Marine en leger, Rechtzaken. Naar men verneemt, zijn weder vele aanvra gen tot plaatsing van leerlingen voor de rijks landbouwschool te Wageningen ingekomen. Wij ontvangen van den uitgever J. B. Wol- ters te Groningen de volgende werken voor het onderwijs, waarvan de spoedig na elkander volgende herdrukken de verdienste en de doelmatigheid voldoende bewijzen. Nader aanbeveling mag dan ook overbodig geacht worden. Aardrijkskunde vanNederland,door B. K. Rijkens, directeur der kweekschool voor onderwijzeressen te Groningen. Derde druk. Handboek derRomeinsche antiqui- t e i t e ndoor dr. J. G. Schlimmer, rector te Tiel. Tweede omgewerkte en vermeerderde druk. Woorden en uitdrukkingen der Nederlandsche taal, toegelichtenverklaard ten dienste van allen die wensehen zich te onder werpen aan eenig examen voor lager onderwijs, door A. M. Bogaers en M. J. Koenen. Tweede druk. (De eerste uitgave was van Juli 1876.) DeNederlandschestaatsburger, door G. van Milligen, directeur der rijkskweekschool voor ouderwijzers te Groningen. Tweede druk. Nederlandsch le esb oek, door Joh. A. Leo pold. Supplement van L. Leopold's „Leesboek voor de volksschool." De minister van oorlog brengt in de Staats courant van heden ter algemeene kennis, dat tegen 1 Mei a. gelegenheid bestaat tot plaatsing van een hoofdonderwijzer aan de Pupillenschool te Nieuwersluis op een jaarlijksch traktement van 1200 met vrije woning. Het traktement kan na een zeker getal dienstjaren tot f 1500 worden vermeerderd. Ingeval den hoofdonderwijzer geene vrije woning van rijkswege kan verschaft worden, ontvangt hij eene jaarlijksche vergoeding van 300 voor huishuur. Voor genoemde betrekking komen in aanmerking hoofdonderwijzers, niet jon ger dan 30 en niet ouder dan 40 jaren, die min stens éen jaar aan het hoofd eener school van gewoon of meer uitgebreid lager onderwijs hebben gestaaD. Belanghebbenden moeten het verzoek om plaat sing vóór 20 dezer aan het departement van oor log inzenden. Landbouw. Schouwen-Duiveland, 8 Februari 1877. Met het oog op het rundvee leven we in een veel bewogen tijd, zoo begon de heer Marlet heien zijne te Zierikzee gehouden voordracht. De winst gevendheid van het vee toch is afhankelijk van de soort en van de hoeveelheid en hoedanigheid der voedingsmiddelen, die worden toegediend. De laatste zijn echter geen hoofdzaak, maar eene me dewerkende oorzaak tot welslagen. Allereerst dienen we te weten van welk veeras we ons voor onze bedoelingen moeten bedienen, namelijk of we vee noodig hebben geschikt voor de vetmesting of voor de melkgeving. Vet of melk, niet beide te gelijk, is de hoofdvraag. De omstandigheden en de plaats, waar men woont, moeten bij het doen onzer keuze voorzitten. In eene streek, waar de melk en de boter tegen groote prijzen verkocht worden, zal het streven om die te ver krijgen winstgevend zijn. Elders, waar het vleeseh gewild is en hooge waarde heeft en waar is dit niet zoo? zal de zuivelbereiding minder loonend zijn. Het oordeel, waar men zich alzoo met goed gevolg op het eene of het andere kan toeleggen, zal de ervaring ons leeren en door de omstandigheden aangewezen worden. Een veeras, dat voor beide eigenschappen gelijkelijk geschikt heid bezit, is er niet, en een melkgevende koe, die aanleg voor vetgroei heeft, is geen beste melk- geefster. Gebruikt zij een deel van haar voedsel voor de vorming van vleeseh en vet, dan zal zij dadelijk zeggen, als ik het wist. Maar ik kan er mij ter wereld niets van te binnen brengen." „Herinnert ge er u volstrekt niets van?" riep Frank nit. „Neen, niets hoegenaamd." Dat was een slag voor Frank. Op zijn goed hartig gelaat kon men de teleurstelling lezen- Charley, die in de zaak veel belang scheen te stellen, hield zijne knie met zijne armen omvat en zat aandachtig te luisteren. „Zoudt ge