te Amsterdam. (Gisteren reeds onder onze „Telegraphische be richten" vermeld.) belastingen. Op verzoek eervol ontslag verleend aan P. B. Keeringh uit zijne betrekking van ont vanger der in- en uitgaande rechten en van den accijns op de suiker te Amsterdam, behoudens aanspraak op pensioen en onder dankbetuiging voor de vele en trouwe diensten gedurende een tijdvak van vijftig jaren den lande bewezen. De heer B. van Schelven, predikant te Oost en West-Souburg, heeft het beroep naar de ge meente Alkmaar aangenomen. De kapitein-luitenant ter zee J. P. van Rossum wordt met den eersten Maart a. gedeta cheerd bij het departement van marine ter waar neming der betrekkingen van chef der afdeeling personeel en van lid der commissie tot het exa- mineeren van zeeofficieren en adelborsten. 34] Naar het Engelsch van mevroitw Henry Wood. Hoofdstuk XII. HET HUWELIJK. Vervolg). „Ik bezweer u beiden, gelijk gij het op den geduchten dag des oordeels, wanneer alle geheimen openbaar zullen worden, zult moeten verantwoor den, dat indien iemand uwer van eenig beletsel weet, waarom ge niet wettig in den echt zoudt mogen verbonden worden, ge het alsnog bekent; want weest verzekerd, dat degenen die op andere wijze verbonden zijn dan Gods woord veroorlooft, niet door God zijn samengevoegd en dat hun huwelijk niet wettig is." Die woorden drongen niet alleen in Edina's oor, maar bracht ook hare ziel in ontroering. Bestond hier geen beletsel? Konden deze twee onnaden kende jongelieden, die op eene zoo geheimzinnige wijze en ten spijt van het onderlijk gezag met elkander in het huwelijk traden, onder die plech tige vermaning gerust blijven staan en den schijn aannemen alsof er geen beletsel was? Deze mis- Voor het gerechtshof te 's G-ravenhage werd gisteren behandeld de zaak van I. Timmermans beschuldigd van moord, gepleegd den 11™ October 1876 op zijne huisvrouw A. Lievense, te Oostburg. De beschuldigde bevestigde zijne voor den rechter commissaris te Middelburg afgelegde bekentenis. Het requisitoir van den advocaat-generaal m'. van Maanen strekte tot levenslange tuchthuisstraf. De verdediger mr. Pape pleitte verzachtende omstan digheden. De uitspraak is bepaald op aanstaanden Donderdag. Dinsdag jl. heeft de arrondissements-rechtbank te Breda uitspraak gedaan in zake het bekende proces van P. L. vau Makkelenburg contra mr. L. H. O. Ingenhousz, betrekkelijk de nalatenschap van pastoor Werden. De rechtbank heeft den eiseher zijn eisch ontzegd, zoodat mr. I. niet ver plicht is mededeeling der gevraagde instructiën te doen. Thans zal een verhoor op vraagpunten worden verzocht en mitsdien de zaak spoedig weder voor de rechtbank gebracht worden. De heer de Veer is een onzer meest geachte en, wat meer zegt, een onzer meest geliefde letterkun digen. Zijn „Trou-ringh voor 'tjonge Holland" is voor velen eene weldaad geweest. De neiging tot uithuizigheid, de verveling, de zucht om verstrooiing te zoeken aan het einde van lange en vermoeiende spoor- en stoombootreizen kunnen zulk eene heer schappij niet uitoefenen, of zij zullen bij menigeen bezweken zijn voor de overredingskracht van dat boek. 't Kwam er op aan de schatten van poëzie en schoonheid, die voor het grijpen liggen binnen dè grenzen van ons eigen land, onze eigen woon plaats, ons eigen huis, niet zoo zeer te doen kennen als te doen erkennen. 'tKwam er op aan velen den moed te geven om te durven zeggen dat zij in hun eigen tuin of tuintje, in de wandelingen buiten hunne stad, zóóveel genoegen vinden, dat zij naar de Alpen-gletschers of de golf van Napels niet verlangen. 'tKwam. er op aan hen tot de bekentenis te brengen dat de winter-uitvoeringen hunner muziek-vereeniging, de quartetten en trio's welke zij eens in de week met hun vrienden maken, hun genoeg voldoening verschaffen om aan geen Parijsche opera,geen Gürzenich-conccrten en geen Ge- wanciAaws-uitvoeringen behoefte te voelen, 't Kwam er op aan hen te doen belijden dat bet gemak en genot van den eigen haard hen gaat boven kellner- gedienstigheid, de tevreden en blozende gezichten van eigen vrouw en kinderen boven de geschilderde leiding behoorde reeds op zich zelve een ernstig beletsel uit te maken. Een oogenblik speelde de gedachte door Edina's hoofd om vooruit te treden en beiden te vermanen zich nog eens ernstig te bedenken voor dat zij de plechtigheid voortgang lieten hebben. Doch zij herinnerde zich nog tijdig dat dit hoogst ongepast zou zijn en zij geen recht hoegenaamd had om zich met de zaken van den eenen of van de andere te bemoeien. Zachtkens de tochtdeur weêr doorgaande liet zij die zonder gedruisch achter zich toevallen en stapte het kerkhof op. Noch den koster noch diens vrouw had zij in de kerk gezien, en al waren die er geweest, zij zou hen nu toch op die plaats niet aangesproken hebben. Als in een droom sloeg zij den weg naar huis weêr in. De wolken waren nog zwarter geworden en joegen nog sneller achter elkander door het luchtruim voort. Doch Edina sloeg op weêr noch wind acht; wat haar betrof mochten de vlagen het roet uit eiken schoorsteen van het huis naar beneden doen tuimelen. Zij was geheel verzonken in verre van aangename gedachten, want zij zag nu voor Frank een aantal moeielijkheden in het verschiet. „Goeden morgen, juffrouwU is al vroeg op weg." Dat was de stem van juffrouw Trim en de ver vooruitstekende zwarte hoed, die bij hare neiging diep naar beneden meê ging, was ook de hare. Zij had een bruin kannetje in de hand en ontmoette Edina dicht hij het huis van den dokter. Edina ontwaakte door hare toespraak uit den droom. madonna's in het Louvre, de zonnestraal in hun eigen huiskamer hoven de aan Rembrandt's palet ontsnapte zonnestralen, als schatten bewaard te Mün- chen en te Darmstadt. Niet dat wij deze dingen gering schatten. Ze minachtende, zouden wij som mige der schoonste uren verloochenen, welke ons leven gekend heeft. Maar zoovelen zijn er die ze niet kunnen gaan genieten. Zoovele anderen die, uit valsche schaamte ofter wille van dat veraf zijnde, de poëzie in eigen huis en hof verwaarloozen. En deze laatste is toch, om aan onzen de Génestet een beeld te ontleenen, tegenover al dat andere „komen en gaan" de eenige die „blijft." Aan de opbonwing van dat altaar van eigen huis en hof heeft de heer de Veer gearbeid met al de kracht van zijn warm en menschlievend gemoed. Ook in zijn tijdschrift „Los en vast", waarvan hij met zijn vriend dr. van Gorcum de eerste jaargangen bestuurde en waarin velen met ons een wedergeboren, jeugdiger entrisseher „Gids" hoopten te begroeten. Ook in zijne „Kleine cou rant", het Nieuws van den Dag. Ook in zijne jongste schepping, het weekblad „Eigen Haard", dat altijd er op uit is, te doen erkennen hoeveel goeds en schoons daar nog omgaat en gewrocht wordt binnen den zoo vaak miskenden kring van onsNederlandsch denken en doen. Ook op ieder ander gebied van zijn uitgebreiden werkkring, als ijverig bestuurder onzer nimmer verouderde, in onze dagen met nieuwe levenskracht zich oprichtende maat schappij tot Nut van 't Algemeen. Mogen hem nog langen tijd moed en lust geschonken worden om aan zijne taak voort te arbeiden Niemand zal ons, hopen wij, nu van aanmatiging, vitzucht of kleingeestig esprit de clocher beschul digen, indien wij zonder omwegen ons gevoelen uitspreken over de voordracht, Woensdag jl. door den schrijver van den „Trou-riDgh" in ons midden gehouden. Het waren weder „Schetsen", in den trant van die uit den Trou-ringh, welke de heer de Veer voordroeg. De eerste, „Mijn Stadje", eene teeke- ning van het leven in een stadje van den aller kleinsten rang gedurende dien gemoedelijken ouden tijd toen de spoorwagen er nog niet, als een „straatjongen", alles onderste boven geworpen had. De tweede, het sterven van een knaapje, dat in de armen zijner ouders het jeugdige leven uitblaast. De derde „de oudejaarsavond van den heer Pegge", waarin de ongezellige weelde van den ongehuwde tegenover de veel minder comfor table, maar oneindig veel inniger genoegens van den huisvader met een talrijk gezin, in het licht wordt gesteld. Eene uitvoeriger ontleding dezer schetsen verlange niemand van ons. We zouden niet in staat zijn er eenigszins getrouw den inhoud van weêr te geven. „Ik was u komen zoeken, juffrouw Trim, maar ik kon niet binnen komen, want de deur was gesloten." „Wel, dat spijt mij ijselijk, juffrouw! Ik was juist een kannetje koffie en een stukje geroosterd brood aan die arme grootmoeder Sandon gaan brengen, waar sedert het vertrek van Rosaline Bell niemand naar omziet. Ik sloot de deur dns maar en stak den sleutel bij mij, evenzeer om de geit uit het huis te houden als voor de veilig heid. Dat dier weet zich altijd los te maken, juffrouw, hoe goed ik het ook vastbind, en komt dan in huis, bijt in alles en doet overal kwaad." „Is uw man dan ook uit?" „Hij is met het spoor ergens heengegaan, juf frouw, maar ik kon niet uit hem krijgen waar naar toe en waarvoor. Die mannen zijn zoo dicht als een pot en Trim is dichter dan iemand. Ik geloof echter, dat hij iets voor mijnheer Raynor is gaan doen." „Waarom gelooft ge dat?" vroeg Edina snel. „Wel, van