er nog niet op komen, oom, als ge n eens goed bedacht?" vroeg Frank. „Ik bedenk mij al," zei de majoor. „Ik heb de zaak nu voor mijn geest. Laat eens zien, wat waren de bepalingen van het testament ook? De Arendshorst zou aan mij komen en ja, dat is het als ik mij niet vergis, dan was ik ook tot universeel erfgenaam benoemd. Zooveel her inner ik mij nog." Frank begon te glimlachen en zei: „'t Zou ook vreemd zijn, oom, ais ge dat vergeten hadt. Maar tracht u nu nog iets meer te herinneren." „Laat eens zien," zei de majoor weêr, zijne hand over zijne kale kruin strijkende. „Er waren verscheidene legaten gemaakt, en ik geloof ja, dat geloof ik, Frank, dat uw naam aan het hoofd daarvan stond; maar, al kon ik er geld meê verdienen, ik kan mij niet te binnen brengen voor hoeveel." „Was het voor enkele ponden, of voor honder den, of voor duizenden?" vroeg Frank. spoedig minder melk geven. Zij, die beiden te gelijk willen, zijn modderaars. De Durham-rassen bezitten die eigenschappen wel in hooge mate, doch zijn niet wat men bepaald melkrassen noemt. Ma gere koeien: overvloedige meikgevers. De melk- opbrengst kan men, gelijk we de vorige maal hoorden, door prikkeling, licht overprikkeling, der melkklier wel verhoogen, doch men doe liever eene besliste keuze, dan een ras van twij felachtige waarde te nemen. Een ras dat, Da uit gemolken te zijn, nog geschiktheid bezit om gemest te kunnen worden, heeft een hoogere waarde dan een ander 'twelk dat vermogen mist, zooals onze oude Zeeuwsehe koe. Die kan men als ze uitge molken (vaar) is, wel zoogenaamd vet krijgen, maar 'tis er dan ook naar. DeDurhainmers heb ben daarvoor onbetwistbaar eene veel hooger waarde. De keuze is ingewikkeld en vereischt veel studie, inzicht en kennis, ook van de uiteenloopende stre ken. In Noord- en Zuid-Holland dwingt de natuur, met hare welige weilanden, tot een melkgevend ras. Waar dus deze of gene soort aanbevelens waardig is, laat ik in 't midden, dewijl men op de hoogte van dat alles moet wezen om een goed advies nit te brengen. Om de uitkomsten der vee-veredeling met juist heid te kunnen berekenen, heeft de wetenschap behoefte aan cijfers, is eene algemeene maatschap pelijke boekhouding, het bezoeken van landbouw tentoonstellingen en buitenlandsche plaatsen noodig De kennis der opbrengst van iets is veel te moeilijk te verkrijgen en velen zijn in hunne opgaven bovendien niet oprecht; terwijl de een ze opdrijft, blijft de ander beneden de werkelijkheid. Eene algemeene waardeering der statistiek zal daarin verbetering brengen en eene vergelijking der cijfers tot de waarheid leiden. De Engelsehe en Holland- sche runderen zijn beide hoog gewaardeerd en toch kunnen we niet uitmaken welke de voorkeur verdient, als we de cijfers missen, die ons daarvoor een vasten maatstaf moeten geven. Menigeen meent reeds alles gedaan te hebben, wanneer hij zich voor vee-veredeling, voor vee kruising wat eigenlijk nagenoeg hetzelfde is van een puik manlijk fokdier: een puiken hengst of een puiken stier bediend heeft, zonder daarbij te letten op de vrouwelijke fokdieren. Op beiden hebbe men gelijkelijk acht te geven, wil men geen half werk verrichten. Hier en daar heeft men flinke mannelijke fokdieren, en over 't algemeen steken zij bij de moederdieren voordeelig ai. De eigenschappen van bejde zijn echter erfelijk en planten zich op de jongen over. Zonder de aan neming dezer stelling valt de vraag der veredeling van haar voetstuk. De goede eigenschappen der fokdieren kunnen niet te hoog zijn, de kwade komen daarbij in aftrek, doch men moet geen kwade dulden, omdat ze, hoe gering ook, worden voortgeplant, en mogelijk in het jonge dier ver sterkt worden, 't Is waar dat de kwade eigen schappen der vrouwelijke fokdieren niet zoo uit gebreide gevolgen hebben als die der manlijke, omdat