éen ding ben ik zeker, juffrouw, namelijk dat, toen ik gisteren avond van Pendon terugkwam, Trim nog geen plan had om ergens naar toe te gaanwant nadat wij een paar woor den gewisseld hadden, omdat hij naar de geit niet had omgezien, zei hij dat hij van daag onzen tuin in orde zou brengen, 't geen hij nooit doet, of het moet hoog noodig zijn. Toen kwam mijnheer Frank en had met mijn man een gesprek in de keukenen toen wij naar bed zouden gaan vroeg Trim om een schoon overhemd en zei dat Maar ook de heer de Veer doet, naar onzh meening, door zijne voorlezing deze schetsen niet tot haar recht komen. Ze zijn daartoe aan den eenen kant te fijn geteekend, aan den anderen kant niet rijk genoeg aan scherp uitkomende beelden en helder in het oog vallende kleuren. Eene voordracht voor een talrijk en gemengd publiek moet in dit opzicht iets hebben van eene tooneel-decoratie, zonder daarom, evenmin als deze, behoefte te hebben aan bombast of wansmaak. De schetsen van den heer de Veer laten zich liever lezen op een dier gezellige winteravonden, welke hij zoo goed weet te teekenen, of op een zomer- schen morgen zonder werk, in tuin, prieel of weiland. Dan heeft men den tijd om een oogen blik de lectuur te staken als de gedachte een rustpunt, of de verbeelding een tafereel, eene her innering een vergezicht ontmoet, waar zij eene wijl bij wil verpoozen. Bij den steeds voortgaan- den stroom der voorlezing gaat de gelegenheid daartoe verloren. Wij zijn verlangend deze zelfde schetsen eens, in een bundel vereenigd, over te lezen, en overtuigd dat de meeste toehoorders er dan verbaasd over zullen staan, hoeveel er, bij de voordrachtvan de „fijne puntjes" verloren ging. Een enkel voorbeeld uit zeer velen, want ons bestek dwingt ons tot beknoptheid. Hoevelen der toehoorders zouden Woensdag avond in de schets „Mijn stadje" de geestigheid „gesnapt" hebben der vergelijking van de eerzame juffers en de onschuldige vrijages uit het plaatsje in den achterhoek, met de heldinnen van het Nibe- lungen-epos? Te nauwernood had men tijd om de namen te verstaan, veel minder om thuis te brengen waar Grimhilde en Brunhilde met Sieg fried eigenlijk vandaan kwamen en wat zij in die rustige, kleinsteedsche omgeving van den vóór spoortijd kwamen uitvoeren. Hoeveel beter zou men de tegenstelling gewaardeerd hebben tusschen die oud-Germaansche reuzenfiguren en de Lilliputsche poppetjes der schets, indien er een oogenblik tijd ware geweest om het hoek uit de haDden te leggen en tot bezinning te komen! Ziedaar slechts éen staaltje, bij voorkeur op het letterkundig gebied genomen. Maar hoeveel andere trekken zijn verloren gegaan, hoeveel schoons kon niet opgemerkt, veel minder gewaardeerd wordenWie zou de aandoenlijke tafereelen, welke ons in de tweede schets voor den geest geroepen werden, niet een oogenblik langer hebben willen vasthouden En wie zouom hiermede onze bedenkingen te sluitenindien hij zichzelf zijne lectuur moest kiezen, achtereenvolgens eene zoo uiteenloopende trits van beelden voor zijn oog lat^n voorbijgaan, als ons nu vertoond werden binnen het bestek van een enkelen avond? Wij zouden ongaarne met deze opmerkingen hij in den vroegen morgen voor zaken weg moest. Hij is dan ook gegaan, juffrouw, en ik ben er achter gekomen dat hij met een van de treinen vertrokken is." Edina zei daar geen woord op, maar liet de praatzieke vrouw het huis binnen om den staat van het spreekkamertje op te nemen, en gaf den wensch te kennen dat het nog dezen dag zon schoongemaakt worden, waarop juffrouw Trim terstond haar doek afdeed en zich voor het werk begon gereed te maken. De dokter was intusschen weêr te huis gekomen en Esther bracht het ontbijt binnen. Edina nam hare gewone plaats aan de tafel in en voorzag haar vader van een kop koffie. „Is Frank nog niet terug?" vroeg hij. „Nog niet, papa," was haar antwoord. „Waar blijft hij dan? Hij behoefde alleen naar Williamson te gaan zien." Edina gaf geen antwoord en scheen met gespan nen aandacht haar bord te beschouwen. De dokter merkte hare afgetrokkenheid op en zei: „Gij neemt dat ongeval in het spreekkamertje te zwaar op." „Wezenlijk niet, papa; Trim's vrouw is reeds hier om de zaak in orde te brengen." „Weet ge zeker, dat Frank niet in de apotheek is, Edina?" vroeg hij na een oogenhfik weêr. Daar zij wist waar Frank was en in welke plechtigheid (ofschoon die waarschijnlijk nn reeds afgeloopen was) hij eene rol vervulde, kon zij aan haar vader met gerustheid verklaren, dat hij niet

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1