de eerste een veel kleiner getal voortbren gen dan de laatste, doch dit neemt niet weg dat ze bij geen van beide mogen aanwezig zijn. Over 't algemeen is men evenwel veel beter met de goede dan met de slechte hoedanigheden be kend en tezeer genegen omter wille der goede, de kwade over het hoofd te zien. Streef naar het volmaakte moei steeds en overal de leuze zijn. Hier en elders vindt men slechte voorbeel den en gebrek aan helder inzicht van hetgeen bij de kruising plaats heeft. Men kan ze zich het best voorstellen als eene mengeling van verschil lende kleuren. De oorspronkelijke kleur wordt door die onderlinge vermenging verzwakt,'vloeit met de andere ineenverliest haar krachtige tint, doch zal steeds het sterkst blijven spreken. Zoo zal de eigenschapdie bij de fokdieren het meest op den voorgrond treedt, bij eene kruising van verschillende rassenin het jonge diev het sterkst „Dat is het juist wat ik niet zeggen kan. 't Is of mijn heele memorie op den loop is. Als men oud wordt, Frank, gaat het geheugen weg." „Ik herinner mij nog oom, wat ge in dien tijd tegen mij gezegd hebt; uwe woorden waren, dat ik er voor eene goede som in stond." „Heb ik dat gezegd? Wanneer?" „Toen ge uit Londen terug waart gekomen en aan tante meêdeeling deedt van den inhoud van het testament. Ik was er bij en het gebeurde in deze zelfde kamer. Ge keerdet n tot mij eu zeï ditGij staat er voor eene goede som in, Frank." „Zet ik niet hoeveel het was?" „Neen, en ik durfde het op dat oogenblik niet vragen. Natuurlijk was het u bekend hoeveel het bedroeg." „Zeker; want ik had het testament gelezen." „Ik wenschte, dat ge 't u herinneren kondt." „Ik ook. Ik moest het mij herinneren. Maar ik zal er mij eens op beslapen en misschien zal ik het dan morgen ochtend weten." „Waar is het testament?" vroeg Charles, zich voor het eerst in het gesprek mengende. „Hebt g ij het niet in uw bezit, papa De majoor nam zijne lange pijp uit den mond en wees met den steel naar een oud bureau, dat naast den schoorsteen stond. Het bovengedeelte was altijd gesloten en bevatte zijne papieren en zaken van waarde; het benedengedeelte bestond uit drie laden, waar mevrouw en de kinderen gedurig gebruik van maakten. „Daar ligt het," zet de majoor. „Ik heb het uitgedrukt zijn zijn meesten invloed doen gelden, en dit is een punt van practisch gewicht. Hoe veel van de goede en hoeveel van de kwade eigen schappen er nu bij eene kruising overgaanis onder geene bepaalde cijfers te brengenen dus verkeerd om te spreken van een dier van half- of kwartbloed. De goede eigenschappen moet men vermeerderen en de kwade bestrijden. Is men eenmaal met de kruising begonnen dan moet men ook beslistconsequent handelengeen zijpaden bewandelenen zich daardoor bewaren voor iets, dat in de wetenschap bekend is als terugslagen ontstaat door een verkeerde handeling bij het kruisen, die tengevolge heeft dat de kwade eigenschappen van het raswaarmee men de krui sing begon, in latere geslachten sterker op den voorgrond treden. Bij het aankoopen van fokvee mag er van geene kapitaalbesparing sprake zijn, daar dit eene ver keerde zuinigheid is. Eene overplanting van puike eigenschappen is loonend voor vele jaren. Men moet steeds zoo handeion, dat de oorspronkelijk goede eigenschappen blijven voortduren en de oorspronkelgk kwade verminderen, zoo mogelijk geheel verdwijnen. Goede en slechte veeslagen zijn producten Van menschelijke handelwijzen. De voedering der stieren moet verschillend zijn, naarmate men er al of niet diensten van vordert, en van hen liefst geen dienst vorderen voor ze twee jaren oud zijndewijl men dan gevaar loopt zwakke kalvers te krijgen. Stikstofhoudend voed sel is een eerste vereischte. Hooi met zijne phos- phorzure zouten als onderhoudsvoedsel en haver als aanvulling wanneer hij dienst doetis uitste kend. Een doorloopende stalvoedering is voor hen het best, beter dan het loopen in de weide. Het stofwisselingproees bij de bevruchting, en kele stierhoedanigheden en stiervereischten, moet ik uit den aard der zaak hier met stilzwijgen voorbijgaan. Paulus wilde liever nooit vleeseh eten dan zijn broeder te ergeren, en ik liever geen verslaggever zijn, dan een der lieve schoonen te krenken. De rundveevoedering moet gelijkmatig zijn; door plotselinge overgangen wordt het verteringsver mogen gewelddadig gekrenkt. Naast lijn-, maïs- koeken en palp, is groen voedsel, ook in den winter, der dieren en dus ons belang. Groen, niet wat de kleur betreft, maar gröen voedsel dat de natuurlijke watergehalte bevat. Kaf, hooi en stroo doen daarbij goede diensten ."Mangels met gesne den stroo b. v. maken het eten gemakkelijker verteerbaar. Eene bijmenging van kaf, hooi en stroo is noodig voor het verkrijgen der noodige hoeveelheid stikstof, die in groen voeder ontbreekt, en in pulp slechts tot een bedrag van twintig percent voorkomt. Evenais in Frankrijk en Duitschland, zorge men dus, door inkuiling in den zomer, voor groen voeder in den winter. Wortelgewassen, klavers, paardentant, maïs, alle groen voedsel, kan men in kuilen bewaren, als men maar zorgt dat het vocht en de warmte er uit en de lucht er niet inkunne, blijven ze hun goede eigenschappen bewaren; sommige worden zelfs verhoogd. Drachtige dieren, meenen sommigen, hebben dubbel voedsel noodig, doch dat is overdreven en verkeerd. Hunne voeding moet gegrond zijn op het levend gewicht dat ze hebben en berekend op het tijdperk van hun dracht, Eene slechte voeding en eene slechte zorg maken vaak deze dieren te zwak om het kalven behoorlijk te doen afioopen. Bovendien is het jonge dier daardoor reeds in het moederlichaam totaal bedorven en ongeschikt om goede eigenschappen over te nemen en voort te planten. Zie maar eens naar eene plant, die in hare jeugd verdrukt wordt en kwijnt, wat ze wordt en voorbrengt. Zoo is het ook met jouge dieren: ze komen het nooit te boven. Een goede behandeling, kennis van de samenstelling, van de hoedanigheid en de hoeveelheid van het daar weggeborgen toen ik te huis kwam en er sedert nooit meer naar omgezien." En alsof hem plotseling de lust beving er nu eens naar te kijken, legde hij zijne pijp neêr, haalde een bos sleutels uit zijn zak en maakte het bureau open. Men zag van boven eene rij loketten, daaronder aan elke zijde drie kleine ondiepe laadjes en in 't midden daartusschen eene grootere en diepere lade. Met een ander sleuteltje ontsloot hij deze lade, haalde die er uit en zette haar op de tafel. Men zag er twee verzegelde perkamenten in liggen. „Dat is het," zeï hij, een daarvan opnemende. „Lees het opschrift maar: Testament van me vrouw Anna Atkinson. En dat is mijn testa ment," voegde hij er met een blik op het andere stuk bij. „Ge weet dus, Charley, waar ge dat in voorkomend geval zoeken moet. Niet dat het iemand uwer van veel voordeel zal zijn, zooals de zaken thans staan, mijn jongen maar als wij den Arendshorst eens hebben, zal het heel anders met ons gesteld zijn." Frank had intusschen het pakketje uit de hand van den majoor genomen en bekeek het zegel, een groot rood cachet met indrukwekkende figu ren er op. „Zou het niet gepermitteerd zijn, dit stuk open te doen?" vroeg Frank. „Ik mag het niet openen," antwoordde de majoor langzaam, doch stellig zijn hoofd schuddende. „Ofschoon ik den inhoud ken of ten minste indertijd kende zou het een misbruik va» voedsel, is een allereerste en noodzakelijke eisch voor fokdieren, voor eene beredeneerde vee-ver edeling. Wordt vervolgd.) Onlangs werd in de verschillende dagbladen melding gemaakt van het koninklijk besluit, waarbij o. m. bepaald werd, dat de manschappen der infanterie voortaan minstens 50 cent per 5 dagen als zakgeld zouden ontvangen. Als een treffend voorbeeld der duidelijkheid van sommige ministerieele aanschrijvingen en toe lichtende militaire orders kan dienen, dat na ont vangst dezer aanschrijving in verschillende garni zoenen twijfel ontstond, of als vroeger een mini mum van 25 of wel van 50 cent moest worden uitbetaald. Een drukke correspondentie tusschen verschillende militaire autoriteiten, ook langs tele- grafischen weg, volgde hierop tegen den dag der uitbetaling, en wel met zoo weinig resultaat, dat op 5 dezer bij sommige compagnieën het zakgeld van voorheen, bij andere dat van 50 cent werd uitbetaald. Niemand kan thans nog met zekerheid zeggen wat de bedoeling dezer aanschrijving is. Het Becueil- militair bevat zoo ontelbaar veel niet ver vallen aanschrijvingen, besluiten en gewijzigde besluiten omtrent dit punt, dat men het onlangs door den minister geprovoceerde koninklijk besluit naar goedvinden kan toepassen. Reeds jaren ziet het leger uit naar een beknopt codedat de bijna 100 deelen Beeueil-militair ver vangt. Het wordt dringend tijd dat deze Augias stal gereinigd worde, en onder de officieren, niet van den ouden administratieven sleur doortrokken, zal wel een Hercules te vinden zijn, die daartoe in staat is. (HU.) In November jl. had te Koudekerke bij gele genheid eener verkooping eene vechtpartij plaats tusschen eenige landbouwerszoons uit verschillende gemeenten. Dientengevolge werd tegen een vijf tal, drie uit Middelburg en twee uit Grijps- kerke, eene rechtsvervolging ingesteld, waarvan de uitslag was dat de rechtbank alhier heden een hunner tot eene maand en de vier anderen ieder tot veertien dagen cellulaire gevangenisstraf ver oordeelde. Na afloop van de zitting der arrondissements rechtbank te Goes van Zaterdag 11. had een niet alledaagsch voorval plaats. Zekere zich noemende Charles Louis de Caluwe, tijdelijk gedetineerd in het huis van arrest ter zake van zoutsmokkelarij had te dier zake in die zitting terecht gestaan en werd daarvoor tot eene geldboete veroordeeld, waarop zijne onmiddellijke invrijheidstelling volgde, zoodat hij zich reeds op Goesche vrije wegen bevond. Intusschen werd bericht ontvangen, dat genoemde veroordeelde niemand anders bon zijn dan de, ter zake van crimineelen diefstal in den nacht van 24 op 25 September 1876 onder Clinge gepleegd, gesignaleerde Petrus van Bunderen, bijgenaamd Kallooder. Dit gaf aanleiding om hem de voortzetting van zijne wandeling langs den Singel te verhinderen, en hem zijn oud logement (huis van arrest) nog maals te doen binnentreden. Aldaar ondervraagd, bleef hij halsstarrig volhouden de Caluwe genaamd te zijn, naar aanleiding waarvan Woensdag een groot aantal getuigen, zoo uit het vierde district als uit België, waren opgeroepen, teneinde den gewaanden de Caluwe te herkennen. Allen waren dan ook eenstemmig in hunne herkenning van Petrus van Bunderen in genoemden persoon, en hoe onaangenaam die hernieuwde kennismaking vertrouwen zijn als ik het opende. Uwe tante Anna verzegelde zelve het stuk in mijne tegen woordigheid nadat ik het gelezen had en zei, toen zij het mij overgaf: „„Laat dit nu niet geopend worden, Francis, vóórdat ik dood ben."" Ge ziet dus, dat ik het niet mag doen." „Neen, dan mag ik het natuurlijk niet vergen," hernam Frank. „Misschien zult ge 't u beter herinneren, zooals go zelf zegt, oom, als ge er eens op geslapen hebt." „Ja, dat is wel mogelijk. Het staat mij ten minste voor, dat het legaat nog al de moeite waard was." „Wat noemt ge de moeite waard?" vroeg Frank nieuwsgierig. „Twee of drieduizend pond." „Nu, dat mocht ik wel lijden!" riep de jong man met een verblijd gelaat uit. „Met zulk eene som zon ik de wereld kunnen koopen." Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 2